De Europese investeringsadvieshub:
opgericht om investeringen in de EU te stimuleren, maar impact blijft beperkt
Over het verslag: De Europese investeringsadvieshub werd samen met het Europees Fonds voor strategische investeringen opgericht in 2015 als onderdeel van het investeringsplan voor Europa, dat is opgezet om investeringen te stimuleren. De hub ondersteunt investeringen door adviesdiensten te verlenen aan projectontwikkelaars in aanvulling op die welke reeds in het kader van andere EU-programma’s beschikbaar zijn. De hub functioneert als een partnerschap tussen de Commissie en de Europese Investeringsbank. De jaarbegroting van de hub wordt voor 75 % gedekt door de EU-begroting tot 110 miljoen EUR in de periode 2015-2020. In dit verslag presenteren wij onze bevindingen over de activiteiten van de hub vanaf de oprichting ervan tot december 2018. We concluderen dat de hub eind 2018 nog geen doeltreffend instrument voor het stimuleren van investeringen was gebleken en we doen aanbevelingen om de prestaties ervan te verbeteren en de lessen die zijn getrokken uit de hub in aanmerking te nemen bij de nieuwe InvestEU-advieshub die is voorgesteld in het kader van het InvestEU-programma voor de periode 2021-2027.
Samenvatting
IDe Europese investeringsadvieshub werd samen met het Europees Fonds voor strategische investeringen opgericht in 2015 als onderdeel van het investeringsplan voor Europa, dat is opgezet om investeringen te stimuleren na de economische crisis. De rol van de hub bestaat erin investeringen in de reële economie te ondersteunen door adviesdiensten te verlenen aan projectontwikkelaars in aanvulling op die welke reeds in het kader van andere EU-programma’s beschikbaar zijn. De hub functioneert als een partnerschap tussen de Commissie en de Europese Investeringsbank en werkt samen met nationale stimuleringsbanken of -instellingen en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling.
IIOnze controle had tot doel na te gaan of de hub een doeltreffend instrument voor het stimuleren van investeringen is gebleken. Wij hebben met name onderzocht of de hub:
- naar behoren is opgezet om tegemoet te komen aan de behoefte aan adviesdiensten in aanvulling op die welke reeds in het kader van andere EU-bronnen beschikbaar zijn;
- werd ingezet zoals beoogd om de doelstellingen ervan te verwezenlijken, met inbegrip van samenwerking met partners;
- heeft bijgedragen tot een verbetering van het aanbod van projecten die geschikt zijn om in te investeren.
Onze controle had betrekking op de activiteiten van de hub vanaf de oprichting ervan in 2015 tot december 2018. Wij hebben documenten van de hub onderzocht, vraaggesprekken gevoerd met de relevante diensten van de EIB en de Commissie, de beheersgegevens van de hub geanalyseerd, een steekproef van de opdrachten van de hub voor ondersteunend advies onderzocht en enquêtes gehouden onder de nationale stimuleringsbanken en -instellingen die samenwerken met de hub en onder de eindbegunstigden van door de hub ondersteunde adviesdiensten.
IVIn juni 2018 heeft de Commissie een InvestEU-programma voor de programmeringsperiode 2021-2027 voorgesteld, met inbegrip van een InvestEU-advieshub ter vervanging van de bestaande hub en een aantal andere centraal beheerde adviesinitiatieven van de EU. Ons verslag bevat analyses en aanbevelingen die relevant zijn voor de geplande nieuwe hub.
VWij concluderen dat de hub eind 2018 nog geen doeltreffend instrument voor het stimuleren van investeringen was gebleken. We hebben vastgesteld dat de hub is opgezet als een “vraaggestuurd” instrument waarbij vooraf niet grondig is beoordeeld aan welke adviesbehoeften deze tegemoet zou komen, hoeveel verzoeken deze waarschijnlijk zou ontvangen of hoeveel middelen deze nodig zou hebben. In de praktijk heeft de hub in verhouding tot de beschikbare middelen weinig verzoeken ontvangen die tot opdrachten hadden kunnen leiden.
VIWij hebben ook vastgesteld dat de doelstelling om op maat gesneden adviesdiensten te verlenen tot grote tevredenheid van de begunstigden ruimschoots is verwezenlijkt door de hub. De hub beschikte echter niet over een voldoende duidelijke strategie en heeft ook geen criteria en procedures vastgesteld om de ondersteuning zodanig te richten dat deze de meeste waarde zou kunnen toevoegen aan het aanbod van investeringsprojecten, ondanks het feit dat de daartoe vereiste informatie grotendeels werd geregistreerd. We hebben geconstateerd dat sommige begunstigden twijfels hadden over de additionaliteit van de ondersteuning door de hub ten aanzien van andere adviesinstanties en dat iets meer dan 1 % van de door het Europees Fonds voor strategische investeringen ondersteunde financiële verrichtingen in de gecontroleerde periode het voorwerp was van een opdracht van de hub. Hoewel de meeste opdrachten betrekking hadden op de sectoren en lidstaten met hoge prioriteit, hielden weinig opdrachten verband met de prioritaire sectoren voor de lidstaten met de grootste adviesbehoeften. Er was derhalve een meer proactieve aanpak nodig geweest om beter in te spelen op de algehele onvervulde adviesbehoeften. Daarnaast werd de samenwerking met partners met het oog op een betere geografische dekking traag opgebouwd vanwege juridische complexiteit en het feit dat de nationale stimuleringsbanken niet in gelijke mate bereid en in staat waren om samen te werken, ondanks de inspanningen van de hub.
VIITot slot hebben we weinig aanwijzingen aangetroffen dat de hub eind 2018 een aanzienlijke bijdrage had geleverd tot het aanbod van projecten die geschikt zijn om in te investeren. De procedures van de hub waren ontoereikend om follow-up te geven aan de investeringen die voortvloeiden uit de opdrachten van de hub tijdens de gecontroleerde periode, wat het moeilijk maakte om de prestaties van de hub op dit gebied te monitoren en te evalueren. De hub had eind 2018 ook te weinig opdrachten afgerond om een significante bijdrage te leveren tot het stimuleren van investeringen. Daarnaast had de ondersteuning door de hub voornamelijk betrekking op projecten in een vroeg stadium, waardoor de mogelijke effecten zich wellicht alleen op langere termijn voordoen.
VIIIOp basis van onze bevindingen doen we aanbevelingen om:
- het bereik van de activiteiten van de hub te vergroten;
- de ondersteuning door de hub beter toe te spitsen op de prioriteiten;
- de prestatiemeting te verbeteren.
Tot slot bevelen wij aan de lessen die zijn getrokken uit de hub in aanmerking te nemen bij de InvestEU-advieshub in het kader van het InvestEU-programma voor de periode 2021-2027.
Inleiding
01In november 2014 lanceerden de Europese Commissie (hierna “de Commissie” genoemd) en de Europese Investeringsbank (EIB) het investeringsplan voor Europa (IPE)1 als reactie op de daling van de investeringen in Europa sinds het begin van de financiële en economische crisis in 2008. Het IPE bestond uit drie “pijlers”:
- het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)2, dat financiering verstrekt voor investeringen die worden ondersteund door een EU-begrotingsgarantie;
- de Europese investeringsadvieshub (hierna “de hub” of “de EIAH” genoemd), die technische bijstand verleent aan zowel particuliere als publieke projectontwikkelaars, en het Europees investeringsprojectenportaal (EIPP) — een onlineplatform waarmee in de EU gevestigde projectontwikkelaars investeerders kunnen vinden;
- maatregelen om belemmeringen voor investeringen in heel Europa weg te nemen en het investeringsklimaat in Europa te verbeteren.
De tweede pijler van het IPE was bedoeld om ervoor te zorgen dat de investeringsfinanciering de reële economie bereikt door het aanbod van projecten die geschikt zijn om in te investeren te bevorderen en te ontwikkelen. In 2015 heeft de EU een verordening tot oprichting van het EFSI, de hub en het EIPP gepubliceerd3. In de verordening wordt aangegeven dat de hub tot doel heeft voort te bouwen op bestaande adviesdiensten van de EIB en de Commissie teneinde “ondersteunend advies voor de identificatie, voorbereiding en ontwikkeling van investeringsprojecten te verstrekken, en op te treden als enige technische advieshub voor projectfinanciering binnen de Unie”. De hub was bedoeld om ondersteuning te bieden voor de beleidsprioriteiten van het EFSI, zoals energie, vervoersinfrastructuur, milieu en hulpbronnenefficiëntie, alsook aan kmo’s, en om projectontwikkelaars in voorkomend geval te helpen voldoen aan de selectiecriteria voor het gebruik van de EU-garantie in het kader van het EFSI4. De EFSI-verordening voorzag ook in de samenwerking van de hub met soortgelijke diensten op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau om te zorgen voor brede dekking, kennisdeling en voorbereiding van projecten.
03Binnen het meerjarig financieel kader (MFK) 2014-2020 verstrekte de EU reeds ondersteunend advies in het kader van een breed scala aan initiatieven. De bestaande adviesinitiatieven voor investeringen verschilden van elkaar wat betreft de beleidssector, het bedrag, de entiteit die de ondersteuning biedt en de vergoedingen die bij de begunstigden in rekening worden gebracht. Er werd begroot dat deze initiatieven ondersteunend advies ter waarde van in totaal ongeveer 100 miljoen EUR per jaar zouden verstrekken (zie bijlage I voor meer informatie), d.w.z. 700 miljoen EUR over de zeven jaar van het MFK 2014-2020. De hub werd medio 2015 opgericht om adviesdiensten te verlenen in aanvulling op die welke reeds beschikbaar waren5.
04De hub functioneert als een partnerschap tussen de Commissie en de EIB. De regelingen inzake de hub zijn vastgesteld in een kaderpartnerschapsovereenkomst (KPO) die is ondertekend in het kader van de bestaande Financiële en Administratieve Kaderovereenkomst (Financial and Administrative Framework Agreement — FAFA) tussen de EU en de EIB van 2014. De hub is de op twee na grootste bron van technische bijstand van de EU die adviesdiensten verleent, na de Gezamenlijke Ondersteuning van projecten in de Europese regio’s (Joint Assistance to Support Projects in European Regions — Jaspers) en de Europese plaatselijke bijstand op energiegebied (European Local Energy Assistance — Elena). De jaarbegroting van de hub wordt voor 75 % gedekt door de EU-begroting tot 20 miljoen EUR en de resterende 25 % wordt gedekt door de EIB tot 6,6 miljoen EUR. De begroting en de jaarlijkse werkprogramma’s (JWP’s) van de hub worden vastgesteld in jaarlijkse specifieke subsidieovereenkomsten (SSO’s), die doorgaans over een periode van drie of vier jaar worden uitgevoerd. De hub wordt bestuurd door een coördinatiecomité van vier personen, bestaande uit twee vertegenwoordigers van de Commissie en twee vertegenwoordigers van de EIB. Het coördinatiecomité is belast met de evaluatie van de strategie en het beleid, het toezicht op de activiteiten van de hub, de rapportage aan de belanghebbenden, de vaststelling van het dienstenaanbod en de goedkeuring van het prijsstellingsbeleid. Een team van personeel van de EIB voert de dagelijkse activiteiten van de hub uit. De EIB dient jaarlijks een verslag in bij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de activiteiten en de begroting van de hub.
05De hub beheert verzoeken om adviesdiensten (zie figuur 1). De hub ontvangt verzoeken om advies ofwel rechtstreeks via de eigen website van de hub, ofwel via “bronnen met expertise”, namelijk de diensten van de EIB, nationale stimuleringsbanken of -instellingen (national promotional banks or institutions — NPBI’s) of de Commissie. Het ondersteuningsteam van de hub registreert de verzoeken en bepaalt welk gevolg hieraan moet worden gegeven (“screening”). De hub kan om aanvullende informatie verzoeken, algemene vragen doorverwijzen naar de meest relevante dienstverlener — een dienst van de EU of de EIB of een lokale dienstverlener (“doorverwijzing”), voor een uitvoeriger antwoord op vragen zorgen met inbreng van diensten van de EIB (“beknopt advies”), of middelen van de hub toewijzen en diensten van de EIB of externe consultants inschakelen om advies te verstrekken (“opdracht”). Opdrachten kunnen betrekking hebben op een specifiek investeringsproject of een groep projecten (“projectspecifiek”) of meer in het algemeen bijdragen tot het aanbod van projecten die geschikt zijn om in te investeren (“niet-projectspecifiek”). De hub streeft ook naar samenwerking met NPBI’s met als doel verzoeken om ondersteuning aan te trekken en adviesdiensten lokaal te verlenen. Daarnaast ondersteunt de hub in vier lidstaten (Bulgarije, Kroatië, Griekenland en Roemenië) het programma voor adviesverlening aan kleine ondernemingen, dat wordt beheerd door de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO).
De ondersteuning door de hub is beschikbaar voor publieke en particuliere projectontwikkelaars, met inbegrip van NPBI’s, investeringsplatformen of -fondsen en regionale en lokale publieke entiteiten. De hub verleent gratis diensten aan publieke projectontwikkelaars en de aan kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) aangerekende vergoedingen worden beperkt tot een derde van de kosten. Tekstvak 1 bevat een voorbeeld van een projectspecifieke opdracht.
Tekstvak 1
Voorbeeld van een opdracht van de hub
De hub ontving een verzoek om technisch advies van de autoriteiten om de straatverlichting opnieuw te ontwerpen en te vervangen. Het was de bedoeling om het project uit te voeren in het kader van een publiek-privaat partnerschap waarbij potentiële contractanten werd gevraagd offertes in te dienen voor de werkzaamheden. Er werd verzocht om technisch advies over de toestand van het bestaande verlichtingsnetwerk, met name de lampen, transformatoren en ondergrondse infrastructuur, om alle inschrijvers te helpen de nodige werkzaamheden en de verwachte kosten te ramen. Op die manier werd de opdracht opgezet om bij te dragen tot het welslagen van de aanbestedingsprocedure en een goede prijs-kwaliteitverhouding te waarborgen.
Na een evaluatie van de eerste twee jaar van de uitvoering van de EFSI-verordening heeft de EU besloten het EFSI uit te breiden en heeft zij de EFSI-verordening gewijzigd in december 2017 (EFSI 2.0)6. De EFSI 2.0-verordening bevat een aantal nieuwe bepalingen met betrekking tot de hub. In de nieuwe bepalingen inzake de hub werd benadrukt dat er behoefte is aan gerichte ondersteuning voor het structureren van projecten, innovatieve financiële instrumenten en publiek-private partnerschappen, alsook investeringsplatformen die meerdere lidstaten of regio’s bestrijken. In de bepalingen werd ook vereist dat de hub een meer proactieve aanpak zou hanteren bij het bevorderen van het aanbod van EFSI-projecten in lidstaten die moeilijkheden ondervinden en zich zou richten op beleidsprioriteiten zoals klimaatactie, de circulaire economie, de digitale sector en grensoverschrijdende investeringen.
08In juni 2018 heeft de Commissie een InvestEU-programma voorgesteld als onderdeel van het pakket voorstellen voor het volgende MFK7. De ontwerpverordening voorziet in een InvestEU-advieshub die wordt beheerd en georganiseerd door de Commissie, met de EIB als belangrijkste partner, ter vervanging van de hub en 12 andere adviesinitiatieven in het MFK 2014-2020. Met het voorstel wordt beoogd de bestaande centraal beheerde adviesinitiatieven van de EU ter ondersteuning van investeringen te vereenvoudigen en te stroomlijnen. De nieuwe hub zou over een begroting van ongeveer 72 miljoen EUR per jaar beschikken.
Reikwijdte en aanpak van de controle
09Onze controle had tot doel na te gaan of de hub een doeltreffend instrument voor het stimuleren van investeringen is gebleken. Wij hebben met name onderzocht of de hub:
- naar behoren is opgezet om tegemoet te komen aan de behoefte aan adviesdiensten in aanvulling op die welke reeds in het kader van andere EU-bronnen beschikbaar zijn;
- werd ingezet zoals beoogd om de doelstellingen ervan te verwezenlijken, met inbegrip van samenwerking met partners;
- heeft bijgedragen tot een toename van het aanbod van projecten die geschikt zijn om in te investeren.
De controle was toegespitst op de oprichting en werking van de hub tot eind 2018. In de periode 2015-2018 is bijna 70 miljoen EUR aan steun uit de EU-begroting ter beschikking gesteld aan de hub. De controle had slechts betrekking op een deel van de tweede pijler van het IPE. Bij onze controle hebben we het EIPP niet onderzocht. De hub is slechts een van de verschillende EU-bronnen van technische bijstand (zie bijlage I).
11Ons verslag bevat analyses, conclusies en aanbevelingen die relevant zijn voor de InvestEU-advieshub die is gepland voor de periode 2021-2027. Deze hub zal meer bevoegdheden en middelen hebben dan de bestaande hub.
12Wij hebben onze bevindingen gebaseerd op de controle van belangrijke documenten met betrekking tot de hub en van de reeds bestaande adviesinitiatieven, vraaggesprekken met personeel van de EIB en ambtenaren van de Commissie, analyses van beheersgegevens van de hub, een onderzoek van een steekproef van door de hub behandelde verzoeken en enquêtes onder NPBI’s die samenwerken met de hub en onder begunstigden die in belangrijke mate ondersteunend advies hebben ontvangen van de hub (zie bijlage II voor meer informatie over de methodologie).
Opmerkingen
De hub is opgezet als een “vraaggestuurd” instrument zonder grondige beoordeling vooraf
13Om te onderzoeken of de hub naar behoren is opgezet om te voldoen aan de behoefte aan extra adviesdiensten, hebben wij de verrichte voorbereidende beoordelingen geëvalueerd en de daaropvolgende activiteiten van, en het gebruik van de middelen door de hub geanalyseerd. Wij zijn van mening dat de Commissie vooraf de volgende elementen had moeten beoordelen om de activiteiten van de hub te richten en een passende begroting vast te stellen:
- de onvervulde adviesbehoeften waaraan de hub zou moeten voldoen, met inbegrip van die waaraan niet wordt voldaan door andere reeds bestaande adviesinitiatieven van de EU (d.w.z. om ervoor te zorgen dat de ondersteuning door de hub een aanvulling vormt op andere beschikbare adviesdiensten8);
- de verwachte vraag, d.w.z. het aantal verzoeken dat de EIAH waarschijnlijk zou ontvangen en in aanmerking zou komen voor ondersteuning door de EIAH.
Geen grondige beoordeling voordat de hub werd opgericht
14In beginsel moeten alle voorstellen voor activiteiten die EU-begrotingsuitgaven meebrengen, worden onderworpen aan een specifieke evaluatie vooraf9. In januari 2015 ging het wetgevingsvoorstel van de Commissie over het EFSI vergezeld van een verslag van de speciale taskforce (lidstaten, Commissie, EIB) over investeringen in de EU, waarin werd gewezen op een algemene behoefte aan extra adviesdiensten op EU-niveau. Wij hebben vastgesteld dat er voordat de activiteiten van de hub van start gingen geen formele evaluatie vooraf van de hub heeft plaatsgevonden om de financiële behoeften van het nieuwe initiatief te bepalen.
15In de bepalingen van de EFSI-verordening met betrekking tot de hub kwam tot uiting dat er geen grondige voorafgaande beoordeling was uitgevoerd. De verordening voorzag weliswaar in een begroting voor de hub, maar bevatte geen streefcijfers of verwachtingen met betrekking tot het gewenste niveau van adviesdiensten per geografisch gebied, beleidsterrein of activiteit van de hub, en beschreef ook niet de te volgen aanpak om in te spelen op de adviesbehoeften.
16Kort na de oprichting van de hub heeft het coördinatiecomité van de hub snel gehandeld om de onvervulde adviesbehoeften in de EU in kaart te brengen door een studie te laten uitvoeren10. De studie had tot doel de EIB en de Commissie te ondersteunen bij de ontwikkeling van een strategie voor de middellange tot lange termijn, met name om de hub te helpen prioriteiten te stellen, onder meer “waar, hoe, en waarop de middelen moeten worden gericht”. In de studie werd de aandacht gevestigd op de EU-lidstaten met de meeste vastgestelde adviesbehoeften wat sectoren betreft (zie tabel 1). Een belangrijke conclusie van de studie was dat de kloof tussen de behoeften en het aanbod aan adviesdiensten voornamelijk te wijten was aan de moeilijkheden die projectontwikkelaars ondervinden bij het verkrijgen van toegang tot adviesdiensten, het betalen van de diensten en het vinden van een dienstverlener. Deze conclusie wees erop dat de hub actieve maatregelen moet nemen om problemen met toegang aan te pakken. De meeste landen met topprioriteit waren cohesielanden waarin weinig gebruik wordt gemaakt van het EFSI11.
Tabel 1
Adviesbehoeften van de lidstaten en sectoren
Categorie | Lidstaat | Prioritaire sectoren |
Topprioriteit | Bulgarije, Kroatië, Hongarije, Litouwen, Letland, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije | Vervoers- en energie-infrastructuur, milieu en hulpbronnenefficiëntie |
Hoge prioriteit | Cyprus, Tsjechische Republiek, Estland, Griekenland, Malta, Portugal en Spanje | Milieu en hulpbronnenefficiëntie |
Gemiddelde prioriteit | België, Finland, Frankrijk, Duitsland, Italië en Ierland | Kmo's en midcaps |
Lage prioriteit | Oostenrijk, Denemarken, Luxemburg, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk | Kmo's en midcaps, RDI |
Bron: Studie van PWC “Market gap analysis for advisory services under the Hub”, 2016.
Wat betreft het waarborgen dat de ondersteuning door de hub een aanvulling vormt op adviesdiensten die beschikbaar zijn in het kader van andere EU-programma’s, is uit onze evaluatie van het juridische en contractuele kader van de hub gebleken dat de complementariteit van de hub met deze adviesdiensten niet duidelijk was vastgesteld toen de activiteiten van de hub van start gingen. In de EFSI-verordening werd niet beschreven welke hiaten in reeds bestaande adviesdiensten in het kader van andere EU-programma’s moesten worden opgevuld door de hub. In het contractuele kader van de hub troffen we alleen twee duidelijk omschreven omstandigheden aan waarin de ondersteuning door de hub werd beschouwd als een aanvulling op andere bestaande adviesinitiatieven. Deze hadden betrekking op de faciliteit van de Europese plaatselijke bijstand op energiegebied (Elena) voor investeringen op het gebied van energie-efficiëntie, hernieuwbare energie en vervoer en het mandaat van de adviesdiensten voor onderzoek en innovatie (InnovFin) voor investeringen op het gebied van onderzoek.
18Wij zijn van mening dat de Commissie en de EIB de hub hebben opgezet als een “vraaggestuurd instrument” waarbij vooraf niet grondig is beoordeeld aan welke adviesbehoeften deze tegemoet zou komen, hoeveel verzoeken deze waarschijnlijk zou ontvangen of hoeveel middelen deze nodig zou hebben. Met andere woorden, de activiteiten van de hub gingen van start op basis van de aanname dat de verzoeken om ondersteuning door de hub grotendeels overeen zouden komen met de onvervulde adviesbehoeften.
In verhouding tot de beschikbare middelen had de hub eind 2018 weinig verzoeken ontvangen die tot opdrachten hadden kunnen leiden
19De bijdrage van de hub tot het stimuleren van investeringen hangt in grote mate af van het aantal ontvangen verzoeken en van het aandeel van deze verzoeken dat in aanmerking kwam voor ondersteuning en dus een opdracht werd.
20De hub heeft 1 091 verzoeken ontvangen, gemiddeld minder dan één verzoek per dag over de periode van medio 2015 tot eind 2018. Het grootste aandeel verzoeken kwam rechtstreeks van projectontwikkelaars via de website van de hub (41 %), terwijl de rest afkomstig was van de diensten van de EIB, de EBWO, NPBI’s en de Commissie (“bronnen met expertise”). Hoewel het totale aantal ontvangen verzoeken jaarlijks steeg, daalde het aantal via de website van de hub ontvangen verzoeken (zie figuur 2). Die daling was deels het gevolg van het nieuwe ontwerp van de website in 2017, waardoor vragen automatisch werden doorgestuurd naar andere diensten. Tegelijkertijd steeg het aantal verzoeken dat werd ontvangen via bronnen met expertise, met name de diensten van de EIB.
De meeste verzoeken die werden ontvangen tijdens de gecontroleerde periode hebben niet tot een opdracht voor ondersteuning door de hub geleid. Op 31 december 2018 bevond ongeveer 22 % van de 1 091 ontvangen verzoeken zich in de screeningfase — deze verzoeken werden ofwel beoordeeld, ofwel werd er op nadere informatie gewacht — en was ongeveer 52 % beoordeeld als verzoeken die moesten worden “doorverwezen” of waarvoor “beknopt advies” moest worden verstrekt. De hub heeft opdrachten gecreëerd voor 26 % van de ontvangen verzoeken (285 van de 1 091 — zie figuur 3). Het aandeel van de verzoeken dat tot opdrachten heeft geleid, was afhankelijk van de bron. Via de website ontvangen verzoeken hadden beduidend minder kans om opdrachten te worden dan de verzoeken die via bronnen met expertise werden ontvangen. Minder dan 3 % van de via de website van de hub ontvangen verzoeken leidde tot opdrachten (14 van de 447). Zelfs nu sommige via de website ontvangen verzoeken automatisch worden doorverwezen sinds 2017, hebben weinig dergelijke verzoeken tot opdrachten geleid (4,1 % in 2018). Daarentegen leidde ongeveer 27 % van de via bronnen met expertise ontvangen verzoeken tot opdrachten. Dit heeft tot op zekere hoogte te maken met het feit dat de bronnen met expertise in bepaalde mate een voorafgaande screening hebben verricht voordat zij verzoeken doorsturen naar de hub voor ondersteuning. De EBWO heeft alle ontvangen verzoeken om ondersteuning gescreend alvorens de opdrachten aan de hub te melden. De hub beschikte niet over informatie over het aantal door de EBWO ontvangen verzoeken en derhalve ook niet over het aandeel verzoeken dat een opdracht werd.
Het lage aantal uitgevoerde opdrachten komt tot uiting in het gebruik van de begroting van de hub, aangezien de hub niet veel van de beschikbare financiering heeft uitgegeven tijdens de eerste drie en een half jaar (zie tabel 2). In de periode 2015-2018 werd in totaal 68,1 miljoen EUR aan vastleggingskredieten uit de EU-begroting ter beschikking gesteld van de hub. Wij constateerden dat de begrotingsuitvoering in de eerste jaren waarin de hub actief was lager lag dan verwacht (slechts 36 % in 2015 en 42 % in 2016). Als gevolg daarvan heeft de Commissie in 2015 en 2016 een bedrag van 18 miljoen EUR aan betalingskredieten van het begrotingsonderdeel van de hub overgedragen naar andere begrotingsonderdelen van de EU. De 43,3 miljoen EUR die de Commissie aan de EIB heeft betaald voor de activiteiten van de hub tijdens die periode omvatte aanzienlijke bedragen aan voorfinanciering die in overeenstemming waren met het contractuele kader. Op 31 december 2018 bedroegen de werkelijke subsidiabele kosten van de hub ten laste van de EU-begroting voor de periode 2015-2018 26,2 miljoen EUR, d.w.z. slechts 26 % van de beschikbare middelen uit de EU-begroting.
Tabel 2
De begrotingsuitvoering van de hub was laag
Jaar | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | Totalen |
Vastleggingen uit de EU-begroting (in EUR) | 10 000 000 | 19 400 000 | 19 400 000 | 19 300 000 | 68 100 000 |
Betalingen van de Commissie tot en met 31 december 2018 (met inbegrip van voorfinanciering) | 9 978 768 | 15 520 000 | 10 093 500 | 7 720 000 | 43 312 268 |
Bestedingsgraad (in %) | 99,8 % | 80,0 % | 52,0 % | 40,0 % | 63,6 % |
Totale subsidiabele kosten ten laste van de EU-begroting in de periode 2015-2018 | 26 153 039 |
Bron: ERK, op basis van door DG ECFIN en de EIB verstrekte gegevens.
Volgens ons is de hub opgericht op basis van de aanname dat deze meer verzoeken om ondersteuning zou ontvangen die tot opdrachten hadden kunnen leiden dan uiteindelijk het geval bleek. Daardoor heeft de hub niet veel van de beschikbare financiering uitgegeven tijdens de eerste drie en een half jaar waarin hij actief was.
De hub leverde adviesdiensten tot grote tevredenheid van de begunstigden, maar niet op gerichte wijze
24De belangrijkste operationele doelstelling van de hub bestond erin kwalitatief hoogstaand ondersteunend advies te verstrekken dat is toegesneden op de individuele behoeften van begunstigden en dat de prioriteiten voor ondersteunend advies weerspiegelde. We zijn nagegaan of:
- de individuele begunstigden tevreden waren over de ondersteuning die zij hebben gekregen aan de hand van een enquête;
- de opdrachten de prioriteiten voor ondersteunend advies weerspiegelden door de strategie, de procedures en de beschikbare beheersinformatie van de hub te analyseren;
- de ontwikkelingen op het gebied van de samenwerking met de NPBI’s hebben bijgedragen tot het waarborgen van voldoende geografische dekking van de adviesbehoeften.
De begunstigden waren zeer tevreden over het op maat gesneden advies dat zij hebben gekregen
25In de periode 2015-2018 heeft de hub 285 opdrachten gecreëerd ten behoeve van begunstigden uit de publieke en private sector. Een groot deel van de opdrachten betrof het verstrekken van technisch of financieel advies over specifieke projecten (88 %). De resterende opdrachten hielden verband met niet-projectspecifiek financieel advies, samenwerking met NPBI’s en algemene kwesties (12 %) (zie figuur 4).
In onze enquête12 beoordeelden de begunstigden hun tevredenheid doorgaans als “hoog” voor de belangrijkste aspecten van de adviesdiensten die aan hen zijn verleend. Bijna 80 % van de respondenten beoordeelde de bijdrage van de hub tot het waarborgen van een vlot adviesproces als “groot” of “zeer groot”, en meer dan 90 % van hen was het ermee eens dat de ondersteuning was toegesneden op hun behoeften (zie figuur 5).
Volgens ons heeft de hub de doelstelling om op maat gesneden adviesdiensten te verlenen tot tevredenheid van de begunstigden ruimschoots verwezenlijkt voor de gecreëerde opdrachten.
De hub beschikte niet over een duidelijke strategie of duidelijke procedures om ondersteuning doelgericht in te zetten
28Wij hebben geconstateerd dat er op 31 december 2018 geen formele strategie was vastgesteld voor het doelgericht inzetten van de ondersteuning door de hub, hoewel in het contractuele kader van de hub was bepaald dat het coördinatiecomité een strategie moet uitwerken en overeenkomen13 en de externe consultant die werd ingeschakeld door het coördinatiecomité tot de conclusie kwam dat de hub zijn activiteiten doelgericht moet ontplooien14.
29In februari 2018 besloot het coördinatiecomité dat de feitelijke strategie van de hub naar behoren tot uiting kwam in de jaarlijkse werkprogramma’s15. Wij hebben echter vastgesteld dat er in deze programma’s niet afdoende werd toegelicht hoe de activiteiten van de hub werden opgezet om bij te dragen tot het stimuleren van investeringen, en geen streefcijfers of verwachte resultaten tot het einde van de financieringsperiode (d.w.z. 2020) waren vastgesteld met betrekking tot de prioriteiten voor ondersteunend advies.
30De hub heeft criteria ontwikkeld om na te gaan of verzoeken in aanmerking kwamen. We hebben echter geconstateerd dat de hub geen criteria en procedures heeft vastgesteld om te bepalen of een potentiële opdracht een hoge, gemiddelde of lage waarde had wat betreft de waarschijnlijke bijdrage ervan tot het aanbod van investeringsprojecten. Wij hadden verwacht dat de hub duidelijke criteria had ontwikkeld om de waarde van een opdracht te beoordelen, op basis van de prioriteiten in de EFSI-verordening, zoals:
- additionaliteit — in de EFSI-verordening is bepaald dat de ondersteuning door de hub een aanvulling moet vormen op bestaande initiatieven van de EU voor ondersteunend advies;
- soort ondersteuning — het vast beleid van de hub was dat eerst prioriteit moet worden gegeven aan projectspecifieke verzoeken en dan aan niet-projectspecifieke verzoeken die indirect kunnen bijdragen tot een groter aanbod van investeringsprojecten16;
- potentiële impact op basis van belangrijke projectkenmerken (bv. projectfase en investeringsomvang) — grotere, verder gevorderde projecten hebben meer kans om te worden uitgevoerd en een grotere bijdrage te leveren tot het stimuleren van investeringen dan kleinere projecten in een vroeger ontwikkelingsstadium;
- sector of geografisch gebied — opdrachten die gericht zijn op de lidstaten en sectoren waaraan prioriteit moest worden toegekend volgens de beoordeling van de behoeften, zouden van een “hogere waarde” worden geacht (zie paragraaf 16).
Hoewel de hub geen criteria heeft ontwikkeld om de waarde van potentiële opdrachten te bepalen, heeft deze de meeste — maar niet alle — daartoe vereiste informatie geregistreerd, met name:
- additionaliteit — in de beschrijving van de opdrachten werd verwezen naar de relevante artikelen van de EFSI-verordening. Er werd echter niet toegelicht waarom de hub het meest geschikt was om de opdrachten uit te voeren en niet andere bestaande adviesdiensten van de EU. Tekstvak 2 bevat een voorbeeld waarbij de rechtvaardiging onvoldoende was gedocumenteerd;
Tekstvak 2
Opdracht waarbij de additionaliteit onvoldoende was gedocumenteerd
Bij de beoordeling van het geval hebben wij vastgesteld dat de opdracht verband hield met de doelstelling in de EU-wetgeving om slimme meters bij ten minste 80 % van de bevolking te installeren tegen 2020. Wij zijn van mening dat van de Commissie kon worden verwacht dat zij een contract voor een dergelijke studie zou gunnen in het kader van haar normale inspanningen om het beleid op dit gebied te ontwikkelen. De Commissie heeft bevestigd dat de studie een aanvulling vormt op de studies die zij uitvoert en dat de resultaten ervan in feite als input kunnen dienen voor beleidsmakers/regelgevers bij de verfijning van de strategie en het kader voor de toekomst.
- soort ondersteuning — de hub heeft vanaf 2018 wel informatie over de in de EFSI 2.0-verordening17 opgenomen prioriteiten voor ondersteunend advies geregistreerd;
- potentiële impact — de maturiteit van de projecten werd pas vanaf de tweede helft van 2018 geregistreerd in de beheersystemen, en de informatie over het investeringsvolume werd niet systematisch geregistreerd tijdens de gecontroleerde periode;
- sector en geografisch gebied — de hub heeft de opdrachten naar behoren gecategoriseerd volgens de EFSI-bedrijfstakken en per lidstaat.
Naar onze mening beschikte de hub niet over een voldoende duidelijke strategie en heeft deze ook geen criteria en procedures vastgesteld om de ondersteuning zodanig te richten dat deze de meeste waarde zou toevoegen, ondanks het feit dat de daartoe vereiste informatie grotendeels werd geregistreerd.
De opdrachten hadden betrekking op de prioritaire sectoren en lidstaten, maar er was een meer proactieve aanpak nodig geweest om beter in te spelen op de onvervulde adviesbehoeften
33Op basis van de beschikbare beheersinformatie van de hub en andere controle-informatie analyseerden we de mate waarin de essentiële prioriteiten voor ondersteunend advies werden weerspiegeld in de opdrachten van de hub (zie de paragrafen 30 en 31), met name:
- additionaliteit ten aanzien van andere publieke of particuliere adviesinstanties;
- bijdragen tot het aanbod van projecten die geschikt zijn om in te investeren, met inbegrip van:
- projecten die in aanmerking komen voor steun uit het EFSI, alsook projecten op het gebied van klimaatactie, circulaire economie, de digitale sector en grensoverschrijdende projecten;
- financiële instrumenten, investeringsplatformen en publiek-private partnerschappen;
- de sectoren en gebieden met de grootste adviesbehoeften dekken.
We hielden een enquête onder een steekproef van begunstigden om na te gaan of zij het verkregen ondersteunend advies van andere publieke of particuliere adviesinstanties hadden kunnen krijgen. We stelden vast dat bijna 50 % van de respondenten aangaf dat zij hetzelfde ondersteunend advies van andere publieke of particuliere adviesinstanties hadden kunnen krijgen.
35Wat het aanbod van projecten die geschikt zijn om in te investeren betreft, constateerden we dat bijna alle opdrachten projectspecifiek waren (265 van de 285 of 92 %). De hub registreerde 55 opdrachten met betrekking tot financiële verrichtingen van de EIB. 28 opdrachten waren EFSI-gerelateerd, waarvan er 12 betrekking hadden op projecten die reeds steun uit het EFSI hadden ontvangen — d.w.z. de financiële verrichting van de EIB was goedgekeurd, ondertekend of uitbetaald — drie op geannuleerde projecten en dertien op projecten die de beoordelingsprocedure doorliepen. In totaal was eind 2018 iets meer dan 1 % van de totale door het EFSI ondersteunde financiële verrichtingen het voorwerp van een opdracht van de hub (12 van de 1 03118).
36We hebben ook vastgesteld dat 45 van de 285 opdrachten betrekking hadden op klimaatactie (16 %), 9 op de circulaire economie (3 %), 16 op de digitale sector (6 %) en 12 op grensoverschrijdende projecten (4 %). Daarnaast heeft de hub 30 opdrachten gecreëerd voor potentiële innovatieve financiële instrumenten (17 in 2018), 12 voor potentiële investeringsplatformen19 (7 in 2018) en 16 voor potentiële publiek-private partnerschappen (4 in 2018)20. In deze gevallen kan de ondersteuning door de hub in een zeer vroeg stadium worden verleend, zonder enige garantie dat de desbetreffende instrumenten, platformen of partnerschappen zouden worden opgezet (zie tekstvak 3).
Tekstvak 3
Voorbeelden van opdrachten van de hub voor financiële instrumenten en investeringsplatformen
Voor één opdracht in onze steekproef ondersteunde de hub de evaluatie van nieuwe financieringsmodellen, waaronder het in kaart brengen van nieuwe financieringsbronnen, voor een overheidsinvestering in onderzoek en ontwikkeling bij een aantal universiteiten. De toegevoegde waarde van het optreden van de hub werd onderbouwd door te wijzen op het beleid van de hub om lokale initiatieven te ondersteunen voor de ontwikkeling van projecten waarin kan worden geïnvesteerd met innovatieve financiële instrumenten voor regionale en lokale overheidsinstanties. Een van de resultaten van de opdracht was een verslag van een extern adviesbureau in december 2018. Eind december 2018 was het nog te vroeg om uit te maken of de ondersteuning door de hub tot het gebruik van een nieuw financieel instrument zou leiden.
Een andere opdracht in onze steekproef had betrekking op de ontwikkeling van een webinstrument voor het vergemakkelijken van de toegang tot een investeringsplatform voor de landbouwsector. De opdracht zal niet tot de oprichting van een nieuw investeringsplatform leiden, maar zal de eindgebruikers helpen toegang te krijgen tot de financiering van het investeringsplatform, dat middelen van het EFSI en de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) zal kunnen inzetten.
Wat de sectoren betreft, heeft de hub opdrachten gecategoriseerd volgens de EFSI-bedrijfstakken (zie figuur 6). De meeste opdrachten (215 van de 285 of 83 %) hadden betrekking op de sectoren met hogere prioriteit die naar voren kwamen bij de beoordeling van de behoeften, namelijk vervoer, energie, milieu en hulpbronnenefficiëntie, alsook kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en midcaps; de andere opdrachten hadden betrekking op sectoren die als een lagere prioriteit zijn aangemerkt. Een groot deel van de opdrachten werd door de EBWO uitgevoerd voor kmo’s in vier landen (133 van de 285 of 47 %).
Wat de geografische oorsprong betreft, hebben wij geconstateerd dat 58 % van de opdrachten betrekking had op de lidstaten waarvan is vastgesteld21 dat zij de grootste adviesbehoeften hebben (Bulgarije, Kroatië, Griekenland, Hongarije, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije). We stelden ook vast dat dit grotendeels het gevolg was van het grote aantal opdrachten dat de EBWO heeft uitgevoerd in Roemenië, Bulgarije en Kroatië (113). Uit onze analyse bleek dat 32 % (49 van de 152) van de rechtstreeks door de EIB beheerde opdrachten betrekking had op de lidstaten met de grootste adviesbehoeften (zie figuur 7). Acht opdrachten hadden betrekking op EFSI-verrichtingen in vijf cohesielanden.
Hoewel 83 % van de opdrachten betrekking had op de sectoren met hogere prioriteit en 58 % op de lidstaten met topprioriteit die naar voren kwamen in de studie naar adviesbehoeften (zie tabel 1), hebben we vastgesteld dat 10 % van de opdrachten betrekking had op de prioritaire sectoren voor de lidstaten met “topprioriteit” (d.w.z. energie, vervoer, milieu en hulpbronnenefficiëntie, zie figuur 8).
Wij zijn van mening dat, hoewel de meeste opdrachten betrekking hadden op de prioritaire sectoren en lidstaten, er een meer proactieve aanpak nodig was geweest om beter in te spelen op de algehele onvervulde adviesbehoeften.
Ondanks de inspanningen van de hub werd de samenwerking met NPBI’s met het oog op een betere geografische dekking traag opgebouwd
41Samenwerking met partners op lokaal niveau was een belangrijk middel voor de hub met het oog op de doelstelling om de hiaten in de vervulling van de adviesbehoeften in de lidstaten aan te pakken. Hiertoe heeft de hub gestreefd naar de ontwikkeling van een netwerk van overeenkomsten met lokale partnerinstellingen, in het bijzonder de NPBI’s van de lidstaten en de EBWO. Met deze samenwerking werd beoogd de uitwisseling van kennis aan te moedigen, het aanbod aan verzoeken aan de hub te verbeteren en het verlenen van adviesdiensten op lokaal niveau te versterken. Wij hebben onderzocht hoe de samenwerking met de NPBI’s en de EBWO zich in de loop van de gecontroleerde periode heeft ontwikkeld.
42In de EFSI-verordening22 is bepaald dat de hub ernaar moet streven een samenwerkingsovereenkomst met een NPBI in elke lidstaat te sluiten of proactief ondersteunend advies te verstrekken aan de lidstaten zonder een NPBI. De KPO tussen de Commissie en de EIB voorzag in samenwerking met NPBI’s wat betreft:
- het delen en verspreiden kennis en beste praktijken;
- het fungeren als een lokaal contactpunt voor potentiële begunstigden van de hub;
- het verlenen van adviesdiensten namens de hub.
Wij hebben vastgesteld dat de hub per 31 december 2018 25 samenwerkingsovereenkomsten had ondertekend in de vorm van memoranda van overeenstemming (Memoranda of Understanding — MoU’s) met NPBI’s uit 20 lidstaten (zie bijlage III), waarin de mate van samenwerking met de hub is vastgesteld. Figuur 9 geeft de aard van de samenwerking die onder het MoU valt weer. In vijf lidstaten heeft de hub MoU’s ondertekend met twee NPBI’s (Bulgarije, Frankrijk, Duitsland, Litouwen en Polen). Cyprus, Denemarken, Estland, Griekenland, Luxemburg, Malta, Roemenië en het Verenigd Koninkrijk waren de acht lidstaten die niet onder een MoU vallen. De ondertekening van een MoU heeft bijgedragen tot de formalisering van de kennisdeling over de activiteiten van de hub. In onze enquête gaven de NPBI’s het delen van kennis en beste praktijken het vaakst aan als de belangrijkste reden om een MoU te sluiten. In dit verband was de organisatie van communicatie-evenementen om de activiteiten van de hub onder de aandacht te brengen de belangrijkste actie die in het kader van dergelijke samenwerking werd uitgevoerd. 7 van de 20 NPBI’s gaven aan dat er tot 31 december 2018 geen samenwerkingsactiviteiten hadden plaatsgevonden.
De NPBI’s hebben weliswaar een relatief kleine bijdrage geleverd tot het aantal verzoeken dat de hub heeft ontvangen in de periode 2015-2018 (62 van de 1 091 of 6 %), maar in die periode was er sprake van een stijgende trend, van drie verzoeken in 2015 naar 28 in 2018. Hoewel de verzoeken afkomstig waren uit 18 lidstaten, kwam bijna 80 % van de NPBI’s uit negen lidstaten (Kroatië, Tsjechische Republiek, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slowakije en Slovenië). In totaal beschouwde de hub 17 van deze verzoeken als opdrachten die in aanmerking kwamen voor verdere ondersteuning door de hub (11 % van de rechtstreeks door de EIB beheerde opdrachten) tot 31 december 2018.
45De trage ontwikkeling van de samenwerking was onder meer te wijten aan de moeilijkheden om een passend contractueel kader tot stand te brengen. Wij hebben vastgesteld dat de contractuele overeenkomsten tussen de EU en de EIB moesten worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat de EIB en de NPBI's overeenkomsten konden sluiten voor het verlenen van adviesdiensten van de hub die uit de EU-begroting worden gefinancierd. Dit was met name het geval toen de KPO werd gewijzigd in mei 2017. Daarnaast werd de SSO van 2016 gewijzigd in december 2017 om de voorwaarden voor de verstrekking van financiële steun van de hub aan NPBI’s vast te stellen, met inbegrip van vereisten voor NPBI’s om voldoende gegevens voor de EIB bij te houden om het gebruik van de steun van de hub te kunnen controleren.
46Een andere reden voor de trage vooruitgang bij de ontwikkeling van de samenwerking was het feit dat de NPBI’s capaciteit moesten opbouwen om verzoeken te verwerken en de diensten van de hub lokaal te verlenen. De hub heeft actie ondernomen om deze kwestie aan te pakken. In de begroting voor 2016 van de hub werd 7 miljoen EUR uitgetrokken voor de ondersteuning en vervulling van de behoeften van de NPBI’s inzake capaciteitsopbouw en de lokale verlening van adviesdiensten23. De hub heeft de NPBI’s uitgenodigd om initiatieven voor te stellen in het kader van een “oproep tot het indienen van voorstellen”. De hub bood aan om tot 75 % van de subsidiabele consultancy- en personeelskosten van aanvaarde voorstellen te financieren. De voorstellen kunnen het volgende omvatten:
- investeringsadviesdiensten verlenen namens de hub;
- organisatorische capaciteit tot stand brengen of ontwikkelen;
- kennis overdragen voor de ontwikkeling van een lokale adviescapaciteit.
De oproep tot het indienen van voorstellen voor capaciteitsopbouw werd in december 2017 gedaan. De hub heeft de NPBI’s verzocht voorstellen in te dienen voor initiatieven met een waarde tussen 100 000 en 500 000 EUR. De hub was voornemens de oproep tot het indienen van voorstellen open te houden tot juni 2020, op voorwaarde dat er nog steeds middelen beschikbaar zouden zijn. Om de drie maanden moesten voorstellen worden goedgekeurd. De eerste ronde van voorstellen werd in februari 2018 ontvangen. Negen NPBI’s hebben voorstellen ingediend, waarvan zes voorstellen een positieve beoordeling kregen en de geselecteerde aanvragers werden uitgenodigd om over een financieringsovereenkomst te onderhandelen. Op 31 december 2018 was slechts één financieringsovereenkomst ondertekend als gevolg van de langdurige onderhandelingen. Eind 2018 waren er geen kosten gemaakt.
48Bij onze beoordeling van de evaluatieprocedures voor de oproep tot het indienen van voorstellen hebben wij vastgesteld dat bepaalde essentiële evaluatiecriteria geen doorslaggevende rol speelden bij de beoordeling van de voorstellen. In het geval van de enige financieringsovereenkomst die eind 2018 was ondertekend, behaalde de geselecteerde aanvrager bijvoorbeeld minder dan de helft van de beschikbare punten voor het criterium “maturiteit van het voorstel en verwachte resultaten”, dat samen goed was voor minder dan 20 % van het totale aantal toegekende punten. Het risico bestaat dat de verleende steun weinig impact heeft op de verlening van adviesdiensten op lokaal niveau.
49Wat de EBWO betreft, heeft de EIB in maart 2017 een overeenkomst ondertekend waarin is bepaald dat de hub het programma voor adviesverlening aan kleine ondernemingen van de EBWO zou ondersteunen. De ondersteuning die de hub zou bieden in het kader van het programma was in eerste instantie bedoeld om de economische ontwikkeling en het concurrentievermogen in de kmo-sector in Bulgarije, Griekenland en Roemenië te bevorderen. Bij een nieuwe wijziging van de SSO van 2016 is vervolgens Kroatië toegevoegd24. Opdat de EBWO deze rol zou kunnen spelen, moesten de Commissie en de EIB de KPO en de SSO van 2016 wijzigen inzake de werking van de hub. Door deze wijzigingen is het juridische en contractuele kader van de hub in het algemeen complexer geworden. De hub had 5 miljoen EUR van de begroting uitgetrokken voor de samenwerking met de EBWO, waarvan de EBWO eind 2018 2,4 miljoen EUR had vastgelegd.
50Naar onze mening hebben de juridische complexiteit en het feit dat de NPBI’s niet in gelijke mate bereid en in staat waren om samen te werken, bijgedragen tot de vertraging van de vooruitgang bij het verbeteren van de geografische dekking van de vraag naar en de verlening van door de hub ondersteunde adviesdiensten. Nadat de samenwerking met de EBWO tot stand was gebracht, heeft deze tot een aanzienlijk aantal opdrachten geleid in de betrokken sector en in de vier betrokken landen (zie figuur 6 en figuur 7).
Er zijn weinig aanwijzingen dat de hub een aanzienlijke bijdrage heeft geleverd tot een toename van het aanbod van projecten die geschikt zijn om in te investeren
51Om effect te sorteren moest de hub voor een groter aanbod zorgen van projecten die geschikt zijn om in te investeren. Het voltooien van opdrachten was het belangrijkste middel om dit doel te bereiken. Wij onderzochten het beschikbare bewijsmateriaal met betrekking tot de impact van de ondersteuning door de hub op het aanbod van projecten die geschikt zijn om in te investeren, met name wat het EFSI betreft25.
Ontoereikende follow-up van investeringen die voortvloeien uit opdrachten van de hub
52De procedures van de hub voorzagen alleen in de monitoring van de voltooiing van opdrachten (“output”) in plaats van het mogelijk te maken om na te gaan of de opdrachten tot projecten die geschikt zijn om in te investeren hebben geleid (“resultaten”) (zie tekstvak 4). Nadat een akkoord was bereikt, nam de adviseur van de hub contact op met de relevante dienst van de EIB om ervoor te zorgen dat de opdracht correct werd uitgevoerd. De adviseur van de hub had de verantwoordelijkheid om te controleren of de opdrachten op tijd en binnen het budget werden voltooid, terwijl de dienst van de EIB met de expertise verantwoordelijk was voor de ondersteuning en de communicatie met de begunstigde. De hub is niet systematisch bij de diensten van de EIB of de begunstigden nagegaan of het project financiering heeft ontvangen via de EIB, het EFSI of andere bronnen, dan wel of de investering uiteindelijk heeft plaatsgevonden. De hub kon met name op geen enkele manier nagaan hoeveel voltooide opdrachten andere investeerders dan de EIB hadden aangetrokken.
Tekstvak 4
Voorbeeld van ontoereikende regelingen voor follow-up
Voor een van de opdrachten in onze steekproef werd verzocht ondersteuning te bieden bij een beoordeling van de financieringsopties voor een project in de hightechsector. De overheidsinstantie was bezig met de ontwikkeling van een plan voor investeringen (in gebouwen, apparatuur en O&O), waarbij verschillende partijen betrokken zouden zijn, waaronder particuliere entiteiten, banken en de EIB. De output van de ondersteuning door de hub bestond in financieel advies van de InnovFin-adviesdienst van de EIB, dat in januari 2018 werd verstrekt. De hub is niet nagegaan of het project financiering heeft verkregen (van de EIB, het EFSI of andere bronnen) of tot een investering heeft geleid.
In oktober 2018 begon de hub een feedbackformulier te sturen naar begunstigden die gebruik hadden gemaakt van de hub. Dit formulier had betrekking op een aantal aspecten van de tevredenheid van de begunstigde over de adviesdiensten, zoals de mate waarin aan hun behoeften was voldaan, de kwaliteit van de geleverde expertise en wat er nadien met hun project was gebeurd. Ten tijde van de controle had de hub de van begunstigden ontvangen feedback niet geanalyseerd.
54In juli 2017 heeft de hub kernprestatie- en monitoringindicatoren ontwikkeld, die in februari 2018 zijn herzien en geactualiseerd om rekening te houden met de nieuwe prioriteiten van de in december 2017 vastgestelde EFSI 2.0-verordening. Wij troffen beperkingen aan in vijf van de acht belangrijkste outputindicatoren en in alle zes resultaatindicatoren van de hub (zie bijlage V voor meer informatie). Wij hebben ook vastgesteld dat het kader geen indicatoren bevatte voor het gebruik van innovatieve financiële instrumenten en publiek-private partnerschappen, die aan de prioriteiten in de EFSI 2.0-verordening zijn toegevoegd.
55Naar onze mening waren de procedures van de hub ontoereikend om follow-up te geven aan de investeringen die voortvloeiden uit projectspecifieke opdrachten tijdens de gecontroleerde periode. Het gebrek aan informatie over de resultaten van opdrachten en de beperkingen die van invloed waren op sommige indicatoren maakten het moeilijk om de prestaties van de hub op dit gebied te monitoren en te evalueren.
Eind 2018 waren weinig opdrachten van de hub voltooid
56Wij hebben vastgesteld dat de hub eind 2018 slechts 89 adviesopdrachten had voltooid, waarvan er 27 rechtstreeks door de diensten van de EIB werden beheerd, voornamelijk voor begunstigden uit de publieke sector, en waarvan er 62 zijn uitgevoerd in samenwerking met de EBWO met betrekking tot kmo’s in de particuliere sector. De door de EIB beheerde opdrachten kostten gemiddeld ongeveer 85 000 EUR en namen iets meer dan 14 maanden in beslag en de door de EBWO beheerde opdrachten kostten ongeveer 18 000 EUR en namen minder dan zes maanden in beslag. Voor 32 van de 89 voltooide opdrachten waarvoor informatie beschikbaar was, bedroeg de gemiddelde raming van de investeringen in verband met een voltooide door de EIB beheerde opdracht 301 miljoen EUR, tegenover 1,3 miljoen EUR voor de opdrachten met betrekking tot kmo’s die in samenwerking met de EBWO zijn uitgevoerd. Op 31 december 2018 hadden drie voltooide opdrachten betrekking op goedgekeurde of ondertekende EFSI-verrichtingen.
57De meeste voltooide opdrachten hadden betrekking op kmo’s in Roemenië (51 van de 89 of 57 %), vanwege het grote aantal opdrachten dat daar in samenwerking met de EBWO is uitgevoerd. Voor de 27 voltooide opdrachten die rechtstreeks door de diensten van de EIB werden beheerd, was het hoogste aantal opdrachten in een lidstaat vier (Polen) en in 13 lidstaten waren er op 31 december 2018 geen opdrachten voltooid.
58De overgrote meerderheid van de voltooide opdrachten was projectspecifiek (85 van de 89 of 96 %) en de meeste daarvan betroffen technisch advies over projecten in een vroeg stadium (77 van de 85). Daardoor is het niet zeker of deze projecten uiteindelijk investeringen zullen aantrekken.
59Naar onze mening had de hub eind 2018, met drie opdrachten met betrekking tot goedgekeurde of ondertekende EFSI-verrichtingen, te weinig opdrachten voltooid om een significant effect te sorteren op het aanbod van projecten die geschikt zijn om in te investeren. De voltooide opdrachten waren sterk geconcentreerd in de kmo-sector in Roemenië en Bulgarije. De ondersteuning door de hub had voornamelijk betrekking op projecten in een vroeg stadium, waardoor de mogelijke effecten zich wellicht alleen op langere termijn voordoen. Individuele opdrachten kunnen echter bijdragen tot investeringen die vele malen groter zijn dan de kosten van het verlenen van de adviesdienst.
Conclusies en aanbevelingen
60Onze conclusies hebben betrekking op de oprichting en werking van de hub tot eind 2018. Wij concluderen dat de hub destijds nog geen doeltreffend instrument voor het stimuleren van investeringen in de EU was gebleken.
61We hebben vastgesteld dat de hub is opgezet als een “vraaggestuurd” instrument waarbij vooraf niet grondig is beoordeeld aan welke adviesbehoeften deze tegemoet zou komen, hoeveel verzoeken deze waarschijnlijk zou ontvangen of hoeveel middelen deze nodig zou hebben. In de praktijk heeft de hub in verhouding tot de beschikbare middelen weinig verzoeken ontvangen die tot opdrachten hadden kunnen leiden. Met name het aantal verzoeken dat rechtstreeks via de website van de hub of via NPBI’s is ontvangen, heeft maar weinig opdrachten opgeleverd waarvoor ondersteuning door de hub nodig was (zie de paragrafen 13-23).
Aanbeveling 1 — Het bereik van de activiteiten van de hub vergrotenHet coördinatiecomité van de hub moet de samenwerking met de NPBI’s verder ontwikkelen om de lokale toegang tot de ondersteuning door de hub te verbeteren.
Tijdpad: tijdens de resterende uitvoeringsperiode van de hub (uiterlijk eind 2020)
62Wij hebben vastgesteld dat de doelstelling om op maat gesneden adviesdiensten te verlenen tot grote tevredenheid van de begunstigden van ondersteuning door de hub ruimschoots is verwezenlijkt door de hub. De hub beschikte echter niet over een voldoende duidelijke strategie en heeft ook geen criteria en procedures vastgesteld om de ondersteuning zodanig te richten dat deze de meeste waarde zou toevoegen, ondanks het feit dat de daartoe vereiste informatie grotendeels werd geregistreerd. We hebben geconstateerd dat sommige begunstigden twijfels hadden over de additionaliteit van de ondersteuning door de hub ten aanzien van andere adviesinstanties en dat iets meer dan 1 % van de door het EFSI ondersteunde financiële verrichtingen in de gecontroleerde periode het voorwerp was van een opdracht van de hub. Hoewel de meeste opdrachten betrekking hadden op de sectoren en lidstaten met hoge prioriteit, hielden weinig opdrachten verband met de prioritaire sectoren voor de lidstaten met de grootste adviesbehoeften. Er was derhalve een meer proactieve aanpak nodig geweest om beter in te spelen op de algehele onvervulde adviesbehoeften. Daarnaast werd de samenwerking met partners met het oog op een betere geografische dekking traag opgebouwd vanwege juridische complexiteit en het feit dat de NPBI’s niet in gelijke mate bereid en in staat waren om samen te werken, ondanks de inspanningen van de hub. Nadat de samenwerking met de EBWO tot stand was gebracht, heeft deze tot een aanzienlijk aantal opdrachten geleid in de kmo-sector in de vier betrokken landen (zie de paragrafen 25-50).
Aanbeveling 2 — Ondersteuning beter richten op prioriteitenHet coördinatiecomité van de hub moet ernaar streven de ondersteuning en middelen van de hub doelgerichter te maken door:
- de specifieke criteria voor het bepalen van de waarde van ondersteunend advies vast te stellen, met inbegrip van additionaliteit ten aanzien van andere EU-programma’s, het soort ondersteuning, de potentiële impact op investeringen, en de sectoren en geografische gebieden;
- de screeningprocedures voor het bepalen van de waarde van potentiële opdrachten te verbeteren, teneinde de bijdrage van de hub tot vastgestelde prioriteiten voor ondersteunend advies te maximaliseren;
- de samenwerking met de NPBI’s verder te ontwikkelen om de geografische dekking van de vraag naar en de verlening van door de hub ondersteunde adviesdiensten te verbeteren.
Tijdpad: tijdens de resterende uitvoeringsperiode van de hub (uiterlijk eind 2020)
63Daarnaast stelden we vast dat de procedures van de hub ontoereikend waren om follow-up te geven aan de investeringen die voortvloeiden uit de opdrachten van de hub tijdens de gecontroleerde periode. Het gebrek aan informatie over de resultaten van opdrachten en de beperkingen die van invloed waren op sommige prestatie-indicatoren van de hub maakten het moeilijk om de prestaties van de hub op dit gebied te monitoren en te evalueren. Eind 2018 had de hub in ieder geval te weinig opdrachten voltooid om een significant effect te sorteren op het aanbod van projecten die geschikt zijn om in te investeren. In totaal had de hub eind 2018 slechts 89 opdrachten voltooid, waarvan er drie betrekking hadden op goedgekeurde of ondertekende EFSI-verrichtingen. De voltooide opdrachten waren sterk geconcentreerd in de kmo-sector in Roemenië en Bulgarije. De meeste opdrachten hadden betrekking op de eerste fasen van de cyclus van projectinvesteringen, waardoor de mogelijke effecten zich wellicht alleen op langere termijn voordoen. Individuele opdrachten kunnen ook bijdragen tot investeringen die vele malen groter zijn dan de kosten van het verlenen van de adviesdienst. In het algemeen hebben we weinig aanwijzingen aangetroffen dat de hub eind 2018 een aanzienlijke bijdrage had geleverd tot het aanbod van projecten die geschikt zijn om in te investeren (zie de paragrafen 53-59).
Aanbeveling 3 — De prestatiemeting verbeterenOm prestaties van de hub te monitoren en te verbeteren, moet het coördinatiecomité van de hub:
- follow-up geven aan de resultaten van het verleende ondersteunend advies (d.w.z. nagaan of opdrachten tot projecten leiden die geschikt zijn om in te investeren);
- indicatoren inzake resultaten ontwikkelen en, in voorkomend geval, streefdoelen;
- de werkelijke kosten van elke voltooide projectspecifieke opdracht van de hub vergelijken met de resultaten ervan wat betreft verwachte investeringen met als doel bij te dragen tot de beoordeling van de prestaties van de hub.
Tijdpad: tijdens de resterende uitvoeringsperiode van de hub (uiterlijk eind 2020, en uiterlijk eind 2021 voor aanbeveling 3, onder iii))
64Tot slot heeft onze controle aangetoond dat de tekortkomingen in de wijze waarop de hub is opgezet, moeilijk aan te pakken waren tijdens de uitvoeringsfase, en dat deze van invloed waren op de prestaties. In het kader van het InvestEU-programma 2021-2027 wordt voorgesteld dat de door de Commissie beheerde en georganiseerde InvestEU-advieshub in de plaats zal komen van 13 centraal beheerde adviesinitiatieven van de EU die momenteel beschikbaar zijn, met inbegrip van de huidige hub. Met het voorstel wordt beoogd de bestaande regelingen voor het coördineren en verlenen van adviesdiensten ter ondersteuning van investeringen te vereenvoudigen en te verbeteren.
Aanbeveling 4 — De lessen die zijn getrokken uit de hub in aanmerking nemen bij de InvestEU-advieshubOm een vlotte overgang tussen de twee initiatieven te waarborgen en de belangrijkste lessen die zijn getrokken uit de activiteiten van de hub in aanmerking te nemen bij de toekomstige InvestEU-advieshub, moet de Commissie:
- de adviesbehoeften en de waarschijnlijke vraag naar gerichte adviesinitiatieven beoordelen op basis van de ervaring die is opgedaan tijdens de periode 2015-2020;
- het ondersteunend advies richten op de onvervulde behoeften en op de ontwikkeling van projecten die mogelijk kunnen worden ondersteund in het kader van de InvestEU-garantie;
- voortbouwen op de rechtstreekse samenwerking met NPBI’s om de geografische dekking van adviesdiensten te verbeteren;
- door middel van lokale aanwezigheid een meer proactieve aanpak ontwikkelen voor het genereren van verzoeken om adviesdiensten;
- de toegang tot adviesdiensten verbeteren aan de hand van het ontwerp van de website van de nieuwe InvestEU-advieshub en door het gebruik ervan te bevorderen;
- een passend kader voor de monitoring van de prestaties ontwikkelen dat de kosten en baten van het verlenen van adviesdiensten bestrijkt.
Tijdpad: uiterlijk eind 2021
Dit verslag werd door kamer V, onder leiding van de heer Tony Murphy, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 31 maart 2020.
Voor de Rekenkamer
Klaus-Heiner Lehne
President
Bijlagen
Bijlage I – Initiatieven voor technische bijstand van de EU die centraal worden beheerd in het huidige MFK
Initiatief voor TB | Beheerder TB | Verlener(s) TB | Grondslag vergoeding | Verdeling van kosten EU/EIB | Door de begunstigde gedekte kosten | Bedrag (EU-begroting) | Uitvoeringsperiode | |
EU | EIB | (EUR) | ||||||
EIAH (hub) | EIB | EIB/andere financiële instellingen (EBWO/NPBI’s)/externe consultants | kostendekking (tarieven FAFA) | 75 % | 25 % | alleen particulier, waarvan kmo’s tot 33 % | 110 000 000 | 2015-2020 |
Elena | EIB | Externe consultants | 6 % van de verleende TB | 100 % | 0 | minimaal 10 % van de verleende TB | 279 000 000 | 2014-2020 |
Oproep tot het indienen van voorstellen op het gebied van energie-efficiëntie in het kader van H2020 — Projectontwikkelingsbijstand | Easme | Externe consultants | n.v.t. | 50 000 000 | 2014-2020 | |||
InnovFin-adviesdienst | EIB | EIB | kostendekking (tarieven FAFA) | 100 % | 0 | 0 | 28 000 000 | 2014-2020 |
EEEF — Technische bijstand Europese Commissie | Subdelegatieovereenkomst tussen de EIB en de fondsbeheerder van het EEEF (Deutsche Bank) | Externe consultants | 6,5 % van de verleende TB | 100 % | 0 | 10 % van de toegewezen TB | 20 000 000 | 2012-2017 |
CEF | EIB | EIB/Externe consultants | kostendekking (tarieven FAFA) | 90 % | 10 % | 0 | 1 262 170 voor Jaspers in 2015 3 000 000 voor Jaspers in 2018 |
2015-2018 |
NCFF | EIB | Externe consultants | 5 % van de vastgelegde EU-bijdrage | 100 % | 0 | 0 (De begunstigde kan per geval om een financiële bijdrage worden gevraagd) | 10 000 000 | 2015-2019 + (verlenging wordt overwogen) |
PF4EE | EIB | EIB/Financiële intermediairs | 6 % van de vastgelegde EU-bijdrage | 100 % | 0 | 0 | 3 200 000 | 2014-2019 |
Faciliteit voor technische bijstand van het EEEF | Fondsbeheerder van het EEEF | Door het EEEF ingehuurde externe consultants | 20 % van de uitbetaalde TB | _ | _ | 0 | afhankelijk van de beschikbare middelen (EEEF-inkomenscascade) | 2017+ |
CEF _ LS | Spoorweginfrastructuurbeheerder/ministeries | Externe consultants | reële kosten | 100 % | 0 | 0 | 17 021 785 | 2014-2020 |
Platform inzake slimme specialisatie voor industriële modernisering | GROW | Externe consultants | 100 % | n.v.t. | 1 500 000 | 2018-2020 | ||
City Facility | ENER/Easme | Uitvoerend agentschap | n.v.t. | 16 000 000 | 2019-2023 | |||
Islands Facility | ENER | Extern | n.v.t. | 10 000 000 | 2018-2020 | |||
EaSI | EMPL | Externe consultants | 13 000 000 | |||||
Jaspers | EIB | EIB | kostendekking (tarieven FAFA) | 80 % | 20 % | 0 | 233 650 000 | 2014-2020 |
TOTAAL | 795 633 955 |
Bijlage II – Controlemethodologie
Wij hebben onze bevindingen gebaseerd op:
- de controle van belangrijke documenten met betrekking tot de hub en reeds bestaande adviesinitiatieven, waaronder:
- de rechtsgrondslag en beleidsdocumenten;
- het financieel en contractueel kader;
- governancedocumentatie (bv. documenten van het coördinatiecomité van de hub);
- beheersprocedures;
- jaarlijkse werkprogramma’s (JWP’s);
- activiteitenverslagen;
- vraaggesprekken met personeel van de EIB/hub en ambtenaren van de betrokken diensten van de Commissie (DG ECFIN, DG RTD, DG GROW, DG MOVE, DG ENER en DG REGIO);
- een analyse van de op 31 december 2018 in het beheersysteem van de hub opgeslagen gegevens met betrekking tot de verzoeken om adviesdiensten;
- een evaluatie van de behandeling van 18 verzoeken aan de hub om adviesdiensten te verlenen, waaronder 15 waarvoor specifieke middelen van de hub werden toegewezen (hub-opdrachten)
Nummer steekproefelement | Identificatiecode verzoek | Jaar van het verzoek | Land | Belangrijkste sector voor de adviesinterventie | Status van het verzoek |
1 | 0021 | 2015 | Slovenië | Ontwikkeling van vervoersinfrastructuur en van vervoermaterieel en innovatieve technologieën voor vervoer | Toegewezen |
2 | 0263 | 2016 | Portugal | Ontwikkeling van vervoersinfrastructuur en van vervoermaterieel en innovatieve technologieën voor vervoer | Afgesloten |
3 | 0228 | 2016 | Cyprus | Milieu en hulpbronnenefficiëntie | Afgesloten |
4 | 0187 | 2016 | Roemenië | Menselijk kapitaal, cultuur en gezondheid | Toegewezen |
5 | 0196 | 2016 | Luxemburg | Ontwikkeling en toepassing van informatie- en communicatietechnologieën | Toegewezen |
6 | 0608 | 2017 | Ierland | Onderzoek, ontwikkeling en innovatie | Toegewezen |
7 | 0414 | 2017 | Bulgarije | Overig | Toegewezen |
8 | 0440 | 2017 | Niet landspecifiek | Onderzoek, ontwikkeling en innovatie | Toegewezen |
9 | 0405 | 2017 | Niet landspecifiek | Ontwikkeling van de energiesector | Toegewezen |
10 | 0521 | 2017 | Frankrijk | Ontwikkeling van vervoersinfrastructuur en van vervoermaterieel en innovatieve technologieën voor vervoer | Afgesloten |
11 | 0002ELENA | 2017 | Denemarken | Milieu en hulpbronnenefficiëntie | Toegewezen |
12 | 0594 | 2017 | Frankrijk | Onderzoek, ontwikkeling en innovatie | Toegewezen |
13 | 0370 | 2017 | Polen | Milieu en hulpbronnenefficiëntie | Afgesloten |
14 | 0437 | 2017 | Polen | Menselijk kapitaal, cultuur en gezondheid | Toegewezen |
15 | 0843 | 2018 | Frankrijk | Landbouw | Toegewezen |
16 | 0711 | 2018 | Kroatië | Overig | Toegewezen |
17 | 0777 | 2018 | Niet landspecifiek | Milieu en hulpbronnenefficiëntie | Toegewezen |
18 | 0016EBRD | 2018 | Roemenië | Ontwikkeling en toepassing van informatie- en communicatietechnologieën | Afgesloten |
- een enquête onder de NPBI’s die samenwerken met de hub per 31 december 2018. De enquête werd op 28 februari 2019 toegezonden aan 25 nationale stimuleringsbanken en -instellingen die samenwerken met de hub. De antwoordtermijn was 9 april 2019. 20 instellingen uit 18 lidstaten hebben de enquête beantwoord;
- een elektronische enquête onder de eindbegunstigden van de ondersteuning door de hub tijdens de gecontroleerde periode. Wij hebben de enquête op 4 maart 2019 toegezonden aan 88 eindbegunstigden van de ondersteuning door de hub met een antwoordtermijn van 12 april 2019. Wij hebben antwoorden ontvangen van 43 begunstigden van de hub uit 24 EU-lidstaten.
Bijlage III – Tussen de EIB en NPBI's gesloten memoranda van overeenstemming (2015 tot 2018)
Land | Naam NPBI | MoU ondertekend | Samenwerkingsniveau26 |
Oostenrijk | Austria Wirtschaftsservice Gesellschaft mbH (AWS) | 2016 | 1 |
België | Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV) | 2018 | 1 |
Bulgarije | Fund Manager of Financial Instruments in Bulgaria (FMFIB) | 2016 | 1,2 |
Bulgarije | Bulgarian Development Bank (BDB) | 2015 | 1 |
Kroatië | Hrvatska Banka za Obnovu i Razvitak (HBOR) | 2015 | 1 |
Tsjechische Republiek | Ceskomoravska Zarucni a Rozvojova Banka (CMZRB) | 2016 | 1 |
Finland | Finnvera | 2017 | 1,2 |
Frankrijk | Bpifrance | 2016 | 1,3 |
Frankrijk | Caisse des Dépôts et Consignations (CDC) | 2016 | 1,2,3 |
Duitsland | NRW.Bank | 2017 | 1 |
Duitsland | Kreditanstalt für Wiederaufbau (KfW) | 2016 | 1 |
Hongarije | Hungarian Development Bank (MFB) | 2015 | 1,2,3 |
Ierland | Strategic Banking Corporation of Ireland (SBCI) | 2016 | 1,2,3 |
Italië | Cassa Depositi e Prestiti (CDP) | 2016 | 1,3 |
Letland | Attistibas finansu institûcija Altum (ALTUM) | 2015 | 1,2,3 |
Litouwen | Investiciju ir versio garantijos (INVEGA) | 2016 | 1,2 |
Litouwen | Public Investment Development Agency (VIPA) | 2016 | 1,2,3 |
Nederland | Nederlands Investerings Agentschap (NIA) | 2016 | 1 |
Polen | Bank Gospodarstwa Krajowego (BGK) | 2016 | 1,2 |
Polen | Polish Bank Association, National Contact Point (ZBP) | 2016 | 1,2 |
Portugal | Instituiçâo Financeira de Desenvolvimento (IFD) | 2018 | 1,2 |
Slowakije | Slovak Investment Holding (SIH) | 2016 | 1,2 |
Slovenië | SID Banka (SID) | 2015 | 1,2,3 |
Spanje | Instituto de Credito Oficial (ICO) | 2016 | 2 |
Zweden | Almi Företagspartner (ALMI) | 2016 | 1 |
Bijlage IV – Prestatiekader van de hub
- input-/activiteitsindicatoren (Input/Activity indicators — IA) met betrekking tot activiteiten van de hub (d.w.z “te leveren prestaties”);
- outputindicatoren (Output indicators — OI) met betrekking tot de rechtstreekse effecten van deze activiteiten;
- uitkomst-/resultaatindicatoren (Outcome/Results indicators — OR) met betrekking tot wat is bereikt met de aan de begunstigden verleende adviesdiensten.
Nr. KPI — Outputindicator | 9 kernprestatie-indicatoren (KPI’s) | Definitie | 12 kernmonitoringindicatoren (KMI’s) | Definitie | Nr. KMI | |
OI.1 | Aantal en verdeling van de behandelde en toegewezen verzoeken (met inbegrip van investeringsplatformen) (OI.1) | Meet het aantal door de hub toegewezen en behandelde verzoeken (verdeling naar sector, naar land, naar publieke/particuliere ontwikkelaar, naar gevraagde soort bijstand) | Oorsprong van de verzoeken: website van de hub/diensten van de EIB/externe partners/EC/andere (IA.1) | Gaat na welke oorsprong het door de hub ontvangen verzoek heeft (webportaal, EIB, NPBI’s, EC, andere) | IA.1 | |
OI.2 | Aandeel en verdeling van de verzoeken die aanleiding hebben gegeven tot technische bijstand (met inbegrip van het geraamde aandeel van bijkomende verzoeken) (OI.2) | Meet het % van toegewezen verzoeken dat aanleiding heeft gegeven tot technische bijstand | Geraamd aandeel van projecten dat investeringsklaar is en aantal gegenereerde investeringen (OR.1) | Meet het % van ontvangen verzoeken dat investeringsklaar is en meet het % van ontvangen verzoeken dat is gerealiseerd in de reële economie | OR.1 | |
Aantal en volume van gegenereerde investeringen (via het EFSI en buiten het EFSI) | Meet het aantal en het volume van de investeringen die zijn gegenereerd naar aanleiding van de door de hub ontvangen verzoeken | OR.2 | ||||
Aantal gevallen waarin ondersteuning is verleend bij de oprichting van investeringsplatformen (OR.3) | Meet het aantal potentiële investeringsplatformen waarvoor advies wordt verstrekt | OR.3 | ||||
Aantal gegenereerde investeringsplatformen (OR.4) | Meet het aantal gegenereerde investeringsplatformen | OR.4 | ||||
Additionaliteitsindicator waarbij gebruik wordt gemaakt van maatstaven voor de toegevoegde waarde (OR.5) | Meet het aantal door de hub uitgevoerde TB-projecten in elke categorie, zoals vaardigheden, subsidiabiliteit, volume, schaal/meerdimensionaal aspect van het verzoek | OR.5 | ||||
OI.3 | Gemiddelde snelheid eerste reactie (OI.3) | Meet voor ontvangen verzoeken de tijdspanne tussen de datum van ontvangst en de datum van het eerste antwoord aan de indiener van het verzoek. Dit moet als een activiteitsindicator worden beschouwd. | Tevredenheidsenquête (OI.7) | Meet de tevredenheid van de gebruikers en begunstigden van de hub aan de hand van een formele feedbackprocedure. | OI.7 | |
OI.4 | Aantal externe partnerschappen (OI.4) | Meet het aantal ondertekende MoU’s of overeenkomsten met NPBI’s/IFI’s/LS/BA’s/nationale autoriteiten/andere (bv. verenigingen) | Aantal externe partnerschappen waarbij de partner de status van dienstverlener krijgt (samenwerkingsniveau 3 MoU) (OR.6) | Meet het aantal externe partnerschappen dat samenwerkingsniveau 3 heeft bereikt en waarbij de partner de status van dienstverlener krijgt onder de noemer van de hub | OR.6 | |
OI.5 | Aantal georganiseerde en bijgewoonde evenementen, bijeenkomsten en workshops met meerdere partners (OI.5) | Meet het aantal door de hub georganiseerde evenementen en meet het aantal keren dat de vertegenwoordigers van de hub/de afdeling Adviesdiensten hebben deelgenomen aan externe evenementen | Deelname aan georganiseerde evenementen, bijeenkomsten en workshops met meerdere partners (OI.8) | Meet het aantal en soort deelnemers aan georganiseerde evenementen, bijeenkomsten en workshops | OI.8 | |
OI.6 | Percentage van de jaarbegroting dat is vastgelegd en gebruikt (OI.6) | Meet het % van de jaarlijkse begrotingstoewijzing dat is vastgelegd en gebruikt | Geschatte hoeveelheid tijd die partners van de hub als dienstverleners uittrekken voor adviesdiensten in verband met de hub (samenwerkingsniveau 3 MoU) (OI.9) | OI.9 | ||
OI.10 | Maturiteitsniveau van toegewezen projecten vóór en na interventie | Aantal projecten waarbij ondersteuning wordt gecombineerd met andere EU-financieringsbronnen (ESIF, CEF, H2020) (OI.12) | Meet het aantal projecten waarbij de ondersteuning door de hub wordt gecombineerd met andere EU-financieringsbronnen | |||
OI.11 | Aantal door de hub ondersteunde projecten (d.w.z. klimaatactie, circulaire economie, digitaal, grensoverschrijdend) | Herbalancering geografische verhouding tussen cohesielanden/niet-cohesielanden voor de toegewezen projecten (OI.13) | Meet de verdeling van de toegewezen projecten van de hub over cohesielanden en niet-cohesielanden | |||
IA.3 | Aantal van NPBI’s ontvangen verzoeken | Meet het aantal verzoeken dat de hub heeft ontvangen van NPBI’s |
Bijlage V – Analyse door de ERK van de monitoringindicatoren van de hub voor output en resultaten
Outputindicator van de hub | Beschrijving | Beperking |
IA.3 | “Aantal van de NPBI’s ontvangen verzoeken” | Deze nieuwe indicator houdt geen verband met de gewijzigde EFSI-verordening en had eerder kunnen worden gedefinieerd, aangezien deze een subcategorie meet van de oorsprong van de door de hub ontvangen verzoeken waarvoor reeds een andere KMI geldt (IA.1: “Oorsprong van de verzoeken” |
OI.2 | “Aandeel en verdeling van de verzoeken die aanleiding hebben gegeven tot technische bijstand” | Deze indicator is gebaseerd op de berekening van het percentage van “toegewezen verzoeken” dat aanleiding heeft gegeven tot technische bijstand. Voor andere soorten verzoeken kan echter ook vakkennis ter beschikking worden gesteld (bv. algemene informatie, voorgestelde samenwerking, verzoek om financiering of financiële adviesdiensten). |
OI.3 | “Gemiddelde reactiesnelheid” | Deze indicator meet geen output van de activiteiten van de hub. De tijd die nodig is om een eerste antwoord te geven op een verzoek is een meting van een element van het proces van adviesverlening. |
OI.5 | “Percentage van de jaarbegroting dat is vastgelegd en gebruikt” | Deze indicator meet een input (gebruik van begrotingsmiddelen van de hub) in plaats van een output (verleende diensten). |
OI.10 | “Maturiteitsniveau van toegewezen projecten vóór en na interventie” | Voor de nieuwe indicator waren geen cijfers beschikbaar ten tijde van de controle (d.w.z. in het technisch verslag van 2018). De hub registreert pas sinds de tweede helft van 2018informatie over de maturiteit vóór interventie in de beheersystemen (er werd nog geen informatie geregistreerd over de maturiteit na interventie). |
OI.11 | “Aantal door de hub ondersteunde projecten, d.w.z. klimaatactie, circulaire economie, digitaal, grensoverschrijdend” | Voor de nieuwe indicator waren geen cijfers beschikbaar ten tijde van de controle (d.w.z. in het technisch verslag van 2018), maar wij hebben opgemerkt dat het nut van de geregistreerde informatie beperkt is omdat er geen afzonderlijke codes worden gebruikt voor elke prioriteit. |
Resultaatindicator van de hub | Definitie | Beperking |
OR.1 | “Geraamd aandeel van projecten dat investeringsklaar is en aantal gegenereerde investeringen” | Deze indicator is bedoeld om het percentage van ontvangen verzoeken dat investeringsklaar is en het percentage van ontvangen verzoeken dat tot een reële investering heeft geleid te meten. Het bestuur van de hub meldde dat 47 van de 104 toegewezen projecten tot een reële investering hebben geleid per 31 december 2018. Het gerapporteerde cijfer komt niet overeen met de definitie van de indicator en wordt niet gestaafd door gegevens in de beheersdatabank. |
OR.2 | “Aantal en volume van gegenereerde investeringen (via het EFSI en buiten het EFSI)” | Het bestuur van de hub meldde dat 16 projecten investeringen hebben gegenereerd buiten het EFSI en dat 28 projecten investeringen hebben gegenereerd via het EFSI per 31 december 2018. De rapportage komt niet overeen met de definitie van de indicator (het is niet duidelijk wat wordt bedoeld met het “aantal gegenereerde investeringen”). Het volume van de gegenereerde investeringen in euro wordt niet systematisch geregistreerd in de beheersdatabank of opgenomen in het technisch verslag. |
OR.3 en OR.4 | “Aantal gevallen waarin ondersteuning is verleend bij de oprichting van investeringsplatformen” en “Aantal gegenereerde investeringsplatformen” | Deze indicatoren meten het aantal investeringsplatformen dat wordt geadviseerd en gegenereerd. Het bestuur van de hub meldt dat 33 potentiële investeringsplatformen per 31 december 2018 werden geadviseerd, waarvan er 16 zijn gegenereerd. Het bestuur van de hub meldde in een toelichting aan de controleurs dat slechts 12 toegewezen verzoeken betrekking hadden op de mogelijke oprichting van investeringsplatformen. De hub houdt geen gegevens bij over de daadwerkelijk gegenereerde IP’s. |
OR.5 | “Additionaliteitsindicator waarbij gebruik wordt gemaakt van maatstaven voor de toegevoegde waarde” | Deze indicator wordt gedefinieerd op basis van het aantal opdrachten dat door de hub wordt uitgevoerd in “elke categorie” (bv. vaardigheden, subsidiabiliteit, volume en schaal/meerdimensionale aspecten van het verzoek). Het is onduidelijk welke “resultaten” moeten worden gerapporteerd voor deze indicator, aangezien de punten 2.5.2 en 2.5.3 van het technisch verslag een statistische analyse van de behandeling van de ontvangen verzoeken bevatten. |
OR.6 | “Aantal externe partnerschappen waarbij de partner de status van dienstverlener krijgt” | De indicator meet het aantal externe partnerschappen dat “samenwerkingsniveau 3” met de hub heeft bereikt. Deze indicator zou nauwkeuriger worden beschreven als de meting van een activiteit van de hub. |
Bijlage VI – Verzoeken aan de hub in verband met goedgekeurde of ondertekende EIB- of EFSI-verrichtingen
Identificatiecode verzoek aan de hub | Land | Sector | Datum waarop de hub het verzoek heeft ontvangen | Status bij de hub op 31.12.2018 | Datum van ondertekening door EIB/EFSI | Datum van goedkeuring door EIB/EFSI |
858 | Polen | Milieu en hulpbronnenefficiëntie | 25.10.2018 | Wordt beoordeeld | 5.9.2018 | |
843 | Frankrijk | Landbouw | 1.10.2018 | Toegewezen | 23.11.2018 | |
815 | Roemenië | Milieu en hulpbronnenefficiëntie | 13.8.2018 | Toegewezen | 17.12.2018 | |
766 | Polen | Ontwikkeling van de energiesector | 22.5.2018 | Toegewezen | 2.1.2019 | |
706 | Litouwen | Milieu en hulpbronnenefficiëntie | 13.3.2018 | Toegewezen | 9.10.2018 | |
622 | Italië | Milieu en hulpbronnenefficiëntie | 8.12.2017 | Toegewezen | 22.5.2019 | |
621 | Bulgarije | Ontwikkeling van vervoersinfrastructuur en van vervoermaterieel en innovatieve technologieën voor vervoer | 6.12.2017 | Afgesloten (geen opdracht geopend, verzoek doorverwezen) | 20.12.2018 | |
590 | Polen | Menselijk kapitaal, cultuur en gezondheid | 7.11.2017 | Toegewezen | 15.5.2018 | |
565 | Frankrijk, Spanje en Portugal | Overig | 20.9.2017 | Toegewezen | 12.11.2018 | |
461 | België | Ontwikkeling van de energiesector | 3.5.2017 | Toegewezen | 15.5.2018 | |
437 | Polen | Menselijk kapitaal, cultuur en gezondheid | 25.4.2017 | Toegewezen | 18.10.2017 | |
003 | Letland | Ontwikkeling van vervoersinfrastructuur en van vervoermaterieel en innovatieve technologieën voor vervoer | 22.7.2015 | Toegewezen | 18.7.2017 |
Acroniemen en afkortingen
CC: coördinatiecomité
CEF: Connecting Europe Facility
EaSI: EU-programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie
EBWO: Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling
EC: Europese Commissie
EEEF: Europees Fonds voor energie-efficiëntie (European Energy Efficiency Fund)
EFSI: Europees Fonds voor strategische investeringen
EFSI-verordening: Verordening (EU) 2015/1017, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2017/2396
EIAH: Europese investeringsadvieshub
EIB: Europese Investeringsbank
EIPP: Europees investeringsprojectenportaal
Elena: Europese plaatselijke bijstand op energiegebied (European Local Energy Assistance)
ERK: Europese Rekenkamer
ESIF: Europese structuur- en investeringsfondsen
EU: Europese Unie
FAFA: Financiële en Administratieve Kaderovereenkomst tussen de EU en de EIB (Financial and Administrative Framework Agreement)
FI: financiële instrumenten
H2020: Horizon 2020
Hub: Europese investeringsadvieshub
InnovFin: EIB — advies onderzoeks- en innovatieprojecten
IP: investeringsplatform
IPE: investeringsplan voor Europa
Jaspers: Gezamenlijke Ondersteuning van projecten in de Europese regio’s (Joint Assistance to support Projects in European Regions)
JWP: jaarlijks werkprogramma
kmo: kleine of middelgrote onderneming
KPI/KMI: kernprestatie-indicator/kernmonitoringindicator
KPO: kaderpartnerschapsovereenkomst inzake de hub tussen de EU en de EIB
MFK: meerjarig financieel kader
NPBI: nationale stimuleringsbank of -instelling (National Promotional Bank or Institution)
PF4EE: particuliere financiering van energie-efficiëntie
PPP: publiek-privaat partnerschap
RDI: onderzoek, ontwikkeling en innovatie (Research, Development and Innovation)
SSO: specifieke subsidieovereenkomst
TB: technische bijstand
Woordenlijst
Begroting van de hub: de middelen die beschikbaar zijn om de in aanmerking komende kosten van de hub te dekken.
Coördinatiecomité: de hub wordt bestuurd door een coördinatiecomité van vier personen, bestaande uit twee vertegenwoordigers van de Commissie en twee vertegenwoordigers van de EIB. Het coördinatiecomité is belast met de evaluatie van de strategie en het beleid, het toezicht op de activiteiten van de hub, de rapportage aan de belanghebbenden, de vaststelling van het dienstenaanbod en de goedkeuring van het prijsstellingsbeleid.
Elena-faciliteit: een gezamenlijk initiatief van de EIB en de Europese Commissie in het kader van het Horizon 2020-programma waarmee subsidies worden verstrekt voor technische bijstand bij de uitvoering van programma’s op het gebied van energie-efficiëntie, de distributie van hernieuwbare energie en stedelijk vervoer.
Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI): een investeringssteunmechanisme dat door de Europese Investeringsbank (EIB) en de Commissie is opgezet om particuliere investeringen te mobiliseren voor projecten die van strategisch belang zijn voor de EU. Ook wel bekend als het “plan-Juncker”. Nu geïntegreerd in de EIB-groep.
Europees investeringsprojectenportaal (EIPP): door de Commissie beheerd webportaal waarmee in de EU gevestigde projectontwikkelaars — publiek of particulier — in contact kunnen komen met potentiële investeerders in de hele wereld.
Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF of ESI-fondsen): de vijf belangrijkste EU-fondsen, die samen de economische ontwikkeling in de hele EU ondersteunen: het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij. Op de fondsen is een reeks gemeenschappelijke regels van toepassing.
Financieel instrument: financiële steun uit de EU-begroting in de vorm van investeringen in eigen vermogen of quasi-eigen vermogen, leningen, garanties of andere risicodelende instrumenten.
Hub-vergoedingen: de vergoedingen die de EIB in rekening brengt voor diensten van de hub.
InnovFin-adviesdienst: adviesdienst van de EIB over het structureren van onderzoeks- en innovatieprojecten om de toegang van dergelijke projecten tot financiering te verbeteren. Op lange termijn vergroot dit de kans dat deze projecten worden uitgevoerd. Deze dienst verstrekt ook advies om het investeringsklimaat te verbeteren door middel van activiteiten die niet projectspecifiek zijn.
Investeringsplatform: een speciale regeling die wordt opgezet om financiering te verstrekken aan meerdere investeringsprojecten binnen één lidstaat, in een breder afgebakend geografisch gebied of in een specifieke sector.
InvestEU-advieshub: het mechanisme dat de hub vanaf 2021 opvolgt en ook voortbouwt op andere initiatieven voor technische bijstand (zoals Elena en de InnovFin-adviesdienst) om ondersteuning te bieden in overeenstemming met de doelstellingen van het InvestEU-fonds.
InvestEU-fonds: het programma dat het EFSI en de huidige centraal beheerde financiële instrumenten (met uitzondering van financiële instrumenten voor extern optreden) zal opvolgen.
Jaspers: een partnerschap voor technische bijstand tussen de Europese Commissie, de EIB en de EBWO in het kader waarvan onafhankelijk advies wordt verstrekt aan de begunstigde landen over de voorbereiding van kwalitatief hoogstaande, grootschalige projecten die zullen worden medegefinancierd door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds.
Nationale stimuleringsbanken of -instellingen: juridische entiteiten die beroepsmatig financiële activiteiten verrichten en van een lidstaat of een entiteit van een lidstaat op centraal, regionaal of lokaal niveau, de opdracht hebben gekregen om ontwikkelings- of stimuleringsactiviteiten te verrichten.
Operationeel programma “Technische bijstand”: operationeel programma dat is gericht op het versterken van de administratieve capaciteit van het land om de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) te beheren en uit te voeren.
Publiek-private partnerschappen: een contractuele langetermijnregeling tussen de overheid en een particuliere partner waarbij de laatstgenoemde een openbare dienst verleent en financiert en de daaraan verbonden risico’s deelt.
Technische bijstand: ondersteunend advies ter versterking van de capaciteit van ontwikkelaars en financiële intermediairs om financierings- en investeringsverrichtingen in alle stadia van een investeringsproject uit te voeren.
Controleteam
In de speciale verslagen van de ERK worden de resultaten van haar controles van EU-beleid en -programma's of beheerthema's met betrekking tot specifieke begrotingsterreinen uiteengezet. Bij haar selectie en opzet van deze controletaken zorgt de ERK ervoor dat deze een maximale impact hebben door rekening te houden met de risico's voor de prestaties of de naleving, de omvang van de betrokken inkomsten of uitgaven, de verwachte ontwikkelingen en de politieke en publieke belangstelling.
Deze doelmatigheidscontrole werd verricht door controlekamer V "Financiering en administratie van de Unie", die onder leiding staat van ERK-lid
Als gevolg van de COVID-19-pandemie en de strikte beperkende maatregelen kon er geen foto van het controleteam worden verstrekt.
Voetnoten
1 COM(2014) 903 final van 26 november 2014, Brussel.
2 In 2019 publiceerde de ERK het Speciaal verslag “Europees Fonds voor strategische investeringen: er zijn maatregelen nodig om het EFSI echt een succes te maken”.
3 Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2017/2396 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 345 van 27.12.2017, blz. 34).
4 Artikel 6 van de EFSI-verordening.
5 Artikel 14, lid 2, van de EFSI-verordening.
6 Verordening (EU) 2017/2356.
7 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het InvestEU-programma (COM(2018) 439 final).
8 Artikel 14, lid 2, van de EFSI-verordening.
9 Artikel 18, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 20.12.2012, blz. 1).
10 Studie “Market gap analysis for advisory services under the Hub”, PWC, oktober 2016.
11 Speciaal verslag nr. 03/2019 van de ERK, blz. 37.
12 Van de 88 begunstigden tot wie de enquête was gericht, werden 43 antwoorden ontvangen, d.w.z. een responspercentage van 48,86 %.
13 Artikel 4, lid 3, van de kaderpartnerschapsovereenkomst (KPO) inzake de hub tussen de EU en de EIB.
14 Studie “Market gap analysis for advisory services under the Hub”, PWC, oktober 2016.
15 Notulen van de vergadering van het coördinatiecomité in februari 2018.
16 Beginselen en proces van de hub voor het werken met/voor DG’s binnen de Commissie.
17 Overeenkomstig de EFSI 2.0-verordening omvatten de nieuwe prioriteiten voor ondersteunend advies onder meer projecten die in aanmerking komen voor steun uit het EFSI, alsook klimaatactie-, digitale en grensoverschrijdende projecten en projecten waarbij innovatieve financiële instrumenten, investeringsplatformen of publiek-private partnerschappen betrokken zijn.
18 Bron: Cijfers van de EIB over het EFSI — januari 2019.
19 Gedefinieerd in artikel 2, lid 4, van Verordening (EU) 2015/1017 (EFSI-verordening).
20 Deze drie categorieën kunnen elkaar overlappen, dus kan er geen percentage worden berekend.
21 Beoordeling van de behoeften door PWC voor de hub.
22 Artikel 14, lid 6, van de EFSI-verordening.
23 In het kader van het SSO-jaar 2016.
24 Nieuwe bijlage voor de voorwaarden voor het verlenen van financiële steun door de EIB aan de EBWO, SSO van 2016.
25 In artikel 6 van de EFSI-verordening zijn de selectiecriteria van het EFSI voor het gebruik van de EU-garantie vastgesteld.
26 Niveau 1: kennis en beste praktijken delen en verspreiden;
Niveau 2: als een lokaal contactpunt voor potentiële begunstigden van de hub fungeren;
Niveau 3: adviesdiensten verlenen namens de hub.
Tijdschema
Gebeurtenis | Datum |
---|---|
Vaststelling van het controleplan (APM) / aanvang van de controle | 5.12.2018 |
Ontwerpverslag officieel verzonden naar de Commissie (of andere gecontroleerde) | 28.1.2020 |
Vaststelling van het definitieve verslag na de contradictoire procedure | 31.3.2020 |
Officiële antwoorden in alle talen ontvangen van de Commissie (of andere gecontroleerde) | 21.4.2020 |
Contact
EUROPESE REKENKAMER
12, rue Alcide De Gasperi
L-1615 Luxemburg
LUXEMBURG
Tel. +352 4398-1
Inlichtingen: eca.europa.eu/nl/Pages/ContactForm.aspx
Website: eca.europa.eu
Twitter: @EUAuditors
Meer gegevens over de Europese Unie vindt u op internet via de Europaserver (http://europa.eu).
Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2020
ISBN 978-92-847-4659-0 | ISSN 1977-575X | doi:10.2865/592031 | QJ-AB-20-010-NL-N | |
HTML | ISBN 978-92-847-4635-4 | ISSN 1977-575X | doi:10.2865/109347 | QJ-AB-20-010-NL-Q |
AUTEURSRECHT
© Europese Unie, 2020.
Het beleid van de Europese Rekenkamer (ERK) inzake hergebruik is geregeld bij Besluit nr. 6-2019 van de Europese Rekenkamer over het opendatabeleid en het hergebruik van documenten.
Tenzij anders aangegeven (bv. in afzonderlijke auteursrechtelijke mededelingen), wordt voor inhoud afkomstig van de ERK die eigendom is van de EU een licentie verleend in het kader van de Creative Commons Attribution 4.0 International (CC BY 4.0)-licentie. Dit betekent dat hergebruik is toegestaan mits de bron correct wordt vermeld en wijzigingen worden aangegeven. De hergebruiker mag de oorspronkelijke betekenis of boodschap van de documenten niet wijzigen. De ERK is niet aansprakelijk voor mogelijke gevolgen van hergebruik.
U moet aanvullende rechten verwerven indien specifieke inhoud personen herkenbaar in beeld brengt, bijvoorbeeld op foto’s van personeelsleden van de ERK, of werken van derden bevat. Indien toestemming wordt verkregen, wordt hiermee de bovengenoemde algemene toestemming opgeheven en zullen beperkingen van het gebruik daarin duidelijk worden aangegeven.
Wilt u inhoud gebruiken of reproduceren die geen eigendom van de EU is, dan moet u de auteursrechthebbende mogelijk rechtstreeks om toestemming vragen.
Figuur 9: Kaartachtergrond © OpenStreetMap-bijdragers aan wie een licentie is verleend in het kader van de Creative Commons Attribution-ShareAlike 2.0-licentie(CC BY-SA).
Software of documenten waarop industriële-eigendomsrechten rusten, zoals octrooien, handelsmerken, geregistreerde ontwerpen, logo’s en namen, zijn uitgesloten van het beleid van de ERK inzake hergebruik; hiervoor wordt u ook geen licentie verleend.
De groep institutionele websites van de Europese Unie met de domeinnaam “europa.eu” bevat links naar sites van derden. Aangezien de ERK geen controle heeft over deze sites, wordt u aangeraden kennis te nemen van hun privacy- en auteursrechtbeleid.
Gebruik van het logo van de Europese Rekenkamer
Het logo van de Europese Rekenkamer mag niet worden gebruikt zonder voorafgaande toestemming van de Europese Rekenkamer.
Hoe neemt u contact op met de EU?
Kom langs
Er zijn honderden Europe Direct-informatiecentra overal in de Europese Unie. U vindt het adres van het dichtstbijzijnde informatiecentrum op: https://europa.eu/european-union/contact_nl
Bel of mail
Europe Direct is een dienst die uw vragen over de Europese Unie beantwoordt. U kunt met deze dienst contact opnemen door:
- te bellen naar het gratis nummer: 00 800 6 7 8 9 10 11 (bepaalde telecomaanbieders kunnen wel kosten in rekening brengen),
- te bellen naar het gewone nummer: +32 22999696, of
- een e-mail te sturen via: https://europa.eu/european-union/contact_nl
Waar vindt u informatie over de EU?
Online
Informatie over de Europese Unie in alle officiële talen van de EU is beschikbaar op de Europa-website op: https://europa.eu/european-union/index_nl
EU-publicaties
U kunt publicaties van de EU downloaden of bestellen op: https://op.europa.eu/nl/publications (sommige zijn gratis, andere niet). Als u meerdere exemplaren van gratis publicaties wenst, neem dan contact op met Europe Direct of uw plaatselijke informatiecentrum (zie https://europa.eu/european-union/contact_nl).
EU-wetgeving en aanverwante documenten
Toegang tot juridische informatie van de EU, waaronder alle EU-wetgeving sinds 1952 in alle officiële talen, krijgt u op EUR-Lex op: http://eur-lex.europa.eu
Open data van de EU
Het opendataportaal van de EU (http://data.europa.eu/euodp/nl) biedt toegang tot datasets uit de EU. Deze gegevens kunnen gratis worden gedownload en hergebruikt, zowel voor commerciële als voor niet-commerciële doeleinden.