Onderwijs- en opleidingsmonitor 2020

Onderwijs- en opleidingsmonitor 2020

Nederland

1. Kernindicatoren

Figuur 1 – Overzicht kernindicatoren
Nederland EU-27
2009 2019 2009 2019
ET 2020-benchmarks
Vroegtijdige verlaters van onderwijs en opleiding (18-24 jaar) 11.3% 7.5% 14.0% 10.2%
Afgestudeerden hoger onderwijs (30-34 jaar) 38.3% 51.4% 31.1% 40.3%
Onderwijs voor jonge kinderen
(vanaf 4 jaar tot de schoolplichtige leeftijd)
99.5% 96.9%18 90.3% 94.8%18
Aandeel 15-jarigen met ondermaatse prestaties voor: Lezen 14.3% 24.1%18 19.3% 22.5%18
Wiskunde 13.4% 15.8%18 22.2% 22.9%18
Wetenschap 13.2% 20.0%18 17.8% 22.3%18
Arbeidsparticipatie van pas afgestudeerden per opleidingsniveau (20-34 jaar, afgestudeerd in de 3 jaar voor het referentiejaar) ISCED 3-8 92.3% 91.9% 78.0% 80.9%
Deelname van volwassenen aan leren (25-64 jaar) ISCED 0-8 17.1% 19.5% 7.9% 10.8%b
Leermobiliteit Afgestudeerden met diplomamobiliteit (ISCED 5-8) : 2.8%18 : 4.3%18
Afgestudeerden met studiepuntenmobiliteit (ISCED 5-8) : 22.5%18 : 9.1%18
Aanvullende contextuele indicatoren
Investeringen in onderwijs Overheidsuitgaven voor onderwijs uitgedrukt als percentage van het bbp 5.6% 5.1% 18 5.1% 4.6%18
Uitgaven per student voor publieke en private instellingen in EUR (KKS) ISCED 1-2 €7 41912 €7 60917 €6 072d, 12 €6 240d, 16
ISCED 3-4 €9 40912 €9 87317 :12 €7 757d, 16
ISCED 5-8 €14 66712 €14 13917 €9 679d, 12 €9 977d, 16
Vroegtijdige verlaters van onderwijs en opleiding (18-24 jaar) Autochtonen 11.2% 7.2% 12.6% 8.9%
Geboren in het buitenland 13.6% 11.6% 29.3% 22.2%
Afgestudeerden hoger onderwijs(30-34 jaar) Autochtonen 39.7% 52.7% 32.0% 41.3%
Geboren in het buitenland 30.9% 45.6% 25.1% 35.3%
Arbeidsparticipatie van pas afgestudeerden per opleidingsniveau(20-34 jaar, afgestudeerd in de 3 jaar voor het referentiejaar) ISCED 3-4 90.4% 88.8% 72.2% 75.9%
ISCED 5-8 93.6% 94.0% 83.7% 85.0%

Bronnen: Eurostat; OESO (PISA); De cijfers in verband met de leermobiliteit zijn door het DG EAC berekend op basis van UOE-gegevens uit 2018. Nadere informatie is te vinden in bijlage I en in het eerste deel (ec.europa.eu/education/monitor). (ec.europa.eu/education/monitor).
Opmerkingen: Spanje is niet opgenomen in de PISA-gemiddelden voor lezen van de EU voor 2018; b = onderbreking in tijdreeks; d = verschillende definitie; u = lage betrouwbaarheid; : = niet beschikbaar; 12 = 2012, 16 = 2016, 17 = 2017, 18 = 2018.

Figuur 2 - Positie ten opzichte van de lidstaten met de beste en de slechtste prestaties

Bron:DG EAC, op basis van gegevens van Eurostat (LFS 2019, UOE 2018) en OESO (PISA 2018).

2. Belangrijkste punten

  • Digitale vaardigheden en het aantal scholen dat digitaal onderwijs actief promoot, liggen boven het EU-gemiddelde.
  • De basisvaardigheden zijn afgenomen en de verschillen in de prestatieniveaus tussen de scholen blijven groot.
  • De kwaliteitsafspraken voor 2019 2022 zijn bedoeld om de kwaliteit van beroepsonderwijs en opleiding verder te verbeteren.
  • De recente maatregelen in het tertiair onderwijs hebben tot doel de kwaliteit te verbeteren en de toegang te waarborgen.

3. Aandacht voor digitaal onderwijs

De digitale vaardigheden liggen boven het EU-gemiddelde. Volgens de index van de digitale economie en maatschappij (DESI) van 2019 meldt 92 % van de jongeren (16 19 jaar) dat ze minimaal over digitale basisvaardigheden beschikken, vergeleken met het EU 27-gemiddelde van 82 %. 77 % van deze leeftijdsgroep zegt over de vaardigheden van een gevorderde internetgebruiker te beschikken, waarmee Nederland op de vijfde plaats komt te staan. Wat ICT-specialisten betreft, ligt Nederland met 5,0 % van de totale werkgelegenheid boven het EU 27-gemiddelde. Op het gebied van internettoegang thuis scoort Nederland met 98 % het hoogst in de EU (CBS, 2019). In de Index of Readiness for Digital Lifelong Learning (index van de gereedheid van digitale vaardigheden voor een leven lang leren) komt Nederland op de tweede plaats in Europa. Het land scoort bijzonder goed op het gebied van instellingen en beleid voor digitaal leren en de beschikbaarheid van digitaal leren (CEPS, 2019).

Met de Digitaliseringsagenda primair en voortgezet onderwijs wordt het gebruik van nieuwe technologieën gestimuleerd. De agenda is in 2019 vastgesteld (OCW, 2019a) als onderdeel van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie, met als doelstelling het stimuleren van innovatie in het onderwijs, het verbeteren van de digitale vaardigheden van leerkrachten en leerlingen, zorgen dat de IT-infrastructuur veilig en betrouwbaar is, en bewustmaking omtrent de ethische aspecten van digitalisering. Daarnaast bestaan er verwante aanvullende programma’s, zoals het nationale opleidingsprogramma “Digitale leerkracht”, dat bedoeld is om de digitale vaardigheden van basisschoolleerkrachten te verbeteren. Via het programma “Geef IT Door” kunnen middelbare scholen IT-professionals uitnodigen om een gastles te geven. Het door de overheid gefinancierde expertisecentrum Mediawijzer.net biedt links naar meer dan 1 000 organisaties op het gebied van mediageletterdheid die publieke campagnes organiseren, onderzoek doen of onderwijsdiensten aanbieden. In het nieuwe nationale onderwijsprogramma dat thans wordt voorbereid, worden vier domeinen van digitale geletterdheid behandeld: computervaardigheden, mediageletterdheid, ICT-basisvaardigheden en computergericht denken.

Scholen krijgen financiering en professioneel advies om hun ICT-infrastructuur te ontwikkelen. Het aantal scholen dat over een goede digitale omgeving beschikt op ISCED-niveau 1 en 2 is hoger dan het Europese gemiddelde (Deloitte et al., 2019). Dergelijke scholen beschikken over schoolstrategieën met betrekking tot het gebruik van digitale technologieën bij het lesgeven en het leren, en bevorderen de professionele ontwikkeling van leraren in hoge mate. Het aantal scholen met hogesnelheidsconnectiviteit is met 35 % drie keer zo hoog als het EU-gemiddelde (Deloitte et al., 2019). In 2017 heeft een aantal schoolbesturen in het primair en voortgezet onderwijs SIVON opgericht, een samenwerkingsverband voor het gezamenlijk inkopen van ICT-hulpmiddelen en diensten. SIVON werkt samen met Kennisnet, de publieke organisatie voor onderwijs en ICT. Kennisnet ontwikkelde een stapsgewijze handleiding voor scholen voor het selecteren van digitale leermiddelen en stelde samen met schoolbesturen een catalogus samen op basis van informatie van educatieve uitgeverijen en aanbieders (Koppelpunt Catalogusinformatie) om scholen een gratis, transparant en uitgebreid overzicht te geven van beschikbare digitale leermiddelen.

Tijdens de sluiting van de scholen kregen scholen hulp en aanvullende financiering. Kennisnet riep een speciale dienst in het leven om scholen te helpen bij het organiseren van afstandsonderwijs, het plannen van lessen en het krijgen van een overzicht van de beschikbare bronnen. De dienst bood ook advies en informatie aan ouders voor het begeleiden van hun kinderen bij het leren thuis. De regering trok 2,5 miljoen EUR uit om laptops aan te schaffen voor leerlingen die niet over de juiste apparatuur voor afstandsonderwijs beschikten. Daarnaast boden een aantal gemeenten, ngo’s en dienstverleners gratis apparatuur en internettoegang aan tijdens de lockdown. Instellingen voor hoger onderwijs hebben de onderwijsactiviteiten op locatie opgeschort en het academisch jaar 2019 2020 afgerond in de vorm van afstandsonderwijs.

4. Investeren in onderwijs en opleiding

De overheidsuitgaven voor onderwijs zijn stabiel gebleven. In 2018 bedroegen de uitgaven voor primair tot tertiair onderwijs 5,1 % van het bruto binnenlands product (bbp) van Nederland, ruim boven het EU-gemiddelde van 4,6 %. De overheidsuitgaven voor onderwijs waren ook hoger dan het EU-gemiddelde als percentage van de totale overheidsuitgaven (12,1 %; EU 27 9,9 %). In reële termen zijn de uitgaven voor onderwijs in 2018 met 1,0 % gestegen. De uitgaven daalden in het kleuter- en lager onderwijs met 0,8 % en stegen met 0,2 % in het secundair en postsecundair niet-tertiair onderwijs en met 4,5 % in het tertiair onderwijs. Dit hangt samen met financiering op basis van het aantal leerlingen; in het basisonderwijs is dit aantal sinds 2008 afgenomen. Het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs neemt sinds 2016 af (CBS, 2019).

De bevolking in de schoolgaande leeftijd wordt kleiner en diverser. Het aantal leerlingen in zowel het basis- als het voortgezet onderwijs is de afgelopen jaren gedaald, en deze tendens zal naar verwachting doorzetten (Overheid, 2019a). In dezelfde periode zijn de aantallen in het speciaal onderwijs (so) en in het speciaal basisonderwijs1 voortdurend gestegen. Migranten en autochtonen met een migratieachtergrond vertegenwoordigden in 2018 23,1 % van de bevolking. Van deze bijna 4 miljoen mensen komen er ongeveer 2 miljoen uit niet-westerse landen, bijna een verdubbeling van het aantal mensen met een niet-westerse migratieachtergrond sinds 1996 (MPI, 2019). Ongeveer een kwart van de leerlingen van de schoolbevolking heeft een migratieachtergrond: 8 % westerse migranten en 18 % niet-westerse migranten van de eerste of tweede generatie (Inspectie van het Onderwijs, 2020a). De diversiteit zal waarschijnlijk verder toenemen, aangezien het percentage leerlingen met een migratieachtergrond onder de nieuwe leerlingen ongeveer 30 % bedraagt.

5. Modernisering van het onderwijs voor jonge kinderen en het schoolonderwijs

De participatiegraad binnen onderwijs voor jonge kinderen (OJK) is hoog en recente investeringen zijn gericht op het verbeteren van de kwaliteit en de participatietijd.Vanaf de leeftijd van vier jaar neemt 96,9 % van de kinderen deel aan OJK, tegenover een EU-gemiddelde van 94,8 %. In 2018 ging 56,8 % van de kinderen onder de drie jaar naar de kinderopvang (EU-gemiddelde 34,7 %). Voor 2020 heeft de overheid 170 miljoen EUR extra beschikbaar gesteld voor de verbetering van de kwaliteit van OJK (OCW, 2018a). Die investering is bedoeld om het aantal participatie-uren voor kinderen ouder dan 18 maanden te verhogen naar 960 (wat overeenkomt met 16 uur per week), het opleidingsniveau van het OJK-personeel te verhogen naar tertiair onderwijs, gelijke onderwijsmogelijkheden te evalueren en gemeenten en OJK-aanbieders die zich inzetten om onderwijsachterstanden terug te dringen, te ondersteunen.

De basisvaardigheden zoals gemeten in het OESO-programma voor de internationale beoordeling van studenten (PISA) zijn afgenomen. In 2018 behaalden Nederlandse studenten de op een na hoogste gemiddelde score voor wiskunde in de EU, en hun prestaties voor wetenschap lagen ook aanzienlijk hoger dan het EU-gemiddelde. De gemiddelde prestatie voor lezen (485) was echter op het laagste niveau ooit waargenomen en voor het eerst onder het EU 27-gemiddelde (487). Op de lange termijn is op de drie gebieden een neerwaartse trend in gemiddelde scores waar te nemen (figuur 3). Het percentage toppresteerders (niveau 5 of 6) voor wetenschap en wiskunde ligt boven het EU-gemiddelde, maar is sinds 2009 op de drie gebieden gedaald. Het percentage ondermaats presterende leerlingen ligt dicht bij de EU-doelstelling van 15 % voor wiskunde (15,8 %; EU 22,9 %), maar erboven voor wetenschap (20 %; EU 22,3 %) en met name voor lezen (24,1 %; EU 22,5 %).

Figuur 3 - Trends in prestaties voor lezen, wiskunde en wetenschap, in gemiddelde PISA-score, 2003-2018

Bron: OESO (2019), PISA 2018 Database.

De meerderheid van de leerlingen met een migratieachtergrond presteert ondermaats en de verschillen in de prestatieniveaus tussen de scholen blijven groot. Het percentage slecht presterende leerlingen is vooral hoog (56 %) onder leerlingen die in het buitenland zijn geboren. Autochtone leerlingen met een migratieachtergrond halen de achterstand slechts gedeeltelijk in. Verschillen tussen scholen hebben de meeste invloed op de prestaties van leerlingen van alle EU-landen, als gevolg van de vroege selectie van leerlingen op grond van hun mogelijkheden. De impact van de sociaaleconomische achtergrond op de prestaties van leerlingen ligt gelijk aan het EU-gemiddelde.

Studenten zijn blij met school, maar zijn het lezen beu. De meeste leerlingen hebben het gevoel dat ze thuishoren op school (76 %) en het percentage leerlingen dat melding maakt van pesten (12 %) was het laagste in de EU. Wanneer men naar de deelvaardigheden voor lezen kijkt, scoren Nederlandse studenten goed op het zoeken naar informatie, maar minder op reflectie en evaluatie. Zij zijn de minst gemotiveerde lezers binnen de OESO: ongeveer 60 % leest alleen wanneer het nodig is of om informatie op te zoeken. Bijna de helft geeft aan dat ze lezen tijdverspilling vinden, een gebrek aan motivatie dat door nationale enquêtes wordt bevestigd. De Onderwijs- en Cultuurraden hebben in juni 2019 aanbevelingen gedaan om studenten meer en beter te laten lezen (Onderwijsraad, 2019a).

Het percentage vroegtijdige schoolverlaters ligt onder de nationale doelstelling van Europa 2020, maar is recent wel gestegen.De doelstelling voor Europa 2020 van Nederland wat het percentage vroegtijdige schoolverlaters betreft, was 8 % tegen 2020: deze doelstelling is in 2016 gehaald. De lichte stijging in 2018 zette zich in 2019 voort en staat nu op 7,5 % (EU-gemiddelde 10,2 %). Nederland heeft ook een andere gerelateerde nationale doelstelling gesteld: om het aantal jongeren dat het onderwijs tijdens het schooljaar heeft verlaten zonder basiskwalificatie terug te brengen tot maximaal 20 000. Dit aantal begon in 2016/2017 te stijgen en bereikte in 2018/2019 de 26 894 (Onderwijs in cijfers, 2020). De doelstelling om dit aantal tegen 2021 terug te brengen tot maximaal 20 000 lijkt dan ook minder haalbaar dan voorheen. Met een wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in juni 2018 is samenwerking tussen scholen en gemeenten ter bestrijding van vroegtijdig schoolverlaten verplicht geworden (Overheid, 2018). Er zijn drie belangrijke preventieve maatregelen. Ten eerste verstrekt de regering 80 miljoen EUR aan de regio’s om de met scholen en gemeenten overeengekomen maatregelen uit te voeren. Ten tweede is er een prestatiegebonden financieringsregeling, waardoor middelbare scholen met lage uitval extra beloond worden. De beschikbare financieringspot bedraagt ruim 17 miljoen EUR. Ten slotte moeten mbo-scholen sinds 2019 plannen over de aanpak van vroegtijdig schoolverlaten in hun kwaliteitsovereenkomst opnemen, op basis waarvan ze financiering ontvangen. In februari 2019 heeft de Onderwijsraad aanbevelingen gepubliceerd voor de preventie van schooluitval (Onderwijsraad, 2019). Een daarvan was het integreren van de beroepsgerichte leerwegen vmbo en mbo om het aantal overgangen te verminderen, aangezien overgangen een groot risico op uitval met zich meebrengen.

De inspanningen om verzuim tegen te gaan, zijn geïntensiveerd.In 2016 is tussen de overheid, schoolbesturen in het basis- en voortgezet onderwijs en de landelijke vereniging van gemeenten een Thuiszitterspact (Overheid, 2016) ondertekend om het aantal thuiszitters te verminderen. Dit zijn leerplichtige leerlingen die zonder geldige reden langer dan drie maanden van school zijn gebleven. Ondanks alle inspanningen was het aantal thuiszittende leerlingen eind 2019 gestegen tot 4 790. Er is tot een versnelde agenda besloten door de partners bij het pact: acties omvatten onder meer het bindend maken van de uitspraken van de Geschillencommissie passend onderwijs over de plaatsing van leerlingen in passende onderwijsomgevingen. Het Ministerie van Onderwijs wil ook betere voorlichting geven aan ouders en de zorgplicht van scholen versterken. De naleving van de zorgplicht maakt vanaf november 2019 onderdeel uit van de vierjaarlijkse schoolevaluatie door de Inspectie van het Onderwijs.

Door fragmentatie in het schoolsysteem kan de gelijkheid in het gedrang komen.In Nederland hebben verschillen tussen scholen de meeste invloed op de prestaties van leerlingen van alle EU-landen. Dat betekent dat de prestaties van individuele leerlingen sterk verband houden met de school die zij kiezen en het onderwijstraject dat hier wordt aangeboden. Scholen kunnen een onderwijsprogramma kiezen met een specifiek profiel, zoals wetenschap, cultuur of mediageletterdheid, of met een speciaal onderwijsconcept, zoals montessori- of Agoraonderwijs. Het aantal van deze speciale profielscholen is sinds 2000 sterk toegenomen, met name binnen het voortgezet onderwijs (Inspectie van het Onderwijs, 2019). De Onderwijsraad heeft gewaarschuwd voor deze toenemende fragmentatie, vanwege het feit dat deze tot versterkte segregatie en versmalling van leertrajecten zou kunnen leiden (Onderwijsraad, 2019b). In 2019 stelde het ministerie extra geld beschikbaar voor lokale of regionale projecten ter bevordering van gelijkheid in het onderwijs. Voor financiering in aanmerking komende activiteiten zijn onder meer het opleiden van leerkrachten in het basisonderwijs over het oriëntatieadvies dat de schoolloopbaan van leerlingen bepaalt, het ontwikkelen van onderwijsinnovaties, activiteiten om de betrokkenheid van laagopgeleide ouders bij het onderwijs van hun kinderen te vergroten, en coaching en loopbaanoriëntatie voor leerlingen met laagopgeleide ouders. In totaal werd voor 2019 3 920 miljoen EUR aan financiering toegewezen en voor 2020 3 080 miljoen EUR.

Nederland kampt met een toenemend lerarentekort. Op basis van de huidige trends zal het lerarentekort op basisscholen over tien jaar naar verwachting 8 000 voltijdsequivalenten bedragen (Overheid, 2019b). Van alle basisschoolleerkrachten is 35 % vijftig jaar of ouder, en slechts een op de drie leerkrachten werkt voltijds. Het lerarentekort zal het grootst (9,5 %) zijn in de Randstad, waar de vier grootste steden toe behoren (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) en de omliggende gebieden (Inspectie van het Onderwijs, 2020). Buiten de Randstad zal het gemiddelde lerarentekort op 2,5 % liggen. In december 2019 heeft de overheid een reeks maatregelen aangekondigd om het lerarentekort tegen te gaan (Overheid, 2019c). Dit zijn onder meer investeringen in het tegengaan van tekorten in de Randstad, aanvullende financiering voor permanente beroepsontwikkeling en voor het verlichten van de werkdruk van leerkrachten, investeringen in de initiële lerarenopleiding en begeleiding door een mentor aan het begin van de loopbaan. In zijn formele advies uit 2018 heeft de Onderwijsraad flexibelere structuren voorgesteld voor de initiële lerarenopleiding, evenals werkafspraken ter ondersteuning van permanente beroepsontwikkeling binnen scholen. De Raad deed ook de aanbeveling om specialisaties aan te bieden in het lesgeven aan een bepaalde leeftijdsgroep en in kwalificaties voor een aantal onderwijssectoren en vakgebieden. Naar aanleiding van het advies heeft de overheid eind 2019 een commissie van deskundigen aangesteld die met plannen moet komen om het kwalificatiesysteem aan te passen.

De verdeling van bevoegde leerkrachten verschilt sterk per regio en volgens de samenstelling van de schoolbevolking. In het basisonderwijs geven leerkrachten met een masterdiploma vaker les op scholen met een hoog percentage leerlingen met hoogopgeleide ouders. Het percentage leerkrachten met een niet-westerse migratieachtergrond is slechts 3,7 % (Inspectie van het Onderwijs, 2020) en zij geven vaker les op scholen met meer leerlingen met een soortgelijke achtergrond. De tekorten zijn groter op scholen waar de meerderheid van niet-westerse afkomst is: in 2017/2018 was 13 % van de scholen waar 0 25 % van de leerlingen een migratieachtergrond had, op zoek naar leerkrachten via banenwebsites, tegenover 48 % van de scholen waar 75 100 % van de leerlingen een migratieachtergrond had (figuur 4). Het percentage lessen dat door onbevoegde leerkrachten wordt gegeven, is ook hoger binnen het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) dan in het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo en vwo).

Figuur 4 - Verschillen tussen basisscholen in hun zoektocht naar leerkrachten, in procenten, 2018

Bron: Inspectie van het Onderwijs (2019).

De herziening van het onderwijsprogramma staat nog steeds op de agenda. In 2015 heeft het Ministerie van Onderwijs een adviescommissie opgericht, “Platform Onderwijs2032”, om na te denken over de toekomst van het onderwijs en aanbevelingen te doen voor hervormingen. De commissie startte een landelijke dialoog over het leerplan voor leerplichtonderwijs. Op basis van de openbare raadpleging heeft het Platform in 2016 een voorstel gepresenteerd. In 2018 zijn bijna 150 leerkrachten en schoolleiders in teams gaan samenwerken op negen leergebieden, met als doel om tegen het najaar van 2019 een algemeen concept en de bouwstenen voor elk gebied voor te stellen. De minister van Onderwijs heeft eind 2019 een advies aan de Tweede Kamer uitgebracht over deze voorstellen. Tijdens besprekingen in maart 2020 was het Parlement verdeeld over de voortzetting van de curriculumherziening in haar huidige vorm. Afgesproken is dat er een tijdelijke wetenschappelijke commissie wordt ingesteld om de vervolgstappen te beheren (OCW, 2020a). De commissie brengt vakspecialisten en curriculumdeskundigen samen om nieuwe kerndoelen voor het primair en voortgezet onderwijs te ontwikkelen.

Er zijn speciale maatregelen genomen om de negatieve gevolgen van de sluiting van de scholen in verband met de COVID 19-pandemie tussen maart en mei te beperken. In april heeft de Inspectie van het Onderwijs een representatieve enquête gehouden onder basisscholen over hoe zij afstandsonderwijs hebben geregeld (Inspectie van het Onderwijs, 2020b). 94 % van de scholen gaf aan dat de overstap goed is verlopen. Op 84 % van de scholen namen bijna alle leerlingen voor 100 % deel; op 14 % van de scholen bedroeg dit percentage 75 %. De belangrijkste belemmeringen voor deelname waren beperkte steun van ouders, problemen met autonoom werken en slechte taalvaardigheid. In juni is er een subsidie in het leven geroepen voor scholen om buitenschoolse ondersteuningsprogramma’s te organiseren voor leerlingen die tijdens de lockdown een leerachterstand hebben opgelopen (OCW, 2020b).

6. Modernisering van beroepsonderwijs en -opleiding

Afgestudeerden van beroepsonderwijs en opleiding doen het goed op de arbeidsmarkt. Van degenen die recent beroepsonderwijs en opleiding hadden afgerond, had in 2019 90,4 % een baan, een van de hoogste percentages in de EU, waar het gemiddelde 79,1 % bedraagt. Volgens een werkgeversonderzoek was de vraag naar professionals met een kwalificatie voor secundair beroepsonderwijs en opleiding zelfs groter dan die naar afgestudeerden in het tertiair onderwijs (UWV, 2019). Bij meer dan de helft van de vacatures waren professionals met een mbo-kwalificatie nodig, terwijl voor een derde hooggeschoolden nodig waren. Het percentage leerlingen in beroepsonderwijs en -opleiding onder de totale populatie van het hoger secundair onderwijs is hoog, namelijk 67,5 % in 2018 (EU-gemiddelde 48,4 %).

De kwaliteitsafspraken voor 2019 2022 zijn bedoeld om de kwaliteit van beroepsonderwijs en -opleiding verder te verbeteren. Het doel van de in 2015 aangenomen Wet macrodoelmatigheid beroepsonderwijs was het verbeteren van de koppeling tussen beroepsonderwijs en -opleiding en de vraag op de arbeidsmarkt (OESO, 2018). Via deze wet worden scholen gestimuleerd om samen te werken in plaats van met elkaar te concurreren, om zo te voorkomen dat meerdere scholen in hetzelfde gebied soortgelijke opleidingen aanbieden. Voordat zij met nieuwe onderwijsprogramma’s van start gaan, moeten scholen hun plannen op elkaar afstemmen. Door de kwaliteitsafspraken uit 2018 kan elke mbo-school haar eigen strategie en prioriteiten voor 2019 2022 bepalen, in overleg met regionale partners (OCW, 2018b). Jaarlijks is er ongeveer 400 miljoen EUR aan financiering beschikbaar voor de kwaliteitsafspraken, waarvan 25 % prestatiegebonden is. Sinds 2019 kunnen mbo-scholen en algemene middelbare scholen samen subsidie aanvragen om de lerarentekorten in hun regio te bestrijden (Overheid, 2019c). Deze subsidies kunnen oplopen tot 250 000 EUR per regio, en zelfs nog 75 000 EUR meer als er een of meerdere scholen voor beroepsonderwijs of -opleiding bij betrokken zijn.

Nieuwe maatregelen zijn bedoeld om de juridische situatie van studenten in het beroepsonderwijs te verbeteren. In een nieuw wetsvoorstel wordt de term “deelnemer” vervangen door “student”, waardoor studenten in beroepsonderwijs en opleiding dezelfde rechten krijgen als studenten in tertiair onderwijs. Het voorstel bevat ook een mbo-verklaring voor vroegtijdige schoolverlaters, om de verworven competenties vóór het verlaten van de opleiding te valideren. Dit zou hen moeten helpen bij het vinden van een baan. Een andere nieuwigheid van het wetsvoorstel zijn de “mbo-studentenfondsen”, een pool die door elke school voor beroepsonderwijs en -opleiding is opgericht vanuit hun centrale financiering om kansarme studenten te ondersteunen die het risico lopen uit te vallen.

In 2019 is een subsidieregeling ingevoerd om de gezamenlijke ontwikkeling van flexibele programma’s voor beroepsonderwijs en -opleiding te ondersteunen. Het doel hiervan is om openbare en particuliere instellingen voor secundair beroepsonderwijs en opleiding te stimuleren om gezamenlijk flexibele beroepsprogramma’s te ontwikkelen voor het “derde leertraject”, afgestemd op de behoeften van werknemers en werkzoekenden. Deze programma’s zijn qua looptijd en aantal opleidingsuren afgestemd op de doelgroep. Over een periode van vier jaar is 20 miljoen EUR beschikbaar voor de ontwikkeling van innovatieve programma’s, werkmethoden en materialen die voorzien in regionale vaardigheidsbehoeften die ook in andere programma’s voor beroepsonderwijs en -opleiding kunnen worden gebruikt.

Kader 1: het Twents Fonds voor Vakmanschap

Budget: in totaal 8,3 miljoen EUR waarvan 0,5 miljoen EUR uit het ESF

Looptijd: januari 2019 – december 2022

Uitvoerende instantie: Leerwerkloket Twente in samenwerking met Loopbaanstation

Het Twents Fonds voor Vakmanschap is een samenwerkingsverband van ondernemers, onderwijsinstellingen, openbare diensten voor arbeidsvoorziening en lokale en regionale overheden. Het fonds ondersteunt werknemers, zelfstandigen en werkzoekenden die nieuwe vaardigheden willen ontwikkelen en verwerven op elk gebied van beroepsopleiding.

The Fund pays a maximum of EUR 5 000 per training course per participant.

Deelnemers: in mei 2020 werden in totaal 2 667 aanvragen ontvangen, waarvan er 747 werden gehonoreerd, uit meer dan 14 gemeenten en 14 verschillende onderwijsgebieden.

www.twentsfondsvoorvakmanschap.nl and http://www.ikbindr.nl

7. Modernisering van het hoger onderwijs

De arbeidsparticipatie van tertiair opgeleiden ligt ruim boven het EU-gemiddelde.Van de 30 34-jarigen heeft 51,4 % een tertiair diploma (EU-gemiddelde 40,3 %). Het percentage tertiair opgeleiden onder de in de EU maar buiten Nederland geboren bevolking (53,4 %) overtreft dat van de autochtone bevolking (52,7 %), en is bovendien relatief hoog onder de buiten de EU geboren bevolking (42,1 %; EU-gemiddelde 34,2 %). De arbeidsparticipatie van pas afgestudeerden van het tertiair onderwijs was zeer hoog: 94,0 % in 2019 (EU-gemiddelde 85,0 %).

In 2019 zijn de eerste 15 kwaliteitsplannen goedgekeurd (OCW, 2019b). In 2014 is de vroegere, deels op beurzen gebaseerde studiefinanciering vervangen door laagrentende leningen die door de overheid worden verstrekt. Het doel was om de besparingen die voortvloeien uit deze hervorming te investeren in de kwaliteit van het tertiair onderwijs. In april 2018 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met de Vereniging van Universiteiten, de Vereniging Hogescholen en studentenorganisaties een overeenkomst getekend over het vormgeven van de kwaliteitsafspraken voor de periode 2019 2024, waarin de vrijgave van het prestatiegebonden deel van het budget per hogeronderwijsinstelling wordt gekoppeld aan de goedkeuring van hun kwaliteitsplan. De plannen van alle 54 instellingen zijn in de eerste helft van 2020 beoordeeld door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). De kwaliteitsplannen zijn gekoppeld aan 2,3 miljard EUR aan financiering in de jaren 2019 2024.

Het wetsvoorstel Taal en toegankelijkheid 2019 heeft tot doel het collegegeld te beperken om ervoor te zorgen dat studies toegankelijk blijven voor Nederlandse studenten. Het gestaag toenemende aantal buitenlandse studenten gaf aanleiding tot bezorgdheid over de toegankelijkheid van het tertiair onderwijs voor autochtone studenten. Om buitenlandse studenten aan te trekken, worden steeds meer opleidingen in het Engels aangeboden, met name op masterniveau (driekwart van de opleidingen). Een op de vijf studenten die aan een universitaire bacheloropleiding beginnen, komt uit een ander land. Binnen masteropleidingen loopt dit aantal op tot bijna 30 % (Inspectie van het Onderwijs, 2019). Studenten die na afronding van een eerste bacheloropleiding nog een tweede of een masteropleiding volgen, en studenten uit landen van buiten de Europese Economische Ruimte (EER), zijn instellingscollegegeld verschuldigd. Het tarief wordt vastgesteld door de instelling en mag niet lager zijn dan het wettelijk collegegeld voor eerste opleidingen. Met het voorstel zou het instellingscollegegeld voor Nederlandse en EER-studenten worden gemaximeerd rond het niveau van het minimum collegegeld voor studenten van buiten de EER (Overheid, 2019c).

8. Bevordering van volwassenenonderwijs

De algehele deelname aan volwassenenonderwijs is hoog en wordt met name onder laagopgeleiden aangemoedigd. Van de volwassenen heeft 19,5 % een recente leerervaring, tegenover een EU-gemiddelde van 10,8 %. Laagopgeleide werknemers nemen echter veel minder vaak deel aan volwassenenonderwijs (9,9 %), waardoor het risico toeneemt dat hun vaardigheden niet meer actueel zijn. Om het volwassenenonderwijs te stimuleren heeft de overheid het STAP-budget (Stimulans Arbeidsmarktpositie) ingesteld. Hiermee wordt voorzien in een budget voor persoonlijke ontwikkeling van maximaal 1 000 EUR per jaar voor personen met of zonder baan vanaf 1 januari 2022. Een ander grootschalig initiatief richt zich op laaggeletterdheid onder volwassenen. In maart 2019 heeft de overheid voor de periode 2020 2024 425 miljoen EUR gereserveerd voor het programma “Tel mee met taal”, 35 miljoen EUR meer dan in de periode 2015 2019. Zo hoopt men laaggeletterde moedertaalsprekers van het Nederlands te bereiken en digitale vaardigheden te promoten. Het Taalakkoord Werkgevers, uitgevoerd door het UWV/Leerwerkloketten, is bedoeld om werkgevers te ondersteunen door de basisvaardigheden van hun werknemers te verbeteren en deze basisvaardigheden onderdeel te maken van het HR-beleid (StvdA, 2019).

Kader 2: volwassenen krijgen ondersteuning om hun digitale vaardigheden te ontwikkelen.

De overheid is in 2017 gestart met het programma digitale overheid om mensen te stimuleren zoveel mogelijk zaken online te regelen. Om onlinediensten voor iedereen toegankelijk te maken, investeert de overheid in het identificeren van mensen met lage basisvaardigheden en digitale vaardigheden en biedt ze leerondersteuning. Elk jaar ontvangen gemeenten ongeveer 60 miljoen EUR om te voorzien in leerbehoeften op het gebied van taal, wiskunde en, sinds 2018, digitale vaardigheden. In 2015 startte de Koninklijke Bibliotheek Nederland met het programma “Bibliotheek en basisvaardigheden” dat voortbouwt op de rol van bibliotheken als informeel onderwijs- en informatiecentrum voor mensen die moeite hebben om met e-government om te gaan. In 2019 is in openbare bibliotheken in het hele land een netwerk van informatiebalies voor digitale diensten van de overheid opgericht. Sindsdien bieden bibliotheken niet alleen training in ICT-vaardigheden aan, maar fungeren ze ook als eerste informatiedienst over e-government.

https://www.bibliotheekenbasisvaardigheden.nl/

9. Referenties

CBS (2019): Centraal Bureau voor de Statistiek: Trends in Nederland 2019 https://www.cbs.nl/nl-nl/publicatie/2019/22/trends-in-nederland-2019

CBS (2020): Centraal Bureau voor de Statistiek: De arbeidsmarkt in cijfers 2019. https://www.cbs.nl/nl-nl/publicatie/2020/18/de-arbeidsmarkt-in-cijfers-2019

CEPS (2019): Centre for European Policy Studies: Index of readiness for digital lifelong learning. https://www.ceps.eu/ceps-publications/index-of-readiness-for-digital-lifelong-learning/

Deloitte et al. (2019): 2nd Survey of Schools: ICT in Education https://ec.europa.eu/digital-single-market/en/news/2nd-survey-schools-ict-education

Onderwijsraad (2019a): Onderwijsraad en Raad voor Cultuur: Lees! Een oproep tot een leesoffensief. https://www.onderwijsraad.nl/publicaties/adviezen/2019/06/24/leesadvies

Onderwijsraad (2019b): Onderwijsraad: Doorgeschoten differentiatie in het onderwijsstelsel. https://www.onderwijsraad.nl/publicaties/adviezen/2019/02/22/doorgeschoten-differentiatie-onderwijs

Inspectie van het Onderwijs (2019):De Staat van het Onderwijs 2019. https://www.onderwijsinspectie.nl/documenten/rapporten/2019/04/10/rapport-de-staat-van-het-onderwijs-2019

Inspectie van het Onderwijs (2020a):De Staat van het Onderwijs 2020. https://www.onderwijsinspectie.nl/onderwerpen/staat-van-het-onderwijs

Inspectie van het Onderwijs (2020b):COVID-19-monitor. https://www.onderwijsinspectie.nl/binaries/onderwijsinspectie/documenten/publicaties/2020/05/13/covid-19-monitor-po/Resultaten+Primair+Onderwijs.pdf

Overheid (2016):Thuiszitterspact. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2016/06/13/thuiszitterspact

Overheid (2018):Wet van 15 juni 2018 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in zake regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie. https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2018-210.html

Overheid (2019a):Besluit vaststelling Beleidsregels subsidie regionale samenwerking ter bevordering van kansengelijkheid in het onderwijs. https://wetten.overheid.nl/BWBR0042329/2019-06-27

Overheid (2019b):Kamerbrief over de arbeidsmarkt voor leraren 2019. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/12/16/kamerbrief-over-de-arbeidsmarkt-voor-leraren-2019

Overheid (2019c):Werken in het onderwijs. https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27923-387.html

Overheid (2019d): Voorstel van wet taal en toegankelijkheid. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/09/09/wetsvoorstel-taal-en-toegankelijkheid

MPI (2019): Migration Policy Institute: Migration in the Netherlands: Rhetoric and Perceived Reality Challenge Dutch Tolerance. https://www.migrationpolicy.org/article/migration-netherlands-rhetoric-and-perceived-reality-challenge-dutch-tolerance

OCW (2018a): Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: Kamerbrief over uitwerking Regeerakkoordmaatregel versterking voorschoolse educatie. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2018/11/29/kamerbrief-over-uitwerking-regeerakkoordmaatregel-versterking-voorschoolse-educatie

OCW (2018b):Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: Regeling kwaliteitsafspraken 2019-2022. https://www.kwaliteitsafsprakenmbo.nl/documenten/publicatie/2018/06/15/regeling-kwaliteitsafspraken-2019-2022

OCW (2019a): Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: Digitaliseringsagenda primair en voortgezet onderwijs. https://www.nederlanddigitaal.nl/documenten/publicaties/2019/03/21/digitaliseringsagenda-primair-en-voortgezet-onderwijs

OCW (2019b): Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: Besteding opbrengsten leenstelsel en stand van zaken Kwaliteitsafspraken. https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-onderwijs-cultuur-en-wetenschap/documenten/kamerstukken/2019/11/05/kamerbrief-over-besteding-opbrengsten-leenstelsel-en-voortgang-kwaliteitsafspraken

OCW (2020a): Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: Bijstelling en aanscherping en vervolgproces actualisatie curriculum primair en voortgezet onderwijs. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/06/10/bijstelling-en-aanscherping-en-vervolgproces-actualisatie-curriculum-primair-en-voortgezet-onderwijs

OCW (2020b): Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: Subsidieregeling inhaal- en ondersteuningsprogramma’s gepubliceerd. https://www.nieuwsbrievenminocw.nl/actueel/nieuws/2020/05/26/subsidieregeling-inhaal--en-ondersteuningsprogramma%E2%80%99s-gepubliceerd

OECD (2018): OECD: Dilemmas of central governance and distributed autonomy in education. https://www.oecd-ilibrary.org/docserver/060260bf-en.pdf?expires=1559052081&id=id&accname=id24042&checksum=679481589DA1F6ED1E7338B0130FAADE

Onderwijs in cijfers (2020): https://www.onderwijsincijfers.nl/kengetallen/onderwijs-algemeen/leerlingen-en-studenten/prestaties-voortijdig-schoolverlaten/landelijke-vsv-cijfers

StvdA (2019): Stichting Van de Arbeid: Bijdrage van de Nederlandse sociale partners aan het Nationaal Hervormingsprogramma in het kader van de EU-2020-strategie Maart 2018 — februari 2019. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2019/03/01/bijlage-2-bijdrage-van-de-nederlanse-sociale-partners-aan-het-nationaal-hervormingsprogramma

UWV (2019): Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen: Moeilijk vervulbare vacatures. https://www.uwv.nl/overuwv/Images/moeilijk-vervulbare-vacatures-2019.pdf

Volkskrant (2020): Hoog verzuim onder basisschoolleerlingen uit arme gezinnen uit angst voor coronavirus. https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/hoog-verzuim-onder-basisschoolleerlingen-uit-arme-gezinnen-uit-angst-voor-coronavirus~bd48bd84/?referer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F

Bijlage I: Bronnen kernindicatoren

Indicator Onlinegegevenscode Eurostat
Vroegtijdige verlaters van onderwijs en opleiding edat_lfse_14 + edat_lfse_02
Afgestudeerden met tertiair opleidingsniveau edat_lfse_03 + edat_lfs_9912
Onderwijs voor jonge kinderen educ_uoe_enra10
Ondermaatse prestaties bij lezen, wiskunde, wetenschap OESO (PISA)
Arbeidsparticipatie pas afgestudeerden edat_lfse_24
Deelname van volwassenen aan onderwijs of opleiding trng_lfse_03
Overheidsuitgaven voor onderwijs als percentage van het bbp gov_10a_exp
Uitgaven per student voor openbare en particuliere instellingen educ_uoe_fini04
Leermobiliteit:
- Afgestudeerden met diplomamobiliteit
- Afgestudeerden met studiepuntenmobiliteit
Berekening van DG EAC op basis van gegevens van Eurostat/UIS/OESO

Bijlage II: Structuur van het onderwijssysteem

Bron: Europese Commissie/EACEA/Eurydice, 2020. The Structure of the European Education Systems 2019/2020: Schematic Diagrams. Eurydice Facts and Figures. Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie.

Opmerkingen en vragen over het verslag zijn welkom en kunnen per e-mail worden verstuurd aan:

Livia RUSZTHY

Livia.RUSZTHY@ec.europa.eu
of
EAC-UNITE-A2@ec.europa.eu

Voetnoten

1Speciale basisscholen zijn reguliere scholen voor kinderen met een relatief laag intelligentieniveau, kinderen met een leerstoornis of kinderen met gedragsproblemen. Van sbo-leerlingen wordt verwacht dat ze aan het einde van hun schoolcarrière hetzelfde kennisniveau hebben bereikt als leerlingen van een gewone basisschool, maar zij kunnen er langer over doen.