Speciaal verslag
10 2022

Leader en vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling — Plaatselijke betrokkenheid bevorderd, maar extra voordelen nog altijd onvoldoende aangetoond

Over het verslag:Leader is de participatieve en bottom-upaanpak van de EU om lokale gemeenschappen te betrekken bij projectontwikkeling en besluitvormingsprocessen. De aanpak brengt extra kosten en risico’s met zich mee in vergelijking met de mainstream-top-downuitgavenprogramma’s van de EU. We onderzochten of de Leader-aanpak voordelen opleverde die de extra kosten en risico’s ervan rechtvaardigden en hebben follow-up gegeven aan ons speciaal verslag van 2010 over dit onderwerp. Meer dan tien jaar later hebben we geconstateerd dat er op sommige gebieden verbeteringen hebben plaatsgevonden en dat de Leader-aanpak de plaatselijke betrokkenheid vergemakkelijkt. Er is echter nog altijd weinig bewijs dat de voordelen opwegen tegen de ermee gepaard gaande kosten en risico’s. We bevelen aan dat de Commissie een uitgebreide evaluatie uitvoert van de kosten en baten van Leader en de aanpak van vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling beoordeelt.

Speciaal verslag van de ERK, uitgebracht krachtens artikel 287, lid 4, tweede alinea, VWEU.

De publicatie is beschikbaar in 24 talen en in het volgende formaat:
PDF
PDF Speciaal verslag: de Leader-aanpak van de EU voor plattelandsontwikkeling

Samenvatting

I De EU heeft in 1991 het Leader-programma ingevoerd als een bottom-upinitiatief om de ontwikkeling van achtergestelde plattelandsgebieden te ondersteunen door middel van projecten die zijn gericht op de aanpak van plaatselijke behoeften. Sinds 2014 heeft de EU de Leader-aanpak (bekend als vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling) gebruikt voor verschillende EU-financieringsstromen in plattelands-, stedelijke en kustgebieden.

II Het belangrijkste kenmerk van de Leader-aanpak is de toepassing van participatieve en bottom-upmethoden om lokale gemeenschappen te betrekken bij projectontwikkeling en besluitvormingsprocessen. Lokale actiegroepen, die bestaan uit openbare, particuliere en maatschappelijke partners, beheren de activiteiten. Voor de periode 2014‑2020 was de EU van plan tot 9,2 miljard EUR uit te trekken voor Leader en vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling.

III De Leader-aanpak brengt extra kosten en risico’s met zich mee in vergelijking met de mainstream-top-downuitgavenprogramma’s van de EU. De extra kosten vloeien voort uit het opzetten en beheren van de administratieve structuren van de plaatselijke actiegroepen. De extra risico’s ontstaan door de langdurige procedures, bijkomende administratieve eisen voor projecteigenaren en mogelijke belangenconflicten.

IV Sommige van deze extra kosten en risico’s zijn gerechtvaardigd als lokale actiegroepen extra voordelen opleveren ten opzichte van de mainstream-top-downuitgavenprogramma’s van de EU. In de richtsnoeren van de Commissie wordt gesuggereerd dat deze voordelen tot uiting komen in een verbetering van het sociaal kapitaal, een beter plaatselijk bestuur en betere projectresultaten.

V Onze controle had betrekking op de EU-financieringsperiode 2014‑2020. Wij hebben onderzocht of de Leader-aanpak voordelen oplevert die de extra kosten en risico’s rechtvaardigen, met name in vergelijking met de mainstream-top-downuitgavenprogramma’s van de EU. Om dat te beoordelen, hebben wij onderzocht of de aanpak de plaatselijke betrokkenheid bevorderde en resulteerde in projecten met aantoonbare voordelen op het gebied van plaatselijk bestuur, verbeterd sociaal kapitaal en betere resultaten. Wij zijn ook nagegaan of de invoering van de nieuwe meerfondsenaanpak heeft geleid tot een betere coördinatie van de steun voor plaatselijke ontwikkeling.

VI Deze controle is ook een follow-up van ons speciaal verslag van 2010 over Leader, waarin werd beoordeeld of de Commissie de vastgestelde tekortkomingen had aangepakt. Met dit verslag beogen wij inzichten te verschaffen en tijdige aanbevelingen te doen voor de lopende evaluatie van de Leader-aanpak door de Commissie.

VII Meer dan tien jaar na ons speciaal verslag over Leader uit 2010 blijkt uit onze controle dat er op sommige gebieden verbeteringen tot stand zijn gebracht en dat de Leader-aanpak de plaatselijke betrokkenheid vergemakkelijkt. Er is echter weinig bewijs dat de voordelen van de Leader-aanpak opwegen tegen de kosten en risico’s die ermee gepaard gaan.

VIII Hoewel de meeste lidstaten relevante procedures toepasten om lokale actiegroepen te selecteren en goed te keuren, pasten sommige minder strikte kwaliteitsnormen toe bij het selecteren van de plaatselijke ontwikkelingsstrategieën. We constateerden dat één lidstaat geen kwaliteitscriteria had opgenomen in zijn selectieproces. De aanvraag- en goedkeuringsprocedure voor projecten was ingewikkeld (bestond uit maximaal acht stappen) en omvatte extra administratieve vereisten voor projecteigenaren in vergelijking met de mainstreamuitgavenprogramma’s. De projectselectieorganen werden niet langer gedomineerd door overheidsinstanties (zoals we in 2010 hadden vastgesteld), maar waren vaak niet genderevenwichtig of representatief voor de lokale gemeenschap.

IX Wij stelden vast dat de lokale actiegroepen projecten selecteerden die in overeenstemming waren met de brede doelstellingen van hun plaatselijke ontwikkelingsstrategieën. Sommige lidstaten en lokale actiegroepen hebben Leader gebruikt voor de financiering van wettelijke taken van nationale, regionale of gemeentelijke autoriteiten of voor de financiering van overige activiteiten waarvoor andere specifieke EU- en nationale financieringsprogramma’s bestonden.

X Hoewel twee van onze zes aanbevelingen uit 2010 werden opgevolgd, stelden wij vast dat het monitoring- en evaluatiekader van de Commissie nog steeds niet aantoonde dat Leader extra voordelen oplevert. In ons advies van 2018 over de Commissievoorstellen voor het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid hebben wij benadrukt dat de Commissie bij de herziening van de bestaande wetgeving het beginsel “eerst evalueren” moet volgen. De Commissie is bezig met een evaluatie van de voordelen van Leader.

XI Gezien de extra kosten en risico’s in vergelijking met andere financieringsmodellen en het nog steeds ontbreken van aantoonbare voordelen, bevelen wij aan dat de Commissie de kosten en baten van Leader evalueert en de vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling beoordeelt.

Inleiding

De evolutie van de Leader-aanpak

01 Leader, dat in 1991 is ingevoerd, is de participatieve bottom-upmethode van de EU voor het plattelandsontwikkelingsbeleid, later uitgebreid tot kust- en stedelijke gebieden. Hierbij staan de lokale actiegroepen (LAG’s) en de lokale actiegroepen visserij (FLAG’s) centraal, die bestaan uit leden afkomstig van plattelands- en kustgemeenschappen van de particuliere en de openbare sector. Lokale actiegroepen motiveren gemeenschappen om bij te dragen tot het ontwerpen van een plaatselijke ontwikkelingsstrategie en zijn verantwoordelijk voor het initiëren en financieren van projecten om in plaatselijke behoeften te voorzien.

02 De onderliggende verwachting bij de Leader-aanpak is dat deze een toegevoegde waarde biedt in vergelijking met traditioneel top-downbeheer van EU-fondsen. In een factsheet van de Commissie uit 2006 over de Leader-aanpak wordt deze beschreven als een aanpak die is gebaseerd op zeven belangrijke kenmerken. In het kader van Leader wordt ervan uitgegaan dat leden van de plaatselijke bevolking het meest deskundig zijn om de ontwikkeling van hun grondgebied aan te sturen (“bottom-upaanpak”), waarbij een grondgebied wordt gedefinieerd als een klein samenhangend gebied (10 000-150 000 inwoners) met een lokale identiteit (“gebiedsspecifieke aanpak”). In dit gebied verenigen plaatselijke actoren zich in een lokale actiegroep (“plaatselijk partnerschap”), die de koppeling tussen de plaatselijke actoren bevordert (“netwerkvorming”). Daarnaast voeren lokale actiegroepen in verschillende regio’s of lidstaten gezamenlijke projecten uit om gemeenschappelijke oplossingen te vinden voor soortgelijke lokale uitdagingen (“samenwerking”). Bottom-upaanpak en interacties tussen verschillende sectoren op lokaal niveau (“geïntegreerde en multisectoriële strategie”) moeten het lokale potentieel mobiliseren. Lokale groepen zouden het best in staat moeten zijn om geïntegreerde lokale oplossingen voor lokale problemen te vinden en kunnen beter inspelen op en nieuwe oplossingen aandragen voor de lokale ontwikkeling (“innovatie”). Deelname aan lokale besluitvorming zou voor enthousiasme en meer betrokkenheid moeten zorgen en kan zo resulteren in betere en duurzamere plaatselijke plattelandsontwikkeling1.

03 Zoals wij in ons verslag van 20102 hebben opgemerkt, wordt met de Leader-aanpak beoogd plaatselijke betrokkenheid en empowerment te vergemakkelijken door middel van de ontwikkeling en uitvoering van lokale strategieën en de toewijzing van middelen. Bij de aanpak wordt gebruikgemaakt van de deskundigheid en ervaring van lokale gemeenschappen om hun ontwikkelingsbehoeften vast te stellen.

04 Het toewijzen van deze taken aan lokale actiegroepen brengt extra kosten en risico’s met zich mee. Tot de extra kosten behoren de uitgaven van lokale actiegroepen voor de voorbereiding en het beheer van de uitvoering van hun plaatselijke ontwikkelingsstrategieën en voor de ondersteuning van begunstigden bij de projectontwikkeling. Deze kosten omvatten ook de uitgaven van de lidstaten voor de goedkeuring van lokale actiegroepen (bijvoorbeeld het inhuren van consultants ter ondersteuning van de goedkeuringsprocedure).

05 Leader-steun voor de administratie- en exploitatiekosten van lokale actiegroepen mag niet meer bedragen dan 25 % van de totale overheidsfinanciering (EU- plus nationale, regionale of lokale overheidsfinanciering). Deze kosten omvatten het vergemakkelijken van de uitvoering van de plaatselijke ontwikkelingsstrategie en het helpen van potentiële begunstigden bij de ontwikkeling van projecten.

06 Extra risico’s ontstaan door de langdurige procedures, de extra eisen voor projecteigenaren en mogelijke belangenconflicten. Andere risico’s vloeien voort uit besluitvormingsorganen die niet representatief zijn voor de lokale gemeenschap of die niet genderevenwichtig zijn samengesteld3.

07 Lokale besluitvorming kan extra voordelen opleveren. In de richtsnoeren van de Commissie voor de evaluatie van de Leader-aanpak4 wordt gesuggereerd dat deze voordelen tot uiting komen in:

  • verbeterd sociaal kapitaal;
  • een verbetering van het plaatselijk bestuur;
  • betere projectresultaten.

08 De rechtvaardiging van het programma berust dus niet op economische criteria zoals marktfalen of relatieve deprivatie. In feite wordt het nu gebruikt in alle plattelandsgebieden, met inbegrip van die waar de economische prestaties duidelijk boven het EU-gemiddelde liggen. Uit een recente studie van de Commissie is gebleken dat halfstedelijke plattelandsgebieden meer van de recente economische en demografische ontwikkelingen hebben geprofiteerd dan perifere gebieden5.

09 In de periode 2014‑2020 was Leader een verplicht onderdeel van alle plattelandsontwikkelingsprogramma’s. Vanaf dat moment moesten de lidstaten, behalve Kroatië, volgens de EU-wetgeving ten minste 5 % van hun middelen voor plattelandsontwikkeling aan Leader besteden. De minimumbijdrage van Kroatië tijdens de programmeringsperiode 2014‑2020 was vastgesteld op de helft van het percentage van de andere lidstaten, d.w.z. 2,5 %. Volgens gegevens van de Commissie bedraagt de geplande EU-financiering voor Leader 7 miljard EUR in de programmeringsperiode 2014‑2020 (ongeveer 7 % van de totale financiering voor plattelandsontwikkeling). Eind 2020 bedroeg het totale aantal Leader-projecten (voor de periode 2014‑2020) 143 487. De programma’s voor plattelandsontwikkeling zijn verlengd tot en met 2021 en 2022.

10 In het visserijbeleid van de EU wordt sinds 2007 gebruikgemaakt van de Leader-aanpak en in de periode 2014‑2020 werd de vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (Community-led local development, CLLD) ingevoerd. In het kader van dit geactualiseerde concept wordt de Leader-aanpak toegepast in alle Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen), met uitzondering van het Cohesiefonds6. De evolutie van de Leader-aanpak, zoals geïllustreerd in figuur 1, heeft geleid tot een aanzienlijke toename van de financiële steun en van het aantal lokale actiegroepen, met name aan het begin van de programmeringsperiode 2007‑2013.

11 Voor de periode 2014‑2020 was de EU van plan tot 9,2 miljard EUR uit te trekken voor Leader en vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (zie tabel 1). De totale overheidsfinanciering (inclusief nationale financiering) zou naar verwachting 12,5 miljard EUR bedragen. Het grootste deel hiervan (76 % van het geplande bedrag en 84 % van het voor 2020 gedeclareerde bedrag) had betrekking op plattelandsontwikkeling.

Tabel 1 — EU-bijdrage per financieringsstroom (in miljoen EUR; 2014‑2020)

EU-fonds Gepland Financiering voor goedgekeurde projecten* Betaald
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling 7 010 Gegevens niet beschikbaar** 3 026
Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij 548 362 178
Europees Fonds voor regionale ontwikkeling 1 095 848 349
Europees Sociaal Fonds 530 278 82
Totaal 9 183   3 635

*De financiering voor goedgekeurde projecten is het bedrag aan EU-financiering dat de lidstaten in hun besluiten tot goedkeuring van projecten hebben gereserveerd (vastgelegd) voor projecten.

**Het totale vastgelegde bedrag (Elfpo en nationale overheid) bedraagt 7 439 miljoen EUR, maar een uitsplitsing is niet beschikbaar.

Bron: ERK, op basis van door de Europese Commissie verstrekte gegevens.

Figuur 1 — Toename van de financiering voor Leader (aantal lokale actiegroepen en geplande EU-financiering)

Opmerking: 1991‑2006: steun voor plattelandsontwikkeling (EOGFL en Elfpo); 2007‑2013: Elfpo en EVF; 2014‑2020: Elfpo, EFMZV, EFRO en ESF. *met inbegrip van FLAG’s.

Bron: ERK, op basis van door de Europese Commissie verstrekte gegevens.

12 De nationale en (afhankelijk van hun politieke structuur) regionale autoriteiten van de lidstaten hebben programmeringsdocumenten opgesteld, zoals partnerschapsovereenkomsten en operationele programma’s en plattelandsontwikkelingsprogramma’s. In deze documenten worden nationale of regionale financieringsprioriteiten vastgesteld. De Commissie heeft deze documenten onderzocht en goedgekeurd. De Commissie behoudt de algemene verantwoordelijkheid voor de uitgaven, maar de lidstaten hebben lokale actiegroepen en hun plaatselijke ontwikkelingsstrategieën goedgekeurd, projectaanvragen en betalingsverzoeken verwerkt en de resultaten gemonitord en geëvalueerd. Figuur 2 geeft een overzicht van de belangrijkste verantwoordelijkheden van de actoren van de Leader-aanpak.

Figuur 2 — Belangrijkste verantwoordelijkheden van de actoren van de Leader-aanpak

Bron: ERK, op basis van informatie uit documenten van de Commissie.

13 De Commissie heeft de volgende indicatoren7 en streefcijfers8 vastgesteld voor de monitoring van het Leader-programma voor de periode 2014‑2020:

  • het percentage van de plattelandsbevolking dat onder plaatselijke ontwikkelingsstrategieën valt (streefdoel 53,5 %);
  • het percentage van de plattelandsbevolking dat voordeel haalt uit verbeterde diensten/infrastructuur (streefdoel 16,4 %);
  • het aantal banen dat werd gecreëerd in ondersteunde Leader-projecten (streefdoel 44 109 banen).

Bijlage I bevat een lijst van de specifieke indicatoren en streefdoelen in verband met Leader en vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling die in de verordeningen betreffende de verschillende EU-fondsen zijn opgenomen.

14 De lidstaten konden kiezen of zij lokale actiegroepen steun verleenden uit één (“financiering uit één fonds”) of uit meerdere EU-fondsen (“meerfondsenaanpak”). Zij konden ook één fonds aanwijzen als het “hoofdfonds”, dat alle administratieve kosten van de lokale actiegroepen zou dekken. In de periode 2014‑2020 hebben 17 van de 28 lidstaten de meerfondsenaanpak toegepast met verschillende combinaties van fondsen, met als doel de steun voor lokale ontwikkeling beter te coördineren en de koppeling tussen plattelands-, stedelijke en visserijgebieden te versterken (zie figuur 3).

Figuur 3 — Door de lidstaten gehanteerde financieringsaanpak

Bron: ERK, op basis van gegevens van de Europese Commissie (2017): Richtsnoeren. Evaluatie van Leader/CLLD, blz. 10 en Kah, S. (2021), Update: Implementing cohesion policy funds through multi-Fund CLLD (gegevens correct in juni 2021).

15 In de periode 2021‑2027 vallen Leader en vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling onder Verordening (EU) 2021/1060 houdende gemeenschappelijke bepalingen. De nieuwe regels voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), die in december 2021 in werking zijn getreden9, zijn op Leader van toepassing.

16 Zoals in paragraaf 12 wordt uiteengezet, moeten de lidstaten hun Leader-aanpak en hun aanpak van vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling in hun desbetreffende programma’s beschrijven. De lidstaten zijn begonnen hun nieuwe operationele programma’s ter goedkeuring aan de Commissie voor te leggen en zij moesten hun strategische GLB-plannen, met inbegrip van financiering in het kader van plattelandsontwikkeling uit Leader, vóór het einde van 2021 indienen. Het regelgevingskader voorziet in de financiering van Leader en vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkelingsinitiatieven vanaf 202210. Intussen zullen de uitgaven voor Leader worden voortgezet op basis van de niet-bestede middelen van de vorige periode.

Eerdere controles

17 In ons jaarverslag over 200011 stelden wij tekortkomingen met betrekking tot het beheer van Leader vast. In een speciaal verslag van 201012 constateerden wij dat lokale actiegroepen veel projecten hadden uitgevoerd die ten goede kwamen aan lokale bedrijven en gemeenschappen. We stelden ook tekortkomingen vast met betrekking tot:

  • de procedures voor de selectie van projecten, waarbij de besluitvorming werd gedomineerd door overheidsinstanties en de regels inzake potentiële belangenconflicten onduidelijk waren;
  • de toepassing van de bottom-upaanpak, waarbij sommige lokale actiegroepen er niet in slaagden de plaatselijke betrokkenheid te bevorderen;
  • het vermogen van lokale actiegroepen om lokale oplossingen te ontwikkelen die verschilden van de mainstreammaatregelen voor plattelandsontwikkeling, bijvoorbeeld door projecten te financieren die ook uit andere uitgavenprogramma’s hadden kunnen worden gefinancierd;
  • monitoring en evaluatie, in het bijzonder met betrekking tot de met de Leader-aanpak verwezenlijkte voordelen.

18 In 2013 publiceerden wij een follow-upbeoordeling13 waaruit bepaalde verbeteringen bleken. Deze omvatten duidelijkere regels voor de besluitvormende comités van de lokale actiegroepen (zie paragraaf 17, eerste punt), maar de meeste tekortkomingen bleven bestaan. Onze bijgewerkte beoordeling van deze kwesties is opgenomen in bijlage II.

Reikwijdte en aanpak van de controle

19 Met de Leader-aanpak wordt beoogd plaatselijke betrokkenheid en empowerment te vergemakkelijken (zie paragraaf 03), hetgeen extra kosten en risico’s met zich meebrengt (zie de paragrafen 04 en 05). Deze extra kosten en risico’s zijn gerechtvaardigd indien zij worden gecompenseerd door extra voordelen in vergelijking met de mainstreamtop-downuitgavenprogramma’s van de EU (met name het EU-programma voor plattelandsontwikkeling). De voornaamste controlevraag luidde: “Heeft Leader/vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling voordelen opgeleverd die de extra kosten en risico’s rechtvaardigen?”. Om dit te beoordelen, onderzochten wij of:

  1. Leader en vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling de plaatselijke betrokkenheid hebben vergemakkelijkt;
  2. Leader en vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling hebben geleid tot projecten met aantoonbare voordelen op het gebied van plaatselijk bestuur, verbeterd sociaal kapitaal en betere resultaten;
  3. de invoering van de nieuwe meerfondsenaanpak heeft geleid tot een betere coördinatie van de steun voor plaatselijke ontwikkeling.

20 Deze controle is ook een follow-up van onze eerdere controle (zie de paragrafen 17 en 18), waarbij is beoordeeld of de Commissie meer dan tien jaar later de geconstateerde tekortkomingen heeft aangepakt. Met dit verslag beogen wij inzichten te verschaffen en tijdige aanbevelingen te doen voor de lopende evaluatie van de Leader-aanpak door de Commissie.

21 Ons verslag betrof de periode 2014‑2020. In het kader van deze controle hebben wij tien lidstaten onderzocht, twee lokale actiegroepen in elke lidstaat. In Duitsland hebben wij ons geconcentreerd op Saksen en in Portugal op het vasteland (d.w.z. zonder Madeira en de Azoren). Onze selectie van lidstaten was gericht op een geografisch evenwicht en een dekking van zowel financiering uit één fonds als de meerfondsenaanpak en van hogere en lagere percentages uitgaven voor Leader en vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (zie figuur 4).

Figuur 4 — Geselecteerde lidstaten en regio’s en de financieringsaanpak van de geselecteerde LAG’s

Bron: ERK, op basis van een door Eurostat verstrekte kaart.

22 Wij hebben de lokale actiegroepen geselecteerd op basis van de toegekende financiering, het soort EU-fondsen dat werd gebruikt, het bestreken gebied en de bestreken bevolking.

23 We onderzochten:

  • de organisatie en de procedures in alle geselecteerde lidstaten en lokale actiegroepen, op basis van documentatie en antwoorden op controlevragenlijsten;
  • informatie over 95 projecten, die werden geselecteerd op basis van hun kosten (laag, gemiddeld, hoog), de betrokken sectoren en de gebruikte EU-middelen. De totale kosten van deze projecten bedroegen 7,5 miljoen EUR, met een EU-financiering van 4,9 miljoen EUR (zie bijlage III);
  • activiteiten van de Commissie in verband met Leader en vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling, aan de hand van controles van stukken en videovergaderingen met:
    •  de vier verantwoordelijke directoraten-generaal (Landbouw en Plattelandsontwikkeling (DG AGRI), Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie (DG EMPL), Maritieme Zaken en Visserij (DG MARE) en Regionaal Beleid en Stadsontwikkeling (DG REGIO));
    •  autoriteiten van de lidstaten;
    •  vertegenwoordigers van lokale actiegroepen;
    •  projecteigenaren, en
    •  organisaties van belanghebbenden en internationale deskundigen.

Opmerkingen

Lokale actiegroepen vergemakkelijken de plaatselijke betrokkenheid, maar brengen extra kosten en trage goedkeuringsprocedures met zich mee

24 In de volgende paragrafen bespreken we hoe de lidstaten en de lokale actiegroepen de plaatselijke betrokkenheid hebben vergemakkelijkt en tegen welke kosten. We beginnen met een analyse van de kosten van Leader. Daarna onderzoeken we hoe de lidstaten de lokale actiegroepen en hun strategieën hebben goedgekeurd en vervolgens hoe de lokale actiegroepen de Leader-projecten hebben geselecteerd.

Lokale actiegroepen brengen extra kosten met zich mee

25 Zoals in de inleiding is uiteengezet, vormen lokale actiegroepen de kern van Leader en vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling. Zij kunnen voor verschillende doeleinden EU-financiering ontvangen (zie figuur 5). Lidstaten, regio’s, lokale actiegroepen en projecteigenaren moeten ook een deel van de financiering voor hun rekening nemen.

26 De lidstaten moeten de juiste voorwaarden scheppen opdat de lokale actiegroepen hun taken kunnen vervullen, met name om de verschillende lokale belanghebbenden bijeen te brengen en hen te steunen bij de ontwikkeling van projecten die de lokale ontwikkeling ten goede komen. Daartoe moeten zij de lokale actiegroepen autonomie verlenen en hun administratieve lasten tot een minimum beperken14.

Figuur 5 — Geplande EU-financiering voor Leader en vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (2014‑2020, in miljard EUR)

Bron: ERK, op basis van door de Europese Commissie verstrekte gegevens.

27 De participatieve aanpak van Leader omvat extra managementstructuren en activiteiten ter ondersteuning van de plaatselijke ontwikkelingsstrategie, die extra kosten met zich meebrengen. In de verordening worden deze administratie- en exploitatiekosten beperkt tot 25 % (zie paragraaf 05). Sommige lidstaten hebben dit plafond verder verlaagd tot 20 %.

28 In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de geplande en betaalde Leader-financiering (per eind 2020) voor de programmeringsperiode 2014‑2020. Daaruit blijkt dat de lidstaten voornemens waren 17 % uit te geven aan de administratie- en exploitatiekosten van lokale actiegroepen. Dit valt ruim binnen de grenzen die in de EU-wetgeving werden vastgesteld.

Tabel 2 — Totale Leader-financiering (per eind 2020)

Soort kosten Geplande Leader-financiering (2014‑2020) Gerapporteerde Leader-uitgaven (tegen eind 2020)
Miljoen EUR % van geplande totale Leader-financiering Miljoen EUR % van betaalde Leader-financiering
Voorbereidingskosten 81,6 1 % 67,4 2 %
Administratie- en exploitatiekosten 1 673,6 17 % 1 038 24 %
Samenwerkingsactiviteiten 380,9 4 % 98,6 2 %
Projectkosten 7 794,2 78 % 3 054,4 72 %
Totaal (alle lidstaten plus het Verenigd Koninkrijk) 9 930,2 100 % 4 258,4 100 %

Bron: ERK, op basis van door de Europese Commissie verstrekte gegevens.

29 Volgens de verslaglegging van de Commissie waren projecten van lokale gemeenschappen eind 2020 goed voor 3,1 miljard EUR of 72 % van de gerapporteerde Leader-uitgaven. Over het geheel genomen gaven de lokale actiegroepen weinig uit aan samenwerkingsactiviteiten (2 %) en aan voorbereidingskosten (2 %). De administratie- en exploitatiekosten van de lokale actiegroepen bedroegen 1,04 miljard EUR (24 % van de totale uitgaven in die fase). In verscheidene lidstaten waar de gerapporteerde uitgaven voor Leader-projecten laag waren, was het aandeel van deze kosten groot. Zo lagen ze in Griekenland, Portugal en Slowakije eind 2020 in dezelfde orde van grootte als, of waren hoger dan het bedrag dat aan projecten werd besteed. Betalingen voor de periode 2014‑2020 kunnen tot eind 2023 worden verricht en het aandeel van de administratieve uitgaven vergeleken met de projectuitgaven daalt meestal naarmate de cyclus van de programmeringsperiode vordert.

30 Tabel 3 bevat de uitsplitsing van de gerapporteerde uitgaven in tien geselecteerde lidstaten en regio’s. In figuur 6 wordt een vergelijking gemaakt met de totale geplande financiering voor Leader. Gemiddeld hadden de lidstaten 39 % van hun geplande financiering voor Leader-projecten als betaald opgegeven. Estland had 72 % van zijn geplande projectfinanciering betaald, Griekenland 13 % en Slowakije had nog voor geen enkel project betaald.

Tabel 3 — Gerapporteerde Leader-uitgaven per kostensoort (miljoen EUR, per eind 2020)

Lidstaat/regio Voorbereidingskosten Administratieve kosten Samenwerkingsactiviteiten Projectkosten Totaal
Tsjechië - -* 0,2 64,5 64,7
Duitsland (Saksen) - 19,4 2,5 200,5 222,4
Estland 1,6 12,5 2,3 48,8 65,2
Ierland 1,3 44,3 0,8 77,6 124,0
Griekenland 3,2 43,1 0,2 46,4 92,9
Oostenrijk - 33,8 8,0 68,7 110,5
Portugal (vasteland) 1,4 36,0 0,5 36,0 73,9
Roemenië 2,0 77,3 0,1 268,4 347,8
Slowakije 1,1 0,4 0 0 1,5
Zweden 3,4 28,3 3,2 63,0 97,9
Geselecteerde lidstaten/regio’s 14,0 295,1 17,8 873,9 1 200,8
Alle lidstaten (plus het Verenigd Koninkrijk) 67,4 1 038,0 98,6 3 054,4 4 258,4

* In de bovenstaande tabel zijn geen administratieve kosten voor Tsjechië opgenomen omdat deze worden gedekt door het fonds voor regionale ontwikkeling (het hoofdfonds voor Tsjechië) en niet door het fonds voor plattelandsontwikkeling.

Bron: ERK, op basis van door de Europese Commissie verstrekte gegevens.

Figuur 6 — Gerapporteerde Leader-uitgaven voor plattelandsontwikkeling voor de geselecteerde lidstaten en regio’s (per eind 2020)

Bron: ERK, op basis van door de Europese Commissie verstrekte gegevens.

De meeste lidstaten pasten relevante procedures toe voor de goedkeuring van lokale actiegroepen, maar sommige pasten geen minimale kwaliteitseis toe bij het selecteren van de lokale ontwikkelingsstrategieën

31 De lidstaten moeten lokale actiegroepen steunen bij het opstellen van hun plaatselijke ontwikkelingsstrategieën, zowel financieel (voorbereidende steun) als door middel van duidelijke kwaliteitseisen en richtsnoeren. Vervolgens moeten zij de lokale actiegroepen op een eerlijke en doorzichtige manier en binnen de gestelde termijn beoordelen en alleen die groepen goedkeuren die strategieën aanbieden die aan de kwaliteitsnormen voldoen.

32 Lokale actiegroepen moeten hun lokale gemeenschappen betrekken bij de ontwikkeling van hun strategieën aan de hand van een combinatie van methoden, zoals opleidingsevenementen, workshops of seminars, waarbij gebruik wordt gemaakt van hun kennis van het lokale gebied. In ons vorige speciale verslag over Leader hebben wij gewezen op tekortkomingen in de manier waarop lokale actiegroepen de plaatselijke betrokkenheid hebben bevorderd. Ditmaal hebben wij geconstateerd dat alle geselecteerde lokale actiegroepen dergelijke activiteiten hadden ondernomen en hun plaatselijke ontwikkelingsstrategieën aan de hand van een bottom-upproces hadden ontwikkeld.

33 De lidstaten moesten criteria vaststellen voor de goedkeuring van lokale actiegroepen en de voorgestelde strategieën daaraan toetsen. Het proces omvatte een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling of verscheidene oproepen tot het indienen van voorstellen, de opstelling van ontwerpstrategieën, de beoordeling van de strategieën door de lidstaten en, waar nodig, herziening. De lidstaten moesten uiterlijk eind 2017 strategieën selecteren en lokale actiegroepen goedkeuren (twee jaar na het begin van de uitgaven voor andere gebieden van het gemeenschappelijk landbouwbeleid)15. De meeste lidstaten hadden dit in 2016 gedaan. Ierland en Tsjechië hadden meer tijd nodig en Slowakije voltooide de goedkeuring in maart 2018 (zie figuur 7 en kader 1).

34 In het algemeen hebben wij vastgesteld dat de lidstaten de goedkeuringsprocedure goed hebben ondersteund en gecontroleerd door middel van workshops, opleidingsevenementen en oefeningen voor capaciteitsopbouw voor lokale actiegroepen. Een aantal beheersautoriteiten verstrekte richtsnoeren aan lokale gemeenschappen in de vorm van informatiemateriaal of een handboek of heeft contactpunten opgezet voor vragen.

Figuur 7 — Duur van de goedkeuringsprocedure voor lokale actiegroepen in de tien geselecteerde lidstaten

Bron: ERK, op basis van informatie van de lidstaten. “Relatieve termijn”: de eerste strategie- en selectieronde van de LAG’s moet twee jaar na de goedkeuring van hun partnerschapsovereenkomst voltooid zijn; “Absolute termijn” (rode lijn): de goedkeuring van de plaatselijke ontwikkelingsstrategie moet uiterlijk op 31.12.2017 zijn voltooid (artikel 33, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1303/2013).

Kader 1

Langdurige ontwikkeling van plaatselijke strategieën in Slowakije

De ontwikkeling van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën in Slowakije heeft tweeënhalf jaar geduurd en werd drie maanden na de termijn van december 2017 voltooid.

Ten tijde van onze controle, drie jaar later, waren er nog geen projecten gefinancierd.

De Commissie was zich bewust van de lange duur van het proces en verzocht om maatregelen ter versnelling ervan.

35 De Commissie had aanbevolen dat de lidstaten de plaatselijke ontwikkelingsstrategieën zouden laten beoordelen op basis van kwaliteitsnormen en dat zij de strategieën met elkaar zouden laten concurreren16. Met deze aanpak wilde de Commissie ervoor zorgen dat de geselecteerde lokale actiegroepen strategieën voorstelden die aan minimale kwaliteitseisen voldeden.

36 De lidstaten moesten beoordelingscriteria vaststellen voor de selectie van de plaatselijke ontwikkelingsstrategieën. Dit omvatte de vaststelling van kwaliteitsnormen, waaraan alle strategieën moesten voldoen17. Wij hebben geconstateerd dat negen lidstaten kwaliteitsnormen hebben vastgesteld, maar dat deze in Tsjechië, Griekenland en Slowakije minder strikt waren. Roemenië heeft deze kwaliteitsnormen niet vastgesteld.

37 In tabel 4 wordt een overzicht gegeven van het aantal ingediende en geselecteerde strategieën voor elke lidstaat waarop onze controle betrekking had. Zes lidstaten selecteerden alle lokale actiegroepen die hun strategieën indienden. Roemenië verdubbelde het aantal oorspronkelijk geplande lokale actiegroepen (van 120 naar 239).

Tabel 4 — Selectie van lokale actiegroepen/plaatselijke ontwikkelingsstrategieën

Lidstaat Aantal ingediende strategieën Aantal geselecteerde strategieën
Tsjechië 179 178
Duitsland (Saksen) 350 350
Estland 34 34
Ierland 30 30
Griekenland 50 50
Oostenrijk 77 77
Portugal 175 92
Roemenië 239 239
Slowakije 121 110
Zweden 53 48

Bron: ERK, op basis van door de geselecteerde lidstaten verstrekte informatie.

Lokale actiegroepen hebben projecten langzamer goedgekeurd dan verwacht

38 Om projecten te selecteren die de plaatselijke ontwikkeling ten goede komen, moeten lokale actiegroepen criteria vaststellen die geschikt zijn voor hun lokale gebied en moeten zij eerlijke en transparante procedures toepassen. Steun in het kader van Leader en door de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling is beschikbaar voor:

  • lokale gemeenschapsprojecten;
  • samenwerkingsactiviteiten tussen twee of meer lokale actiegroepen uit dezelfde lidstaat of uit verschillende landen (EU- en niet-EU-landen).

39 Zeven van de tien lidstaten hebben gebruikgemaakt van onlineaanvragen, vereenvoudigde kostenopties of andere instrumenten om het selectieproces te vergemakkelijken. In vier lidstaten (Griekenland, Portugal, Tsjechië en Slowakije) was de projectaanvraag- en goedkeuringsprocedure bijzonder ingewikkeld en tijdrovend.

40 Het proces omvatte tot acht stappen en nam gemiddeld ongeveer een jaar in beslag, en in extreme gevallen meer dan twee jaar. Aanvragers moesten eerst een aanvraag indienen bij de lokale actiegroep, die controleerde of het project subsidiabel was en of het paste in de plaatselijke ontwikkelingsstrategie. Vervolgens dienden zij hun aanvraag in bij de verantwoordelijke autoriteiten. In Griekenland moesten aanvragers zowel een elektronische als een papieren aanvraag indienen. Deze extra administratieve eisen droegen bij tot een situatie waarin de lidstaten ten tijde van onze controle betrekkelijk weinig projecten hadden voltooid en hiervoor hadden betaald (39 % van de geplande uitgaven voor Leader-projecten).

41 Volgens de richtsnoeren van de Commissie moeten plaatselijke ontwikkelingsstrategieën lokale doelen dienen en moeten de geselecteerde projecten bijdragen tot de doelstellingen van de strategieën18. De lokale actiegroepen hebben in hun plaatselijke ontwikkelingsstrategieën vrij algemene doelstellingen en criteria voor de selectie van projecten vastgesteld. Hierdoor konden de lokale actiegroepen een breed scala aan projecten selecteren.

De Leader-aanpak vergemakkelijkt de plaatselijke betrokkenheid, maar vrouwen en jongeren zijn ondervertegenwoordigd in de lokale actiegroepen

42 Lokale actiegroepen bieden een forum voor communicatie binnen de lokale gemeenschappen voor het ontwerpen en uitvoeren van de plaatselijke ontwikkelingsstrategieën, door het opzetten, ontwikkelen en financieren van plaatselijke projecten. Zij spelen een rol bij het samenbrengen van de lokale gemeenschappen en zorgen ervoor dat deze bij de plaatselijke ontwikkeling worden betrokken. Bij de Leader-aanpak wordt gebruikgemaakt van de deskundigheid en ervaring van lokale gemeenschappen om hun ontwikkelingsbehoeften te bepalen. Bovendien is deze aanpak opgesteld om een platform te bieden voor communicatie tussen verschillende bestuurslagen, van lokale gemeenschappen tot regionale en nationale overheden, en om een dergelijke nauwere samenwerking te stimuleren.

43 Lokale actiegroepen moeten representatief zijn voor hun lokale gemeenschappen en alle relevante lokale belanghebbenden moeten hierbij worden betrokken. Volgens de wetgeving mag geen enkele specifieke groep van belanghebbenden meer dan 49 % van de stemrechten van een lokale actiegroep hebben en moet het aandeel van de stemmen van overheidsinstanties in het selectieproces voor projecten minder dan 50 % bedragen19. Volgens de richtsnoeren van de Commissie moeten besluitvormingsorganen ook genderevenwichtig zijn en een billijke vertegenwoordiging omvatten van specifieke doelgroepen, zoals jongeren, etnische minderheden en kansarmen20.

44 Wij hebben geconstateerd dat de door ons onderzochte lokale actiegroepen een forum voor plaatselijke communicatie boden en voldeden aan de wettelijke voorschriften inzake de samenstelling van de besluitvormingsorganen van de groepen. Dit betekende dat overheidsinstanties het proces niet langer domineerden (zoals wij in 2010 hadden geconstateerd). Uit onze analyse bleek dat mannen 60 % of meer van de functies bekleedden in 10 van de 18 lokale actiegroepen waarvan wij gegevens ontvingen. Jongeren waren ondervertegenwoordigd. 16 van de 20 door ons onderzochte lokale actiegroepen hadden niemand jonger dan 30 jaar in dienst bij hun besluitvormingsorganen21. Hierdoor ontstaat het risico dat de besluitvormingsorganen in het besluitvormingsproces geen rekening houden met hun standpunten en belangen.

Extra voordelen van Leader en vanuit de gemeenschap geleide plaatselijke ontwikkeling nog altijd niet aangetoond

45 In ons vorige speciaal verslag over Leader hebben wij geconcludeerd dat de toegevoegde waarde van de Leader-aanpak onvoldoende was aangetoond en hebben wij de Commissie aanbevolen onverwijld stappen te ondernemen om ervoor te zorgen dat zij rekenschap kan geven inzake de toegevoegde waarde en het deugdelijk financieel beheer van Leader. Zoals vermeld in paragraaf 07 verwacht de Commissie dat Leader zal resulteren in betere projectresultaten en een verbeterd sociaal kapitaal en plaatselijk bestuur.

46 In de volgende paragrafen gaan we achtereenvolgens in op elk van deze aspecten, waarbij we eerst nagaan of de Commissie de afgelopen tien jaar vooruitgang heeft geboekt met betrekking tot het geven van rekenschap inzake Leader-voordelen. Vervolgens gaan wij na of de Leader-projecten voor plaatselijke ontwikkeling betere resultaten hebben opgeleverd, en ten slotte of er aanwijzingen zijn dat de Leader-aanpak leidt tot een verbetering van het sociaal kapitaal en het bestuur in lokale gemeenschappen.

De Commissie is begonnen met de evaluatie van de voordelen van Leader

47 Uit onze analyse van het relevante monitoring- en evaluatiesysteem bleek dat een van de voornaamste aanbevelingen uit het speciaal verslag over Leader van 2010 inzake het geven van rekenschap van Leader-voordelen niet volledig was uitgevoerd (zie paragraaf 17 en bijlage II).

48 Zoals in paragraaf 13 is uiteengezet, monitort de Commissie de resultaten van het Leader-programma en brengt zij hierover verslag uit aan de hand van drie indicatoren die in de verordening zijn vastgesteld. Tabel 5 bevat gegevens over Leader die zijn gerapporteerd in het jaarlijks activiteitenverslag 2019 van het directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling:

Tabel 5 — Leader-indicatoren

Indicator Streefdoel (voor 2023) Gerapporteerde gegevens
% van de plattelandsbevolking dat onder plaatselijke ontwikkelingsstrategieën valt 53,5 % 60,6 %
% van de plattelandsbevolking dat profiteert van verbeterde diensten/infrastructuur 16,4 % 13,54 %
Aantal via ondersteunde projecten gecreëerde banen 44 109 13 337

Bron: ERK, op basis van het jaarlijks activiteitenverslag 2019 van het directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling.

49 Met deze indicatoren is een zinvolle beoordeling van de kosten en baten van de Leader-aanpak niet mogelijk. In onze eerdere verslagen, waaronder het verslag van 2019 betreffende de prestaties22, merkten wij immers op dat de gebruikte indicatoren voornamelijk input- en outputindicatoren zijn en geen resultaten of toegevoegde waarde van de uitgavenprogramma’s meten. In ons verslag van 2010 over Leader bevolen wij aan dat de Commissie dringend maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat zij rekenschap geeft inzake de voordelen van de Leader-aanpak en dat de monitoring wordt gericht op indicatoren van die voordelen, efficiëntie en doeltreffendheid, in plaats van op de toepassing.

50 Krachtens de wetgeving moet de Commissie de lidstaten richtsnoeren verstrekken over de wijze waarop zij evaluaties van hun plattelandsontwikkelingsprogramma’s en operationele programma’s uitvoeren. De evaluaties van het programma aan het einde van de periode, de ex-postevaluaties, moeten door de Commissie of door de lidstaten in nauwe samenwerking met de Commissie worden uitgevoerd23.

51 De Commissie heeft twee documenten met richtsnoeren uitgebracht ter ondersteuning van de evaluatie door de lidstaten van Leader en vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling in de programmeringsperiode 2014‑2020: evaluatierichtsnoeren24 en een evaluatiehandboek25. De Commissie moet ook uiterlijk op 31 december 2025 een syntheseverslag overleggen van de ex-postevaluaties door de lidstaten voor de operationele programma’s en uiterlijk op 31 december 2027 voor de plattelandsontwikkelingsprogramma’s26.

52 In de programmeringsperiode 2007‑2013 moest de Commissie het syntheseverslag voor plattelandsontwikkeling uiterlijk op 31 december 2016 indienen27. Dit verslag werd in april 2018 voltooid en in juli 2020 gepubliceerd28. Het bevatte een kort hoofdstuk over Leader, maar er werd geen beoordeling gegeven van de voordelen daarvan.

53 De Commissie heeft haar eigen evaluatie van de Leader-aanpak nog niet uitgebracht. In ons advies van 2018 over de Commissievoorstellen voor het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid hebben wij aanbevolen dat de Commissie het beginsel “eerst evalueren” zou volgen bij de herziening van de wetgeving29. De Commissie voert momenteel een evaluatie uit van de impact op een evenwichtige territoriale ontwikkeling van het deel van de Leader-aanpak dat uit het fonds voor plattelandsontwikkeling wordt gefinancierd. Deze evaluatie heeft tot doel de relevantie, doeltreffendheid, doelmatigheid, samenhang en de toegevoegde waarde te onderzoeken30. De Commissie is voornemens deze evaluatie in 2023 te publiceren.

De lidstaten hebben Leader gebruikt voor de financiering van projecten die voortvloeien uit de plaatselijke strategieën, maar voor sommige bestonden er andere specifieke uitgavenprogramma’s

54 Bij gebrek aan een evaluatie van de Commissie of van relevante monitoringgegevens om rekenschap te geven inzake de voordelen van de Leader-projecten, zijn wij nagegaan of de Leader-projecten en de projecten op het gebied van vanuit de gemeenschappen geleide lokale ontwikkeling het potentieel hadden om bij te dragen tot de plaatselijke ontwikkeling en betere resultaten opleverden. Wij hebben dit gedaan door na te gaan of zij voortvloeiden uit de door de lokale actiegroepen opgestelde plaatselijke ontwikkelingsstrategieën (zie paragraaf 41) en dus het potentieel hadden om aan de plaatselijke behoeften te beantwoorden. We hebben ook gebruikgemaakt van de evaluatierichtsnoeren van de Commissie waarin betere resultaten van de desbetreffende projecten worden gedefinieerd op basis van een vergelijking met de uitvoering zonder de Leader-methode31.

55 Wij hebben 95 projecten beoordeeld aan de hand van de in paragraaf 54 geïntroduceerde criteria. We hebben ons daarbij gebaseerd op zelfbeoordelingen van de lokale actiegroepen. Wij hebben de plausibiliteit van deze zelfbeoordelingen onderzocht en onze beoordeling besproken met de autoriteiten en een aantal projecteigenaren.

56 Wij constateerden dat deze projecten gericht waren op de brede algemene doelstellingen die in de plaatselijke ontwikkelingsstrategieën zijn vastgesteld (zie paragraaf 41). Een aantal projecten had het potentieel om bij te dragen tot de plaatselijke ontwikkeling. Wij hebben ook vastgesteld dat er projecten zijn die een aanvulling vormen op wettelijke taken en niet onder specifieke regelingen vallen.

57 Wij constateerden echter dat sommige lidstaten waarop onze controle betrekking had financiering voor Leader of voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling gebruikten voor de financiering van projecten die doorgaans tot de wettelijke taken van nationale, regionale of gemeentelijke autoriteiten behoren (zoals financiering voor dorpswegen of -straatverlichting). Daarnaast troffen we projecten aan waarvoor specifiek andere plattelandsontwikkelingsmaatregelen dan Leader bestonden en die door middel van andere EU-uitgavenprogramma’s werden gerealiseerd (zie kader 2).

58 Zo heeft Duitsland (Saksen) Leader gebruikt voor de financiering van een breed scala aan basisdiensten op het platteland. Duitsland heeft 364,3 miljoen EUR, d.w.z. 41,5 % van zijn geplande financiering in het kader van plattelandsontwikkeling, toegewezen aan Leader — het hoogste percentage van alle lidstaten en regio’s in de EU. De mainstreamactiviteiten van de lokale overheid in Duitsland (Saksen) moesten daarom via lokale actiegroepen verlopen. Dit omvatte financiering voor dorpswegen, -straatverlichting en onderhoud en projecten om kleuterscholen uit te breiden. Volgens het tussentijdse evaluatieverslag over plattelandsontwikkeling had Saksen tegen 30 juni 2019 Leader-middelen gebruikt voor de financiering van 112 straatverlichtingsprojecten (ter waarde van 5,5 miljoen EUR aan overheidsuitgaven), 84 dorpswegen (13 miljoen EUR) en 62 kleuterschoolprojecten (6,3 miljoen EUR)32.

Kader 2

Door Leader gefinancierde projecten waarvoor andere specifieke maatregelen en uitgavenprogramma’s bestonden

Tsjechië en Roemenië: steun voor de modernisering van landbouwbedrijven en voor jonge landbouwers

Elfpo

Een lokale actiegroep in Roemenië selecteerde tien investeringsprojecten voor landbouwbedrijven ter waarde van in totaal 1,7 miljoen EUR. Deze waren goed voor bijna de helft van de totale kosten van alle geselecteerde projecten. De tweede Roemeense groep betaalde in acht gevallen steun aan jonge landbouwers in de vorm van een forfaitair bedrag van in totaal 240 000 EUR. Alle lidstaten hebben specifieke maatregelen ter ondersteuning van jonge landbouwers in het kader van pijler I van het GLB en Roemenië verleent specifieke steun in het kader van pijler II.

De twee lokale actiegroepen in Tsjechië selecteerden 47 investeringsprojecten voor landbouwbedrijven met een kostprijs van ongeveer 2 miljoen EUR, bijna de helft van de totale kosten van alle geselecteerde projecten. Een van deze lokale actiegroepen besteedde ongeveer 80 % van zijn totale projectkosten aan landbouwprojecten.

In het kader van deze projecten hebben landbouwers EU-middelen ontvangen, meestal voor investeringen in nieuwe stallen en uitrusting, of is steun verleend voor startpremies voor jonge landbouwers.

Geïnteresseerde landbouwers kunnen buiten Leader om financiering in het kader van plattelandsontwikkeling aanvragen en het gebruik van Leader-financiering in dergelijke gevallen vormt dus een doublure met de bestaande regelingen.

59 Een dergelijke situatie hadden wij ook in 2010 vastgesteld. De Commissie was het er toen mee eens dat in het kader van Leader in principe geen steun mocht worden verleend voor gewone activiteiten van plaatselijke overheden. In ons speciaal verslag van 2015 over EU-steun voor plattelandsinfrastructuur33 hebben wij soortgelijke opmerkingen gemaakt over de financiering van plattelandswegen in Duitsland (Saksen) en hebben wij de lidstaten aanbevolen ervoor te zorgen dat de EU-middelen voor plattelandsontwikkeling geen andere publieke middelen vervangen die voor hetzelfde beleidsterrein bestemd zijn.

60 In Ierland en Zweden constateerden wij dat dit grotendeels werd vermeden als gevolg van de subsidiabiliteitsregels van deze landen:

  • De Ierse autoriteiten hebben een aantal sectoren en activiteiten waarvoor andere financieringsmogelijkheden bestonden van Leader-financiering uitgesloten, waaronder landbouw, renovatie van particuliere woningen en algemene onderhoudswerkzaamheden door overheidsinstanties, alsmede projecten die al andere EU- of nationale financiering ontvangen.
  • Zweden had regels tegen het financieren van kosten voor het uitvoeren van wettelijke taken of voor het naleven van EU- of nationale wettelijke voorschriften (bijv. naleving van een EU-richtlijn). Ook moesten Leader-projecten en vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkelingsprojecten ten goede komen aan de bredere lokale gemeenschap, en niet alleen aan individuele projecteigenaren.

Hoewel de omstandigheden in de afzonderlijke lidstaten verschillen, zijn deze regels naar onze mening goede praktijken die zouden kunnen bijdragen tot een goed financieel beheer van het Leader-programma.

Hoewel deskundigen van mening zijn dat het moeilijk is om sommige potentiële voordelen van de Leader-aanpak te evalueren, hebben wij ook bewijs aangetroffen dat dit mogelijk is

61 De Commissie omschrijft de voordelen van Leader niet alleen in termen van betere projectresultaten, maar ook in termen van een verbetering van het sociaal kapitaal en het bestuur. In de evaluatierichtsnoeren van de Commissie worden de volgende definities verstrekt:

  • Sociaal kapitaal is een multidimensionaal concept dat kenmerken van sociale organisaties omvat, zoals netwerken, normen en maatschappelijk vertrouwen, die coördinatie en samenwerking met het oog op wederzijds voordeel vergemakkelijken.
  • Bestuur heeft betrekking op de instellingen, processen en mechanismen die openbare, economische en maatschappelijke actoren kunnen gebruiken om hun belangen kenbaar te maken, hun wettelijke rechten uit te oefenen, aan hun verplichtingen te voldoen en hun meningsverschillen op te lossen.

62 Uit de vakliteratuur blijkt dat pogingen tot het meten van verbeteringen op het gebied van sociaal kapitaal en plaatselijk bestuur gepaard gaan met een reeks uitdagingen, waaronder een algemeen aanvaarde definitie van deze concepten34. Deskundigen erkennen om die reden dat het moeilijk is om deze potentiële voordelen van Leader te evalueren.

63 Naast het syntheseverslag van de Commissie (zie paragraaf 52) analyseerden wij ex-postevaluatieverslagen van de lidstaten waarop onze controle betrekking had, voornamelijk uit de periode 2007‑2013, met het oog op bewijzen van verbeterd sociaal kapitaal en plaatselijk bestuur. In de ex-postverslagen van de meeste lidstaten kwamen deze concepten niet aan bod. De Zweedse ex-postevaluatie voor de periode 2007‑2013 leverde expliciete bevindingen op met betrekking tot plaatselijk bestuur. Volgens de beoordelaren had Leader niet positief bijgedragen tot “verticaal bestuur”, d.w.z. tot de positie van de lokale actiegroepen ten opzichte van andere autoriteiten en instellingen. Wat het “horizontale bestuur” betreft, d.w.z. de samenwerking met andere regionale belanghebbenden, beklemtoonden de beoordelaren dat Leader ertoe had geleid dat vertegenwoordigers van zowel lokale bedrijven als het maatschappelijk middenveld bij plaatselijke openbare aangelegenheden waren betrokken.

De meerfondsenaanpak maakt de financiering van lokale ontwikkelingsprojecten ingewikkelder

64 De Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) omvatten vijf verschillende financieringsstromen, elk met hun eigen specifieke regels (zie paragraaf 10). Dit vereist coördinatie tussen de verantwoordelijke autoriteiten van de lidstaten om synergieën te waarborgen en overlappingen op programma- en projectniveau te voorkomen. In de wetgeving voor de programmeringsperiode 2014‑2020 wordt uitdrukkelijk gewezen op de noodzaak van een dergelijke coördinatie35.

65 Volgens de Commissie is de instelling van gezamenlijke toezichtcomités voor de verschillende programma’s nuttig en praktisch. Wij constateerden dat slechts vier van de tien bij onze controle betrokken lidstaten dit hadden gedaan.

66 De lidstaten hebben echter andere oplossingen gevonden om de informatiestroom te vergemakkelijken. De beheersautoriteiten van elk van de afzonderlijke fondsen in Oostenrijk en Duitsland (Saksen) waren vertegenwoordigd in de toezichtcomités van alle andere fondsen. Estland stelde een gezamenlijke beheersautoriteit in voor de fondsen voor plattelandsontwikkeling en visserij.

67 De twee financieringsstromen (Europees Landbouwgarantiefonds en Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling) van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zullen worden gepland via strategische GLB-plannen, als onderdeel van de hervorming na 2020. Als gevolg daarvan kan de koppeling tussen plattelandsontwikkeling en de drie andere financieringsstromen (het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur) losser worden.

68 De Commissie verwachtte dat de meerfondsenaanpak zou leiden tot een verbreding van het scala aan lokale sectoren, belanghebbenden en projecteigenaren die betrokken zijn bij lokale actiegroepen, waardoor de lokale samenwerking zou worden versterkt. Bovendien verwachtte zij dat de opname van vier EU-fondsen de lokale actiegroepen in staat zou stellen complexe lokale behoeften op een meer omvattende wijze en met meer geld aan te pakken.

69 De Commissie heeft geen volledige cijfers verstrekt over het aantal lokale actiegroepen dat gebruikmaakt van de meerfondsenaanpak. Volgens de laatste beschikbare samengevoegde gegevens36 werden in alle lidstaten (met inbegrip van het Verenigd Koninkrijk) 3 337 groepen goedgekeurd voor de programmeringsperiode 2014‑2020. Daarvan maakten er 813 (24 %) gebruik van meer dan één EU-fonds (zie figuur 8). De meeste van deze uit meerdere fondsen gefinancierde lokale actiegroepen maakten gebruik van een combinatie van financiering uit het fonds voor plattelandsontwikkeling, het fonds voor regionale ontwikkeling en het sociaal fonds en in de hele EU maakten negen actiegroepen gebruik van alle vier de beschikbare fondsen (acht in Zweden en één in Polen).

Figuur 8 — Uit één fonds en uit meerdere fondsen gefinancierde lokale actiegroepen in de periode 2014‑2020

Bron: ERK, op basis van Kah, S. (2021), Update: Implementing cohesion policy funds through multi-Fund CLLD (gegevens correct per juni 2021).

70 De meerfondsenaanpak was nieuw voor de lokale actiegroepen en de autoriteiten van de lidstaten, en de lokale actiegroepen hadden voor het eerst te maken met de sociale en regionale fondsen. In de richtsnoeren van de Commissie37 werd daarom de nadruk gelegd op de noodzaak van duidelijke afbakening van verantwoordelijkheid en besluitvorming. Dit vereiste coördinatie tussen de verantwoordelijke autoriteiten van de lidstaten, niet in de laatste plaats om de lokale actiegroepen duidelijke regels en richtsnoeren te bieden, idealiter vanuit één contactpunt.

71 Van de lidstaten waarop onze controle betrekking had, had Zweden de meest gestroomlijnde regelingen voor het beheer van de meerfondsenaanpak. Het had één enkele beheersautoriteit en een coördinatiegroep voor de fondsen aangewezen en beschikte slechts over drie verwante programma’s: een nationaal programma voor plattelandsontwikkeling, een nationaal programma voor visserij en een nationaal programma voor de financiering van vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling uit de regionale en sociale fondsen.

72 In Tsjechië en Portugal daarentegen maakte de combinatie van verschillende fondsen met verschillende doelstellingen en regels en verschillende beheersautoriteiten die uiteenlopende regels en richtsnoeren toepasten het beheer van de meerfondsenaanpak volgens de beheersautoriteiten moeilijker. (Figuur 9 toont verschillende regelingen voor het beheer van de meerfondsenaanpak in Zweden, Tsjechië en Portugal). In de opmerkingen van de Commissie over de jaarlijkse uitvoeringsverslagen van de lidstaten of in de notulen van hun jaarvergaderingen vonden wij geen aanwijzingen dat de Commissie had ingegrepen, bijvoorbeeld door de lidstaten schriftelijke feedback te geven over het beheer van de meerfondsenaanpak of door waar nodig actieplannen te vereisen.

Figuur 9 — Regelingen voor het beheer van de meerfondsenaanpak

Bron: ERK, op basis van door Eurostat verstrekte kaarten.

73 Om de meerfondsenaanpak te vereenvoudigen, heeft de Commissie voor de programmeringsperiode 2021‑2027 een aantal nieuwe elementen ingevoerd:

  • De lidstaten moeten een gemeenschappelijke oproep organiseren (met alle betrokken fondsen) om plaatselijke ontwikkelingsstrategieën en lokale actiegroepen te selecteren en een gemengd comité oprichten dat belast wordt met de monitoring van de uitvoering van die strategieën38.
  • Kiest een lidstaat voor een hoofdfonds, dan gelden voor de plaatselijke ontwikkelingsstrategie als geheel (d.w.z. het beheer en de controle van alle projecten) de regels van dat fonds, terwijl voor de uitvoering, de monitoring en de betalingen voor individuele projecten nog steeds de regels gelden van het fonds waarmee het project in kwestie wordt gefinancierd39.

Wij stelden vast dat het per eind december 2021 nog niet mogelijk was gemeenschappelijke oproepen te doen. De Commissie deelde ons mee dat dit te wijten was aan de verlenging van de overgangsperiode voor het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (met inbegrip van het EU-fonds voor plattelandsontwikkeling) tot 2022, hetgeen betekende dat de eerdere regels voor de periode 2014‑2020 van toepassing zouden blijven.

74 In Zweden vonden de autoriteiten de meerfondsenaanpak, ondanks de ingevoerde stroomlijning, ondoeltreffend en duur om te beheren, met name omdat in de periode 2014‑2020 de visserij-, regionale en sociale fondsen samen slechts goed waren voor 20 % van de financiering voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling. Zij gaven opdracht tot een studie waarin de financiering van alle initiatieven op het gebied van vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling uit het landbouwfonds40 werd geëvalueerd. Daaruit bleek dat lokale actiegroepen in de periode 2014‑2020 soortgelijke projecten hadden gesteund uit verschillende fondsen (bijv. op het gebied van toerisme en integratie) en dat meer dan 90 % van alle projecten die uit de drie andere EU-fondsen werden gesteund, had kunnen worden gefinancierd met geld voor plattelandsontwikkeling.

75 Als gevolg hiervan zal Zweden waarschijnlijk stoppen met de meerfondsenaanpak. Van de andere bevraagde autoriteiten van de lidstaten hebben wij gemengde reacties ontvangen, waaruit blijkt dat de meeste ervan geen voorstander zijn van het gebruik van de meerfondsenaanpak in de huidige en de toekomstige programmeringsperiode.

Conclusies en aanbevelingen

76 Bij onze controle werd onderzocht of de Leader-aanpak voordelen opleverde die de extra kosten en risico’s ervan rechtvaardigden, met name in vergelijking met de mainstreamtop-downuitgavenprogramma’s van de EU.

77 Meer dan tien jaar na ons laatste speciale verslag over Leader hebben wij geconstateerd dat er op sommige gebieden verbeteringen hebben plaatsgevonden en dat Leader structuren creëert die de plaatselijke betrokkenheid vergemakkelijken. De Leader-aanpak gaat echter gepaard met hogere administratie- en exploitatiekosten en trage goedkeuringsprocedures en heeft niet geleid tot projecten met aantoonbare extra voordelen. In het algemeen concluderen wij dat er weinig bewijs is dat de voordelen van de Leader-aanpak opwegen tegen de kosten en risico’s die ermee gepaard gaan.

78 Leader brengt door zijn participatieve aanpak hoge administratie- en exploitatiekosten met zich mee. In de EU-verordening worden deze kosten beperkt tot 25 %. In de programmeringsperiode 2014‑2020 waren de lidstaten van plan 17 % uit te geven aan administratie- en exploitatiekosten. Deze kosten omvatten het vergemakkelijken van de uitvoering van de plaatselijke ontwikkelingsstrategie en het helpen van potentiële begunstigden bij de ontwikkeling van projecten. Volgens de verslaglegging van de Commissie bedroegen deze kosten eind 2020 1,04 miljard EUR (24 % van de totale uitgaven in dat stadium, wat binnen de grenzen van de verordening ligt). Het aandeel van dergelijke uitgaven vergeleken met de projectuitgaven daalt meestal naarmate de cyclus van de programmeringsperiode vordert (zie de paragrafen 25-30).

79 Wij hebben geconstateerd dat de lokale actiegroepen erin zijn geslaagd de plaatselijke betrokkenheid bij de ontwikkeling van hun plaatselijke ontwikkelingsstrategieën te bevorderen, wat een verbetering is ten opzichte van de situatie die wij meer dan tien jaar geleden aantroffen. De meeste lidstaten waarop onze controle betrekking had, pasten relevante procedures toe om op basis van deze strategieën lokale actiegroepen te selecteren en goed te keuren, maar sommige pasten minder strikte kwaliteitsnormen toe bij het selecteren van de plaatselijke ontwikkelingsstrategieën. Wij stelden vast dat één lidstaat geen kwaliteitscriteria had opgenomen in zijn selectieproces, waardoor het mogelijk zou zijn geweest zich te concentreren op de beste plaatselijke ontwikkelingsstrategieën (zie de paragrafen 31-37).

80 Wij stelden vast dat de aanvraag- en goedkeuringsprocedure voor projecten ingewikkeld was en voor de projecteigenaren aanvullende administratieve eisen inhield in vergelijking met de mainstreamuitgavenprogramma’s. Dit droeg bij tot een situatie waarin de lidstaten ten tijde van de controle betrekkelijk weinig projecten hadden voltooid en hiervoor hadden betaald (39 %). Wij constateerden ook dat de selectiecriteria voor Leader-projecten in de meeste gevallen vrij algemeen waren, waardoor de lokale actiegroepen een breed scala aan projecten konden selecteren (zie de paragrafen 38-41).

81 Het selectieproces voor projecten werd niet langer formeel gedomineerd door overheidsinstanties (zoals wij in 2010 hadden vastgesteld) en lokale actiegroepen slaagden erin de lokale betrokkenheid te bevorderen. In 2021 stelden wij echter vast dat de meeste lokale actiegroepen niet genderevenwichtig waren en dat jongeren ondervertegenwoordigd waren. Hierdoor ontstaat het risico dat de besluitvormingsorganen tijdens het besluitvormingsproces geen rekening houden met hun standpunten en belangen (zie de paragrafen 42-44).

82 Hoewel sommige van onze aanbevelingen van 2010 werden opgevolgd, stelden wij vast dat het monitoring- en evaluatiekader van de Commissie nog steeds niet aantoonde dat Leader extra voordelen oplevert ten opzichte van de mainstreamfinanciering. Deskundigen zijn van mening dat de voordelen van sommige onderdelen — d.w.z. sociaal kapitaal en plaatselijk bestuur — moeilijk kunnen worden aangetoond. In ons advies van 2018 over Commissievoorstellen voor het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid hebben wij benadrukt dat de Commissie bij de herziening van de bestaande wetgeving het beginsel “eerst evalueren” moet volgen. De Commissie is begonnen met de evaluatie van de voordelen van Leader (zie de paragrafen 47-53 en 61-63).

83 Uit onze analyse van Leader-projecten is gebleken dat deze gericht waren op de brede algemene doelstellingen die in de plaatselijke ontwikkelingsstrategieën zijn vastgesteld (zie paragraaf 80). We hebben echter projecten aangetroffen waarvoor specifiek andere plattelandsontwikkelingsmaatregelen dan Leader bestonden en die door middel van andere EU-uitgavenprogramma’s werden gerealiseerd. Sommige lidstaten en lokale actiegroepen gebruikten Leader voor de financiering van projecten die doorgaans tot de wettelijke taken van nationale, regionale of gemeentelijke autoriteiten behoren (zie de paragrafen 54-60).

84 De meerfondsenaanpak was nieuw voor de programmeringsperiode 2014‑2020 en werd ingevoerd om de steun voor lokale ontwikkeling beter te coördineren en de koppeling tussen plattelands-, stedelijke en visserijgebieden te versterken. In het algemeen stelden wij vast dat de meerfondsenaanpak in haar huidige vorm de financiering van lokale ontwikkelingsprojecten ingewikkelder maakt (zie de paragrafen 64-75).

Aanbeveling 1 — Voer een uitgebreide evaluatie uit van de kosten en baten van Leader

De Commissie moet een uitgebreide evaluatie uitvoeren van zowel de kosten als de baten. Deze evaluatie van Leader moet betrekking hebben op (de punten a-e):

  1. de toepassing van een selectieproces van lokale actiegroepen waarbij het geld wordt toegewezen aan de kwalitatief beste plaatselijke ontwikkelingsstrategieën;
  2. maatregelen om de kosten te drukken en administratieve complexiteiten te beperken (bijv. extra administratieve lasten voor projecteigenaren, lange selectieprocedures);
  3. de mate waarin in besluitvormingsorganen onder andere verschillende leeftijden, genders en andere doelgroepen zijn vertegenwoordigd;
  4. de mate waarin door Leader gefinancierde projecten extra voordelen opleveren in vergelijking met niet-Leader-projecten, en
  5. de mate waarin Leader-middelen worden gebruikt voor de financiering van de wettelijke taken van EU-, nationale, regionale of lokale instanties.

Streefdatum voor de uitvoering: 2023

Aanbeveling 2 — Beoordeel de aanpak van de vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling

Bij de beoordeling van de doeltreffendheid en efficiëntie van de vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling moet de Commissie zoveel mogelijk de in aanbeveling 1, punten a) tot en met e), genoemde elementen in aanmerking nemen.

Streefdatum voor de uitvoering: 2025 (voor de ex-postevaluaties van de periode 2014‑2020)

Dit verslag werd door kamer I onder leiding van mevrouw Joëlle Elvinger, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op 4 mei 2022.

 

Voor de Rekenkamer

Klaus-Heiner Lehne
President

Bijlagen

Bijlage I — Specifieke indicatoren in verband met Leader en vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling

Tabel 6 — Elfpo EFMZV EFRO ESF
Outputindicatoren Outputindicatoren Geen specifieke CLLD-indicatoren Geen specifieke CLLD-indicatoren
O.18: Bevolking die onder LAG’s valt

O.19: Aantal geselecteerde LAG’s

O.20: Aantal gesteunde Leader-projecten

O.21: Aantal gesteunde samenwerkingsprojecten

O.22: Aantal en soort projectontwikkelaars

O.23: Uniek identificatienummer van de bij het samenwerkingsproject betrokken LAG
  1. Aantal geselecteerde plaatselijke ontwikkelingsstrategieën
  2. Voorbereidende steun
  3. Samenwerking
Streefdoel en resultaatindicatoren Resultaatindicatoren
T21/R22: Percentage van de plattelandsbevolking dat onder plaatselijke ontwikkelingsstrategieën valt

T22/R23: Percentage van de plattelandsbevolking dat profiteert van verbeterde diensten/infrastructuur

T23/R24: Gecreëerde banen via gesteunde projecten (Leader)

  1. Gecreëerde werkgelegenheid (vte)
  2. Behouden werkgelegenheid (vte)

Bronnen: Elfpo: bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 van de Commissie; EFMZV: bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1014/2014 van de Commissie.

Bijlage II — Follow-up door de ERK van Speciaal verslag 05/2010 in het kader van dit controleverslag

Aanbevelingen Antwoord van de Commissie Follow-up door de ERK
Aanbeveling 1    
Gelet op de aanhoudende tekortkomingen moet de Commissie waarborgen dat de wetgeving voldoende duidelijkheid biedt over de vereiste normen in het specifieke geval van Leader. Een aantal eenvoudige voorschriften op EU-niveau kan dienen ter vervanging van het gebruik van uiteenlopende exploitatieregels op programmaniveau, kan de procedures vereenvoudigen, de consistentie verbeteren en zorgen voor duidelijke controlenormen op de volgende terreinen:    
  1. uitsluiting van projecten die zijn begonnen voordat een subsidiebesluit is genomen, teneinde een groot risico op ondoelmatigheid weg te nemen (buitenkanseffect);
  1. De Commissie zal het vraagstuk omtrent het begin van de subsidiabiliteit van projecten grondig onderzoeken, rekening houdend met de behoefte aan een geharmoniseerde aanpak voor alle communautaire financiering onder gedeeld beheer.


Niet uitgevoerd
Overeenkomstig artikel 65, lid 6, van verordening (EU) nr. 1303/2013 worden projecten die fysiek zijn voltooid of volledig zijn uitgevoerd voordat de aanvraag is ingediend, uitgesloten van financiering. Dit betekent niet dat het verboden is dat projecten van start gaan voordat het subsidiebesluit is genomen, wat betekent dat het buitenkanseffect blijft bestaan.
  1. het baseren van de projectselectie van LAG’s op gedocumenteerde beoordelingen die aan de hand van consistente en relevante criteria de deugdelijkheid en eerlijkheid van het besluit aantonen;
  1. De Commissie zal hierover nog voor de huidige programmeringsperiode aanvullende richtsnoeren opnemen in een bijgewerkte versie van de handleiding voor de toepassing van de Leader-as.


In enkele opzichten uitgevoerd
In artikel 34, lid 3, punt b), van verordening nr. 1303/2013 wordt de wettelijke norm vastgesteld. Wij stelden vast dat de selectiecriteria vaak subjectief waren en door de LAG’s op verschillende manieren werden geïnterpreteerd.
  1. regels om te waarborgen dat de partnerschappen bij vergaderingen voor projectselectie niet worden gedomineerd door de lokale autoriteiten.
  1. Het huidige wettelijke kader voorziet al in regels. Artikel 62, lid 1, punt b), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bepaalt dat vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld voor de besluitvorming ten minste 50 % van het plaatselijke partnerschap moeten uitmaken.

    De Commissie erkent echter dat de lijst met beginselen specifieker zou kunnen zijn. De Commissie zal overwegen om de bestaande handleiding te herzien om de verplichte toepassing van het “dubbele quorum”-voorschrift, dat moet gelden voor de samenstelling van de LAG’s en op het besluitvormingsniveau, nader toe te lichten.


Uitgevoerd
In artikel 34, lid 3, van Verordening nr. 1303/2013 wordt de wettelijke norm vastgesteld.
De lidstaten dienen daarnaast te waarborgen dat voor de in dit verslag geconstateerde tekortkomingen doeltreffende procedures bestaan, en dat wordt toegezien op de correcte werking van deze procedures.  


In enkele opzichten uitgevoerd
De lidstaten beschikken over procedures om de LAG’s te begeleiden en te controleren. De in dit verslag geconstateerde tekortkomingen worden hierdoor niet voorkomen.
Aanbeveling 2    
Het Financieel Reglement verbiedt iedere handeling die kan leiden tot een belangenconflict. Met het oog daarop dienen de Commissie en de lidstaten te zorgen dat er doeltreffende waarborgen zijn en te controleren dat deze naar behoren werken. Leden van de projectbeoordelings- of besluitvormende comités van de LAG’s die een persoonlijk, politiek, beroepsmatig of zakelijk belang hebben bij een projectvoorstel, dienen dat belang schriftelijk te melden. Zij dienen afwezig te zijn bij de bespreking, beoordeling of het besluit betreffende het project en de zaak dient overeenkomstig het Financieel Reglement te worden doorverwezen naar de beheersautoriteit. De Commissie is het met de Rekenkamer eens dat er, wat het besluitvormingsproces betreft, duidelijke regels inzake belangenconflicten moeten zijn, die strikt moeten worden nageleefd.

In artikel 61, lid 1, punt b), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 is bepaald dat de economische en sociale partners en andere vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld op besluitvormingsniveau ten minste 50 % van het partnerschap moeten uitmaken.

De Commissie zal ook goede praktijken bevorderen door middel van de handleiding voor de toepassing van de Leader-as en zal de lidstaten vragen te zorgen voor doeltreffende vrijwaringsmaatregelen en deze te controleren.


Uitgevoerd
In artikel 34, lid 3, van verordening nr. 1303/2013 wordt de wettelijke norm vastgesteld.
Aanbeveling 3    
De Commissie dient samen met de lidstaten te onderzoeken of de bestaande maatregelen een beperking vormen voor het vermogen van de LAG’s om innovatieve, multisectoriële, plaatselijke strategieën te ontwerpen en te implementeren ter verwezenlijking van de doelstellingen van de assen 1-3 van het beleid voor plattelandsontwikkeling. De lidstaten dienen hun regelgeving zodanig aan te passen dat de LAG’s lokale oplossingen kunnen ontwikkelen die niet overeenkomen met de maatregelen van de plattelandsontwikkelingsprogramma's. Het is altijd mogelijk om de plattelandsontwikkelingsprogramma’s (POP's) te wijzigen om de uitvoering van plaatselijke strategieën te verbeteren.

Bovendien kunnen er in de handleiding voor de toepassing van de Leader-as betere richtsnoeren worden opgenomen voor de lidstaten met betrekking tot het financieren van (innovatieve) projecten buiten de voorziene maatregelen.

Sinds eind 2009 proberen verschillende lidstaten hun programma’s te wijzigen om een meer doeltreffende toepassing van de Leader-methode mogelijk te maken door geïntegreerde of speciale maatregelen in te voeren teneinde meer flexibiliteit toe te staan. Dit is voornamelijk het gevolg van de discussies die door de Commissie zijn aangezwengeld in het kader van het subcomité Leader van het Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling.


In enkele opzichten uitgevoerd
Leader-/CLLD-projecten zijn niet langer gekoppeld aan de mainstreammaatregelen.

We hebben bepaalde tekortkomingen aangetroffen:
  • PT: de projecten moeten passen in zes vastgestelde maatregelen;
  • algemeen: Leader-/CLLD-projecten zijn vaak mainstream- of soortgelijke projecten, in plaats van aangeboden lokale oplossingen op maat.
Aanbeveling 4    
De Commissie moet ervoor zorgen dat de lidstaten de strategieën voor 2007‑2013 van de LAG’s herzien en de LAG’s verplichten meetbare doelstellingen vast te stellen die specifiek voor hun lokale gebied gelden en die in de resterende tijd van de periode door het Leader-programma kunnen worden verwezenlijkt. De lidstaten moeten van de LAG’s eisen dat zij rekenschap geven inzake het bereiken van de doelstellingen van hun lokale strategie, voor het realiseren van toegevoegde waarde door middel van de Leader-aanpak, en voor de doelmatigheid van de uitgaven voor subsidies en de exploitatiekosten. De tussentijdse evaluatieverslagen die eind 2010 moeten worden ingediend, bevatten aanbevelingen voor wijzigingen van het programma voor plattelandsontwikkeling om de programma-inhoud af te stemmen op de doelstellingen. De Commissie zal van deze gelegenheid gebruikmaken om de uitvoering van as 4 te bespreken met de lidstaten, en in het bijzonder de mogelijkheid om de plaatselijke ontwikkelingsstrategieën en de uitvoering ervan te verbeteren door onder andere betere monitoring en evaluatie op LAG-niveau.

Er wordt met name gedacht aan het verzamelen en verspreiden van goede praktijken met betrekking tot monitoring op LAG-niveau door middel van het Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling (ENPO) en met betrekking tot evaluatie in de context van het Europees evaluatienetwerk voor plattelandsontwikkeling.


In enkele opzichten uitgevoerd
De lidstaten hebben de plaatselijke ontwikkelingsstrategieën ook beoordeeld vanuit het oogpunt van de vaststelling van meetbare doelstellingen. Wij hebben vastgesteld dat deze strategieën over het algemeen breed zijn, zodat een grote verscheidenheid van projecten kan worden goedgekeurd.

De doelstellingen zijn beperkt tot streefdoelen voor de output, die bijvoorbeeld aangeven hoeveel projecten van een bepaalde soort moeten worden uitgevoerd. Andere verplichte (EU-)indicatoren betreffen het aantal gecreëerde banen en het aantal inwoners dat onder de LAG valt.

De Commissie brengt collectief verslag uit over deze indicatoren, maar onze analyse bracht inconsistenties aan het licht in de gerapporteerde gegevens (bijv. >100 % dekking van de bevolking in plattelandsgebieden).

In artikel 34, lid 3, van Verordening nr. 1303/2013 worden de taken van de LAG’s omschreven, waaronder monitoring- en evaluatieactiviteiten. De lidstaten stellen relevante minimumeisen voor de LAG’s vast. We stelden gemengde resultaten vast, d.w.z. een aantal goede praktijken, maar ook LAG’s die het nut van een dergelijke monitoring niet inzien.
De lidstaten dienen voorts te overwegen of deze grotere verantwoordingsplicht betreffende deugdelijk financieel beheer een stroomlijning mogelijk maakt van het bestaande beheer, het toezicht en de controlesystemen, waarmee de noodzaak afneemt om bij maatregelen de naleving van subsidiabiliteitsvoorwaarden te controleren.


In enkele opzichten uitgevoerd
Overeenkomstig artikel 34, lid 3, van Verordening nr. 1303/2013 moeten de lidstaten de betrokken controles, met inbegrip van de subsidiabiliteitscontroles, uitvoeren of moeten zij deze delegeren aan de LAG’s door hen aan te wijzen als intermediaire instanties. Wij hebben voorbeelden gevonden van gevallen waarbij verantwoordelijkheden werden gedelegeerd aan LAG’s zonder dat deze LAG’s werden aangewezen als intermediaire instanties.
Aanbeveling 5    
Gelet op haar verantwoordelijkheid om het deugdelijk financieel beheer van de EU-begroting te waarborgen, dient de Commissie toekomstige programma’s voldoende nauwkeurig te controleren op specifieke elementen die fundamenteel zijn voor de toegevoegde waarde, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van Leader. Bij de goedkeuring van programma’s voor de huidige programmeringsperiode onder gedeeld beheer heeft de Commissie de belangrijkste elementen onderzocht die worden genoemd in bijlage 2 bij Verordening (EG) nr. 1974/2006. Andere aanvullende beheerselementen van Leader moeten echter in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel na de goedkeuring van de programma’s worden vastgesteld door de beheersautoriteiten.


In enkele opzichten uitgevoerd
De Commissie heeft de OP’s en POP's gecontroleerd, maar de mate van gedetailleerdheid was niet in alle lidstaten gelijk.

De Commissie heeft de lidstaten niet verplicht zich te concentreren op projecten die een toegevoegde waarde hadden of op andere aspecten van de toegevoegde waarde van Leader/CLLD.
De lidstaten dienen in de toekomst te waarborgen dat de LAG’s de tekortkomingen die worden aangetroffen in het selectieproces zodanig corrigeren dat de LAG’s beschikken over strategieën en uitvoeringsplannen die voldoen aan de hoogst mogelijke normen.  


In enkele opzichten uitgevoerd
De lidstaten hebben de plaatselijke ontwikkelingsstrategieën gecontroleerd, hebben gezorgd voor opleiding en advies en hebben de LAG’s de gelegenheid geboden om hun strategieën te verbeteren/wijzigen na de eerste evaluaties.

Aan de andere kant belette dit de lidstaten niet om plaatselijke ontwikkelingsstrategieën met brede doelstellingen en actieterreinen vast te stellen, die de selectie van allerlei soorten projecten mogelijk zouden maken.
Aanbeveling 6    
De Commissie dient onverwijld stappen te ondernemen om ervoor te zorgen dat zij rekenschap kan geven inzake de toegevoegde waarde en het deugdelijk financieel beheer van Leader. De monitoring dient meer gericht te zijn op de indicatoren voor de toegevoegde waarde van de Leader-aanpak, doelmatigheid en doeltreffendheid, dan op de uitvoering. De gegevens dienen aan de bron te worden geverifieerd, ten minste steekproefsgewijs. Gezien de omvang en aard van Leader en de problemen tot op heden bij het verkrijgen van relevante, vergelijkbare en betrouwbare gegevens, moet de Commissie een meer doelmatige en doeltreffende aanpak overwegen zoals het nauwkeurig monitoren van statistisch verantwoorde steekproeven van LAG’s door middel van indicatoren, inspecties en gestructureerde casestudies met gedegen verificatie van gegevens door een onafhankelijk beoordelaar. Er is een permanente dialoog met de lidstaten om de toepassing van de Leader-aanpak te verbeteren door middel van het subcomité Leader van het Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling (ENPO). Ook bespreekt de Commissie met de lidstaten de verbetering van het gemeenschappelijk monitoring- en evaluatiekader, met inbegrip van de monitoringindicatoren voor Leader. De Commissie heeft onlangs de laatste hand gelegd aan het definitieve ontwerp-werkdocument over de beoordeling van de impact van Leader in plattelandsgebieden.

Door de verschillen tussen de strategieën kan niet bij alle LAG’s dezelfde informatie worden verzameld, aangezien de uitvoering van een lokale strategie procesgestuurd is. Individuele evaluatie moet worden beperkt met het oog op het verband tussen de kosten en de efficiëntie van de evaluatieprocedure zelf.


Niet uitgevoerd
De Commissie verzamelt gegevens, maar de vier betrokken DG’s hanteren een verschillende aanpak.

De verzamelde gegevens hebben voornamelijk betrekking op zakelijke aspecten en geven geen informatie over de toegevoegde waarde met betrekking tot Leader/CLLD. Het nieuw ingevoerde concept is nogal theoretisch en moeilijk in de praktijk toe te passen.
De Commissie moet samenwerken met de lidstaten om te waarborgen dat de toezicht- en controlesystemen zekerheid verschaffen betreffende de eerlijkheid en transparantie van de procedures, vergelijkbare gegevens verschaffen over de kosten, en een aanvulling zijn op de monitoring van de doeltreffendheid en doelmatigheid.


In enkele opzichten uitgevoerd
Leader/CLLD wordt zelden aan inspecties van de Commissie onderworpen.

De Commissie vereist en ontvangt jaarlijkse uitvoeringsverslagen. Ook aan haar vereiste dat jaarlijkse evaluatievergaderingen worden gehouden, wordt voldaan.

Bijlage III — Lijst van gecontroleerde projecten (uitgaven per mei 2021)

Projectbeschrijving Soort projectontwikkelaar Totale uitgaven (in EUR) EU-bijdrage (in EUR) ESIF
Tsjechië
Verbouwing van het centrale deel van een gemeente (bestrating en uitwijkplaats bij een bushalte) Publiekrechtelijk orgaan 98 069,98 93 166,48 EFRO
Toegankelijke lagere school Publiekrechtelijk orgaan 77 822,80 73 931,73 EFRO
Aankoop van landbouwmachines (multifunctionele lader) Kmo 29 420,99 11 297,66 Elfpo
Aankoop van uitrusting voor de reconstructie van historische treinwagons Kmo 6 268,63 1 805,35 Elfpo
Dagkampen voor kinderen LAG 100 389,34 85 330,94 ESF
Investeringen in landbouwbedrijven, stallen en machines voor dierlijke productie Particulier landbouwbedrijf 194 224,11 74 582,03 Elfpo
Aankoop van landbouwmachines (tractor) Kmo 77 867,57 22 269,18 Elfpo
Aankoop van landbouwmachines (lader en transportband) Kmo 62 725,56 24 086,62 Elfpo
Aankoop van een warmtepomp voor een toeristisch gastenverblijf Kmo 7 061,04 2 033,58 Elfpo
Aankoop van uitrusting voor een smederij (artistiek smeedwerk) Kmo 3 510,91 1 011,14 Elfpo
Duitsland (Saksen)
Verbouwing tot een integratieve dagopvang voor kinderen Publiekrechtelijk orgaan 375 000,00 300 000,00 Elfpo
Sloop van een vervallen eengezinswoning Particulier 9 196,32 7 357,06 Elfpo
Verbouwing van een voormalige pastorie voor particulier gebruik Particulier 160 000,00 128 000,00 Elfpo
Bouw van een vissteiger voor mensen met een beperking Ngo 70 753,80 47 688,23 EFMZV
Integratieve educatieve avonturenspeeltuin op het gebied van geologie Ngo 41 003,44 32 802,75 Elfpo
Verbouwing en herinrichting van een voormalige polikliniek voor de vestiging van nieuwe artsen Kmo 200 000,00 160 000,00 Elfpo
Verbouwing toegankelijke badkamer in een particulier appartement Particulier 5 463,87 4 371,10 Elfpo
Sloop van een voormalige woonruimte voor leerlingen Landbouwcoöperatie 15 000,00 12 000,00 Elfpo
Renovatie van straatverlichting Publiekrechtelijk orgaan 2 981,16 2 384,93 Elfpo
Verbouwing van vrachtcontainers voor vakantiehuisjes Kmo 29 152,85 23 322,28 Elfpo
Estland
Modernisering van een zwembad — bouw van een gezondheids- en kinderbad Publiekrechtelijk orgaan 80 000,00 64 000,00 Elfpo
Ontwikkeling van een wolverwerkingsatelier — aankoop van een kaardmachine en aanpassing van de productiefaciliteiten Kmo 25 706,24 23 135,61 Elfpo
Aankoop van een transportwagen voor runderen en schapen (gezamenlijk gebruik door drie landbouwbedrijven) Kmo 4 043,60 3 234,88 Elfpo
Audiovisuele projectieoplossingen voor een centrum voor geschiedkundig onderwijs Ngo 10 000,00 8 000,00 Elfpo
Verbouwing van een voormalig stationsgebouw tot een wachtzaal voor het openbaar vervoer en een museum Ngo 72 911,64 58 329,28 Elfpo
Aankoop van een steenzaagmachine voor de verwerking van veldsteen Kmo 65 040,00 52 032,00 Elfpo
Opleiding natuurtoerisme voor scholieren Publiekrechtelijk orgaan 3 233,16 2 586,52 Elfpo
Aanleg van een skatepark Ngo 17 836,94 14 269,54 Elfpo
Aankoop van uitrusting voor het gemeenschapswerk van een kerk Ngo 4 943,13 3 954,47 Elfpo
Aanleg van een sportveld met kunstgras Ngo 139 999,80 111 999,84 Elfpo
Ierland
Ontwikkeling en constructie van een gebouw Ngo 500 000,00 314 000,00 Elfpo
Skatepark voor de gemeenschap Ngo 127 671,00 80 177,39 Elfpo
Uitbreiding van een manege Kmo 56 062,97 35 207,55 Elfpo
Marketingcampagne van een particuliere onderneming Kmo 19 374,37 12 167,10 Elfpo
Sociaaleconomische planning in de gemeenschap LAG 26 442,90 16 606,14 Elfpo
Aankoop van computerapparatuur voor een bedrijf voor plattelandstoerisme Particulier 5 008,25 3 145,18 Elfpo
Capaciteitsopbouw van een bezoekerscentrum Ngo 52 170,10 32 762,82 Elfpo
Verbeteringswerken op een erfgoedlocatie Ngo 200 000,00 125 600,00 Elfpo
Verbetering van bedrijfsfaciliteiten Kmo 117 567,47 73 832,37 Elfpo
Onderzoek naar biodiversiteit en milieu Ngo 8 966,70 5 631,09 Elfpo
Griekenland
Muziekfestival Ngo 31 520,00 28 112,69 Elfpo
Verbetering van weginfrastructuur Openbaar lichaam 580 000,00 517 302,00 Elfpo
Cultureel ngo-project Culturele vereniging 13 633,42 12 159,65 Elfpo
Verbeteringswerken aan een school voor buitengewoon onderwijs Vereniging van ouders en vrienden van kinderen met specifieke behoeften 182 329,93 162 620,06 Elfpo
Cultureel ngo-project Culturele vereniging 10 515,20 9 378,50 Elfpo
Project voor toeristische accommodatie Particulier 265 803,55 239 223,20 Elfpo
Ontwerp van een nieuwe productlijn Particulier 125 040,00 112 048,34 Elfpo
Bedrijfsmodernisering Particulier 11 113,00 9 958,36 Elfpo
Financiering van een nieuwe bedrijfseenheid Particulier 57 220,60 51 275,38 Elfpo
Financiering van een zuivelproductie-eenheid Particulier 61 017,48 54 677,76 Elfpo
Oostenrijk
Verkenning van concepten voor lokale pop-upwinkels Vereniging voor toerisme 102 398,29 32 767,46 Elfpo
Ontwikkeling van de productie en verwerking van kruiden en specerijen van hoge kwaliteit Coöperatie 341 956,33 109 426,02 Elfpo
Steun voor de oprichting van de eerste Montessorischool in de regio Coöperatie 57 126,95 27 177,60 Elfpo
Ontwikkeling van een “Smart Village”-concept via “Design Thinking” Publiekrechtelijk orgaan 7 560,00 3 628,80 Elfpo
Verkenning van nieuwe wegen naar innovatieve projecten

(Samenwerkingsproject van drie Oostenrijkse LAG’s, waaronder de twee gecontroleerde)
Ngo 376 305,71 240 000,00 Elfpo
Kleinschalige sterrenwacht voor amateurastronomen, scholen en geïnteresseerd publiek Ngo 55 929,40 26 145,60 Elfpo
Opstartsteun voor duurzaam ondernemerschap in verschillende bedrijfssectoren Ngo 85 608,00 41 091,84 Elfpo
Productie en verkoop van aanmaakhout Coöperatie 15 000,00 4 800,00 Elfpo
Traditioneel beheer van steile bergweiden Ngo 23 850,00 11 448,00 Elfpo
Portugal (vasteland)
Verbouwing van oude windmolens tot toeristische accommodatie Eenmansbedrijf

(Empresário em Nome Individual)
181 561,09  72 624,47  Elfpo
Aankoop van industriële keukenapparatuur voor de productie van jams, chutneys, sauzen enz. Kmo 47 378,22 12 507,59 Elfpo
Instandhouding en restauratie van windmolens en het omliggend gebied (openluchtmuseum) Publiekrechtelijk orgaan 149 000,00  89 400,00  Elfpo
Verbouwing van de houtoven van een gemeenschap Publiekrechtelijk orgaan 8 285,90 3 597,44 Elfpo
Aankoop van uitrusting voor de kaasproductie van een zuivelbedrijf Kmo 171 066,39 68 551,57 Elfpo
Steun voor het scheppen van banen in een ambachtelijke bierbrouwerij Kmo 10 458,24 5 229,12 ESF
Aankoop van uitrusting voor een ambachtelijke bierbrouwerij Kmo 31 571,56 12 628,63 EFRO
Steun voor het scheppen van banen bij een bedrijf voor wegenwachtdiensten Kmo 6 052,62 5 144,73 ESF
Modernisering en aankoop van uitrusting voor een sportschool Kmo 99 195,60 39 678,23 EFRO
Modernisering van een plaatselijke accommodatie-eenheid Kmo 31 013,41 12 405,36 EFRO
Roemenië
Aanleg van een fietspad in een dorp Overheidsinstantie 81 624,00 72 906,56 Elfpo
Aankoop van landbouwmachines Kmo 160 226,27 143 114,11 Elfpo
Aankoop van uitrusting voor een semizelfvoorzienende bijenhouderij Kmo 13 975,50 12 482,92 Elfpo
Aankoop van uitrusting voor een taxidermist Kmo 1 047,31 935,46 Elfpo
Aankoop van landbouwmachines (jonge landbouwer) Kmo 84 574,13 75 541,62 Elfpo
Aankoop van landbouwmachines (jonge landbouwer) Kmo 27 951,00 24 965,83 Elfpo
Oprichting van een schoonheidssalon in een dorp Kmo 23 292,50 20 804,86 Elfpo
Geïntegreerd centrum voor sociale dienstverlening in een dorp Ngo 5 820,00 5 198,42 Elfpo
Aanleg van een kunstgrasveld Overheidsinstantie 3 979,20 3 554,22 Elfpo
Oprichting van een praktijk voor bewegingstherapie in een kleine stad Kmo 23 292,50 20 804,86 Elfpo
Slowakije
Verbouwing en renovatie van een gebouw voor de productie van samengestelde netwerken Kmo 177 424,76 97 583,62 EFRO
Uitrusting voor de productie van kunstkranshalffabricaten Kmo 103 524,20 56 938,31 EFRO
Aankoop van een voertuig voor acht personen voor plaatselijk vervoer (bijv. kinderen, ouderen) Publiekrechtelijk orgaan (gemeente) 34 210,53 32 500,00 EFRO
Openbare riolering Publiekrechtelijk orgaan 25 000,00 18 750,00 Elfpo
Ontwerp en aanleg van een educatief wandelpad Publiekrechtelijk orgaan 24 936,70 18 702,53 Elfpo
Herstel van dorpswegen Publiekrechtelijk orgaan 22 233,18 16 674,89 Elfpo
Zweden
Innovatieve oplossingen op het gebied van openbaar vervoer voor toeristen en de plaatselijke bevolking (haalbaarheidsstudie) Ngo 29 930,67 14 965,34 Elfpo
Hondendagopvang — re-integratie van mensen met een beperking in de arbeidsmarkt Kmo 108 894,76 54 447,38 ESF
Zwemschool voor de plaatselijke bevolking in een dunbevolkte regio Kmo 15 585,82 7 792,91 EFRO
Eigen project van een LAG om lokale start-ups te helpen LAG 26 852,69 13 426,34 Elfpo
Op IT gebaseerde eerlijke direct marketing van lokale voedselproducten Ngo 54 600,31 27 300,15 Elfpo
Sportproject ter bevordering van de integratie van plaatselijke inwoners en migranten Ngo 106 785,60 53 392,80 Elfpo
Nieuwe manieren om de plaatselijke commerciële visserij in stand te houden (haalbaarheidsstudie) Ngo 6 736,32 3 368,16 EFMZV
Eigen project van de LAG om jongeren te ondersteunen bij het opzetten en uitvoeren van eigen projecten (Elfpo) LAG 153 930,76 76 965,38 Elfpo
Eigen project van de LAG om jongeren te ondersteunen bij het opzetten en uitvoeren van eigen projecten (EFRO) LAG 38 519,59 19 259,79 EFRO
Theaterproject en catering van lokale culinaire specialiteiten Ngo 66 640,00 33 320,00 Elfpo

Acroniemen en afkortingen

CLLD: vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (Community-led local development)

DG AGRI: directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling

DG EMPL: directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie

DG MARE: directoraat-generaal Maritieme Zaken en Visserij

DG REGIO: directoraat-generaal Regionaal Beleid en Stadsontwikkeling

EFMZV: Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij

EFRO: Europees Fonds voor regionale ontwikkeling

Elfpo: Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

ENPO: Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling

EOGFL: Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw

ESF: Europees Sociaal Fonds

ESI-fondsen: Europese structuur- en investeringsfondsen

EU: Europese Unie

EVF: Europees Visserijfonds

FARNET: netwerk van visserijgebieden

FLAG: lokale actiegroep visserij (fisheries local action group)

GLB: gemeenschappelijk landbouwbeleid

LAG: lokale actiegroep

Leader: verbindingen tussen acties voor de ontwikkeling van de plattelandseconomie (Liaison entre actions de développement de l’économie rurale)

OP: operationeel programma

POP: plattelandsontwikkelingsprogramma

Verklarende woordenlijst

Bestuur en sociaal kapitaal zijn verwarrende en omstreden begrippen. In dit verslag verwijzen wij naar de definities van de Commissie (zie paragraaf 61).

Het buitenkanseffect treedt op wanneer financiering wordt verstrekt om een begunstigde te steunen die ook zonder de steun dezelfde keuze zou hebben gemaakt. In dat geval kan het resultaat niet worden toegeschreven aan het beleid en heeft de aan die begunstigde betaalde steun geen impact gehad. Hierdoor is het deel van de uitgaven dat een buitenkanseffect oplevert, per definitie ondoeltreffend, want het draagt niet bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen. In het kader van deze controle gaat het om een situatie waarin een gesubsidieerd project geheel of gedeeltelijk zou zijn uitgevoerd zonder de subsidie.

Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen): vijf belangrijke EU-fondsen, die samenwerken om de economische ontwikkeling in alle EU-lidstaten te ondersteunen, overeenkomstig de doelstellingen van de Europa 2020-strategie: het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Cohesiefonds (CF), het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV).

Marktfalen: verwijst naar de inefficiënte verdeling van goederen en diensten op de vrije markt. Marktfalen kan zich om verschillende redenen op de markt voordoen, zoals bijvoorbeeld door externe effecten, zogenaamde collectieve goederen, onvolmaakte informatie op de markt of marktcontrole (monopolie/oligopolie).

Plaatselijke ontwikkelingsstrategie (CLLD): een samenhangend geheel van concrete acties gericht op lokale doelstellingen en behoeften, dat bijdraagt aan de verwezenlijking van de Europa 2020-strategie en dat wordt opgezet en uitgevoerd door een LAG.

Controleteam

In de speciale verslagen van de ERK worden de resultaten van haar controles van EU-beleid en -programma’s of beheersthema’s met betrekking tot specifieke begrotingsterreinen uiteengezet. Bij haar selectie en opzet van deze controletaken zorgt de ERK ervoor dat deze een maximale impact hebben door rekening te houden met de risico’s voor de doelmatigheid of de naleving, de omvang van de betrokken inkomsten of uitgaven, de verwachte ontwikkelingen en de politieke en publieke belangstelling.

Deze doelmatigheidscontrole werd verricht door controlekamer I “Duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen”, die onder leiding staat van ERK-lid Joëlle Elvinger. De controle werd aanvankelijk geleid door ERK-lid João Figueiredo(†), ondersteund door kabinetschef Paula Betencourt en kabinetsattaché Quirino Mealha.

De controle werd afgerond door ERK-lid Eva Lindström, ondersteund door Katharina Bryan, kabinetschef; Michael Bain en Florence Fornaroli, hoofdmanagers; Joanna Kokot, taakleider en Vasileia Kalafati, Anca Florinela Cristescu, Liia Laanes, Marika Meisenzahl (ook grafisch ontwerp) en Anna Zalega, auditors. Daniela Jinaru, Jan Kubat, Michael Pyper en Marek Říha verleenden taalkundige bijstand.

Voetnoten

1 Website van de Commissie over Leader.

2 Speciaal verslag 05/2010: Toepassing van de Leader-aanpak op plattelandsontwikkeling.

3 Speciaal verslag 05/2010: Toepassing van de Leader-aanpak op plattelandsontwikkeling.

4 Document van de workshop van het Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling: LEADER: 30 years and preparing for the future: delivering LEADER’s unique added value.

5 Europese Commissie, Werkdocument van de diensten van de Commissie deel 2/3 SWD(2021) 166 final.

6 D.w.z. het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV), het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO).

7 Bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 van de Commissie.

8 Jaarlijks activiteitenverslag 2019 van het directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling.

9 Verordening (EU) 2021/2115.

10 Artikel 86, lid 1 van Verordening (EU) 2021/1060.

11 Jaarverslag over het begrotingsjaar 2000.

12 Speciaal verslag 05/2010: Toepassing van de Leader-aanpak op plattelandsontwikkeling.

13 Speciaal verslag 19/2013: Verslag van 2012 over de follow-up van de speciale verslagen van de Europese Rekenkamer.

14 Guidance for Member States and programme authorities on CLLD in the ESI Funds.

15 Artikel 33, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

16 Guidance for Member States and programme authorities on CLLD in the ESI Funds, punt 7.3, blz. 42 en 43.

17 Guidance for Member States and programme authorities on CLLD in the ESI Funds, punt 7.3, blz. 42.

18 Guidance for Member States and programme authorities on CLLD in the ESI Funds, blz. 24 en 25.

19 Artikel 32, lid 2, punt b), en artikel 34, lid 3, punt b), van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

20 Guidance for Member States and programme authorities on CLLD in the ESI Funds, blz. 27.

21 Jongeren zijn personen van 18 tot 30 jaar, zie Raad van Europa en Europese Commissie (2019): Youth policy essentials, blz. 6.

22 Verslag van de Europese Rekenkamer betreffende de prestaties van de EU-begroting — Stand van zaken eind 2019.

23 Artikel 54 tot en met 57 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

24 Guidelines, Evaluation of LEADER/CLLD.

25 Europese Commissie (2018): FARNET Guide #15 — Evaluating CLLD. Handbook for LAGs and FLAGs.

26 Artikel 57, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en artikel 2, lid 4, van Verordening (EU) 2020/2220.

27 Artikel 87, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1698/2005.

28 Europese Commissie (2020): Synthesis of Rural Development Programmes (RDPs) ex-post evaluations of period 2007‑2013, Luxemburg, blz. 222-234.

29 Advies van de ERK van 2018 over voorstellen van de Commissie voor verordeningen betreffende het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de periode na 2020.

30 Routekaart voor evaluatie: Evaluation of the impact of LEADER on balanced territorial development.

31 Guidelines, Evaluation of LEADER/CLLD.

32 Zentralbewertung des Entwicklungsprogramms für den ländlichen Raum 2014‑2020 im Freistaat Sachsen. Endbericht, blz. 257.

33 Speciaal verslag 25/2015: EU-steun voor plattelandsinfrastructuur.

34 Nardone, G., Sisto, R., Lopolito, A., Social Capital in the LEADER Initiative: a methodological approach, Journal of Rural Studies, vol. 26, uitgave 1, 2010, blz. 63-72.

Pisani, E., Franceschetti, G.; Secco, L. en Christoforou, A. (Red., 2017), Social Capital and Local Development: From Theory to Empirics. Cham (Zwitserland).

Claridge, T. (2020), Current definitions of social capital — Academic definitions in 2019, met inbegrip van link naar presentatie “Social capital — is there an accepted definition in 2020?”.

Shucksmith, M. (2002), Endogenous Development, Social Capital and Social Inclusion: perspectives from leader in the UK, Sociologia Ruralis, 40(2), blz. 208-218.

Thuesen, A. A. (2010), Is LEADER Elitist or inclusive? Composition of Danish LAG boards in the 2007‑2013 Rural Development and Fisheries Programmes, Sociologia ruralis, 50(1), blz. 31-45.

35 Verordening (EU) nr. 1303/2013, met inbegrip van bijlage I (gemeenschappelijk strategisch kader).

36 Kah, S. (2021), Update: Implementing cohesion policy funds through multi-Fund CLLD (gegevens correct per juni 2021).

37 Europese Commissie (2016), FARNET Guide #10: Starting CLLD implementation in practice.

38 Artikel 31, lid 3, van Verordening (EU) 2021/1060.

39 Artikel 31, leden 4 tot en met 6, van Verordening (EU) 2021/1060.

40 Är det möjligt att finansiera alla insatser inom lokalt ledd utveckling genom jordbruksfonden? Uppföljningsrapport 2019:11 (Is het mogelijk om alle initiatieven op het gebied van CLLD te financieren uit het landbouwfonds (Elfpo)? Follow-upverslag 2019: 11).

Contact

EUROPESE REKENKAMER
12, rue Alcide De Gasperi
L-1615 Luxemburg
LUXEMBURG

Tel. +352 4398-1
Inlichtingen: eca.europa.eu/nl/Pages/ContactForm.aspx
Website: eca.europa.eu
Twitter: @EUAuditors

Meer gegevens over de Europese Unie vindt u op internet via de Europaserver (https://europa.eu).

Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2022

PDF ISBN 978-92-847-8112-6 ISSN 1977-575X doi:10.2865/56428 QJ-AB-22-012-NL-N
HTML ISBN 978-92-847-8105-8 ISSN 1977-575X doi:10.2865/453552 QJ-AB-22-012-NL-Q

AUTEURSRECHT

© Europese Unie, 2022

Het beleid van de Europese Rekenkamer (ERK) inzake hergebruik is uiteengezet in Besluit nr. 6-2019 van de ERK over het opendatabeleid en het hergebruik van documenten.

Tenzij anders aangegeven (bijv. in afzonderlijke auteursrechtelijke mededelingen), wordt voor inhoud van de ERK die eigendom is van de EU een licentie verleend in het kader van de Creative Commons Attribution 4.0 International (CC BY 4.0)-licentie. Als algemene regel geldt derhalve dat hergebruik is toegestaan mits de bron correct wordt vermeld en eventuele wijzigingen worden aangegeven. De hergebruiker van ERK-inhoud mag de oorspronkelijke betekenis of boodschap niet wijzigen. De ERK is niet aansprakelijk voor mogelijke gevolgen van hergebruik.

Aanvullende toestemming moet worden verkregen indien specifieke inhoud personen herkenbaar in beeld brengt, bijvoorbeeld op foto’s van personeelsleden van de ERK, of werken van derden bevat.

Indien dergelijke toestemming wordt verkregen, wordt de bovengenoemde algemene toestemming opgeheven en zullen beperkingen van het gebruik daarin duidelijk worden aangegeven.

Wilt u inhoud gebruiken of reproduceren die geen eigendom van de EU is, dan dient u de auteursrechthebbende mogelijk rechtstreeks om toestemming te vragen.

Figuur 2:

Figuren 3 en 4:

Figuur 5:

Kader 2: icoon gemaakt door Freepik van https://flaticon.com

Software of documenten waarop industriële-eigendomsrechten rusten, zoals octrooien, handelsmerken, geregistreerde ontwerpen, logo’s en namen, zijn uitgesloten van het beleid van de ERK inzake hergebruik.

De groep institutionele websites van de Europese Unie met de domeinnaam “europa.eu” bevat links naar sites van derden. Aangezien de ERK geen controle heeft over deze sites, wordt u aangeraden kennis te nemen van hun privacy- en auteursrechtbeleid.

Gebruik van het ERK-logo

Het logo van de ERK mag niet worden gebruikt zonder voorafgaande toestemming van de ERK.

HOE NEEMT U CONTACT OP MET DE EU?

Kom langs
Er zijn honderden Europe Direct-centra overal in de Europese Unie. U vindt het adres van het dichtstbijzijnde centrum online (european-union.europa.eu/contact-eu/meet-us_nl).

Bel of schrijf
Europe Direct is een dienst die uw vragen over de Europese Unie beantwoordt. U kunt met deze dienst contact opnemen door:

  • te bellen naar het gratis nummer: 00 800 6 7 8 9 10 11 (bepaalde telecomaanbieders kunnen wel kosten in rekening brengen);
  • te bellen naar het gewone nummer: +32 22999696, of
  • het onlineformulier in te vullen: european-union.europa.eu/contact-eu/write-us_nl

WAAR VINDT U INFORMATIE OVER DE EU?

Online
Informatie over de Europese Unie in alle officiële talen van de EU is beschikbaar op de Europa-website (european-union.europa.eu).

EU-publicaties
U kunt publicaties van de EU bekijken of bestellen op op.europa.eu/nl/publications. Als u meerdere exemplaren van gratis publicaties wenst, neem dan contact op met Europe Direct of uw plaatselijke documentatiecentrum (european-union.europa.eu/contact-eu/meet-us_nl).

EU-wetgeving en aanverwante documenten
Toegang tot juridische informatie van de EU, waaronder alle EU-wetgeving sinds 1951 in alle officiële talen, krijgt u op EUR‑Lex (eur-lex.europa.eu).

Open data van de EU
Het portaal data.europa.eu biedt toegang tot opendatabestanden van de instellingen, organen en agentschappen van de EU. Deze kunnen gratis worden gedownload en hergebruikt, zowel voor commerciële als voor niet-commerciële doeleinden. Het portaal biedt ook toegang tot een grote hoeveelheid databestanden van de Europese landen.