De toekomst van EU-agentschappen — mogelijkheden tot meer flexibiliteit en samenwerking
Over het verslag:
Dit is de eerste algemene beoordeling door de ERK van de voorwaarden die de EU heeft gecreëerd om alle EU-agentschappen te ondersteunen bij de uitvoering van het beleid ten behoeve van de burgers, waar de ERK zich in het verleden heeft gericht op de prestaties van afzonderlijke agentschappen. Onze controle wees uit dat er meer flexibiliteit nodig is bij de oprichting, werking en eventuele opheffing van agentschappen. Wij stelden ook vast dat sommige agentschappen hun taken niet volledig kunnen uitvoeren doordat zij onvoldoende steun krijgen van de lidstaten, het bedrijfsleven, de Commissie of andere agentschappen. De ERK beveelt de Commissie en de agentschappen aan om de samenhang tussen agentschappen gedurende hun levensduur op zinniger wijze te evalueren en de middelen dienovereenkomstig aan te passen, om ondoelmatigheden op het gebied van bestuur te evalueren en de prestatieverslaglegging te verbeteren door deze niet alleen te richten op de activiteiten van de agentschappen maar ook op hun belangrijke bijdrage aan de beleidsuitvoering, en om de inspanningen van de agentschappen om samen te werken als expertise- en netwerkcentra te ondersteunen.
Speciaal verslag van de ERK, uitgebracht krachtens artikel 287, lid 4, tweede alinea, VWEU.
Samenvatting
IDe gedecentraliseerde agentschappen en andere organen van de EU (EU-agentschappen) zijn organen die onder het Europees publiekrecht vallen en die hun eigen rechtspersoonlijkheid hebben, waardoor zij losstaan van de EU-instellingen. Momenteel zijn er 37 EU-agentschappen in 23 lidstaten gevestigd die een breed scala aan onderwerpen bestrijken die van belang zijn voor de burgers van de EU. De meeste werden opgericht tussen 2000 en 2010. Het betreft onder meer agentschappen voor de veiligheid van de luchtvaart, voedselveiligheid, beroepsopleiding, gelijke kansen, stabiliteit van de financiële en banksector, milieu, dierenbescherming, migratie en grenscontrole. In 2018 bedroeg hun totale jaarlijkse begroting 4,0 miljard EUR (ofwel 2,8 % van de algemene begroting van de EU) en bij alle agentschappen samen werkten in totaal 8 957 personeelsleden (13,4 % van het totale aantal personeelsleden van de EU).
IIDit is de eerste algemene beoordeling door de ERK van de voorwaarden die de EU heeft gecreëerd om ervoor te zorgen dat de agentschappen haar beleid doeltreffend uitvoeren ten behoeve van alle burgers, terwijl zij zich in het verleden vooral heeft gericht op de prestaties van afzonderlijke agentschappen. De EU-agentschappen worden gekenmerkt door hun diverse bestuursstructuren, mandaten en taken; er zijn verschillende agentschappen opgericht om verschillende soorten uitdagingen aan te pakken. Dit bemoeilijkt het evalueren van de algemene prestaties van de agentschappen. Hun gemeenschappelijke doel is echter het EU-beleid en de Europese samenwerking in het belang van de burgers van de EU te verwezenlijken.
IIIWij hebben deze controle uitgevoerd omdat het Europees Parlement, de Europese Commissie en de EU-agentschappen zelf hiervoor belangstelling hebben getoond. Met dit verslag willen we de aanzet geven tot een debat over het toekomstige beheer van de prestaties van de agentschappen van de EU. Het verslag bouwt voort op de kennis die we hebben vergaard tijdens onze jaarlijkse financiële controles van de agentschappen en tijdens eerdere doelmatigheidscontroles van afzonderlijke agentschappen. Wij hebben dit aangevuld met een uitgebreid onderzoek van belangrijke documenten van EU-instellingen en alle agentschappen, vraaggesprekken met sleutelfiguren onder het personeel van de Commissie en van agentschappen, een grootschalige enquête onder belanghebbenden van de agentschappen, twee panels van deskundigen en belanghebbenden, een analyse met gebruikmaking van bigdatatechnieken inzake de aanwezigheid van de agentschappen in de media, en een vergelijking van het prestatiekader van de EU voor agentschappen met die in de Verenigde Staten en Australië.
IVOnze algemene controlevraag is of de Commissie en de agentschappen adequate voorwaarden hebben gecreëerd om de prestaties van de EU-agentschappen te waarborgen. Wij hebben vastgesteld dat twee belangrijke criteria relevant zijn voor alle agentschappen. Het eerste is flexibiliteit ten behoeve van het desbetreffende EU-beleid en de Europese samenwerking, met name wanneer de reikwijdte van het beleid breed is en onderhevig aan veranderingen in een complexe mondiale context. Dit was een van de doelen van de door de Commissie, de Raad en het Parlement in 2012 ondertekende gemeenschappelijke aanpak, op grond waarvan een regelmatige evaluatie van alle agentschappen verplicht is. In de praktijk is dit echter slechts ten dele gerealiseerd en we hebben een gebrek aan flexibiliteit vastgesteld in de opzet, werking en mogelijke opheffing van agentschappen.
VHet tweede prestatiecriterium dat we onderzochten, was de mate waarin agentschappen fungeerden als expertise- en netwerkcentra voor de uitvoering van EU-beleid. Dit vereist goed georganiseerd bestuur en samenwerking. We troffen gevallen aan van al te complexe of zwakke bestuursregelingen en stelden vast dat de informatie over prestaties gericht was op output en activiteiten in plaats van op de bijdrage daarvan aan de beleidsuitvoering. Voorts is uit onze controle gebleken dat een gebrek aan samenwerking met en/of steun van de lidstaten, het bedrijfsleven, de Commissie of andere agentschappen sommige agentschappen belet hun taken volledig uitvoeren.
VIWe bevelen de Commissie en de agentschappen aan om:
- de relevantie, samenhang en flexibiliteit van de opzet van agentschappen te waarborgen;
- middelen flexibeler toe te wijzen;
- het bestuur, de verantwoordingsplicht en de verslaglegging over de prestaties te verbeteren;
- de rol van de agentschappen als expertise- en netwerkcentra te versterken.
Inleiding
Diversiteit in EU-agentschappen
01De gedecentraliseerde agentschappen en andere organen van de EU (EU-agentschappen) zijn organen die onder het Europees publiekrecht vallen en die hun eigen rechtspersoonlijkheid hebben, waardoor zij losstaan van de EU-instellingen. Zij zijn opgericht bij een handeling van afgeleid recht. Er bestaan verschillende rechtsvormen voor agentschappen: er zijn 6 uitvoerende agentschappen van de Commissie en 37 gedecentraliseerde agentschappen van de EU. De uitvoerende agentschappen van de Commissie fungeren als een soort verlengstuk van de Commissie om specifieke taken uit te voeren namens de Commissie. In dit verslag worden met “agentschappen” de gedecentraliseerde agentschappen en andere organen van de EU bedoeld, tenzij anders aangegeven.
02Agentschappen worden door de wetgever (Raad en Parlement) voor onbepaalde tijd opgericht op basis van een voorstel van de Commissie. Zij worden geleid door een raad van bestuur met onder meer vertegenwoordigers van zowel de lidstaten als de Commissie. Ze dragen bij tot de uitvoering van het EU-beleid en ondersteunen de samenwerking tussen de EU en de nationale regeringen door het bundelen van technische deskundigheid.
Figuur 1
Hoe worden de agentschappen en andere organen van de EU gefinancierd?
Bron: Algemene EU-begroting 2018 en begrotingen van de agentschappen 2018, gecompileerd door de ERK.
In 2018 bedroeg de totale begroting van alle agentschappen (exclusief de GAR) 4,0 miljard EUR (2,8 % van de algemene begroting van de EU voor 2018) (zie figuur 1). Zie bijlage I voor de volledige namen van alle in dit verslag genoemde agentschappen. De begroting voor 2018 van de GAR, met zijn specifieke mandaat om een door de kredietinstellingen gefinancierd afwikkelingsfonds op te zetten, bedroeg 6,9 miljard EUR (0,1 miljard EUR voor de administratieve begroting van de GAR en 6,8 miljard EUR voor het fonds). In 2018 waren er in 23 lidstaten agentschappen gevestigd (zie figuur 2) en werkten er bij de agentschappen 8 957 personeelsleden1 (13,4 % van het totale aantal personeelsleden van de EU-instellingen en -agentschappen) (zie figuur 3) uit alle lidstaten.
Figuur 2
Waar zijn de agentschappen en andere organen van de EU gevestigd?
Bron: ERK.
Figuur 3
Wie werken er voor de agentschappen en andere organen van de EU?
Bron: ERK.
De eerste agentschappen (Cedefop en Eurofound2) werden opgericht in 1975. Na de inwerkingtreding in 1987 van de Europese Akte, die tot doel had de interne markt uiterlijk in 1992 te voltooien, werden in de jaren negentig verschillende andere agentschappen opgericht, maar de meeste werden tijdens het eerste decennium van het nieuwe millennium opgezet (zie figuur 4).
Figuur 4
Hoeveel agentschappen en andere organen van de EU zijn er?
NB: De in de figuur vermelde jaartallen verwijzen naar het jaar waarin de oprichtingshandeling betreffende het agentschap van kracht werd.
Bron: Jaarverslag van de ERK over de EU-agentschappen betreffende het begrotingsjaar 2018.
De agentschappen werden opgericht wanneer de behoefte daaraan ontstond. Een aanzienlijk aantal werd opgericht of kreeg aanvullende taken in reactie op een crisis (bijv. EBA, Eiopa, ESMA en GAR in de financiële sector; EASO en Frontex voor migratievraagstukken en grenscontrole; EMSA en EFCA voor maritieme veiligheid en visserijcontrole). De meeste agentschappen werden opgericht als nieuwe organen die taken moesten overnemen die tot dan toe door de Commissie en/of de lidstaten werden uitgevoerd. Als rechtvaardiging hiervoor voerde de Commissie de uiterst technische aard van de desbetreffende taken of de wens tot efficiëntie aan: een gespecialiseerd orgaan kan dezelfde taken efficiënter of flexibeler uitvoeren en kan ook beter competent, gespecialiseerd personeel aantrekken en expertise opbouwen. Sommige agentschappen (bijv. Europol, EBA, Eiopa en ESMA) waren opvolgers van multinationale organisaties op Europees niveau.
06De agentschappen kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld, bijvoorbeeld op basis van hun belangrijkste taken en verantwoordelijkheden:
- een eerste groep agentschappen ondersteunt doelstellingen op het gebied van de interne markt, de volksgezondheid en het milieu die verband houden met registraties, certificeringen en vergunningen op EU-niveau (bijv. CPVO, EASA, ECHA, ERA, EUIPO, EFSA en EMA);
- een tweede groep agentschappen met mandaten op het gebied van veiligheid en justitie heeft meer operationele verantwoordelijkheden en helpt de lidstaten bij het coördineren van gezamenlijke activiteiten (bijv. Cepol, EASO, Eurojust, Europol en Frontex);
- een derde groep heeft voornamelijk verantwoordelijkheden op het gebied van regelgeving en toezicht (bijv. ACER, EBA, Eiopa en ESMA, die technische normen opstellen voor de financiële en de energiesector en zorgen voor een gemeenschappelijke toezichtpraktijk in de hele EU);
- een laatste groep houdt zich vooral bezig met onderzoek, gegevensverzameling en analyse om de EU-instellingen en lidstaten te ondersteunen bij het ontwikkelen van empirisch onderbouwd beleid (bijv. Cedefop, EIGE en FRA).
Verschuiving van naleving naar prestaties
07Elk agentschap wordt opgericht bij een afzonderlijke en specifieke oprichtingshandeling. Gelet op de specifieke activiteiten van elk agentschap verschillen de agentschappen van elkaar wat betreft het bestuursmodel, de financieringsbronnen, de evaluatievereisten enz.
08In 2012 ondertekenden het Parlement, de Raad en de Commissie een gezamenlijke verklaring over een gemeenschappelijke aanpak voor agentschappen, die een verschuiving betekende van een op financiën en naleving gericht beheer naar een meer op prestaties gericht beheer. In de gemeenschappelijke aanpak wordt benadrukt dat de directeuren van de agentschappen duidelijker ter verantwoording moeten kunnen worden geroepen voor de prestaties. De gemeenschappelijke aanpak omvatte een bestuur met een tweetrapsstructuur (een raad van bestuur en een dagelijks bestuur) wanneer dit de efficiëntie ten goede lijkt te komen, jaarlijkse en meerjarige werkprogramma’s, jaarlijkse activiteitenverslagen, prestatie-indicatoren voor agentschappen en hun directeuren, de invoering van systemen voor activiteitsgestuurd begroten/beheren (activity-based budgeting/management — ABB/ABM), periodieke externe evaluaties enz.
09Daarnaast heeft de Commissie voorzien in verschillende instrumenten voor de verdere ontwikkeling van een prestatiegericht beheers- en monitoringkader. Deze omvatten een financiële kaderregeling voor agentschappen (2013, ingetrokken en vervangen in 2019), richtsnoeren voor het opstellen van enkelvoudige programmeringsdocumenten (EPD’s), waarbij het jaarlijkse werkprogramma van het agentschap wordt gecombineerd met een voortschrijdend driejarig werkprogramma, en geconsolideerde jaarlijkse activiteitenverslagen (GJAV’s) (2014 en herzien in 2020) met het meest recente kader van de Commissie voor de begroting, planning, verslaglegging, prestaties en het bestuur voor gedecentraliseerde agentschappen, en de richtsnoeren en “toolbox” voor betere regelgeving (2017).
10Het netwerk van EU-agentschappen (EU Agencies Network — EUAN), dat door de agentschappen is opgericht om hun zichtbaarheid te vergroten en mogelijke synergieën te identificeren, heeft ook bijgedragen tot een meer resultaatgerichte cultuur. In 2012 heeft het EUAN het netwerk voor prestatieontwikkeling (Performance Development Network — PDN) opgezet, dat de uitwisseling van praktijken, de samenwerking op het gebied van prestatiekwesties en — tot op zekere hoogte — het waar mogelijk delen van diensten actief bevordert. In het kader van het PDN werden instrumenten ontwikkeld zoals het evaluatiehandboek voor de agentschappen (2018), de “Self-assessment toolbox for implementing performance/results based orientations” (2018) en een databank van KPI’s (in uitvoering).
11De bovengenoemde prestatiegerichte instrumenten en maatregelen hebben een toenemende trend van harmonisatie en onderlinge afstemming in gang gezet onder het toenemende aantal agentschappen, hoewel de mate van uitvoering nog uiteenloopt. Tegelijkertijd hebben de instrumenten en maatregelen voor elk agentschap ook een overvloed aan informatie opgeleverddie gericht is op zijn activiteiten en output.
Reikwijdte en aanpak van de controle
12Onze algemene controlevraag is of de voorwaarden adequaat zijn om de prestaties van de agentschappen te waarborgen. In tijden van aanpassing van de strategische prioriteiten van de EU en van schaarse middelen voor de uitvoering van haar beleid in het belang van de burgers is dit verslag bedoeld om een debat op gang te brengen over het toekomstige beheer door de EU van de prestaties van haar agentschappen. Wij hebben ons gericht op de volgende twee criteria:
- De opzet, werking en mogelijke opheffing van agentschappen (d.w.z. de levenscyclus van agentschappen) moeten flexibel zijn om bij te dragen tot de uitvoering van het EU-beleid en de Europese samenwerking te versterken. Dit betekent dat:
- het toevertrouwen van taken aan een agentschap de beste optie moet zijn, beter dan de uitvoering van de taken door de Commissie zelf of (overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel) door de lidstaten;
- de relevantie en de samenhang van de bestaande agentschappen regelmatig moeten worden geëvalueerd om mogelijke synergieën en schaalvoordelen tot stand te brengen;
- de agentschappen voldoende personele en financiële middelen nodig hebben om hun opdrachten te vervullen en alle taken uit te voeren;
- het planningsproces van de werkzaamheden van elk agentschap flexibel genoeg moet zijn om hen in staat te stellen te reageren op een snel veranderende omgeving.
- De agentschappen moeten hun potentieel als expertise- en netwerkcentra ten volle benutten om de uitwisseling van expertise te bevorderen, de lidstaten samen te brengen om waar mogelijk gemeenschappelijke belangen en gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen te verwezenlijken, en om een netwerkfunctie uit te oefenen met het oog op versterkte samenwerking met andere Europese en internationale partners. Dit omvat:
- een geschikte beheersstructuur;
- adequate verantwoordingsregelingen waarbij de belanghebbenden zijn betrokken;
- goede communicatie met belanghebbenden en EU-burgers;
- doeltreffende samenwerking met andere (openbare en particuliere) instanties op nationaal, EU- en internationaal niveau.
Wij hebben onze reeks criteria afgeleid uit de specifieke verordeningen van de agentschappen, de financiële kaderregeling, de richtsnoeren en toolbox3 voor betere regelgeving van de Commissie, de gezamenlijke verklaring over de gemeenschappelijke aanpak en de routekaart voor de follow-up van de gemeenschappelijke aanpak van de gedecentraliseerde EU-agentschappen, en andere richtsnoeren van het netwerk van EU-agentschappen.
14De controle werd verricht tussen maart en september 2019. Ze heeft betrekking op de gedecentraliseerde EU-agentschappen en hun partner-DG’s (directoraten-generaal) bij de Commissie (zie bijlage II). Waar passend verwijzen wij uitsluitend ter vergelijking naar de uitvoerende agentschappen van de Commissie.
15We verzamelden controle-informatie aan de hand van:
- een analyse van de belangrijkste documenten voor alle agentschappen (basisverordeningen, jaarverslagen, programmeringsdocumenten, evaluatie- en controleverslagen, effectbeoordelingen, notulen van vergaderingen van de raden van bestuur enz.);
- meer dan 250 vraaggesprekken met managers en personeel met sleutelfuncties van 21 agentschappen en 10 DG’s van de Commissie, die de partner-DG’s zijn van 32 agentschappen;
- een enquête onder 2 500 belanghebbenden van agentschappen (zie bijlage III), met inbegrip van leden van raden van bestuur, ambtenaren van de lidstaten, vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en consumentenorganisaties, ngo’s en academici. De lijst van belanghebbenden werd door de agentschappen zelf verstrekt, maar we hebben de definitieve selectie gemaakt en ervoor gezorgd dat alle belangrijke groepen belanghebbenden waren vertegenwoordigd. We ontvingen 1 000 antwoorden;
- een analyse met gebruikmaking van bigdatatechnieken inzake de aanwezigheid van de agentschappen in de media die tussen januari 2018 en juli 2019 door de Europe Media Monitor (EMM) is vastgelegd (zie bijlage IV). De dataset bevatte meer dan 200 000 nieuwsartikelen waarin de agentschappen werden vermeld uit meer dan 5 000 verschillende nieuwsbronnen in ruim 160 landen;
- twee rondetafelgesprekken met academici en mensen uit de praktijk van de Commissie, de Raad en het Parlement. De gesprekken werden in juni en september 2019 georganiseerd met een open uitnodiging aan meer dan veertig academici en mensen uit de praktijk die over ervaring met het beheer van EU-agentschappen beschikken of publicaties over EU-agentschappen hebben uitgebracht, waarvan er vijftien aan de gesprekken hebben deelgenomen. DG Begroting heeft als waarnemer ook deelgenomen aan de eerste discussie.
Opmerkingen
De levenscyclus van agentschappen is niet flexibel genoeg
Wanneer de Commissie voorstelt een agentschap op te richten, overweegt zij niet altijd duidelijk de alternatieven
16Alvorens een nieuw agentschap op te richten, moet de Commissie beoordelen of dit de beste optie is in vergelijking met alternatieven zoals het zelf uitvoeren van de taken, de taken laten verrichten via intergouvernementele samenwerking, ze uitbesteden aan particuliere entiteiten of de opdracht van een bestaand agentschap aanpassen. De beste optie moet de behoeften weergeven.
17In het kader van het beleid van de Commissie voor “betere regelgeving”4 is een effectbeoordeling vereist voor initiatieven die waarschijnlijk aanzienlijke economische, ecologische of sociale gevolgen zullen hebben (zie tekstvak 1). Alvorens het voorstel te doen om een nieuw agentschap op te richten, moet de Commissie de meerwaarde van deze keuze aantonen aan de hand van een effectbeoordeling. De Raad voor regelgevingstoetsing (Regulatory Scrutiny Board — RSB) van de Commissie onderzoekt de kwaliteit van de ontwerpeffectbeoordelingen; in beginsel is een positief advies van de RSB nodig voordat een initiatief ter vaststelling wordt voorgelegd aan het college van leden van de Commissie.
Tekstvak 1
De vragen die in de effectbeoordeling moeten worden beantwoord:
- Wat is het probleem en waarom is het een probleem?
- Waarom zou de EU moeten optreden?
- Wat zou er moeten worden bereikt?
- Wat zijn de verschillende opties om de doelstellingen te bereiken?
- Wat zijn de economische, sociale en ecologische effecten daarvan en wie zal hierdoor worden getroffen?
- Hoe verhouden de verschillende opties zich tot elkaar (doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang)?
- Hoe worden de monitoring en de daaropvolgende evaluatie achteraf georganiseerd?
Bron: Europese Commissie, Richtsnoeren voor betere regelgeving.
Sinds 2004 gingen alle voorstellen van de Commissie voor een nieuw agentschap of ander orgaan, waaronder die voor de meest recente, het EOM (2017) en de ELA (2018), vergezeld van een effectbeoordeling. De RSB gaf een positief advies over het EOM, aangezien hij oordeelde dat het nodig was en dat zijn doelstellingen en taken duidelijk waren vastgesteld. De RSB maakte echter een voorbehoud bij zijn positieve advies over de ELA-effectbeoordeling, omdat hierin niet duidelijk was ingegaan op de samenhang tussen de ELA en de andere agentschappen die onder de verantwoordelijkheid van DG EMPL vallen (Cedefop, Eurofound, EU-OSHA en ETF); in een recente externe evaluatie was al opgemerkt dat hier sprake was van overlapping5.
19De oprichting van de GAR werd in 2012 voorafgegaan door een effectbeoordeling van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken. In de beoordeling werd voorgesteld om met de hulp van de EBA afwikkelingscolleges op te zetten, maar uiteindelijk werd een nieuw agentschap opgericht om de doeltreffende en consistente werking van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme te waarborgen en het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds te beheren.
20De behoefte aan autonomie en complexe bestuursregelingen die gepaard gaan met een agentschap is niet altijd duidelijk. Met name het GSA beschikt in de praktijk over zeer beperkte autonomie, aangezien zijn voornaamste taak erin bestaat het wereldwijde satellietnavigatiesysteem Galileo te exploiteren op grond van een delegatieovereenkomst met de Commissie (90 % van de begroting van het agentschap). Verschillende respondenten van de enquête benadrukten dat de beslissingsbevoegdheden van de raad van bestuur van het GSA daarom beperkt zijn. Het GSA voert de delegatieovereenkomst uit door middel van een aantal ingewikkelde contracten met partners uit het bedrijfsleven en entiteiten uit de publieke sector.
21Tot slot hebben we voorbeelden aangetroffen waarin het politieke besluit om een nieuw agentschap op te richten al vóór het voorstel van de Commissie en de effectbeoordeling was genomen: FRA, EASO en ELA.
De relevantie en samenhang van de bestaande agentschappen wordt onvoldoende herbeoordeeld
22Het bestaansrecht van een agentschap moet in verschillende stadia in de loop van zijn bestaan opnieuw worden beoordeeld om na te gaan of het nog steeds noodzakelijk is (relevant) en of zijn acties coherent zijn met de acties van de andere agentschappen en hun partner-DG’s. Figuur 5 illustreert de diverse betrekkingen tussen agentschappen en DG’s. De herbeoordeling kan op verschillende manieren plaatsvinden:
- door middel van een onafhankelijke evaluatie van zijn prestaties;
- als onderdeel van een bredere “geschiktheidscontrole” met betrekking tot het hele beleidsterrein (zie paragraaf 27);
- door middel van een nieuwe effectbeoordeling bij de herziening van de oprichtingsverordening van een agentschap of bij de toekenning van nieuwe taken bij een afzonderlijke verordening.
Figuur 5
Agentschappen en andere organen van de EU, partner-DG’s en onderwerpen
NB: Sinds 1 januari 2020 is DG DEFIS het partner-DG van het GSA.
Bron: Door de ERK samengevoegde gegevens op basis van de indeling op de website van de Commissie.
Volgens de gemeenschappelijke aanpak moet de oprichtingsverordening van een agentschap een “horizonclausule” of “herzieningsclausule” bevatten waarbij de Commissie wordt gemachtigd een voorstel in te dienen tot wijziging of intrekking van de verordening wanneer zij van oordeel is dat het agentschap niet langer gerechtvaardigd is in het licht van de hem toegewezen doelstellingen (zie tekstvak 2). Zeven jaar na de gezamenlijke verklaring over de gemeenschappelijke aanpak bevatten de oprichtingsverordeningen van slechts 7 van de 37 agentschappen een “horizonclausule” en 13 een “herzieningsclausule”.
Tekstvak 2
De gemeenschappelijke aanpak voor het opzetten en ontbinden van agentschappen
In de paragrafen 2-5 van de gezamenlijke verklaring wordt het volgende bepaald:
- “Voordat tot de oprichting van een agentschap wordt besloten, moeten de verschillende opties op hun effect worden beoordeeld.”
- “De oprichtingshandeling moet een horizon- of een herzieningsclausule bevatten.”
- “Over de wenselijkheid van ontbinding en de mogelijkheid van samenvoeging van agentschappen moet worden geoordeeld aan de hand van gemeenschappelijke, objectieve criteria:
- samenvoeging moet worden overwogen in geval van overlapping van taken, mogelijkheid tot synergie, of uitzicht op meer efficiëntie bij inpassing in een grotere structuur;
- opheffing kan worden overwogen als een agentschap ondermaats presteert, tenzij het agentschap de meest relevante beleidsoptie blijft; in dit geval moet het worden hervormd.”
De oprichtingsverordeningen van 13 agentschappen werden tussen 2015 en 2019 herschikt, maar slechts vijf voorstellen gingen vergezeld van een effectbeoordeling (Berec-Bureau, Cepol, EASA, Enisa en ERA). In alle vijf de gevallen gaf de RSB uiteindelijk een positief advies maar maakte hij een of meer punten van voorbehoud. Drie andere voorstellen waren gebaseerd op een andere recente effectbeoordeling of geschiktheidscontrole (ACER, EFCA en EFSA). De overige vijf voorstellen waren niet gebaseerd op enige effectbeoordeling: vier werden aangemerkt als louter technische herzieningen (Cedefop, Eurofound, EU-OSHA en Eurojust) en één werd als urgent beschouwd (Frontex), wat betekende dat er onvoldoende tijd was om een effectbeoordeling uit te voeren.
25De oprichtingsverordeningen van drie agentschappen onder de verantwoordelijkheid van DG EMPL (Cedefop, Eurofound en EU-OSHA) werden onlangs herschikt; in alle gevallen diende de Commissie het voorstel tot herschikking in voordat zij het definitieve verslag van een gezamenlijke evaluatie van de agentschappen had ontvangen. Ondanks de kritiek van het Parlement op het ontbreken van specifieke voorstellen voor de samenvoeging of co-locatie van agentschappen op aanverwante beleidsterreinen, heeft de wetgever de herschikkingen aangenomen. Bovendien werd er in 2019 een nieuw agentschap (ELA) in juridische zin opgericht.
26In de loop der jaren is geen van de agentschappen gesloten, samengevoegd of ingrijpend gewijzigd qua reikwijdte, behalve het Europees Bureau voor wederopbouw, dat in 1999 werd opgericht en in 2008 werd ontbonden. De afgelopen tien jaar heeft de Commissie tweemaal voorgesteld om agentschappen samen te voegen met het oog op de samenhang, maar het Parlement stemde hier niet mee in (zie tekstvak 3). De situatie bij de EU-agentschappen staat in scherp contrast met die bij de uitvoerende agentschappen van de Commissie. Als de Commissie van mening is dat een uitvoerend agentschap niet langer gerechtvaardigd is uit het oogpunt van goed financieel beheer, kan zij besluiten om het agentschap op te heffen. In het verleden heeft de Commissie de verantwoordelijkheden van de uitvoerende agentschappen op gezette tijden herschikt, laatstelijk in 2013.
Tekstvak 3
Het Parlement verwierp de voorstellen van de Commissie om het Berec-Bureau in het Enisa te integreren en om Cepol samen te voegen met Europol
In de effectbeoordeling van de Commissie bij het voorstel voor een Autoriteit voor de elektronische-communicatiemarkt (die in 2009 het Berec-Bureau werd) werd in 2007 voorgesteld om het Enisa samen te voegen met de nieuwe autoriteit, maar de wetgever heeft er in plaats daarvan voor gekozen om een nieuw afzonderlijk orgaan op te richten naast het Enisa.
Cepol verzorgt de online en klassikale opleidingssessies voor politiefunctionarissen en is nauw verbonden met Europol, het Agentschap van de EU voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving. In 2013 heeft de Commissie op basis van een effectbeoordeling een wetgevingspakket ingediend waarin zij voorstelde om Europol en Cepol met het oog op de efficiëntie samen te voegen. Het Parlement verwierp het voorstel.
De activiteiten van een EU-agentschap worden soms ook beoordeeld als onderdeel van een bredere geschiktheidscontrole met betrekking tot het hele beleidsterrein. Tussen 2014 en 2019 heeft de Commissie verschillende geschiktheidscontroles uitgevoerd op gebieden als chemische stoffen, visserijcontrole en algemene levensmiddelenwetgeving. Dit heeft geleid tot de codificatie van de oprichtingsverordening van het EFCA en de wijziging van de oprichtingsverordening van de EFSA.
28Volgens de gemeenschappelijke aanpak moet elk EU-agentschap om de vijf jaar worden geëvalueerd. De Commissie moet verantwoordelijk zijn voor de organisatie van de evaluatie en bij elke tweede evaluatie moet de horizon- of herzieningsclausule worden toegepast.
29De oprichtingsverordeningen van verschillende agentschappen zijn nog niet in overeenstemming gebracht met de gemeenschappelijke aanpak (zie figuur 6):
- De oprichtingsverordeningen van het CPVO en het CdT bevatten geen evaluatievereiste, en op grond van de meest recente herschikkingen van de verordeningen van het ACER, het ERA, het EUIPO en Europol moeten deze agentschappen voor het eerst worden geëvalueerd in 2020 (ERA), 2021 (EUIPO), 2022 (Europol) en 2024 (ACER).
- Hoewel de evaluatie volgens de gemeenschappelijke aanpak om de vijf jaar moet plaatsvinden, varieert de evaluatiefrequentie van drie jaar (GAR) tot tien jaar (EMA). In sommige gevallen (EIGE, EASO en FRA) is het aan de raad van bestuur om te beslissen met welke frequentie een evaluatie plaatsvindt. De raad van bestuur van het FRA heeft besloten dat er om de vijf jaar een evaluatie moet worden verricht. De raad van bestuur van het EIGE heeft in 2019 besloten de geplande evaluatie twee jaar uit te stellen en het bijbehorende budget voor andere doeleinden te gebruiken.
- Sommige agentschappen (EIGE en FRA) of hun raden van bestuur (EASO, ECDC en EFCA) organiseren nog steeds hun eigen evaluaties zonder sturing door de Commissie, terwijl dit wel is voorgeschreven in de gemeenschappelijke aanpak.
Figuur 6
Agentschappen en andere organen van de EU waar externe evaluaties niet om de vijf jaar plaatsvinden
Bron: ERK.
Plannen om het mandaat van een agentschap te wijzigen worden soms gebruikt om uitstel van een evaluatie te rechtvaardigen, de reikwijdte ervan te beperken of eenvoudigweg te vervangen door een effectbeoordeling van de Commissie. Het EASA heeft bijvoorbeeld de reikwijdte van zijn evaluatie van 2018 beperkt tot het planningsproces, met als argument dat de herziening van de oprichtingsverordening door de Commissie een effectbeoordeling omvatte, hoewel de oprichtingsverordening duidelijk een volledige evaluatie voorschreef.
31Met uitzondering van de agentschappen onder de verantwoordelijkheid van DG EMPL en de Europese toezichthoudende autoriteiten worden de prestaties van elk agentschap afzonderlijk geëvalueerd. Een alternatieve aanpak zou zijn om, wanneer verschillende agentschappen op hetzelfde beleidsterrein werkzaam zijn, horizontale evaluaties van de prestaties (of geschiktheidscontroles) te gebruiken om de samenhang en de relevantie van hun activiteiten en hun bijdragen tot de uitvoering van het beleid te beoordelen. In de VS en Australië wordt deze praktijk gevolgd (zie bijlage V).
32Op het gebied van onderzoek heeft de Commissie de samenhang van het EIT met de in het kader van Horizon 2020 werkzame uitvoerende agentschappen, die onderzoekssubsidies verstrekken, nooit uitgebreid beoordeeld. De uitvoerende agentschappen worden afzonderlijk en vaker geëvalueerd (om de drie jaar).
De agentschappen zijn blootgesteld aan de risico’s van ontoereikende personele en financiële middelen
33Voor elke entiteit zijn toereikende personele en financiële middelen onontbeerlijk om haar doelstellingen te kunnen verwezenlijken. De meeste agentschappen worden hoofdzakelijk gefinancierd uit de EU-begroting. Acht agentschappen (EUIPO, CPVO, CdT, EMA, EASA, ECHA, ESMA en sinds 2019 ERA) worden geheel of gedeeltelijk gefinancierd met vergoedingen of heffingen die zij in rekening brengen voor de diensten die ze verlenen. De GAR wordt volledig gefinancierd met bijdragen van het bedrijfsleven, terwijl de EBA, Eiopa en de ESMA gedeeltelijk worden gefinancierd met bijdragen van de nationale bevoegde autoriteiten. In tekstvak 4 wordt de besluitvorming over de jaarlijkse begroting en de lijst van het aantal ambten van de agentschappen toegelicht.
Tekstvak 4
Begrotingen en lijsten van het aantal ambten van de agentschappen
- Voor alle agentschappen behalve de drie agentschappen die volledig zelffinancierend zijn (EUIPO, CPVO en GAR) geldt het volgende:
de subsidie van de Commissie voor het agentschap maakt deel uit van de algemene begroting van de EU en wordt als zodanig voorgesteld door de Commissie en vastgesteld door de begrotingsautoriteit (het Europees Parlement en de Raad). De lijst van het aantal ambten van elk agentschap voor het volgende jaar wordt ook door de Commissie voorgesteld en door de begrotingsautoriteit (d.w.z. het Europees Parlement en de Raad) vastgesteld.
Daarnaast stelt de raad van bestuur van elk agentschap (of het equivalent daarvan) zowel de begroting (staat van uitgaven en ontvangsten) als de lijst van het aantal ambten van het agentschap vast. - De begroting en de lijst van het aantal ambten van de drie agentschappen die volledig zelffinancierend zijn, worden op voorstel van de uitvoerend directeur of de voorzitter goedgekeurd door de raad van bestuur (of het equivalent daarvan) of het begrotingscomité van het desbetreffende agentschap.
In de afgelopen tien jaar hebben veel agentschappen extra taken gekregen van de wetgever of de Commissie via diverse instrumenten:
- een herziening van hun oprichtingsverordening;
- de vaststelling van nieuwe wetgeving (bijv. ACER, ECHA, EMA, eu-LISA, Frontex);
- de ondertekening door het agentschap van overeenkomsten betreffende het dienstverleningsniveau of delegatieovereenkomsten met de Commissie (EEA, Frontex, Europol, EASO enz.).
Wij hebben vastgesteld dat wanneer de Commissie nieuwe taken toewijst aan agentschappen, zij gewoonlijk slechts beperkte extra personele middelen voorstelt. Uitzonderingen zijn Frontex en, in mindere mate, het EASO, die op prioritaire gebieden actief zijn. Bovendien bracht een interinstitutionele overeenkomst van 2013 een algemeen toepasselijke personeelsinkrimping met zich mee van 5 % voor alle instellingen en agentschappen van de EU over een periode van vijf jaar. Aangezien dit niet gold voor nieuwe agentschappen en de bestaande agentschappen extra posten voor nieuwe taken mochten krijgen, is het totale aantal ambten bij de agentschappen tussen 2013 en 2017 desondanks met 13,7 % toegenomen6.
36De inkomsten van de meeste agentschappen die gedeeltelijk zelffinancierend zijn (EMA, EASA, enz.) zullen gewoonlijk toenemen in verhouding tot hun werklast, maar datzelfde geldt niet noodzakelijkerwijze voor het aantal personeelsleden, waarover de Commissie zeggenschap heeft. Zo nam bij het EMA de hoeveelheid werk waarvoor het een vergoeding ontvangt tussen 2014 en 2018 met 31 % toe, maar daalde het aantal personeelsleden7. Het ECHA staat voor bijzondere uitdagingen omdat het geen periodieke inkomsten heeft en zijn inkomsten uit vergoedingen moeilijk te voorspellen zijn.
37Zelfs wanneer er posten beschikbaar waren, ondervonden verschillende agentschappen problemen bij het aanwerven en behouden van personeel. Frontex heeft onlangs een groot aantal nieuwe posten gekregen, maar het had moeite om het nodige personeel aan te werven en heeft in 2018 en 2019 een hoog aantal vacatures geregistreerd. Het EASO heeft altijd moeite gehad om personeel aan te trekken en zijn vacaturepercentages zijn constant hoog. Het GSA heeft moeite om personeel met de nodige technische deskundigheid aan te werven. Lagere beloningspakketten in bepaalde lidstaten vormen een bijzondere belemmering voor de aanwerving.
38Uit onze enquête onder belanghebbenden is gebleken dat er een duidelijk verband bestaat tussen toereikende middelen en de prestaties van de agentschappen. Bijna de helft van de respondenten was het niet eens met de stelling “Het agentschap beschikt over voldoende personele middelen”, maar we constateerden grote verschillen tussen agentschappen. Meer dan 75 % van de belanghebbenden van het ACER en het Enisa was het daar niet of helemaal niet mee eens, tegenover minder dan 25 % van de belanghebbenden van de GAR, het EUIPO, Frontex en het EFCA. Hoewel een meerderheid van de respondenten van mening is dat de meeste agentschappen hun mandaat met succes hebben vervuld, waren de meningen duidelijk verdeeld over vier agentschappen waar we een tekort aan middelen (ACER en Enisa) of aanwervingsmoeilijkheden (EASO en Frontex) hebben vastgesteld (zie de gedetailleerde resultaten van de enquête in bijlage III).
39Om een tekort aan posten of nationale deskundigen te compenseren, worden de kerntaken van de agentschappen steeds meer uitbesteed aan particuliere contractanten, van wie zij dan mogelijk afhankelijk worden. In totaal hadden de agentschappen in 2018 ongeveer 1 500 IT-consultants en uitzendkrachten in dienst. Dit houdt een risico in wanneer er te weinig gekwalificeerd personeel is om toezicht te houden op het werk van de contractanten. Voorbeelden zijn het EASO, het eu-LISA, het EMA en het GSA. Gezien het complexe juridische kader voor het gebruik van extern personeel, dat in zekere mate verschilt tussen de lidstaten, zijn er ook risico’s op het vlak van procesvoering en reputatieschade. Wij hebben deze risico’s vastgesteld bij het Berec-Bureau, het CPVO, het EASO, de ESMA, het EUIPO, de EBA, Eiopa, het EIGE, het EMCDDA en de GAR8.
Tekstvak 5
Voorbeelden van agentschappen die voor kritieke functies afhankelijk zijn van externe contractanten
Het EASO is afhankelijk van de medewerking van de lidstaten en de detachering van nationale deskundigen. Aangezien weinig nationale deskundigen beschikbaar gesteld werden, waren uitzendkrachten in 2018 goed voor 43 % van het totale aantal ingezette deskundigen in Griekenland en 59 % in Italië.
Het eu-LISA besteedt de meeste werkzaamheden aan gevoelige IT-projecten die deel uitmaken van zijn kernactiviteiten uit aan een beperkt aantal contractanten.
Het EMA werd door het Parlement en de Raad belast met de uitvoering van twee nieuwe verordeningen, waarvoor twee belangrijke pan-Europese IT-systemen ontwikkeld en ingevoerd moeten worden. Als gevolg van een tekort aan interne deskundigen heeft het agentschap een beroep gedaan op consultants en is het zo de volledige controle over de ontwikkeling en de uitvoering van het project verloren.
Na een oproep tot een concurrentiegerichte dialoog gunde het GSA het contract inzake activiteiten en diensten van Galileo in 2016 aan dezelfde particuliere gemeenschappelijke onderneming die deze sinds 2010 verzorgde in het kader van een overeenkomst met het Europees Ruimteagentschap. Het huidige contract zou tot wel 2026 kunnen lopen.
De afgelopen jaren hebben de raden van bestuur van sommige agentschappen gewezen op de risico’s van beperkte middelen. Zo heeft de raad van bestuur van Europol in 2019 gemeld dat de geraamde jaarlijkse begroting van 123,7 miljoen EUR per jaar tot 2027 onvoldoende is voor de volledige uitvoering van de opdracht van Europol, met name met betrekking tot de noodzakelijke ontwikkelingen op het gebied van informatiebeheer en de verlening van continue operationele ondersteuning van hoge kwaliteit aan de lidstaten9. Andere voorbeelden zijn het ACER, het EEA en het EMA (zie tekstvak 6).
Tekstvak 6
Tekorten aan middelen bij het ACER leiden tot een restrictieve interpretatie van zijn mandaat
In zijn geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag (GJAV) voor 2018 publiceerde het ACER een lange lijst van taken die het vanwege personeelstekorten een lagere prioriteit had gegeven. Het agentschap benadrukte dat het onvoldoende personeel voor markttoezicht had om zijn mandaat naar behoren te kunnen uitvoeren (met name de monitoring van de groothandelsmarkt in het kader van REMIT).
Onze enquête onder belanghebbenden heeft bevestigd dat het ACER de lat bij zijn toezicht op de energiemarkten lager heeft gelegd.
Het jaarlijkse planningsproces is lang en past niet bij een snel veranderende omgeving
41Overeenkomstig de instructies van de Commissie produceren de agentschappen jaarlijkse enkelvoudige programmeringsdocumenten (EPD’s), die een jaarlijks werkprogramma met een voortschrijdend driejarenplan combineren. Elk EPD wordt opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de uitvoerend directeur van het agentschap en vastgesteld door de raad van bestuur, waarbij rekening wordt gehouden met de opmerkingen van de Commissie. Daarnaast maken veel agentschappen nog steeds strategische plannen voor een langere (vaak vijfjarige) periode, zoals vereist op grond van hun basisverordening.
Tekstvak 7
Frontex heeft te maken met een herhaaldelijk lage begrotingsuitvoering voor terugkeeroperaties
Meer dan 10 % van de begroting van Frontex is bestemd voor terugkeeroperaties voor migranten (53,8 miljoen EUR in 2018). Van 2016 tot 2018 was de geplande begroting steeds hoger dan nodig was. Het aantal migranten dat daadwerkelijk terugkeerde (200 000) bleef constant achter bij het aantal terugkeerbesluiten (500 000). De lidstaten hebben ook de mogelijkheid om op nationaal niveau terugkeeroperaties uit te voeren met financiële steun uit het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF), dat wordt beheerd door het partner-DG van Frontex (DG HOME).
Het verschil tussen de totale initiële begroting van Frontex en de werkelijke uitgaven bedroeg 10,3 % in 2016, 8,9 % in 2017 en 11,3 % in 2018.
De jaarlijkse planningscyclus voor de vaststelling van het EPD is zeer lang: de eerste versie wordt ongeveer 18 maanden voor het begin van de periode waarvoor de planning wordt gemaakt, opgesteld. Het is met name voor agentschappen die actief zijn in een zeer instabiele context (zoals het EASO, Frontex en de GAR) (zie tekstvak 7) een uitdaging om hun begroting en activiteiten zo vroeg tevoren te plannen. Sommige andere agentschappen (zoals het eu-LISA) kampen met soortgelijke problemen als gevolg van rechtsonzekerheid wanneer zij op grond van nieuwe wetgeving extra taken krijgen (zie tekstvak 8). Ondanks deze bijzondere gevallen is een kortere planningscyclus gunstig voor alle agentschappen.
Tekstvak 8
eu-LISA: een casestudy over de uitdagingen van een nieuw agentschap
In 2011 werd het eu-LISA opgericht en verantwoordelijk gemaakt voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht. In de daaropvolgende jaren is het eu-LISA belast met een steeds groter aantal grootschalige IT-systemen, met als doel de synergieën tussen de verschillende systemen te benutten.
Aangezien in de verordeningen korte termijnen voor de toepassing van de systemen zijn vastgesteld, moet het eu-LISA ruim voor de vaststelling ervan beginnen met de voorbereidingen. Aangezien de vaststelling vaak vertraging oploopt, waren sommige budgetten echter al beschikbaar gesteld vóór de afronding van de desbetreffende rechtsgrondslag. Dit bemoeilijkt de planning door het eu-LISA, met name omdat de Commissie van alle agentschappen verlangt dat zij hun ontwerp-EPD indienen in januari van het jaar voor het begin van de planningsperiode, en het vereist creatieve begrotingsoplossingen.
Bij de jaarlijkse en meerjarenplannings- en -begrotingscycli worden gewoonlijk de taken, begroting en middelen van elk agentschap van het voorgaande jaar als uitgangspunt genomen. Van oudsher werden de jaarlijkse behoeften en potentiële besparingen slechts in beperkte mate opnieuw beoordeeld. Agentschappen waren niet verplicht om de voor elk van de geplande activiteiten benodigde middelen opnieuw gedegen te onderbouwen. De Commissie verwacht dat het gebruik van het EPD zoals bepaald in de nieuwe financiële kaderregeling en een daarmee verband houdende mededeling van de Commissie van april 2020 een grondiger evaluatie van veranderende behoeften mogelijk zal maken. Deze moet vervolgens ook als input dienen voor de beoordeling van de behoeften (stijging/daling en/of herschikking van middelen) in het kader van de voorbereiding van een toekomstig meerjarig financieel kader (MFK). Aangezien deze ontwikkelingen gedeeltelijk plaatsvonden nadat wij onze controlewerkzaamheden hadden afgerond en pas vanaf 2021 duidelijk zal worden wat de waarschijnlijke gevolgen zijn, hebben we niet beoordeeld of het nieuwe kader de beoordeling van de jaarlijkse budgettaire behoeften van de agentschappen al heeft verbeterd en versterkt.
Het potentieel van agentschappen als centra voor het delen van expertise en netwerken wordt niet ten volle benut
De samenstelling van de raad van bestuur staat een efficiënte besluitvorming soms in de weg
44De uitvoerende agentschappen worden geleid door een afgeslankte stuurgroep, meestal bestaande uit vijf leden die de DG’s van de Commissie vertegenwoordigen, maar de agentschappen hebben raden van bestuur met veel leden die verschillende belangen vertegenwoordigen — waaronder vaak die van de lidstaten, de Commissie, het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven. Hun complexere bestuursstructuur is gericht op het samenbrengen van verschillende belangen en het vinden van een gemeenschappelijke basis voor een “EU”-oplossing. In die zin kunnen agentschappen fungeren als expertise- en netwerkcentra.
45De raad van bestuur van een agentschap is zijn hoogste interne bestuurslichaam (hoewel de exacte term — “raad van toezichthouders”, “administratief comité”, enz. — van agentschap tot agentschap kan verschillen). Hij vervult een toezichthoudende rol en draagt de algemene verantwoordelijkheid voor kwesties met betrekking tot strategie, begroting en planning, de benoeming van een uitvoerend directeur en de monitoring van de prestaties van het agentschap.
46De lidstaten hebben een grote invloed op de strategie en de activiteiten van een agentschap, omdat zij de meerderheid van stemmen in de raad van bestuur hebben. Met name indien het operationeel en politiek noodzakelijk is dat de lidstaten nauw samenwerken op politiek gevoelige gebieden, is er een zekere prikkel voor de Raad om de bevoegdheid over te dragen aan een EU-agentschap in plaats van aan de Commissie. De leden van de raad van bestuur die de lidstaten vertegenwoordigen, hebben geen mandaat om hun regering te binden en kunnen dus de medewerking van hun lidstaat bij de uitvoering van de besluiten van de agentschappen niet garanderen (zie ook de paragrafen 71-74).
47Bij de meeste agentschappen bestaat de raad van bestuur uit één vertegenwoordiger per lidstaat plus een of meer vertegenwoordigers van de Commissie. Zeven raden van bestuur omvatten ook de door het Parlement benoemde stemgerechtigde leden: ACER, ECDC, ECHA, EEA, EMA, EMCDDA en EUIPO.
48De meeste raden van bestuur hebben dus 30-35 leden, zoals geïllustreerd in figuur 7. De agentschappen onder de verantwoordlijkheid van DG EMPL (Cedefop, Eurofound en EU-OSHA) zijn “tripartiet” — elke lidstaat stuurt een vertegenwoordiger van een werkgeversorganisatie, één van een werknemersorganisatie en één overheidsfunctionaris. Zij en het CdT hebben tot wel 90 leden, wat de besluitvorming bemoeilijkt en zorgt voor aanzienlijke administratieve kosten. Het EIGE, het EIT en (tot 2021) de EFSA hebben minder leden in hun raad van bestuur. De mate waarin individuele leden van de raad van bestuur bij de meeste agentschappen betrokken zijn, loopt ook sterk uiteen.
Figuur 7
Stemgerechtigde leden van de raden van bestuur
Bron: ERK.
Zoals we hebben opgemerkt in eerdere speciale verslagen10, zorgt de samenstelling van de raden van bestuur er weliswaar voor dat er rekening wordt gehouden met de nationale standpunten, maar kan deze ook een belemmering vormen voor een Europees perspectief in de besluitvorming bij de agentschappen (zie tekstvak 9). De invloed van de Commissie gaat in de praktijk echter veel verder dan haar stemrechten, aangezien zij verantwoordelijk is voor het voorstellen van de begrotingen en personeelsplannen van alle agentschappen behalve die welke geheel uit vergoedingen worden gefinancierd.
Tekstvak 9
De raad van toezichthouders van de EBA, Eiopa en de ESMA
Het hoogste besluitvormingsorgaan van de drie Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA’s) is de raad van toezichthouders. Deze bestaat uit de hoofden van de nationale bevoegde autoriteiten die toezicht houden op de financiële instellingen in elke lidstaat, plus één vertegenwoordiger zonder stemrecht van de ECB (voor de EBA), de twee andere ETA’s, de Commissie en het ESRB.
Deze samenstelling stimuleert de samenwerking tussen de Europese en de nationale toezichthouders en lijkt derhalve passend voor de regelgevingsverantwoordelijkheden van de ETA’s, maar minder voor hun toezichthoudende rol. De ETA’s moeten ook zorgen voor de consistente toepassing van juridisch bindende handelingen van de EU en, indien nodig, een procedure wegens inbreuk op het Unierecht instellen (artikel 17 van de EBA-verordening). Dit mechanisme wordt in de praktijk slechts zeer zelden gebruikt als gevolg van de terughoudendheid van de nationale toezichthouders om hun collega’s te bestraffen. Verschillende respondenten van de enquête wezen erop dat het feit dat de EBA geen aanbeveling heeft vastgesteld in de Deens-Estse witwaszaak duidelijk aantoont dat de inbreukprocedure niet werkt.
De begrotingsautoriteiten roepen de agentschappen ter verantwoording voor financierings- en nalevingskwesties, maar de prestaties zijn van ondergeschikt belang
50De begrotingsautoriteit van de EU (het Parlement en de Raad) is met betrekking tot de meeste agentschappen verantwoordelijk voor de verlening van de jaarlijkse kwijting ten aanzien van hun rekeningen. Zij richt zich van oudsher op financiële en nalevingskwesties en besteedt slechts weinig aandacht aan de prestaties van de agentschappen.
51De sectorale beleidscommissies van het Parlement zien toe op de activiteiten van de agentschappen op hoog niveau, met name door middel van hoorzittingen met hun uitvoerend directeurs en de bespreking van hun jaarverslagen. De sectorale beleidscommissies sturen de Commissie begrotingscontrole ook korte adviezen als input voor de kwijtingsprocedure, maar de feitelijke verzameling en analyse van de informatie over prestaties is zeer beperkt en betreft alleen afzonderlijke agentschappen.
52De Raad en zijn werkgroepen roepen met name de partner-DG’s ter verantwoording voor de prestaties van de agentschappen.
Figuur 8
Belangrijkste actoren en documenten in de jaarlijkse prestatiecyclus
Bron: ERK.
De publieke controle over de agentschappen die volledig zelffinancierend zijn (EUIPO, CPVO en GAR — de GAR beheert ook het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds, dat 7,8 miljard EUR aan bijdragen ontving waardoor de totale waarde van de activa ervan eind 2019 was gestegen tot 33 miljard EUR) is zelfs nog beperkter. Hoewel zij een openbaar mandaat vervullen dat hun bij EU-wetgeving is toevertrouwd, zijn deze agentschappen hoofdzakelijk verantwoording verschuldigd aan hun eigen leden11, die de jaarlijkse kwijting verlenen, en slechts informeel aan het Europees Parlement. Bovendien heeft met name het EUIPO grote overschotten opgebouwd, aangezien zijn inkomsten uit vergoedingen en heffingen vaak hoger zijn dan zijn uitgaven. Wij hebben over deze aspecten opmerkingen gemaakt in de adviezen die wij in 2019 hebben uitgebracht over de voorstellen voor het financieel reglement van het CPVO en dat van het EUIPO12. In andere rechtsgebieden wordt anders gewerkt dan in de EU (zie figuur 8). Zo is het Amerikaanse Congres de kwijtingsautoriteit voor alle agentschappen in de VS die zelffinancierend zijn.
Agentschappen rapporteren meer over prestatieaspecten, maar hun bijdrage aan het EU-beleid en de samenwerking wordt niet duidelijk gemeten en meegedeeld aan burgers
Agentschappen verstrekken regelmatig informatie over prestaties, maar deze informatie is niet altijd relevant
54Belanghebbenden van een agentschap hebben zowel kwalitatieve als kwantitatieve informatie over de prestaties nodig en ontvangen deze door middel van het geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag (GJAV) en andere documenten. Naast de jaarlijkse rapportage produceren veel agentschappen (bijv. EUIPO, ETF, EFSA) regelmatiger informatie in de vorm van dashboards, driemaandelijkse verslagen enz. Sommige daarvan zijn alleen voor intern gebruik bedoeld, maar andere worden gepubliceerd.
55De meeste agentschappen hebben activiteitsgestuurd begroten ingevoerd, wat betekent dat zij middelen en/of kosten per activiteit toewijzen, en enkele (EASA, ESMA, ETF, EUIPO, eu-LISA) hebben aanzienlijke vooruitgang geboekt in de richting van activiteitsgestuurd beheer, hetgeen inhoudt dat regelmatig scoreborden worden bijgewerkt waarin begrotings- en prestatiegegevens worden gecombineerd (zie bijlage VI). Terwijl het EASA en de ESMA de kosten van de diensten waarvoor zij vergoedingen in rekening brengen volledig hebben berekend, zijn de vergoedingen van de andere agentschappen bepaald in hun verordening.
56De agentschappen meten de prestaties ook aan de hand van kernprestatie-indicatoren (KPI’s). In 2015 heeft de Commissie richtsnoeren over KPI’s gepubliceerd voor directeuren van agentschappen13. De indicatoren die in de praktijk worden gebruikt, hebben voornamelijk betrekking op de uitvoering van het jaarlijks werkprogramma en de begroting van een agentschap en op het personeelsbeheer van het agentschap, maar het is gewoonlijk niet mogelijk daarmee de resultaten of de efficiëntie en de doeltreffendheid van het agentschap bij de uitvoering van zijn mandaat te beoordelen.
57De meeste agentschappen hebben ook operationele doelstellingen en bijbehorende prestatie-indicatoren en -streefdoelen ontwikkeld. De meeste van deze indicatoren meten de output en niet de resultaten of de impact. Verschillende agentschappen (EASO, EMSA, EFSA, Frontex enz.) brengen verslag uit over meer dan 100 indicatoren, waarvan vele zeer gedetailleerd en specifiek zijn en geen informatie verschaffen over de algemene prestaties. Het verband met beleidsdoelstellingen wordt vaak niet duidelijk gelegd in het EPD of in het GJAV.
58Een aantal meer operationele en/of bedrijfsgerichte agentschappen beschikt over nuttiger indicatoren waarmee hun bijdrage aan de uitvoering van het EU-beleid wordt gemeten. Het eu-LISA heeft bijvoorbeeld resultaatindicatoren voor de beschikbaarheid en de responstijd van zijn grootschalige IT-systemen. Het EASA is een van de weinige agentschappen met een duidelijke impactindicator: het aantal doden bij vliegtuigcrashes in de EU. Het EUIPO beschikt over indicatoren om de tijdigheid, kwaliteit en toegankelijkheid van de geleverde diensten te beoordelen.
59Het is vaak moeilijk om jaren te vergelijken, aangezien de indicatoren van jaar tot jaar kunnen veranderen en weinig GJAV’s de resultaten van de voorgaande jaren vermelden. In het beste geval wordt de output vergeleken met de eigen doelstelling van het agentschap in het EPD.
60Aangezien de activiteiten van de agentschappen zo divers zijn, is het niet mogelijk hun prestaties en KPI’s te vergelijken. Het is ook zeer moeilijk om agentschappen die verschillen te vergelijken qua efficiëntie. Geen van de verslagen van de agentschappen bevat een vergelijking met soortgelijke nationale of internationale instanties.
61In onze evaluatie van 201914 constateerden we dat sommige agentschappen ook informatie over duurzaamheid verzamelen maar dat het daarbij vaak om versnipperde en onvolledige informatie gaat. Duurzaamheidsverslaglegging omvat het meten en bekendmaken van, alsook het afleggen van verantwoording aan interne en externe belanghebbenden over de prestaties van een organisatie ten aanzien van de doelstelling van duurzame ontwikkeling. Wij hebben vastgesteld dat slechts één agentschap, het EUIPO, een dergelijk verslag publiceert.
De media zijn zich weinig bewust van de bijdrage van agentschappen aan het beleid en de samenwerking, en geven daaraan ook weinig follow-up
62EU-agentschappen hebben een aanzienlijke invloed op het beleid en de besluitvorming op gebieden die van vitaal belang zijn voor het dagelijks leven van de EU-burgers. Zij kunnen ook een voortrekkersrol vervullen bij het oplossen van crisissituaties of het aanpakken van langetermijnuitdagingen voor de samenleving. Afgezien van de eigen beperkte verslaglegging van de agentschappen over de prestaties is de zichtbaarheid van de — positieve of negatieve — bijdrage van de agentschappen in de media eveneens beperkt. Zeer weinig van de nieuwsartikelen in onze gegevensanalyse bevatten kwalitatieve informatie over de bijdrage van agentschappen aan het beleid en de samenwerking in de EU, of over hun invloed op de besluitvorming namens de lidstaten, het bedrijfsleven en de burgers.
63Tussen januari 2018 en juli 2019 waren de belangrijkste agentschappen in het nieuws Europol en Frontex, die genoemd werden in meer dan 40 % van alle door ons geanalyseerde artikelen (zie figuur 9). Zij werden gevolgd door de EFSA, het EASA, het EMA en het ECDC. Deze zes agentschappen waren samen goed voor twee derde van de artikelen. Zij houden zich allemaal bezig met veiligheidskwesties, die de meeste aandacht van het publiek trekken. Sommige agentschappen (zoals het EMA) kwamen in de onderzochte periode min of meer constant aan bod, terwijl de berichtgeving over andere agentschappen meer geconcentreerd was en verband hield met specifieke incidenten en gebeurtenissen (zie figuur 3 en figuur 4 in bijlage IV). Zo nam de aandacht van de media voor het EASA exponentieel toe na de crashes van de Boeing 737-MAX-toestellen, verschenen er meer berichten over de EFSA tijdens de glyfosaatcrisis en kreeg het EUIPO aandacht na het arrest over het merk Adidas.
Figuur 9
Nieuwsartikelen gegroepeerd per agentschap of ander orgaan van de EU
Bron: Gecompileerd door de ERK op basis van geaggregeerde gegevens in de EMM, januari 2018 tot en met juli 2019.
Het ECDC heeft het grootste aantal nieuwsartikelen over zijn eigen activiteiten gepubliceerd, gevolgd door het EMA en het EMSA. De taken van deze drie agentschappen omvatten de verspreiding van informatie over de volksgezondheid en veiligheid. De meeste andere agentschappen kwamen zelden in het nieuws, ook al maakt bewustmaking deel uit van hun mandaat. Anders dan de agentschappen die zich bezighouden met veiligheid en grensbewaking (Frontex, Europol) werd het EASO, dat de lidstaten ondersteunt op het gebied van asiel, minder vaak genoemd in de nieuwsartikelen in de EMM.
Samenwerking tussen agentschappen en andere nationale, EU- en internationale organen verloopt over het algemeen goed, met enkele uitzonderingen
Uit de resultaten van de enquête blijkt dat sommige agentschappen de samenwerking moeten verbeteren
65Een meerderheid (80 %) van de belanghebbenden die deelnamen aan onze enquête is van mening dat de samenwerking tussen agentschappen en hun partners op nationaal, EU- of internationaal niveau over het algemeen goed verloopt. Er zijn echter duidelijke verschillen tussen de afzonderlijke agentschappen. Een derde van de respondenten is van mening dat in de betrekkingen van de volgende agentschappen met een aantal van hun partners aanzienlijke verbeteringen nodig zijn:
- het Enisa en het GSA met lidstaten, andere agentschappen en internationaal;
- het ERA met de Commissie en de lidstaten;
- het EMA met de Commissie;
- het EASA met de lidstaten.
De agentschappen werken nauw samen met de partner-DG’s van de Commissie maar hun betrokkenheid bij begrotingsonderhandelingen en de herziening van de wetgeving is beperkt
66De meeste agentschappen hebben geen beslissingsbevoegdheden (zie tekstvak 10), maar sommige (zoals ECDC, ECHA, EFSA, EMA en ERA) stellen wetenschappelijke adviezen op die de basis vormen voor de besluiten van de Commissie. Een klein aantal (bijv. ACER, CPVO, EASA, EUIPO, EMO en, op sommige gebieden, ECHA) heeft de bevoegdheid om besluiten te nemen.
Tekstvak 10
De Meroni-doctrine en de delegatie van bevoegdheden aan agentschappen
In de Meroni-jurisprudentie15 wordt de delegatie van bevoegdheden van de EU aan een EU-agentschap beperkt tot duidelijk omschreven uitvoerende bevoegdheden die volledig moeten worden gecontroleerd door de delegerende autoriteit. Voorts moet de delegatie door middel van een “speciaal hiertoe strekkende beschikking” geschieden en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de in de Verdragen omschreven taken. De delegatie mag geen “discretionaire” bevoegdheden betreffen waarmee een waar economisch beleid kan worden gevoerd, wat een grote vrijheid van waardering veronderstelt en een werkelijke overdracht van verantwoordelijkheid zou betekenen.
De meeste agentschappen hebben geen discretionaire beslissingsbevoegdheden. Op het gebied van gezondheid beoordelen de agentschappen (zoals het EMA en de EFSA) bijvoorbeeld de risico’s, maar het risicobeheer valt onder de bevoegdheid van de Commissie, die gewoonlijk formele toelatingsbesluiten neemt.
In de afgelopen jaren is de Meroni-doctrine verduidelijkt, waardoor bepaalde regelgevende of interventiebevoegdheden die nauwkeurig zijn omkaderd en door de rechter kunnen worden getoetst, kunnen worden gedelegeerd. Sommige agentschappen die een rol spelen bij het reguleren van de interne markt, zoals het EASA, het EUIPO en de ESMA, zijn bevoegd om zonder formele goedkeuring van de Commissie bepaalde besluiten te nemen op basis van technische beoordelingen en criteria (gespecificeerd in wetgevings-, gedelegeerde en regelgevingshandelingen)16.
De Commissie houdt toezicht op de activiteiten van de agentschappen door haar aanwezigheid in de raad van bestuur, haar betrokkenheid bij de programmerings- en planningscyclus (zij brengt formele adviezen over de ontwerp-EPD’s uit) en door middel van een groot aantal regelmatiger contacten tussen de partner-DG’s en “hun” agentschappen. De dienst Interne Audit (DIA) van de Commissie is de wettelijke intern controleur van alle agentschappen behalve de zelffinancierende17. De DIA controleert op basis van individuele, meerjarige, op risico gebaseerde controleplannen geselecteerde onderwerpen die relevant waren voor deze agentschappen, en brengt verslag uit aan de respectievelijke uitvoerend directeuren en raden van bestuur.
68De betrokkenheid van de agentschappen bij de herziening van hun oprichtingsverordening en andere belangrijke wetgeving op hun werkterrein is in het algemeen beperkt. Bijgevolg maakt de Commissie niet altijd optimaal gebruik van hun kennis bij het opstellen van nieuwe wetgevingsvoorstellen.
69De partner-DG’s onderhandelen over de personeelsplannen en EU-bijdragen voor hun agentschappen met DG BUDG voordat deze worden opgenomen in het voorstel voor een ontwerpbegroting van de Commissie dat wordt ingediend bij het Parlement en de Raad. Agentschappen hebben doorgaans geen rechtstreekse contacten met DG BUDG en ontvangen weinig informatie over de voortgang van de begrotingsonderhandelingen, wat hun operationele planning kan belemmeren.
70Sommige agentschappen hebben steevast te weinig middelen, terwijl andere hun begroting niet kunnen absorberen binnen de jaarlijkse programmeringscyclus. Zo ontvangt Frontex sinds 2017 aanzienlijke aanvullende middelen op basis van een politiek akkoord. Wij hebben geen bewijsmateriaal gevonden waaruit blijkt hoe de bijkomende begrotings- en personeelsbehoeften van Frontex waren vastgesteld. Wat betreft het EU-OSHA hebben we eerder gewezen op een trend van terugkerende overdrachten van een aanzienlijk percentage van de begroting van het ene begrotingsjaar naar het volgende18. We merken op dat het niveau van annuleringen van overdrachten bij het EU-OSHA tot nu toe laag is. Een hoog niveau van overdrachten brengt in het algemeen echter risico’s met zich mee voor het goed financieel beheer van middelen.
Samenwerking met de lidstaten is van cruciaal belang maar verloopt niet altijd vlot
71De lidstaten spelen een actieve rol bij de uitvoering van de werkprogramma’s van de meeste agentschappen. Enkele voorbeelden:
- Frontex, het EASO en het eu-LISA bieden actieve steun aan de lidstaten die de belangrijkste landen van binnenkomst van migranten en asielzoekers in de EU vormen.
- Het eu-LISA beheert de centrale component van een reeks grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht die gekoppeld zijn aan nationale systemen19.
- Veel agentschappen (zoals EEA, EFSA, EMCDDA, EUIPO en EU-OHSA) werken nauw samen met EU-netwerken van deskundigen en/of nationale contactpunten, die bijdragen aan de uitvoering van hun werkprogramma’s.
- Veel agentschappen (zoals CPVO, ECHA (zie tekstvak 11), EMA, EFSA en, in mindere mate, EASA) voeren hun wetenschappelijke taken uit in samenwerking met de lidstaten.
Tekstvak 11
Na meer dan tien jaar opereert het ECHA nog steeds in een context van beperkte bevoegdheden
Het ECHA kampte met een aantal uitdagingen bij de uitvoering van zijn mandaat om het gebruik van veilige chemische stoffen te bevorderen.
- Het registratiesysteem is gebaseerd op door bedrijven uit de sector ingediende stukken (zie tekstvak 14).
- In de eerste tien jaar van zijn bestaan (2008‑2017) heeft het ECHA voorrang gegeven aan registratie boven analyse van de verstrekte gegevens over de opgegeven chemische stoffen. Aangezien veel stoffen nog niet in detail zijn geëvalueerd, is het nog steeds onduidelijk of ze al dan niet schadelijk zijn. Het strategisch plan van het ECHA voor 2019‑2023 biedt een nieuwe en ambitieuzere aanpak voor de identificatie van stoffen die moeten worden gereguleerd.
- In een recent arrest van het Gerecht van de Europese Unie20 werd een besluit van de Commissie houdende verlening van een autorisatie voor het gebruik van een bepaalde stof op basis van een advies van de wetenschappelijke comités van het ECHA nietig verklaard op grond van het feit dat de analyse van minder schadelijke alternatieven ontoereikend was.
- Uitsluitend de lidstaten zijn bevoegd tot de handhaving van de verplichting van ondernemingen om chemische stoffen te registreren bij het ECHA in het kader van de REACH-verordening. Het ECHA heeft slechts een coördinerende rol.
- De jaarlijkse streefdoelen van het ECHA voor adviezen over de goedkeuring van werkzame stoffen in biociden worden jaar na jaar niet gehaald doordat de lidstaten de indiening van hun beoordelingsverslagen uitstellen.
- Het financiële en administratieve kader waarbinnen het ECHA opereert, is ingewikkelder dan voor andere agentschappen, aangezien het ECHA drie afzonderlijke begrotingen (en personeelsplannen) heeft in het kader van drie verschillende verordeningen, elk met een ander partner-DG. Hierdoor wordt de flexibiliteit van het ECHA om de schommelingen in de werklast het hoofd te bieden, verder beperkt.
Doordat zij de verantwoordelijkheden aan een EU-agentschap toekennen, behouden de lidstaten de meeste zeggenschap over de besluitvorming, terwijl tegelijkertijd de Europese samenwerking wordt versterkt (zie tekstvak 12). Op veel gebieden spelen agentschappen derhalve eerder een “zachte” coördinerende rol, waardoor de lidstaten een ruime discretionaire bevoegdheid wordt gelaten.
Tekstvak 12
Grenscontrole en asiel: twee verhaallijnen21
Frontex en het EASO zijn in hoge mate afhankelijk van de verstrekking van personele (en, voor Frontex, technische) middelen door de lidstaten. Beide agentschappen hebben moeite om deze middelen te verkrijgen, maar Frontex lijkt in dit opzicht relatief succesvoller te zijn.
In ons Speciaal verslag nr. 6/2017: “De EU-reactie op de vluchtelingencrisis: de “hotspotbenadering”” lieten we zien dat het EASO personeel van de lidstaten22 (voornamelijk asieldeskundigen en tolken) en arbeidscontractanten nodig heeft om zijn gevoelige kernfunctie, namelijk het verlenen van steun aan de lidstaten, uit te oefenen. Een groot obstakel voor de operationele doelmatigheid is de zeer korte periode van inzet (zes tot acht weken) van experts van de lidstaten. In 2018 beheerde het EASO twee grote ondersteuningsoperaties (in Griekenland en Italië) met 478 deskundigen uit de lidstaten en geassocieerde landen en 464 arbeidscontractanten.
Als reactie op de onverwachte toename van de migratiestromen in 2015 heeft de Commissie een voorstel ingediend tot wijziging van de EASO- en Frontex-verordeningen om de beschikbare steun voor de lidstaten in de voorste linie te verhogen en beter te coördineren. Het wetgevingspakket voor Frontex werd in minder dan een jaar goedgekeurd (en een tweede pakket waarbij de verantwoordelijkheden van Frontex opnieuw worden uitgebreid, werd in 2019 vastgesteld), maar er is nog steeds geen akkoord over het voorstel van de Commissie om een EU-asielautoriteit op te richten.
Op sommige gebieden blijven organen van de lidstaten parallel functioneren. Bedrijven kunnen bijvoorbeeld kiezen tussen een aanvraag tot bescherming van een handelsmerk of een model bij nationale kantoren (alleen nationale bescherming) of het EUIPO (bescherming in de hele EU). Op gezondheidsgebied kunnen de autoriteiten van de lidstaten hun eigen risicobeoordelingen uitvoeren op gebieden waarop de agentschappen werkzaam zijn (het ECDC voor ziektepreventie en -bestrijding; de EFSA voor voedselveiligheid), zonder enige verplichting om hun werk met de agentschappen af te stemmen. Er is wetgeving ingevoerd om dit risico te beperken door middel van mechanismen voor informatie-uitwisseling.
74Wanneer de lidstaten in de Raad besprekingen voeren over onderwerpen die raken aan het expertisegebied van agentschappen, nemen de agentschappen doorgaans niet zelf deel maar worden zij door de Commissie vertegenwoordigd.
Mogelijkheden tot nauwere samenwerking tussen agentschappen op hetzelfde beleidsterrein
75Meerdere agentschappen zijn actief op hetzelfde beleidsterrein. Wij hebben vastgesteld dat de mandaten en/of activiteiten van de volgende agentschappen elkaar op een aantal punten overlappen:
- het EIGE en het FRA (beide actief op het gebied van vrouwenrechten);
- het EASO en Frontex (zorgen beide voor interculturele bemiddelaars ter ondersteuning van lidstaten die worden geconfronteerd met een grote instroom van migranten);
- de agentschappen onder de verantwoordelijkheid van DG EMPL (Cedefop, Eurofound, EU-OSHA en ELA).
De samenwerking tussen de agentschappen is bijzonder nauw op het gebied van migratie. Het EASO, Frontex, Europol en het FRA werken samen in de “hotspots” in Italië en Griekenland. Op het gebied van justitie en binnenlandse zaken (JBZ) zijn er regelmatig bijeenkomsten tussen negen agentschappen (Cepol, EASO, Frontex, EIGE, EMCDDA, eu-LISA, Eurojust, Europol en FRA) en hun twee partner-DG’s (HOME en JUST) in het kader van het netwerk van JBZ-agentschappen. Twee andere agentschappen, het EFCA en het EMSA, werken samen met Frontex bij aangelegenheden die de kustwacht betreffen. DG SANTE houdt sinds 2019 regelmatig vergaderingen met verschillende agentschappen samen. Zoals voorgeschreven in hun oprichtingsverordeningen werken de EBA, Eiopa en de ESMA samen binnen het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten. Op andere gebieden wordt eerder ad hoc samengewerkt.
77De samenwerking tussen de agentschappen wordt vaak geformaliseerd in een bilaterale “werkregeling” of een “memorandum van overeenstemming” (zie tekstvak 13). Deze kan ook worden gefaciliteerd door de aanwezigheid van vertegenwoordigers van andere agentschappen (vaak als waarnemers) in de raad van bestuur. De drie Europese toezichthoudende autoriteiten hebben bijvoorbeeld een zetel in elkaars raden van bestuur, al zijn zij niet altijd aanwezig. Het EUIPO en het CPVO zijn als waarnemer ook vertegenwoordigd in elkaars raad. Het Vertaalbureau heeft een regeling getroffen met alle EU-agentschappen, gemeenschappelijke ondernemingen en EU-instellingen, die allemaal het recht hebben op vertegenwoordiging in de raad van bestuur van het Bureau.
Tekstvak 13
Het ECHA en de EFSA — vergelijkbare werkzaamheden, onvoldoende samenwerking
Het ECHA en de EFSA behandelen vaak dezelfde stoffen, maar de twee agentschappen wisselen weinig informatie uit. De systemen die ondernemingen gebruiken om chemische stoffen bij het ECHA te registreren en elektronisch informatie in te dienen, zijn niet gekoppeld aan of verbonden met de systemen van de EFSA.
Bij de EFSA lopen de procedures voor het indienen van aanvragen en de vereiste informatie sterk uiteen. Op elk gebied zijn er specifieke regels voor het opstellen van aanvragen. De EFSA heeft richtsnoeren ontwikkeld ter ondersteuning van de indiening van aanvragen, maar er is in dit verband weinig samenwerking met het ECHA.
In 2017 hebben beide agentschappen een nieuw memorandum van overeenstemming ondertekend (ter vervanging van het voorgaande, van 2009) over nauwere onderlinge samenwerking.
De agentschappen werken ook nauw samen via het netwerk van EU-agentschappen (EUAN), dat werd opgezet om hun zichtbaarheid te vergroten en mogelijke efficiëntiewinsten in kaart te brengen en te bevorderen. De prioriteiten ervan worden door de agentschappen vastgelegd in de vorm van een vijfjarenstrategie en jaarlijkse werkprogramma’s. Een belangrijke rol van het EUAN is het garanderen van efficiënte communicatie tussen agentschappen en hun belanghebbenden, voornamelijk de Europese instellingen. Negen subnetwerken geven vorm aan de actie en de interactie van de leden en resulteren in tastbare resultaten die ten goede komen aan de EU en haar burgers. Het EUAN heeft echter geen uitvoerende macht, niet alle agentschappen nemen deel aan alle subnetwerken, en de samenwerking is vooral gericht op administratieve, en niet op operationele kwesties.
79De bestaansreden van één agentschap, het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie (CdT), is de samenwerking tussen de agentschappen onderling. Niet alle agentschappen zijn echter op grond van hun oprichtingsverordeningen verplicht om gebruik te maken van de diensten van het CdT. Er bestaat ook enige verwarring over het soort diensten waarvoor de andere agentschappen het CdT moeten of kunnen gebruiken. Eén agentschap heeft zelfs intern zijn eigen systeem ontwikkeld voor de behandeling van taalkwesties (vertaalgeheugens), terwijl andere een beroep kunnen doen op particuliere externe vertaalbureaus. In ons Jaarverslag 2017 over de agentschappen hebben wij het standpunt ingenomen dat de capaciteit van het CdT niet volledig wordt benut, dat de systeemontwikkeling en de exploitatiekosten worden gedupliceerd en dat het bedrijfsmodel en de bedrijfscontinuïteit van het CdT in gevaar kunnen komen.
Sommige agentschappen zijn afhankelijk van de medewerking van het bedrijfsleven
80Sommige agentschappen zijn ook afhankelijk van de medewerking van de sector die zij geacht worden te reguleren. Bij de taak van het ECHA om chemische stoffen te registreren wordt bijvoorbeeld uitgegaan van door bedrijven uit de sector ingediende stukken (zie tekstvak 14). Het regelgevingskader biedt slechts beperkte stimulansen om ervoor te zorgen dat de verstrekte informatie betrouwbaar is en regelmatig wordt bijgewerkt.
Tekstvak 14
De ervaring van het ECHA wijst op de tekortkomingen van een systeem dat gebaseerd is op door bedrijven uit de sector ingediende stukken
- Het ECHA is verantwoordelijk voor de verplichte registratie of toelating van chemische stoffen in de EU, op basis van door bedrijven uit de sector ingediende stukken23. Nadat het personeel van het ECHA formele controles van de volledigheid van de in een eigen verklaring verstrekte informatie heeft verricht, ontvangt het bedrijf een REACH-registratienummer dat het in staat stelt zijn chemische stoffen in de handel te brengen. Het kan dit registratienummer behouden, ook als vervolgens blijkt dat het onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt. Deze regeling vermindert de prikkel voor het bedrijf om updates of aanvullende informatie te verstrekken. Uit een recente studie24 is gebleken dat het zou kunnen zijn dat ten minste 30 % van alle registraties niet aan de eisen voldoet.
- In een werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van REACH werd gesteld dat de tekortschietende naleving van de registratieverplichtingen door bedrijven de identificatie van tot bezorgdheid aanleiding gevende stoffen belemmert en dus het vermogen van de autoriteiten om het publiek en het milieu te beschermen, beperkt. Het ECHA en de Commissie hebben een gezamenlijk actieplan vastgesteld om de tekortschietende naleving met betrekking tot registratiedossiers aan te pakken. De controles van de inhoud zullen worden geïntensiveerd en de nadruk zal worden verlegd naar de analyse van de stof.
De inspanningen van de agentschappen om op internationaal niveau contacten te leggen, blijven beperkt
81Op grond van het Verdrag kunnen agentschappen geen internationale overeenkomsten sluiten die bindend zijn voor de EU (artikel 218 VWEU). Zij kunnen echter wel samenwerkingsovereenkomsten aangaan met internationale tegenhangers wanneer 1) hierin uitdrukkelijk is voorzien in hun oprichtinghandeling, 2) de samenwerkingsovereenkomst geen bindende verplichtingen schept, en 3) zij (de facto of de jure) de goedkeuring van hun partner-DG’s hebben25.
82Door de aard van hun activiteiten moeten veel agentschappen interageren met internationale partners en hebben hun activiteiten internationale gevolgen. Veel agentschappen hebben tegenhangers met een vergelijkbare rol in landen buiten de EU. De Commissie stelt in samenwerking met de Europese dienst voor extern optreden “werkregelingen” met de agentschappen vast om hun betrekkingen met niet-EU-organen of -landen te regelen.
83De agentschappen die op het gebied van justitie en binnenlandse zaken werkzaam zijn (met name Europol, Eurojust en Frontex) zijn volledig geïntegreerd in de externe dimensie van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (RVVR), behoren tot de internationaal meest actieve agentschappen en hebben ook een reeks samenwerkingsovereenkomsten met niet-EU-landen gesloten. Als voorbeelden voor andere beleidsterreinen kunnen de EFSA en het EMA gelden, die een belangrijke internationale rol zijn gaan vervullen. Hun adviezen zijn van cruciaal belang voor de veiligheid uit gezondheidsoogpunt binnen en buiten de EU. In de luchtvaartsector is het EASA ook regelmatig actief op dit gebied. Er is echter geen bewijs dat in het algemeen ten volle gebruik wordt gemaakt van het potentieel van de agentschappen om de Commissie internationaal te ondersteunen, met name met betrekking tot technische kwesties en de uitwisseling van informatie.
Conclusie en aanbevelingen
84Wij concluderen dat de agentschappen een steeds belangrijkere rol spelen bij de uitvoering van het EU-beleid en dat de bestaande voorwaarden bevorderlijk waren voor hun prestaties. Hoewel wij de verantwoordelijkheid van de wetgever erkennen, zijn we desondanks van mening dat er onvoldoende flexibiliteit bestaat in de opzet en werking van agentschappen en dat het potentieel voor samenwerking tussen de agentschappen met het oog op gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen in het belang van de burgers verder kan worden benut.
85De flexibiliteit van agentschappen om aan veranderende beleidsbehoeften te kunnen beantwoorden komt tot uitdrukking in hun levenscyclus: hun oprichting, ontwikkeling en mogelijke opheffing. Wij merken op dat de Commissie, wanneer zij voorstelt een nieuw agentschap op te richten, de alternatieven, met inbegrip van de mogelijkheid dat de Commissie de beoogde taken uitvoert, de mogelijkheid van intergouvernementele samenwerking of de mogelijkheid om de opdracht van een bestaand EU-agentschap aan te passen, niet altijd duidelijk in overweging neemt. Zodra een agentschap operationeel is, wordt de samenhang met de andere agentschappen en de partner-DG’s, met name op hetzelfde beleidsterrein, in de loop der tijd onvoldoende beoordeeld om een aanpassing mogelijk te maken (zie de paragrafen 16-32).
Aanbeveling 1 — Waarborgen van de relevantie, samenhang en flexibiliteit van de opzet van agentschappenDe Commissie dient:
- meer gebruik te maken van horizontale evaluaties van agentschappen in het kader van de geschiktheidscontroles van de verschillende beleidsterreinen door de Commissie. De resultaten van evaluaties moeten worden gebruikt om synergieën en mogelijke veranderingen, waaronder fusies, in kaart te brengen en, indien nodig, wetgevingsvoorstellen voor te bereiden als reactie op veranderende behoeften;
- eventuele voorstellen voor nieuwe agentschappen voor te bereiden overeenkomstig de agenda voor betere regelgeving, inclusief de daarin voorziene raadplegingen. De Commissie moet het belang van voorgestelde nieuwe organen aantonen, alsook de samenhang tussen deze en bestaande organen, waarbij zij rekening moet houden met eventuele punten van voorbehoud van de Raad voor regelgevingstoetsing.
Tijdpad voor aanbeveling 1a): uiterlijk in 2024 zodat verwerking in de volgende wetgevingsvoorstellen voor het MFK van na 2027 mogelijk is.
Tijdpad voor aanbeveling 1b): voor alle nieuwe voorstellen vanaf september 2020.
86Flexibiliteit houdt ook in dat de agentschappen voldoende middelen ontvangen in overeenstemming met hun veranderende behoeften. Wij merken op dat de agentschappen met name te kampen hebben met een beperkte flexibiliteit in de middelen, deels omdat hun planningscyclus strikt is gekoppeld aan het begrotingsprocedures van de EU. Van oudsher plannen de agentschappen hun middelen stapsgewijs in stijgende lijn op basis van voorgaande jaren, zelfs wanneer de omgeving en het beleid een grondiger onderzoek van bepaalde activiteiten vereisen (zie de paragrafen 33-43).
Aanbeveling 2 — Flexibeler toewijzen van middelen aan de agentschappenDe agentschappen dienen:
- hun behoefte aan middelen vóór elke nieuwe MFK-periode grondiger te onderbouwen en daarbij doeltreffend gebruik te maken van hun enkelvoudige programmeringsdocumenten en rekening te houden met prioriteiten, mogelijke synergieën en schaalvoordelen.
- vóór elke MFK-periode de verzoeken om middelen van alle agentschappen te beoordelen en te vergelijken, en voor te stellen om de middelen (stijging, daling en/of herschikking) toe te wijzen aan de agentschappen door zich te richten op de prioriteiten en de dringendste behoeften;
- tijdig een beoordeling te maken van de verzoeken van agentschappen om de middelen af te stemmen op de veranderende behoeften om een grotere flexibiliteit in de begrotingsplanning mogelijk te maken.
De Commissie dient:
Tijdpad: uiterlijk in 2024.
87De EU-agentschappen spelen een belangrijke rol bij het samenbrengen van verschillende belangen van de lidstaten om tot gemeenschappelijke beleidsoplossingen voor de EU te komen. De omvang van hun raden van bestuur en uiteenlopende interpretaties van de rol van de leden van de raad van bestuur kunnen een doelmatige besluitvorming echter in de weg staan (zie de paragrafen 44-49).
88De prestatie-informatie van de agentschappen hield in de praktijk onvoldoende verband met hun bijdrage aan het beleid, waardoor het moeilijk is om de besluitvormers ter verantwoording te roepen. Dit verband is in de nieuwe financiële kaderregeling opgenomen, maar de impact daarvan moet nog blijken (zie de paragrafen 50-53). Over het algemeen ontvangen burgers weinig informatie over de voordelen die de agentschappen bieden (zie de paragrafen 54-64).
Aanbeveling 3 — Verbeteren van het bestuur en de verslaglegging over de prestatiesDe agentschappen dienen:
- de manier waarop zij verslag uitbrengen over de prestaties in de praktijk te verbeteren door hun prestaties duidelijker in verband te brengen met hun bijdrage aan het EU-beleid.
- de toepassing te monitoren van de herziene richtsnoeren van de Commissie (C(2020) 2297) inzake de informatie over prestaties die door de agentschappen moet worden verstrekt voor extern toezicht door het Europees Parlement, de Raad en EU-burgers, en zo de aandacht te verschuiven van verslaglegging over output en activiteiten naar bijdragen aan het EU-beleid;
- de wetgever voor te stellen de omvang van de raden van bestuur waar nodig te herzien om de efficiëntie van het besluitvormingsproces te verbeteren.
De Commissie dient:
Tijdpad voor aanbevelingen 3a) en 3b): vanaf 2021.
Tijdpad voor aanbeveling 3c): vanaf september 2020 voor nieuwe voorstellen.
89De EU-agentschappen hebben een netwerkfunctie om expertise te delen en samenwerking met nationale, Europese en internationale partners tot stand te brengen. De agentschappen hebben echter nog niet alle mogelijkheden onderzocht om synergieën en schaalvoordelen te realiseren wanneer zij vergelijkbare activiteiten ontplooien (zie de paragrafen 76-80). Bovendien zijn de agentschappen afhankelijk van de nodige steun van de lidstaten (zie de paragrafen 72-75). Daarnaast zijn sommige agentschappen actief op beleidsterreinen met een sterke internationale dimensie, maar ontberen zij soms de steun van de Commissie om op flexibeler wijze met partners van buiten de EU expertise te delen (zie de paragrafen 81-83).
Aanbeveling 4 — Versterken van de rol van de agentschappen als centra voor het delen van expertise en netwerkenDe agentschappen dienen:
- nauwer met elkaar samen te werken om goede praktijken inzake prestaties, synergieën en schaalvoordelen in kaart te brengen, met name op gedeelde beleidsterreinen.
- te monitoren of de lidstaten hun juridische en politieke verbintenissen nakomen om de EU-agentschappen van de nodige informatie, deskundigen en steun voor de handhaving van de besluiten van de agentschappen en beleidsuitvoering te voorzien en, ingeval dergelijke verbintenissen onvoldoende zijn gedekt door het wettelijk kader, voor te stellen dat de wetgever de verplichtingen van de lidstaten duidelijk omschrijft;
- te waarborgen dat er consistent gebruik wordt gemaakt van de technische expertise en het andere potentieel van de agentschappen om de voorbereiding en uitvoering van beleid ook op internationaal niveau en met partners van buiten de EU te ondersteunen.
De Commissie dient:
Tijdpad: vanaf 2021.
Dit verslag werd door kamer IV onder leiding van de heer Alex BRENNINKMEIJER, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op 28 juli 2020.
Voor de Rekenkamer
Klaus-Heiner LEHNE
President
Bijlagen
Bijlage I — Lijst van agentschappen en andere organen van de EU waarop dit verslag betrekking heeft
| Acroniem | Volledige naam | Locatie |
| ACER | Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators | Ljubljana, Slovenië |
| Berec-Bureau | Bureau voor ondersteuning van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie | Riga, Letland |
| CdT | Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie | Luxemburg, Luxemburg |
| Cedefop | Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding | Thessaloniki, Griekenland |
| Cepol | Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving | Boedapest, Hongarije |
| CPVO | Communautair Bureau voor plantenrassen | Angers, Frankrijk |
| EASA | Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart | Keulen, Duitsland |
| EASO | Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken | Valletta, Malta |
| EBA | Europese Bankautoriteit | Parijs, Frankrijk |
| ECDC | Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding | Stockholm, Zweden |
| ECHA | Europees Agentschap voor chemische stoffen | Helsinki, Finland |
| EEA | Europees Milieuagentschap | Kopenhagen, Denemarken |
| EFCA | Europees Bureau voor visserijcontrole | Vigo, Spanje |
| EFSA | Europese Autoriteit voor voedselveiligheid | Parma, Italië |
| EIGE | Europees Instituut voor gendergelijkheid | Vilnius, Litouwen |
| Eiopa | Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen | Frankfurt, Duitsland |
| EIT | Europees Instituut voor innovatie en technologie | Boedapest, Hongarije |
| ELA | Europese Arbeidsautoriteit | Bratislava, Slowakije |
| EMA | Europees Geneesmiddelenbureau | Amsterdam, Nederland |
| EMCDDA | Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving | Lissabon, Portugal |
| EMSA | Europees Agentschap voor maritieme veiligheid | Lissabon, Portugal |
| Enisa | Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging | Athene en Heraklion, Griekenland |
| EMO | Europees Openbaar Ministerie | Luxemburg |
| ERA | Spoorwegbureau van de Europese Unie | Valenciennes, Frankrijk |
| ESA | Voorzieningsagentschap van Euratom | Luxemburg, Luxemburg |
| ESMA | Europese Autoriteit voor effecten en markten | Parijs, Frankrijk |
| ETF | Europese Stichting voor Opleiding | Turijn, Italië |
| EUIPO | Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie | Alicante, Spanje |
| eu-LISA | Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht | Tallinn, Estland, Straatsburg, Frankrijk en Sankt Johann im Pongau, Oostenrijk |
| EU-OSHA | Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk | Bilbao, Spanje |
| Eurofound | Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden | Dublin, Ierland |
| Eurojust | Eenheid voor justitiële samenwerking van de Europese Unie | Den Haag, Nederland |
| Europol | Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving | Den Haag, Nederland |
| FRA | Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten | Wenen, Oostenrijk |
| Frontex | Europees Grens- en kustwachtagentschap | Warschau, Polen |
| GSA | Europees GNSS-Agentschap | Praag, Tsjechische Republiek |
| GAR | Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad | Brussel, België |
Bijlage II — Lijst van partner-DG's van de Commissie voor de agentschappen en andere organen van de EU
| DG | Volledige naam | Agentschappen |
| CNECT | Communicatienetwerken, Inhoud en Technologie | Berec-Bureau, Enisa |
| DEFIS | Defensie-industrie en Ruimtevaart | GSA (vanaf 1 januari 2020) |
| DGT | Vertaling | CdT |
| EAC | Onderwijs, Jongerenzaken, Sport en Cultuur | EIT |
| EMPL | Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie | Cedefop, ELA, ETF, EU-OHSA, Eurofound |
| ENER | Energie | ACER |
| ENV | Milieu | EEA, ECHA |
| FISMA | Financiële Stabiliteit, Financiële Diensten en Kapitaalmarktenunie | EBA, EIOPA, ESMA, GAR |
| GROW | Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf | ECHA, EUIPO, GSA (tot 31 december 2019) |
| HOME | Migratie en Binnenlandse Zaken | Cepol, EASO, Frontex, EMCDDA, eu-LISA, Europol |
| JUST | Justitie en Consumentenzaken | EIGE, Eurojust, FRA |
| MARE | Maritieme Zaken en Visserij | EFCA |
| MOVE | Mobiliteit en Vervoer | EASA, EMSA, ERA |
| SANTE | Gezondheid en Voedselveiligheid | CPVO, ECDC, EFSA, EMA, ECHA (alleen biociden) |
Bijlage III — Kerngegevens en resultaten van de enquête onder de belanghebbenden
We hebben 34 agentschappen om een lijst van belanghebbenden gevraagd en hebben een representatieve selectie gemaakt met de belangrijkste categorieën belanghebbenden (nationale overheidsinstanties, bedrijfsleven, EU-instellingen, ngo’s, academici enz.). Wij hebben 2 500 belanghebbenden uitgenodigd om aan de enquête deel te nemen en hebben ongeveer 1 000 antwoorden ontvangen (respons van 40 %). Bijna de helft van de respondenten was lid van de raad van bestuur.
Tabel 1
Algemene resultaten van de enquête onder belanghebbenden
| Zeer positief | Positief | Negatief | Zeer negatief | Geen mening | |
| 1. De samenstelling van de raad van bestuur is passend | 25 % | 51 % | 8 % | 1 % | 14 % |
| 2. Het Agentschap betrekt belanghebbenden en deskundigen er op doeltreffende wijze bij | 30 % | 59 % | 6 % | 1 % | 4 % |
| 3. De verantwoordingsregelingen zijn geschikt voor het beoogde doel | 20 % | 56 % | 4 % | 0 % | 19 % |
| 4. Het agentschap beschikt over voldoende personele middelen | 10 % | 37 % | 32 % | 8 % | 13 % |
| 5. Het agentschap beschikt over voldoende financiële middelen (budget) | 11 % | 33 % | 32 % | 8 % | 16 % |
| 6. Het agentschap heeft SMART-doelstellingen | 38 % | 42 % | 7 % | 0 % | 12 % |
| 7. Het agentschap brengt naar behoren verslag uit over zijn prestaties | 53 % | 36 % | 5 % | 1 % | 5 % |
| 8. De evaluatievereisten zijn adequaat | 36 % | 40 % | 6 % | 1 % | 17 % |
| 9. Samenwerking met de Commissie | 29 % | 41 % | 11 % | 0 % | 19 % |
| 10. Samenwerking met andere agentschappen | 28 % | 36 % | 11 % | 1 % | 24 % |
| 11. Samenwerking met lidstaten/nationale organen | 34 % | 40 % | 14 % | 0 % | 12 % |
| 12. Samenwerking met niet-EU-organen | 28 % | 29 % | 8 % | 2 % | 33 % |
| 13. De oprichtingsverordening van het agentschap is geschikt voor het beoogde doel | 23 % | 48 % | 17 % | 2 % | 12 % |
| 14. Het agentschap heeft zijn operationele doelstellingen bereikt/vervult zijn opdracht | 24 % | 52 % | 18 % | 1 % | 4 % |
Bron: ERK; steekproefomvang = 1 000 antwoorden van belanghebbenden van 34 agentschappen en andere organen.
Deelname aan de enquête
Meest relevante resultaten van de enquête
Bron: ERK; enquête onder belanghebbenden, steekproefomvang = 1 000 antwoorden van belanghebbenden van 35 agentschappen en andere organen.
Bijlage IV — Spreiding van nieuwsartikelen zoals vastgesteld in een analyse met gebruikmaking van bigdatatechnieken
De Europe Media Monitor (EMM) is een volledig automatisch systeem om openbaar toegankelijke onlinemedia te analyseren, dat wordt beheerd door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (JRC) van de Europese Commissie. Met dit systeem worden ongeveer 300 000 nieuwsartikelen per dag verzameld en samengevoegd uit een selectie van nieuwsportalen uit de hele wereld in wel 70 talen. In samenwerking met het JRC hebben wij de in de EMM26 verzamelde gegevens verder geanalyseerd om informatie te verkrijgen over de frequentie, de geografische spreiding en het tijdspatroon van nieuwsartikelen met betrekking tot alle agentschappen, alsook het netwerk van relaties tussen agentschappen en andere EU- en nationale entiteiten. Dit was de eerste keer dat de ERK bigdatatechnieken toepaste voor het analyseren van ongestructureerde exogene gegevens die niet zijn opgenomen in officiële EU-documenten en -databanken, als aanvullende controle-informatie in het kader van een doelmatigheidscontrole.
Figuur 1
Geografische spreiding van nieuwsartikelen
Bron: Gecompileerd door de ERK op basis van geaggregeerde gegevens in de EMM, januari 2018 tot en met juli 2019.
Figuur 2
Top 20-talen van nieuwsartikelen
Bron: Gecompileerd door de ERK op basis van geaggregeerde gegevens in de EMM, januari 2018 tot en met juli 2019.
Figuur 3
Wekelijkse verspreiding van nieuwsberichten met betrekking tot het EMA
Bron: Gecompileerd door de ERK op basis van geaggregeerde gegevens in de EMM, januari 2018 tot en met juli 2019.
Figuur 4
Wekelijkse verspreiding van nieuwsberichten met betrekking tot het EASA
Bron: Gecompileerd door de ERK op basis van geaggregeerde gegevens in de EMM, januari 2018 tot en met juli 2019.
Bijlage V — Het regelgevingskader voor federale agentschappen in de Verenigde Staten en Australië
Verenigde Staten
- Gemeenschappelijke regelgeving voor alle agentschappen. Er is 1) een kaderregeling: de Government Performance and Results Act (GPRA) uit 1993 en de laatste GPRA Modernization Act uit 2010, en 2) de jaarlijks in juni bijgewerkte circulaire: “Circular Nº A-11. Preparation, Submission and Execution of the Budget”, deel 6, getiteld “Federal Performance Framework: Strategic Planning, Annual Performance Plans and Reports”.
- De agentschappen moeten verslag uitbrengen over drie verschillende doelen/doelstellingen: 1) agentschapoverstijgende prioritaire doelstellingen voor de lange termijn die afstemming tussen de agentschappen vereisen, 2) de prioritaire doelstellingen van het agentschap, d.w.z. vier of vijf doelstellingen die de komende twee jaar moeten worden verwezenlijkt, en 3) strategische doelstellingen, d.w.z. langetermijndoelstellingen, uitkomsten en impact.
- Drie GPRA-rapportagelementen: 1) vijfjarige strategische plannen die een taakomschrijving voor het agentschap moeten bevatten, alsmede resultaatgerichte langetermijndoelen, 2) jaarlijkse prestatieplannen waarin de prestatiedoelstellingen voor het begrotingsjaar worden vastgesteld en die een beschrijving bevatten van de wijze waarop deze doelstellingen moeten worden verwezenlijkt en hoe deze kunnen worden geverifieerd, en 3) jaarlijkse prestatieverslagen waarin wordt beoordeeld of het agentschap er al dan niet in geslaagd is de beoogde prestatiedoelen te bereiken (de resultaten worden per programma aangeboden).
- Wat de informatie over prestaties betreft, is de kwijtingsprocedure van het Congres gebaseerd op: 1) het jaarverslag van het Government Accountability Office (GAO, Rekenkamer van het Amerikaanse Congres); 2) het jaarverslag dat het Office of Management and Budget (OMB)27 indient bij de Senaat, het Huis van Afgevaardigden en het GAO. In dit verslag wordt nagegaan of de programma’s of activiteiten van het agentschap beantwoorden aan de prestatiedoelen en -doelstellingen en of er doelstellingen zijn die niet worden gehaald (waarna een actieplan wordt ontworpen om de afwijkingen te corrigeren), en 3) de consolidatie door het agentschap van het jaarlijks prestatieplan en het jaarlijks prestatieverslag in het kader van de “Congressional Budget Justification”.
Australië
- Gemeenschappelijke regelgeving voor alle agentschappen: Public Governance, Performance and Accountability Act 2013 (PGPA Act), hoofdstuk 2 “Commonwealth entities and the Commonwealth”, deel 2-3 “Planning, performance and accountability”, paragraaf 3 “Performance of Commonwealth entities”.
- Verschillen in de verwezenlijking van de doelstellingen toelichten en rapporteren De verantwoordelijke autoriteit moet: 1) zorgen dat er documenten worden bijgehouden waarmee naar behoren wordt vastgelegd en toegelicht in hoeverre de entiteit haar doelen bereikt; 2) de prestaties van de entiteit meten en beoordelen; 3) zo snel mogelijk na het einde van iedere verslagperiode voor de entiteit jaarlijkse prestatieverklaringen voor de entiteit opstellen, en (4) de jaarlijkse prestatieverklaringen opnemen in het jaarverslag dat wordt ingediend bij het parlement.
- Controle van de prestatieverklaringen. De auditeur-generaal heeft de mogelijkheid de jaarlijkse prestatieverklaringen van de entiteit te onderzoeken en daarover verslag uit te brengen. Het verslag moet ter bespreking aan het Parlement worden voorgelegd.
Bijlage VI — Activiteitsgestuurd begroten/kosten toerekenen/beheren
Activiteitsgestuurd begroten (ABB) houdt het organiseren van de begrotingskredieten en -middelen naar doel in, zodat mensen kunnen zien welk beleid er wordt gevoerd, en daarbinnen, welke activiteiten het beleid vormen, hoeveel geld er voor elk van die activiteiten wordt uitgegeven en hoeveel mensen daaraan werken (EU Budget Glossary van de Europese Commissie).
De activiteitsgestuurde kostentoerekeningsmethode (Activity Based Costing — ABC) houdt het volgende in: de vaststelling van de kosten, de kostentoerekeningsmethode en de toerekening aan verschillende activiteiten. ABC is een kostentoerekeningsmethodologie waarbij de activiteiten in een organisatie worden geïdentificeerd en de kosten van elke activiteit met middelen worden toegerekend aan alle producten en diensten overeenkomstig het werkelijke verbruik.
Het ABC-systeem houdt in dat de volledige kosten worden berekend, niet alleen per activiteit, maar ook per “specifieke dienst”. Agentschappen die gedeeltelijk of volledig zelffinancierend zijn, brengen vergoedingen in rekening aan hun cliënten om de kosten van de verschillende verleende diensten terug te verdienen.
ABB is het begrotingsonderdeel en ABC het economische onderdeel van het ruimere concept van activiteitsgestuurd beheer (ABM), dat voornamelijk betrekking heeft op operationele activiteiten. ABM moet de agentschappen voorzien van de instrumenten om hun activiteiten te plannen, te monitoren, te rapporteren en te evalueren. In dit verband moeten de doelstellingen, de indicatoren, de input (aan personele en financiële middelen) en de belangrijkste acties vooraf worden vastgesteld om te bepalen hoe de beoogde resultaten moeten worden bereikt, hoe de vooruitgang in de richting van de beoogde resultaten kan worden gemeten en welke middelen nodig zijn om deze resultaten te bereiken (Analytical Fiche nr. 21 van de Europese Commissie).
Naast doelstellingen, activiteiten en begrotings- en outputindicatoren is de toepassing van het ABM-systeem afhankelijk van: a) een duidelijke overeenstemming tussen doelstellingen, activiteiten en indicatoren, b) de definitie van resultaat- en impactindicatoren, en c) de voortdurende monitoring van de werkelijke waarden voor het besluitvormingsproces.
De toepassing van systematische ABB en ABM-systemen door de agentschappen om de activiteiten te plannen, te monitoren en te evalueren is volgens de gemeenschappelijke aanpak vereist (zie paragraaf 40).
Bijlage VII — Lijst van speciale verslagen van de ERK die in de periode 2017‑2019 zijn gepubliceerd met betrekking tot agentschappen en andere organen
| SV nr. | Titel | Agentschappen en andere organen |
| 01/2017 | Meer inspanningen nodig om het Natura 2000-netwerk zo te ontwikkelen dat het volledige potentieel ervan wordt gerealiseerd | EEA |
| 05/2017 | Jeugdwerkloosheid — heeft het EU-beleid een verschil gemaakt? | Eurofound |
| 06/2017 | De EU-reactie op de vluchtelingencrisis: de “hotspotbenadering” | EASO, Europol, Frontex, FRA |
| 08/2017 | EU-visserijcontroles: meer inspanningen nodig | EFCA |
| 09/2017 | EU-steun voor de strijd tegen mensenhandel in Zuid- en Zuidoost-Azië | Europol, Frontex |
| 12/2017 | Uitvoering van de drinkwaterrichtlijn: betere kwaliteit van en toegang tot water in Bulgarije, Hongarije en Roemenië, maar nog steeds aanzienlijke investeringen nodig | EEA |
| 13/2017 | Eén Europees beheersysteem voor het spoorverkeer: zal de politieke keuze ooit werkelijkheid worden? | ERA, INEA |
| 18/2017 | Single European Sky: een andere cultuur, maar geen gemeenschappelijk luchtruim | EASA |
| 23/2017 | De Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad: de werkzaamheden aan een uitdagende opdracht voor de bankenunie zijn gestart, maar er is nog een lange weg te gaan | GAR |
| 34/2017 | De bestrijding van voedselverspilling: een kans voor de EU om de hulpbronnenefficiëntie van de voedselvoorzieningsketen te verbeteren | EEA |
| 01/2018 | Gezamenlijke ondersteuning van projecten in de Europese regio's (Jaspers) — tijd voor een meer doelgerichte aanwending | EMSA, Eurofound, EASA |
| 02/2018 | De doelmatigheid van de crisisbeheersing voor banken door de ECB | GAR, EBA, ESMA |
| 05/2018 | Hernieuwbare energie voor duurzame plattelandsontwikkeling: aanzienlijke synergieën mogelijk, waarvan de meeste echter niet zijn gerealiseerd | EEA |
| 13/2018 | Aanpak van radicalisering die tot terrorisme leidt: de Commissie kwam tegemoet aan de behoeften van de lidstaten, maar de coördinatie en evaluatie vertoonden enkele tekortkomingen | Eurojust, Europol |
| 16/2018 | Toetsing achteraf van EU-wetgeving: een goed opgezet, maar onvolledig systeem | EEA, EMA |
| 19/2018 | Een Europees hogesnelheidsnet: geen realiteit, maar een ondoeltreffende lappendeken | EER, ERA, INEA |
| 23/2018 | Luchtverontreiniging: onze gezondheid nog steeds onvoldoende beschermd | EEA |
| 24/2018 | Demonstratie van koolstofafvang en -opslag en innovatieve hernieuwbare energiebronnen op commerciële schaal in de EU: beoogde vooruitgang in het afgelopen decennium niet gerealiseerd | EEA |
| 25/2018 | Overstromingsrichtlijn: vooruitgang bij de beoordeling van risico's, maar planning en uitvoering moeten beter | EEA |
| 28/2018 | Het merendeel van de in het kader van Horizon 2020 ingevoerde vereenvoudigingsmaatregelen heeft het gemakkelijker gemaakt voor begunstigden, maar er is nog steeds ruimte voor verbetering | REA, Easme, EIT |
| 29/2018 | Eiopa heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het toezicht en de stabiliteit in de verzekeringssector, maar er blijven belangrijke uitdagingen bestaan | Eiopa, EBA, ESMA |
| 33/2018 | Bestrijding van woestijnvorming in de EU: een groeiende bedreiging waartegen meer moet worden ondernomen | EEA |
| 35/2018 | Transparantie van door ngo’s uitgevoerde EU-middelen: meer inspanningen nodig | EACEA, Easme, ERCEA, REA |
| 01/2019 | Bestrijding van fraude in verband met EU-uitgaven: maatregelen zijn nodig | EMO |
| 02/2019 | Chemische gevaren in onze voeding: het voedselveiligheidsbeleid van de EU beschermt ons maar kent uitdagingen | EFSA, EMA |
| 10/2019 | EU-brede stresstests voor banken: een ongeëvenaarde hoeveelheid verstrekte informatie over banken, maar meer coördinatie en aandacht voor risico's nodig | EBA |
| 11/2019 | De EU-regelgeving voor de modernisering van het luchtverkeersbeheer heeft een toegevoegde waarde — maar de financiering was grotendeels overbodig | Eurocontrol, INEA |
| 19/2019 | INEA: de voordelen zijn gerealiseerd, maar de tekortkomingen met betrekking tot de CEF moeten worden aangepakt | INEA |
| 20/2019 | EU-informatiesystemen ter ondersteuning van grenstoezicht — een sterk instrument, maar meer aandacht nodig voor tijdige en volledige gegevens | Frontex, Cepol, eu-LISA |
| 24/2019 | Asiel, herplaatsing en terugkeer van migranten: tijd om de inspanningen op te voeren en de kloof tussen doelstellingen en resultaten te dichten | EASO, Europol, Frontex |
Bron: ERK.
Bijlage VIII — De samenstelling van de begrotingen van de agentschappen en andere organen van de EU (2018)
Bron: ERK.
Acroniemen en afkortingen
ABB: activiteitsgestuurd begroten (Activity Based Budgeting)
ABC: activiteitsgestuurde kostentoerekening (Activity Based Costing)
ABM: activiteitsgestuurd beheer (Activity Based Management)
AMIF: Fonds voor asiel, migratie en integratie (Asylum Migration and Integration Fund)
CONT: Commissie begrotingscontrole (Europees Parlement)
DG CNECT: directoraat-generaal Communicatienetwerken, Inhoud en Technologie
DG ENV: directoraat-generaal Milieu
DG FISMA: directoraat-generaal Financiële Stabiliteit, Financiële Diensten en Kapitaalmarktenunie
DG GROW: directoraat-generaal Interne markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf
DG HOME: directoraat-generaal Migratie en Binnenlandse Zaken
DG MARE: directoraat-generaal Maritieme Zaken en Visserij
DG SANTE: directoraat-generaal Gezondheid en Voedselveiligheid
DG DEFIS: directoraat-generaal Defensie-industrie en Ruimtevaart
DG EAC: directoraat-generaal Onderwijs, Jongerenzaken, Sport en Cultuur
DG EMPL: directoraat-generaal Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie
DG ENER: directoraat-generaal Energie
DG JUST: directoraat-generaal Justitie en Consumentenzaken
DG MOVE: directoraat-generaal Mobiliteit en Vervoer
DGT: directoraat-generaal Vertaling
EMM: Europe Media Monitor
EPD: enkelvoudig programmeringsdocument
Etias: Europees reisinformatie- en -autorisatiesysteem
GJAV: geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag
JBZ: justitie en binnenlandse zaken
JRC: Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Europese Commissie
JWP: jaarlijks werkprogramma
Kmo’s (of mkb): kleine en middelgrote ondernemingen (of midden- en kleinbedrijf)
KPI: essentiële prestatie-indicator (key performance indicator)
MFK: meerjarig financieel kader
Refit: programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving
Remit: Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie
RSB: Raad voor regelgevingstoetsing (Regulatory Scrutiny Board)
SIS: Schengeninformatiesysteem
VWEU: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
Verklarende woordenlijst
Dagelijks bestuur: een stuurgroep in een gedecentraliseerd agentschap die toezicht houdt op de voorbereiding en de uitvoering van de besluiten van de raad van bestuur.
Delegatieovereenkomst: overeenkomst waarin de activiteiten worden omschreven die door de Commissie aan de agentschappen worden toevertrouwd ter uitvoering van het beleid, evenals de betrekkingen tussen de Commissie en de agentschappen en de regels die moeten worden gevolgd.
Effectbeoordeling: een beoordeling waarbij wordt onderzocht of er behoefte is aan EU-maatregelen en waarbij de mogelijke effecten van de beschikbare oplossingen worden geanalyseerd.
Enkelvoudig programmeringsdocument: een door alle gedecentraliseerde agentschappen op te stellen en door de Commissie na te kijken standaarddocument dat zowel de begrotings- als de operationele planning voor een agentschap bevat, en dus een leidraad vormt voor de werkzaamheden van het agentschap en de toewijzing van zijn middelen.
EU-agentschappen: een netwerk van gedecentraliseerde agentschappen die door de EU-instellingen en de lidstaten zijn opgericht om specifieke juridische, technische of wetenschappelijke taken uit te voeren.
Evaluatie: een empirisch onderbouwde beoordeling van de mate waarin een bestaande maatregel 1) doeltreffend en 2) doelmatig is, 3) relevant is gelet op de huidige behoeften, 4) samenhangend is, zowel intern als ten opzichte van andere EU-maatregelen, en 5) Europese meerwaarde heeft gerealiseerd.
Expertise- en netwerkcentrum: een term die we gebruiken om de rol van een gedecentraliseerd agentschap op een bepaald beleidsterrein te beschrijven, in die zin dat het gedecentraliseerde agentschap kan fungeren als een centrum om de uitwisseling van expertise te bevorderen en de belangen van de lidstaten samen te brengen om tot gemeenschappelijke beleidsoplossingen te komen en de samenwerking met andere Europese en internationale partners te versterken.
Gemeenschappelijke aanpak: een reeks leidende beginselen die de EU in 2012 heeft bijgesteld met als doel de gedecentraliseerde agentschappen samenhangender en doeltreffender te maken en de verantwoordingsplicht te versterken.
Herzieningsclausule: een juridische bepaling waarin de omstandigheden worden omschreven waaronder de taken van het agentschap moeten worden geëvalueerd en aangepast.
Horizonclausule: een juridische bepaling waarin de omstandigheden worden omschreven waaronder de taken van het agentschap kunnen worden beëindigd.
Horizontale evaluatie: evaluatie van de prestaties van meerdere agentschappen en toezichthoudende DG’s die op hetzelfde beleidsterrein actief zijn met elkaar ondersteunende acties. Het doel is potentiële synergieën en schaalvoordelen in kaart te brengen en risico’s zoals overlappingen, beleidsversnippering, onevenredigheid en doelverschuiving te ondervangen.
Kwijtingsprocedure: besluit van het Europees Parlement om de Commissie te ontheffen van haar verantwoordelijkheid voor het beheren van een bepaalde begroting en deze af te sluiten op basis van een aanbeveling van de Raad en het jaarverslag van de Europese Rekenkamer.
Meerjarig financieel kader (MFK): een langetermijnbegroting van de EU voor zeven jaar. Het huidige MFK bestrijkt de periode 2014‑2020. In het MFK worden de maxima bepaald voor de uitgaven van de EU op verschillende werkterreinen. Het wordt door de EU gebruikt ter ondersteuning van haar beleidsprioriteiten en om ervoor te zorgen dat zij haar toezeggingen aan haar burgers nakomt.
Overeenkomst betreffende het dienstverleningsniveau: de overeenkomst tussen de eindgebruiker en de dienstverlener.
Raad van bestuur: het orgaan voor het integrale bestuur van een gedecentraliseerd agentschap. Hij vervult een toezichthoudende rol en draagt de algemene verantwoordelijkheid voor kwesties met betrekking tot begroting en planning, de benoeming van de uitvoerend directeur en de monitoring van de prestaties van het agentschap.
Relevantie: de taken van het agentschap zijn geschikt om de beleidsdoelstellingen te verwezenlijken.
Samenhang: de taken van het agentschap sluiten logisch aan op de taken van andere agentschappen en de diensten van de EU, en zijn dus zinvol als onderdeel van een eengemaakt en functioneel EU-bestuur dat duidelijk identificeerbare beleidsdoelstellingen dient.
Wetgever: het Europees Parlement en de Raad.
Controleteam
In de speciale verslagen van de ERK worden de resultaten van haar controles van EU-beleid en -programma's of beheersthema's met betrekking tot specifieke begrotingsterreinen uiteengezet. Bij haar selectie en opzet van deze controletaken zorgt de ERK ervoor dat deze een maximale impact hebben door rekening te houden met de risico's voor de prestaties of de naleving, de omvang van de betrokken inkomsten of uitgaven, de verwachte ontwikkelingen en de politieke en publieke belangstelling.
Deze doelmatigheidscontrole werd uitgevoerd door controlekamer IV “Marktregulering en concurrerende economie”, die onder leiding staat van ERK-lid Alex Brenninkmeijer. De controle werd geleid door ERK-lid Alex Brenninkmeijer, ondersteund door Di Hai, kabinetsattaché; Friedemann Zippel, hoofdmanager; Eddy Struyvelt, taakleider; Joaquín Hernández Fernández, Arunas Juozulynas, Sevdalina Todorova, Julio Cesar Santin Santos, Benedicte Hemelaer, Christine Becker en Janis Gaisonoks, controleurs. Datawetenschappers Claudia Albanese, Zsolt Varga en Emmanuele Fossati voerden het bigdataproject uit. Thomas Everett verleende taalkundige ondersteuning.
Voetnoten
1 Deze personeelscijfers omvatten ambtenaren, tijdelijke functionarissen, arbeidscontractanten en gedetacheerde nationale deskundigen.
2 Om ruimte te besparen, gebruiken we afkortingen/acroniemen om naar alle agentschappen te verwijzen. De volledige namen zijn opgenomen in bijlage I.
3 Werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2017) 350.
4 Europese Commissie, “Europese governance - Een witboek”, COM (2001) 428 def., en richtsnoeren voor betere regelgeving, 2015.
5 Europese Commissie, “Evaluation of the EU agencies under the remit of DG Employment: Eurofound, Cedefop, ETF and EU-OSHA”, maart 2018.
6 ERK, “Rapid case review on the implementation of the 5 % reduction of staff posts”, 2017.
7 EMA, GJAV 2018, toelichtende paragraaf.
8 Zie ook het jaarverslag 2018 van de ERK over de agentschappen.
9 Analyse en beoordeling van het geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag 2018 van Europol.
10 Bijv. Speciaal verslag nr. 10/2019: “EU-brede stresstests voor banken: een ongeëvenaarde hoeveelheid verstrekte informatie over banken, maar meer coördinatie en aandacht voor risico's nodig”.
11 Het begrotingscomité voor het EUIPO; de afwikkelingsraad in zijn plenaire vergadering voor de GAR; de raad van bestuur voor het CPVO.
12 Adviezen nrs. 1/2019 en 3/2019 van de ERK.
13 SWD(2015) 62 final van 13.3.2015.
14 Evaluatie nr. 07/2019 – Verslaglegging over duurzaamheid: een inventaris van de stand van zaken bij EU-instellingen en -agentschappen.
15 Zaken 9/56 en 10/56, Meroni & Co, Industrie Metallurgiche/Hoge Autoriteit, Jurispr. 1958, blz. 11.
16 Zaak C-270/12, Verenigd Koninkrijk tegen Parlement en Raad, 2014.
17 CPVO, EUIPO, en GAR.
18 Jaarverslag 2018 van de ERK over de EU-agentschappen, par 3.14.8.
19 Zie ook Speciaal verslag nr. 20/2019 van de ERK: “EU-informatiesystemen ter ondersteuning van grenstoezicht — een sterk instrument, maar meer aandacht nodig voor tijdige en volledige gegevens”.
20 Arrest van 7 maart 2019 in zaak T-837/16.
21 Zie ook Speciaal verslag nr. 24/2019 van de ERK: “Asiel, herplaatsing en terugkeer van migranten: tijd om de inspanningen op te voeren en de kloof tussen doelstellingen en resultaten te dichten”.
22 Artikel 15 van Verordening (EU) nr. 439/2010 (EASO-verordening).
23 Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
24 Bund für Umwelt und Naturschutz Deutschland e.V., Hintergrund und Erläuerungen zur REIACH-Registrierung: Großunternehmen verstoßen gegen das EU-Chemikalienrecht und gefährden damit Mensch und Umwelt, 20 mei 2019.
25 Zie ook Merijn Chamon en Valerie Demedts, Constitutional limits to the EU agencies’ external relations in The External Dimension of EU Agencies and Bodies (2019).
26 Zie voor een gedetailleerdere beschrijving van de EMM-dienst: https://ec.europa.eu/jrc/en/scientific-tool/europe-media-monitor-newsbrief.
27 Het Office of Management and Budget (OMB) is de bedrijfsafdeling van het uitvoerend bureau van de president van de Verenigde Staten die de federale begroting van de Verenigde Staten beheert en toezicht houdt op de prestaties van de federale agentschappen.
28 Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie van 18 december 2018 houdende de financiële kaderregeling van de bij het VWEU en het Euratom-Verdrag opgerichte organen, bedoeld in artikel 70 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 122 van 10.5.2019, blz. 1).
29 Zie bladzijden 54-56 van de effectbeoordeling: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF/?uri=CELEX:52012SC0166&from=EN
30 Verordening (EU) 2019/1381 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de transparantie en duurzaamheid van de EU-risicobeoordeling in de voedselketen en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 178/2002 en acht andere stukken sectorale wetgeving.
31 Zie ook Speciaal verslag nr. 24/2019, Asiel, herplaatsing en terugkeer van migranten: tijd om de inspanningen op te voeren en de kloof tussen doelstellingen en resultaten te dichten.
32 Het huidige meerjarenkader – 2018-2022 – omvat slachtoffers van misdrijven en toegang tot de rechter; gelijkheid en discriminatie op welke grond dan ook; informatiemaatschappij, in het bijzonder eerbied voor de persoonlijke levenssfeer en bescherming van persoonsgegevens; justitiële samenwerking, behalve in strafzaken; migratie, grenzen, asiel en integratie van vluchtelingen en migranten; racisme, vreemdelingenhaat en daarmee samenhangende onverdraagzaamheid; rechten van het kind; integratie en sociale inclusie van Roma.
33 (Frontex) Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016; (EMSA) Verordening (EU) 2016/1625 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016; (EFCA) Verordening (EU) 2016/1626 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016.
34 Verordening (EU) nr. 439/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 tot oprichting van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken.
35 Cijfer per 31 december 2019.
36 Ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2020 (werkdocument deel III — “Bodies set up by the EU having legal personality and public-private partnership”).
37 Met uitzondering van de twee financieel autonome agentschappen zijn alle gedecentraliseerde agentschappen voor de uitvoering van hun begrotingen onderworpen aan kwijting door het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad.
Tijdlijn
| Gebeurtenis | Datum |
|---|---|
| Vaststelling van het controleplan (APM, audit planning memorandum)/aanvang van de controle | 26.2.2019 |
| Ontwerpverslag officieel verzonden aan de Europese Commissie (of andere gecontroleerde) |
30.4.2020 |
| Vaststelling van het definitieve verslag na de contradictoire procedure | 28.7.2020 |
| Officiële antwoorden van de Europese Commissie ontvangen in alle talen | 25.8.2020 |
| Officiële antwoorden van het netwerk van EU-agentschappen (EUAN) ontvangen in alle talen | 3.8.2020 |
| Officiële antwoorden van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk (EU-OSHA) ontvangen in alle talen | 29.7.2020 |
| Officiële antwoorden van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) ontvangen in alle talen | 28.8.2020 |
| Officiële antwoorden van het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex) ontvangen in alle talen | 24.7.2020 |
| Officiële antwoorden van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) ontvangen in alle talen | 5.7.2020 |
| Officiële antwoorden van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) ontvangen in alle talen | 3.8.2020 |
| Officiële antwoorden van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (GAR) ontvangen in alle talen | 27.7.2020 |
Contact
EUROPESE REKENKAMER
12, rue Alcide De Gasperi
L-1615 Luxemburg
LUXEMBURG
Tel. +352 4398-1
Inlichtingen: eca.europa.eu/nl/Pages/ContactForm.aspx
Website: eca.europa.eu
Twitter: @EUAuditors
Meer gegevens over de Europese Unie vindt u op internet via de Europaserver (http://europa.eu).
Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2020
| ISBN 978-92-847-5176-1 | ISSN 1977-575X | doi:10.2865/49989 | QJ-AB-20-019-NL-N | |
| HTML | ISBN 978-92-847-5192-1 | ISSN 1977-575X | doi:10.2865/7801 | QJ-AB-20-019-NL-Q |
AUTEURSRECHT
© Europese Unie, 2020.
Het beleid van de Europese Rekenkamer (ERK) inzake hergebruik is geregeld bij Besluit nr. 6-2019 van de Europese Rekenkamer over het opendatabeleid en het hergebruik van documenten.
Tenzij anders aangegeven (bijv. in afzonderlijke auteursrechtelijke mededelingen), wordt voor inhoud van de ERK die eigendom is van de EU een licentie verleend in het kader van de Creative Commons Attribution 4.0 International (CC BY 4.0)-licentie. Dit betekent dat hergebruik is toegestaan mits de bron correct wordt vermeld en wijzigingen worden aangegeven. De hergebruiker mag de oorspronkelijke betekenis of boodschap van de documenten niet wijzigen. De ERK is niet aansprakelijk voor mogelijke gevolgen van hergebruik.
U dient aanvullende rechten te verwerven indien specifieke inhoud personen herkenbaar in beeld brengt, bijvoorbeeld op foto’s van personeelsleden van de ERK, of werken van derden bevat. Indien toestemming wordt verkregen, wordt hiermee de bovengenoemde algemene toestemming opgeheven en zullen beperkingen van het gebruik daarin duidelijk worden aangegeven.
Wilt u inhoud gebruiken of reproduceren die geen eigendom van de EU is, dan dient u de houders van het auteursrecht mogelijk rechtstreeks om toestemming te vragen.
figuren 3 en 5: Iconen gemaakt door Pixel perfect van https://flaticon.com.
Software of documenten waarop industriële-eigendomsrechten rusten, zoals octrooien, handelsmerken, geregistreerde ontwerpen, logo’s en namen, zijn uitgesloten van het beleid van de ERK inzake hergebruik; hiervoor wordt u ook geen licentie verleend.
De groep institutionele websites van de Europese Unie met de domeinnaam “europa.eu” bevat links naar sites van derden. Aangezien de ERK geen controle heeft over deze sites, wordt u aangeraden kennis te nemen van hun privacy- en auteursrechtbeleid.
Gebruik van het logo van de Europese Rekenkamer
Het logo van de Europese Rekenkamer mag niet worden gebruikt zonder voorafgaande toestemming van de Europese Rekenkamer.
Hoe neemt u contact op met de EU?
Kom langs
Er zijn honderden Europe Direct-informatiecentra overal in de Europese Unie. U vindt het adres van het dichtstbijzijnde informatiecentrum op: https://europa.eu/european-union/contact_nl
Bel of mail
Europe Direct is een dienst die uw vragen over de Europese Unie beantwoordt. U kunt met deze dienst contact opnemen door:
- te bellen naar het gratis nummer: 00 800 6 7 8 9 10 11 (bepaalde telecomaanbieders kunnen wel kosten in rekening brengen),
- te bellen naar het gewone nummer: +32 22999696, of
- een e-mail te sturen via: https://europa.eu/european-union/contact_nl
Waar vindt u informatie over de EU?
Online
Informatie over de Europese Unie in alle officiële talen van de EU is beschikbaar op de Europa-website op: https://europa.eu/european-union/index_nl
EU-publicaties
U kunt publicaties van de EU downloaden of bestellen op: https://op.europa.eu/nl/publications (sommige zijn gratis, andere niet). Als u meerdere exemplaren van gratis publicaties wenst, neem dan contact op met Europe Direct of uw plaatselijke informatiecentrum (zie https://europa.eu/european-union/contact_nl).
EU-wetgeving en aanverwante documenten
Toegang tot juridische informatie van de EU, waaronder alle EU-wetgeving sinds 1952 in alle officiële talen, krijgt u op EUR-Lex op: http://eur-lex.europa.eu
Open data van de EU
Het opendataportaal van de EU (http://data.europa.eu/euodp/nl) biedt toegang tot datasets uit de EU. Deze gegevens kunnen gratis worden gedownload en hergebruikt, zowel voor commerciële als voor niet-commerciële doeleinden.
