Speciaal verslag
23 2022

Synergieën tussen Horizon 2020 en de Europese structuur- en investeringsfondsen De mogelijkheden worden nog niet ten volle benut

Over het verslag:Volgens de rechtskaders voor de periode 2014-2020 van de belangrijkste EU-programma’s ter ondersteuning van onderzoek en innovatie (Horizon 2020 en de Europese structuur- en investeringsfondsen) zijn de Commissie en nationale autoriteiten wettelijk verplicht om synergieën tot stand te brengen.

Wij hebben de mate van uitvoering van vier soorten synergieën beoordeeld en geconcludeerd dat deze per soort verschilt. Met name maatregelen om stroomopwaartse synergieën tot stand te brengen (bijv. ondersteuning voor onderzoekscentra) werden goed uitgevoerd, terwijl er nauwelijks maatregelen werden uitgevoerd om stroomafwaartse synergieën (bijv. financiering van de exploitatie van onderzoeksresultaten) te creëren.

Verschillen in de rechtskaders, beperkte samenwerking tussen de onderzoeks- en innovatiebelanghebbenden van de programma’s en het ontbreken van interoperabiliteit tussen de databanken van hun projecten beperkten de mogelijkheden om synergieën tot stand te brengen. We doen aanbevelingen om deze kwesties aan te pakken en het gebruik van synergieën te vergroten.

Speciaal verslag van de ERK, uitgebracht krachtens artikel 287, lid 4, tweede alinea, VWEU.

De publicatie is beschikbaar in 24 talen en in het volgende formaat:
PDF
PDF Speciaal verslag: Synergieën tussen Horizon 2020 en de structuur- en investeringsfondsen

Samenvatting

I In de Europa 2020-strategie benadrukte de Commissie de rol van onderzoek en innovatie als belangrijke aanjager van sociale en economische welvaart en ecologische duurzaamheid. De twee belangrijkste fondsen ter ondersteuning van onderzoek en innovatie waren het achtste kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, Horizon 2020 genoemd, met een toegewezen begroting van 76,4 miljard EUR, en de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF), voornamelijk het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) met bijna 41 miljard EUR voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten. Zowel met Horizon 2020 als met de ESIF werd steun verleend voor onderzoek en innovatie, maar deze twee vormen van ondersteuning hadden verschillende doelstellingen, uitvoering, beheerswijzen en een andere prioriteitsstelling.

II Voor het eerst was in de rechtskaders voor de periode 2014-2020 van Horizon 2020 en de ESIF een specifiek verzoek opgenomen om tussen beide programma’s synergieën tot stand te brengen. Synergie betekent dat er een wisselwerking bestaat tussen twee of meer programma’s met als gevolg dat zij samen een groter effect teweegbrengen dan de verschillende interventies afzonderlijk. Synergieën kunnen verschillende vormen aannemen en kunnen erin bestaan dat met de ESIF de capaciteitsopbouw voor onderzoek wordt gesteund zodat de begunstigden daarna een grotere kans hebben om de sterker door concurrentie gekenmerkte H2020-financiering te ontvangen (stroomopwaartse synergieën) of dat uit de ESIF financiering wordt verstrekt voor de exploitatie of verdere ontwikkeling van resultaten uit Horizon 2020-projecten (stroomafwaartse synergieën).

III Dit speciaal verslag is het nieuwste in een reeks publicaties van de ERK waarin de EU-steun voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten wordt onderzocht. Het vormt een aanvulling op ons Speciaal verslag 15/2022 over de maatregelen om de deelname aan Horizon 2020 te verbreden.

IV In deze controle beoordeelden wij of de Commissie en de relevante nationale/regionale uitvoerende autoriteiten passende maatregelen hebben genomen om synergieën tussen Horizon 2020 en de ESIF tot stand te brengen. Wij onderzochten of deze instanties voldoende belang hebben gehecht aan factoren die konden worden aangewend om synergieën te creëren, en of zij maatregelen hadden gepland en uitgevoerd om synergieën tot stand te brengen.

V Wij stelden vast dat sommige factoren aan de hand waarvan synergieën kunnen worden gecreëerd nog niet volledig aanwezig zijn en dat de uitvoering varieerde afhankelijk van het type synergie. De Commissie had bijvoorbeeld wel reeds verschillen in de rechtskaders van de twee programma’s aangepakt voor de periode 2021-2027, maar de samenwerking tussen de onderzoeks- en innovatiebelanghebbenden van beide programma’s was nog steeds beperkt. Door het ontbreken van een geïntegreerde databank voor ESIF-projecten die interoperabel is met de Horizon 2020-databank is het voor de Commissie en de nationale/regionale autoriteiten lastig om mogelijke synergieën vast te stellen en te onderzoeken. Bovendien was er geen systeem om synergieën te monitoren zodat de Commissie niet in staat was om stelselmatig voorbeelden van goede praktijken vast te stellen en te bevorderen.

VI Wij stelden vast dat de strategische documenten van de ESIF, d.w.z. strategieën voor slimme specialisatie en operationele programma’s, slechts luttele verwijzingen naar prioriteiten van Horizon 2020 bevatten. Bovendien waren de in die documenten uiteengezette prioriteiten vrij breed, waardoor de mogelijkheid om synergieën tot stand te brengen beperkt bleef.

VII De beheersautoriteiten van de ESIF voerden niet alle in de strategische documenten beoogde synergiebevorderende maatregelen uit. Met name maatregelen om stroomafwaartse synergieën te creëren en aldus de resultaten van H2020-projecten verder te exploiteren, werden slechts in zeer beperkte mate uitgevoerd. Hier waren twee belangrijke redenen voor: i) begunstigden van Horizon 2020-subsidies overwogen zelden stroomafwaartse synergieën met de ESIF; en ii) de beheersautoriteiten wisten niet hoe zij stroomafwaartse synergieën tot stand moesten brengen of hoe zij de resultaten van Horizon 2020-projecten konden vinden. Voorts was de deelname van de beheersautoriteiten aan de acties van de Commissie in verband met capaciteitsopbouw beperkt en werd het begrip “synergie” onvoldoende uitgedragen.

VIII Tot slot hadden bepaalde projectvoorstellen die in het kader van Horizon 2020 een positieve evaluatie hadden gekregen maar bij gebrek aan Horizon 2020-middelen niet werden gefinancierd een kwaliteitslabel — het Excellentiekeurmerk — gekregen zodat zij gemakkelijker ESIF- of andere financiering konden krijgen. In onze steekproef van operationele programma’s heeft echter slechts een beperkt aantal daarvan uiteindelijk financiering uit de ESIF ontvangen.

IX Wij geven de Commissie aanbevelingen over de wijze waarop zij:

  • de samenwerking tussen belanghebbenden die actief zijn in onderzoek en innovatie kan verbeteren;
  • kan onderzoeken in welke mate databanken synergieën kunnen bevorderen;
  • het gebruik van stroomafwaartse synergieën kan doen toenemen, en
  • de informatiestromen over projecten waaraan het Excellentiekeurmerk werd toegekend, kan verbeteren.

Inleiding

Horizon 2020 en de structuurfondsen voor onderzoek en innovatie

01 In de Europa 2020-strategie benadrukte de Commissie de rol van onderzoek en innovatie (O&I) als belangrijke aanjager van sociale en economische welvaart en ecologische duurzaamheid in de EU. Het blijvende belang van O&I voor de EU komt tot uiting in de prioriteiten van de Commissie voor 2019-2024, aangezien O&I een sleutelrol speelt in ten minste vier van de zes prioriteiten: een Europese Green Deal, een economie die werkt voor de mensen, een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk en een sterker Europa in de wereld.

02 In de periode 2014-2020 waren de investeringen in O&I uit de EU-begroting omvangrijker dan ooit tevoren. De twee belangrijkste fondsen die O&I ondersteunen waren het achtste kaderprogramma (KP) voor O&I, Horizon 2020 (H2020) genoemd, en de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF), waarvan 95 % van de middelen werd toegewezen uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO). De totale begrotingstoewijzing voor H2020 bedroeg 76,4 miljard EUR, en de EU-financiering die in het kader van het EFRO voor O&I-activiteiten werd vastgelegd, bedroeg bijna 41 miljard EUR. Alles bij elkaar vertegenwoordigde dit 12 % van de EU-begroting voor de periode 2014-2020. Voor de periode 2021-2027 is de EU-begroting voor O&I verder toegenomen (de begroting voor het nieuwe KP is bijvoorbeeld 95,5 miljard EUR, het geraamde bedrag uit het EFRO voor O&I is 56 miljard EUR en in maart 2022 bedroeg de begroting voor O&I die in de goedgekeurde herstel- en veerkrachtplannen is opgenomen 44,4 miljard EUR).

03 De Commissie bevordert de totstandbrenging van synergieën. In dit verslag worden deze gedefinieerd als de coördinatie van EU-onderzoeksfinanciering in het kader van de ESIF en Horizon 2020 om de doeltreffendheid en doelmatigheid van beide programma’s te verhogen, zodat er een groter effect wordt teweeggebracht op het gebied van innovatieresultaten.

04 Synergieën werden voor het eerst vermeld in een mededeling van de Commissie uit 2007 en hebben sindsdien steeds aan belang gewonnen. Voor het eerst werd in de rechtskaders voor de periode 2014-2020 van zowel H20201 als de ESIF2 een specifiek aan de uitvoeringsorganen gericht verzoek opgenomen om synergieën tussen beide programma’s tot stand te brengen. In de rechtskaders voor de periode 2021-2027 voor Horizon Europa (de opvolger van H2020) en de fondsen tot uitvoering van het cohesiebeleid (de opvolger van de ESIF) wordt zelfs nog meer belang gehecht aan synergieën. Meer bepaald:

  • de verordening betreffende Horizon Europa waarin bijzondere aandacht gaat naar de coördinatie en complementariteit tussen het cohesiebeleid en het O&I-beleid. Bijlage IV bij die verordening is volledig aan synergieën gewijd;
  • de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen die de fondsen regelt waarmee het cohesiebeleid wordt uitgevoerd en waarin wordt gewezen op het belang van een sterkere coördinatie tussen de lidstaten en de Commissie en de totstandbrenging van synergieën en complementariteit met Horizon Europa.

05 In een richtsnoer3 van de Commissie uit 2014 over synergieën worden verschillende mogelijke vormen van synergie tussen H2020 en de ESIF beschreven (zie figuur 1).

Figuur 1 — Vormen van synergie

Bron: ERK.

06 Figuur 2 geeft de logica van stroomopwaartse en stroomafwaartse synergieën tussen H2020 en de ESIF weer.

Figuur 2 — Stroomopwaartse en stroomafwaartse synergieën tussen Horizon 2020 en de ESIF

Bron: ERK.

07 Hoewel zowel de ESIF als H2020 aanzienlijke steun voor O&I verlenen, is de planning en toepassing van synergieën complex omdat beide fondsen op verschillende gebieden van elkaar verschillen (zie bijlage I voor meer informatie):

  • Doelstellingen: de financiële middelen voor H2020 zijn gericht op excellentie, terwijl de ESIF tot doel hebben de economische en sociale cohesie te versterken door ongelijkheden tussen regio’s terug te dringen. Dit blijkt ook uit de verschillen in de verdeling per lidstaat van de H2020-middelen in vergelijking met de ESIF die zijn vastgelegd voor O&I (zie bijlage II);
  • Beheer: de Commissie had H2020 onder direct beheer (d.w.z. via oproepen voor projecten op EU-niveau), terwijl de ESIF werden uitgevoerd onder gedeeld beheer tussen de Commissie en de lidstaten (d.w.z. via oproepen voor projecten op nationaal/regionaal niveau);
  • Uitvoering: H2020 werd uitgevoerd via meerjarige werkprogramma’s die door de Commissie werden voorbereid, terwijl de ESIF werden uitgevoerd op basis van operationele programma’s (OP’s) die werden voorbereid door nationale/regionale autoriteiten en goedgekeurd door de Commissie;
  • Het vaststellen van prioriteiten: in de periode 2014-2020 moesten de ESIF voor O&I worden besteed overeenkomstig “strategieën voor slimme specialisatie” (S3’s) die door lidstaten of regio’s werden ontwikkeld. S3’s zijn “innovatiestrategieën waarin prioriteiten worden vastgesteld om een concurrentievoordeel op te bouwen door de sterke punten van onderzoek en innovatie te ontwikkelen en aan te laten sluiten bij de behoeften van het bedrijfsleven […] om tegelijkertijd dubbel werk en versnippering van initiatieven te voorkomen”4. De financiële middelen voor H2020 werden besteed volgens de belangrijkste prioriteitsgebieden die in de verordening werden gedefinieerd, en thema’s binnen die gebieden zoals gedefinieerd in de werkprogramma’s die de Commissie vaststelde via de comitéprocedure (d.w.z. met de betrokkenheid van een comité van vertegenwoordigers uit alle lidstaten).

08 Synergieën zijn bijzonder relevant voor de landen die het minder goed doen op het gebied van O&I en die bijgevolg minder deelnemen aan H2020 (zie Speciaal verslag 15/2022). Deze landen behoren tot de landen met de hoogste O&I-financiering die uit de ESIF beschikbaar is (zie bijlage II).

Rollen en verantwoordelijkheden

09 In tabel 1 worden de belangrijkste belanghebbenden beschreven die betrokken zijn bij het ontwerp, de uitvoering en de monitoring van H2020 en de ESIF. In bijlage I zijn hierover nadere bijzonderheden te vinden.

Tabel 1 — Autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor en betrokken bij het ontwerp en beheer van de ESIF en H2020

  ESIF H2020
Directoraat-generaal van de Europese Commissie met hoofdverantwoordelijkheid directoraat-generaal Regionaal Beleid en Stadsontwikkeling

(DG REGIO)
directoraat-generaal Onderzoek en Innovatie

(DG RTD)
Beleidsontwerp DG REGIO, instanties van de lidstaten, incl. beheersautoriteiten

DG REGIO, onder andere, beoordeelde de OP’s en keurde deze goed
DG RTD en andere DG’s, afhankelijk van het prioriteitsgebied

DG RTD bereidde de werkprogramma’s en bijbehorende oproepen tot het indienen van projectvoorstellen voor
Uitvoering Beheersautoriteiten (ontwerp en uitvoering van de OP’s, incl. selectie van projecten, goedkeuring van projecten, en toekenning van subsidies)

Intermediaire instanties (uitvoering van specifieke maatregelen van een OP)

De toekenning van subsidies wordt doorgaans geformaliseerd aan de hand van een subsidieovereenkomst
Meer dan twintig verschillende uitvoeringsorganen, incl. uitvoerende agentschappen. Zes van die uitvoerende agentschappen voerden meer dan 65 % van de H2020-begroting uit onder toezicht van het moeder-DG

De toekenning van subsidies wordt geformaliseerd aan de hand van een subsidieovereenkomst
Ondersteuning voor wie projectvoorstellen indient en voor begunstigden Beheersautoriteiten Nationale contactpunten (NCP’s)

Bron: ERK.

Reikwijdte en aanpak van de controle

10 Aangezien in de relevante rechtsgrondslagen voor het eerst om de totstandbrenging van synergieën tussen H2020 en de ESIF werd verzocht voor de periode 2014-2020 (zie paragraaf 04), werd er met deze controle naar gestreefd duidelijk te maken in welke mate dit werd verwezenlijkt. Wij besloten de controle te verrichten in het licht van het toenemende belang van synergieën en de gemiste kansen wanneer deze niet tot stand komen, en een aanvulling te geven op ons onlangs gepubliceerde Speciaal verslag 15/2022 waarin vooral werd gekeken naar maatregelen om de deelname van ondermaats presterende landen aan Horizon 2020 te verbreden. In de H2020-verordening is immers bepaald dat synergieën met de ESIF en maatregelen om de deelname aan H2020 te verbreden de O&I-kloof in Europa zullen helpen dichten.

11 Wij vroegen ons af of de Commissie en de relevante nationale/regionale uitvoeringsautoriteiten passende maatregelen hadden genomen om synergieën tussen H2020 en de ESIF tot stand te brengen. Daartoe beoordeelden wij of:

  • de Commissie en de nationale/regionale uitvoeringsautoriteiten voldoende belang hadden gehecht aan factoren met behulp waarvan synergieën kunnen worden gecreëerd;
  • de Commissie en de nationale/regionale uitvoeringsautoriteiten synergieën doeltreffend hadden gepland en toegepast.

12 Onze controlewerkzaamheden hadden betrekking op de uitvoering van synergieën in de periode 2014-2020 en we onderzochten bewijsmateriaal uit verschillende bronnen (zie bijlage III voor meer informatie over de methodologie):

  • een onderzoek aan de hand van relevante stukken en documenten van de Commissie, evenals vragenlijsten die werden ingevuld door personeelsleden van de Commissie en interviews met personeelsleden van de Commissie;
  • een beoordeling van analytische gegevens;
  • een tekstmininganalyse van H2020-werkprogramma’s en -subsidieovereenkomsten;
  • een analyse van relevante documenten voor een steekproef van vijf lidstaten (Portugal, Polen, Slovenië, Kroatië en Roemenië), evenals interviews met hun beheersautoriteiten en NCP’s. Wij selecteerden deze landen op basis van hun O&I-prestaties, de beschikbaarheid van ESIF voor O&I en hun deelname aan H2020;
  • enquêtes die werden verzonden naar de beheersautoriteiten van 27 OP’s (responspercentage: 64 %) en 78 nationale contactpunten (NCP’s), (responspercentage: 67 %) in alle lidstaten;
  • interviews met deskundigen ter zake.

Opmerkingen

De factoren aan de hand waarvan synergieën kunnen worden gecreëerd, kregen niet allemaal de nodige aandacht

13 Het tot stand brengen van synergieën is complex, aangezien EU-financiering uit de ESIF in verschillende opzichten verschilt van die uit Horizon 2020 (zie paragraaf 06). Wij beoordeelden stukken en ontvingen feedback van de Commissie en nationale belanghebbenden waarin werd gewezen op een aantal factoren die bepalend zijn voor het welslagen of falen van de totstandbrenging van synergieën: de mate waarin regels en voorschriften op elkaar aansluiten, de samenwerking tussen relevante spelers op het niveau van de EU en dat van de lidstaten, de beschikbaarheid van relevante gegevens, en de administratieve capaciteit op nationaal en regionaal niveau.

14 Daarom hebben wij beoordeeld of:

  • de regels en voorschriften het tot stand brengen van synergieën vergemakkelijkten;
  • de samenwerking op het niveau van zowel de EU als de lidstaten geschikt was voor het tot stand brengen van synergieën;
  • de Commissie beschikte over de juiste gegevens en monitoringinstrumenten om mogelijke synergieën vast te stellen en te bevorderen;
  • de Commissie de capaciteitsopbouw van de nationale/regionale besturen op passende wijze ondersteunde.

De Commissie reageerde op tekortkomingen in regels en voorschriften die de totstandbrenging van synergieën belemmerden

15 In verscheidene studies5 die voor de Commissie werden verricht, werd erop gewezen dat de bepalingen voor de regulering van Horizon 2020, de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen van de ESIF en de bijbehorende algemene groepsvrijstellingsverordening uit hoofde van de staatssteunregels niet helemaal op elkaar zijn afgestemd, en werd dit beschouwd als een belemmering voor synergieën. Onze controlewerkzaamheden, met name onze enquêtes en interviews met deskundigen, beheersautoriteiten en nationale contactpunten, bevestigden deze conclusie en brachten daardoor naar voren hoe belangrijk het is om regelgevende bepalingen op elkaar af te stemmen.

16 De Commissie reageerde door verschillende aanpassingen voor te stellen, die werden overgenomen in de desbetreffende verordeningen voor de periode 2021-2027 (zie bijlage IV). Aangebrachte wijzigingen zijn bijvoorbeeld:

  • fondsen tot uitvoering van het cohesiebeleid moeten voorwaarden aanvaarden die reeds zijn beoordeeld uit hoofde van Horizon Europa, ofwel omdat ze verband houden met projecten die uit Horizon Europa worden gecofinancierd ofwel omdat ze het Excellentiekeurmerk hebben gekregen;
  • het afstemmen van criteria voor wat als in aanmerking komende activiteiten wordt beschouwd, van methoden voor de berekening van in aanmerking komende kosten, en van staatssteunregels voor projecten die worden gecofinancierd door de twee programma’s of Excellentiekeurmerkprojecten;
  • de mogelijkheid om subsidies van de ESIF te gebruiken als nationale bijdragen aan Europese partnerschappen die zijn opgericht uit hoofde van Horizon Europa (partnerschappen tussen de Commissie en particuliere of openbare partners in gezamenlijke O&I-initiatieven);
  • de mogelijkheid om maximaal 5 % van de aanvankelijke nationale toewijzing van elk cohesiefonds over te dragen naar eender welk ander instrument onder direct of indirect beheer (inclusief Horizon Europa).

17 Aangezien deze wijzigingen pas werden aangebracht voor de periode 2021-2027, valt het nog te bezien of en in welke mate zij in de praktijk zullen voldoen aan de verwachtingen en positieve gevolgen zullen hebben voor synergieën.

Er was weinig samenwerking tussen de instanties die betrokken waren bij het beheer van de ESIF en H2020

18 In de verordening gemeenschappelijke bepalingen6 en de H2020-verordening7 werd de nadruk gelegd op het belang van coördinatie en nauwe interactie tussen de twee programma’s. Zoals vermeld in tabel 1, hebben de ESIF en het kaderprogramma voor O&I afzonderlijke governancestructuren, zowel op EU-niveau als op nationaal/regionaal niveau. In 2016 wees de Onderzoeksdienst van het Europees Parlement8 op de rol van coördinatie tussen directoraten-generaal van de Commissie teneinde gecompartimenteerde benaderingen tegen te gaan, zowel op het niveau van de EU als op dat van de lidstaten. Deze coördinatie kan worden bewerkstelligd aan de hand van een regelmatige en gestructureerde uitwisseling van informatie.

19 In een door de Commissie gepubliceerd verslag uit 20189 werd geconcludeerd dat “verkokering” nog steeds deel uitmaakte van door de Commissie en de lidstaten gehanteerde benaderingen. Volgens dat verslag hebben ministeries of departementen contact met verschillende organen van de Europese Commissie, elk met verschillende en soms tegenstrijdige taken, prioriteiten en werkingsculturen. Derhalve werd aanbevolen een gestructureerde dialoog op te zetten in de vorm van een forum met naar synergie strevende agenda’s en deze dialoog te institutionaliseren.

20 Ondanks deze aanbeveling kwamen we tot de vaststelling dat enkele tekortkomingen die in 2016 werden vastgesteld, in 2021 nog steeds bestonden. We merken op dat de twee belangrijkste betrokken DG’s (DG RTD en DG REGIO) goed samenwerkten toen zij de verordeningen voor de periode 2021-2027 opstelden. De Commissie stelde echter geen regelmatig en gestructureerd dialoogproces in waarbij de relevante DG’s van de Commissie en de nationale spelers die verantwoordelijk waren voor het ontwerpen en uitvoeren van de twee programma’s werden betrokken.

21 We vonden met name slechts een beperkt aantal voorbeelden van gestructureerde dialoog tussen DG’s van de Commissie en nationale/regionale belanghebbenden over specifieke thema’s. Eén voorbeeld dat door de belanghebbenden positief werd geacht was de “praktijkgemeenschap Excellentiekeurmerk” (zie kader 1).

Kader 1

De “praktijkgemeenschap Excellentiekeurmerk”: een positief voorbeeld van meerlagige samenwerking

De “praktijkgemeenschap Excellentiekeurmerk” is een platform dat de Commissie heeft opgericht voor het uitwisselen van informatie, het verzamelen van gegevens en het delen van goede praktijken. Het brengt vertegenwoordigers bijeen van DG REGIO, DG RTD, beheersautoriteiten, NCP’s en andere belanghebbenden op het niveau van de EU en op dat van de lidstaten, d.w.z. vertegenwoordigers van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC), het Europees Instituut voor innovatie en technologie en ministeries en agentschappen op nationaal en regionaal niveau. Het netwerk heeft 250 leden.

In onze enquête van NCP’s werd gevraagd naar de tevredenheid met verschillende initiatieven die door de Europese Commissie waren gestart om synergieën te bevorderen. Zestig procent van de respondenten was zeer tevreden of uiterst tevreden met de “praktijkgemeenschap Excellentiekeurmerk”.

22 Wat de nationale instanties betreft, vereisten de verordening gemeenschappelijke bepalingen voor de periode 2014-2020 en de minimumnormen en leidende beginselen voor het opzetten van NCP-netwerken in het kader van Horizon 2020 meer communicatie en samenwerking tussen beheersautoriteiten van de ESIF en NCP’s van Horizon 2020.

23 We constateerden dat voor twee van de vijf lidstaten in onze steekproef, namelijk Portugal en Slovenië, de NCP’s en beheersautoriteiten goed samenwerkten. Voor de overige drie lidstaten waren de samenwerking en uitwisseling van informatie beperkt. Onze enquêtes bevestigden dat de meerderheid van de beheersautoriteiten en NCP’s die antwoord gaven, bleven werken met een gecompartimenteerde benadering, hetgeen betekent dat er weinig samenwerking bestond tussen de beheersautoriteiten (ESIF) en de NCP’s (Horizon 2020) (zie bijlage III voor nadere bijzonderheden over deze enquêtes):

  • van de beheersautoriteiten die antwoord gaven op onze enquête verklaarde 41 % dat er geen gestructureerde samenwerking met NCP’s bestond. Bovendien antwoordde 59 % dat zij zelden of nooit evenementen organiseerden die de relevante belanghebbenden van de twee gemeenschappen (begunstigden van H2020 en de ESIF, en andere belanghebbenden) bij elkaar brachten;
  • van de NCP’s die antwoord gaven op onze enquête verklaarde 85 % dat het samenwerkingsniveau met de beheersautoriteiten laag tot zeer laag was, of dat er in het geheel geen samenwerking bestond. Bovendien meldde 75 % van de NCP’s dat hun kennisniveau van de ondersteuning voor O&I van de ESIF-programma’s laag tot zeer laag was, of zelfs dat kennis over de ESIF niet tot hun opdracht behoorde.

24 Uit het verslag uit 202010 over lering die werd getrokken uit een experimentele oproep voor projecten die door de ESIF werden gefinancierd in het kader van het programma Interreg Centraal-Europa kwam ook naar voren dat er behoefte was aan meer samenwerking tussen belanghebbenden van H2020 en van de ESIF (zie kader 2). De experimentele oproep werd uitgevoerd aangezien de kennis die via door de EU gefinancierde projecten tot stand kwam niet volledig werd benut op het terrein, en de O&I-resultaten de relevante belanghebbenden in de EU-regio’s vaak niet bereikten. Dit was te wijten aan een gebrek aan communicatie, coördinatie en samenwerking tussen onderzoekers en regionale belanghebbenden.

Kader 2

Experimentele Interreg-oproep: “Capitalisation through Coordination

Deze experimentele oproep had tot doel de effecten van transnationale samenwerking in Centraal-Europese regio’s te vergroten door nieuwe manieren te testen om verschillende door de EU gefinancierde projecten te coördineren. In het verslag van 2020 over getrokken lering werd onder meer geconcludeerd dat:

  1. belanghebbenden van H2020 en Interreg zeer geïnteresseerd zijn in samenwerking en het combineren van resultaten teneinde de benutting ervan op beleidsniveau en de uitrol ervan naar nieuwe doelgroepen en gebieden te vergroten. De belanghebbenden moeten er echter doelbewust toe worden aangezet om actief op zoek te gaan naar en gebruik te maken van synergieën tussen fondsen;
  2. het effect van de resultaten van H2020- en Interreg-projecten kan worden versterkt door actieve ondersteuning voor projectbegunstigden. Maatregelen voor capaciteitsopbouw en matchmakingkansen kunnen de belanghebbenden betere kennis bezorgen van bestaande H2020- en Interreg-resultaten die zouden kunnen inspelen op de specifieke behoeften van bepaalde regio’s en doelgroepen.

Een gebrek aan geschikte gegevens belemmerde de vaststelling en monitoring van synergieën

25 In een verslag dat door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie werd gepubliceerd, werd verklaard dat wanneer de databanken van Horizon 2020 en de ESIF interoperabel zouden worden gemaakt, dit de monitoring en evaluatie van het beleid en de vaststelling en totstandbrenging van synergieën zeker ten goede zou komen 11.

26 Op basis van een beoordeling van documenten en feedback van personeelsleden van de Commissie identificeerden we voordelen van interoperabele databanken (betreffende projecten van H2020 en de ESIF) voor i) de monitoring en evaluatie van het beleid, en ii) synergieën (zie figuur 3).

Figuur 3 — Voordelen van interoperabele databanken

Bron: ERK.

27 We analyseerden of de Commissie stappen had ondernomen om interoperabele databanken van Horizon 2020- en ESIF-projecten op te zetten, en of de Commissie en de lidstaten i) gebieden hadden vastgesteld met mogelijkheden om synergieën te creëren, en ii) bestaande synergieën hadden vastgesteld als voorbeelden van beste praktijken.

28 In de periode 2014-2020 verstrekten afzonderlijke databanken informatie over projecten die niet alleen door H2020 maar ook door de ESIF werden gefinancierd:

  • voor H2020-projecten beschikte de Commissie slechts over een interne databank totdat in 2018 het open H2020-dashboard werd gelanceerd. Het nieuwe dashboard bevat gegevens over gefinancierde projecten en hun begunstigden, opgesplitst volgens land en regio, organisatietype en prioriteitsgebied (bijv. energie, gezondheid en ruimte);
  • voor projecten die door de ESIF worden gecofinancierd, bestond er tot maart 2020 geen geïntegreerde databank. In plaats daarvan registreerden en publiceerden de beheersautoriteiten informatie over door de ESIF gecofinancierde projecten op webpagina’s met links naar hun operationele programma’s, overeenkomstig hun wettelijke verplichtingen12. In maart 2022 lanceerde de Commissie Kohesio, een geïntegreerde databank van de door de ESIF gecofinancierde projecten. Kohesio omvat momenteel projecten uit de periode 2014-2020, maar de Commissie is voornemens dit uit te breiden naar de periode 2021-2027. Kohesio is echter niet interoperabel met de H2020-databank.

29 Het gebruik van deze uiteenlopende databanken om projecten vast te stellen die soortgelijke prioriteitsgebieden uit hoofde van H2020 en de ESIF behandelen, en die aldus geschikt waren voor het creëren van synergieën, was een uitdaging want:

  • er was geen gemeenschappelijke categorisering (taxonomie) van H2020- en S3-prioriteiten;
  • de door beheersautoriteiten geregistreerde ESIF-gegevens waren niet volledig gestandaardiseerd en waren meestal in nationale talen opgesteld;
  • de beheersautoriteiten registreerden niet stelselmatig de S3-prioriteiten van een project. Dit zal wellicht een uitdaging blijven, aangezien de verordening gemeenschappelijke bepalingen voor de periode 2021-2027 de lidstaten niet voorschrijft dat zij verslag uitbrengen over de in de projecten behandelde S3-prioriteitsgebieden.

30 Bijgevolg konden de belangrijkste door de EU gefinancierde O&I-projecten en de bijbehorende investeringen niet in kaart worden gebracht aan de hand van de bestaande databanken (bijv. door informatie te verstrekken over geografische spreiding, of over de prioriteiten die geschikter zijn om synergieën op te leveren). Dit belemmerde de totstandbrenging van synergieën en de monitoring van het beleid zoals beschreven in figuur 3.

31 Ondanks de voordelen van de monitoring van synergieën tussen de ESIF en H2020 (zie paragraaf 25), kwamen we bovendien tot de vaststelling dat noch de Commissie, noch de beheersautoriteiten die belast waren met de operationele programma’s die we analyseerden, deze synergieën stelselmatig monitorden.

32 Daarnaast identificeerden we de volgende beperkingen op het niveau van de Commissie voor het vaststellen van synergieën en voor de monitoring van de uitvoering ervan:

  • informatie voor de vaststelling van stroomopwaartse synergieën: hoewel de Commissie beschikt over een tekstmininginstrument (CORTEX) dat theoretisch gezien in staat is bestaande stroomopwaartse synergieën vast te stellen, kan dit instrument in de praktijk niet worden gebruikt, aangezien er in de projectvoorstellen van H2020 geen specifiek veld is waar links naar eerdere projecten die door de ESIF zijn gecofinancierd, kunnen worden gemarkeerd;
  • follow-up van H2020-projecten: hoewel gegevens over het gebruik van onderzoeksresultaten van voltooide H2020-projecten de vaststelling van bestaande stroomafwaartse synergieën kunnen ondersteunen, verzamelt de Commissie die informatie niet;
  • op nationaal niveau beschikbare informatie: informatie over projecten met een Excellentiekeurmerk die door de ESIF worden gecofinancierd, wordt niet stelselmatig verzameld en gerapporteerd aan de Commissie.

Capaciteitsopbouwactiviteiten vinden weinig ingang bij beheersautoriteiten

33 Aangezien H2020 en de ESIF elk hun eigen regels, uitvoeringsmechanismen en belanghebbenden hadden, waren passende beheerscapaciteit en administratieve capaciteit van cruciaal belang teneinde O&I-acties met synergieën op nationaal en regionaal niveau te ontwikkelen en uit te voeren. Dit geldt zelfs nog meer voor de periode 2021-2027, waarin de EU-financiering voor O&I is verhoogd.

34 We hebben het volgende onderzocht:

  • de ondersteuning van de Commissie voor nationale belanghebbenden, met name beheersautoriteiten, om hun deskundigheid op het gebied van synergieën te vergroten, en
  • de ontvankelijkheid van nationale belanghebbenden.

35 De Commissie ondernam verschillende acties om nationale belanghebbenden te ondersteunen bij de vergroting van hun kennis op het gebied van synergieën. Meer bepaald:

  • in 2014 publiceerde de Commissie een richtsnoer betreffende de verschillende acties (met inbegrip van promotie- en opleidingsactiviteiten, coördinatiepraktijken en monitoring) die departementen van de Commissie, beheersautoriteiten en NCP’s moeten ondernemen teneinde synergieën tot stand te brengen. De beheersautoriteiten in de vijf geselecteerde lidstaten erkenden dat het richtsnoer bijdroeg tot bewustmaking op het gebied van synergieën, maar dat zij er slechts in beperkte mate gebruik van hadden gemaakt. In juli 2022 heeft de Commissie een nieuw richtsnoer gepubliceerd over synergieën tussen Horizon Europe en het EFRO;
  • als onderdeel van de beleidsondersteuningsfaciliteit (een instrument in het kader van H2020 dat wordt gebruikt om hervormingen in nationale O&I-ecosystemen te bevorderen), organiseerde de Commissie een activiteit waarbij zij onder meer de uitwisseling van beste praktijken op het gebied van synergieën bevorderde. De deelnemers wisselden met name ervaringen uit over i) manieren om nationale deelname aan de KP’s te ondersteunen, en ii) manieren om zoveel mogelijk synergieën tussen H2020 en de ESIF te creëren13. We stelden echter vast dat aan deze activiteit vertegenwoordigers van slechts elf lidstaten (België, Bulgarije, Cyprus, Spanje, Kroatië, Hongarije, Letland, Polen, Portugal, Slovenië en Zweden, plus Duitsland als waarnemer) deelnamen;
  • de Commissie droeg het begrip “synergieën” uit tijdens conferenties (bijv. de Week van de Innovatieve Regio’s in Europa en de Europese Week van Regio’s en Steden) en tijdens specifieke, door derden georganiseerde evenementen.

36 Het was tot slot het Europees Parlement dat het belangrijkste initiatief — het project “ladder naar topkwaliteit” (Stairway to Excellence — S2E) — lanceerde en financierde ter ondersteuning van de totstandbrenging van synergieën in de periode 2014-2020. Het JRC van de Commissie voerde het S2E-project uit in samenwerking met DG REGIO, dat de lidstaten en regio’s bijstand verleende bij i) het benutten van synergieën tussen de ESIF en H2020, en ii) de doeltreffende uitvoering van nationale en regionale S3’s, en bij het nastreven van innovatieve uitmuntendheid in het algemeen. Het project eindigde in 2020 en zal in de periode 2021-2027 niet worden voortgezet. Nationale belanghebbenden van drie van de vijf lidstaten in onze steekproef verklaarden dat zij hadden deelgenomen aan de activiteiten van dit project en dat zij daar uiterst tevreden over waren.

37 We merken ook op dat de deelname aan door de Commissie georganiseerde activiteiten voor capaciteitsopbouw beperkt was. Volgens onze enquête varieerde de deelname van 44 % voor promotie-evenementen tot 7 % voor opleidingsactiviteiten (zie figuur 4).

Figuur 4 — Deelname van beheersautoriteiten aan ondersteunende activiteiten van de Commissie

Bron: ERK-enquête onder beheersautoriteiten.

38 Ondanks deze beperkte deelname, lieten de beheersautoriteiten en NCP’s die we tijdens de controle bezochten ons weten dat zij behoefte hadden aan meer opleiding, coachingactiviteiten en de uitwisseling van beste praktijken.

39 Volgens onze enquête, tot slot, verklaarden beheersautoriteiten dat zij zelf slechts in zeer beperkte mate actie hadden ondernomen om de totstandbrenging van synergieën tussen de twee programma’s te ondersteunen (zie figuur 5).

Figuur 5 — Organisatie van promotieactiviteiten door beheersautoriteiten ter ondersteuning van de totstandbrenging van synergieën tussen de ESIF en H2020

Bron: ERK-enquête onder beheersautoriteiten.

De in de strategische documenten beoogde synergieën werden in verschillende mate toegepast

40 In haar richtsnoer inzake synergieën uit 2014 (zie paragraaf 35) vermeldde de Commissie dat het van het allergrootste belang was om optimale synergieën tussen de fondsen te verzekeren en de impact en efficiëntie van de overheidsfinanciering zo groot mogelijk te maken. Het Europees Parlement en de Raad hebben duidelijk gemaakt dat deze aanpak niet langer vrijblijvend is, maar dat het een noodzaak is geworden. Dit vereiste een stelselmatige benadering van synergieën door alle belanghebbenden en het betekende dat de mogelijkheden voor synergieën zoals die in de S3’s en OP’s waren uiteengezet, gepaard moesten gaan met gezamenlijke inspanningen op het terrein om te garanderen dat zij werden toegepast.

41 Daarom hebben wij beoordeeld of:

  • in S3’s en bijbehorende OP’s maatregelen waren opgenomen om synergieën met H2020 tot stand te brengen;
  • de verschillende soorten synergieën daadwerkelijk werden toegepast, met name:
  1. stroomafwaartse synergieën;
  2. stroomopwaartse synergieën;
  3. alternatieve financiering voor projecten die het kwaliteitslabel “Excellentiekeurmerk” hebben gekregen.

42 Bovendien werd door alle beheersautoriteiten in de steekproef aanvullende financiering (zie paragraaf 05) verstrekt voor een specifiek projecttype (teamvorming- of EOR-leerstoelprojecten) in het kader van de specifieke doelstelling “excellentie verspreiden en deelname verbreden” van H2020. Van de beheersautoriteiten die op onze enquête reageerden, verklaarde 44 % (7 van de 16) dat hun OP’s dergelijke maatregelen omvatten, en 31 % (5 van de 16) dat zij deze hadden toegepast. Aangezien we aanvullende financiering reeds hebben behandeld in ons recente speciaal verslag over verbredingsmaatregelen (Speciaal verslag 15/2022), geven we hier geen verdere analyse van dit onderwerp.

Synergieën werden beoogd in de strategische documenten van de ESIF, maar de gedetailleerdheid varieerde

43 Synergieën kunnen worden verwezenlijkt als zij naar behoren worden gepland in de strategische documenten, met name de S3’s (zie paragraaf 06) en de OP’s in de ESIF.

44 In de gids voor S3’s van de Commissie van 2012 is vermeld dat S3’s zich moeten richten op nationale/regionale O&I-investeringen op enkele mondiaal concurrerende gebieden en dat een versnipperd gebruik van middelen moet worden vermeden. Het was de bedoeling de strategische planning van O&I-investeringen te bevorderen door de aandacht te richten op een beperkt aantal prioritaire economische activiteiten en specifieke technologische gebieden op nationaal/regionaal niveau. In de gids is ook vermeld dat de prioriteitsstelling in het kader van S3’s met zich meebrengt dat i) de identificatie van brede doelstellingen in de lijn van EU-beleidsmaatregelen en ii) de definitie van de prioriteiten (of niches) voor slimme specialisatie doeltreffend op elkaar moeten zijn afgestemd.

45 Wat betreft de S3-prioriteitsstelling werd in verschillende studies14 geconcludeerd dat S3’s een wildgroei aan doelstellingen vertonen. In haar studie betreffende S3-prioriteitsstelling uit 202115 kwam de Commissie met name tot de conclusie dat de thematische bandbreedte van S3-prioriteitsgebieden in verschillende lidstaten ruim was. In de studie werd ook een analyse gemaakt van 2 324 oproepen tot het indienen van projectvoorstellen die door beheersautoriteiten waren gelanceerd en werd vastgesteld dat een aanzienlijke meerderheid van de oproepen (74 %) alle S3-prioriteiten tegelijkertijd behandelden.

46 Het gebrek aan focus van de S3-prioriteiten en het feit dat oproepen tot het indienen van voorstellen doorgaans openstonden voor elke S3-prioriteit in plaats van dat rekening werd gehouden met specifieke sectorale en technologische kenmerken, hetgeen volledig in de logica van slimme specialisatie zou passen16, beperkten de mogelijkheden om een kritische massa te bereiken en aldus synergieën te creëren.

47 We hebben dan ook onderzocht of de S3’s en de bijbehorende OP’s in de vijf lidstaten van onze steekproef maatregelen omvatten om synergieën tot stand te brengen. We hebben tevens onderzocht of in de S3’s specifieke verwijzingen waren opgenomen naar Europese partnerschappen die in het kader van H2020 werden bevorderd. Deze partnerschappen zijn bedoeld om de Commissie en particuliere en/of publieke partners (met inbegrip van partners die de ESIF beheren) samen te brengen aan de hand van gezamenlijke O&I-initiatieven die prioriteiten van het EU-beleid behandelen.

48 We stelden het volgende vast:

  • in slechts één van de S3’s uit de steekproef (Roemenië) werd melding gemaakt van specifieke Europese partnerschappen waarmee het voornemens was synergieën tot stand te brengen door nationale entiteiten subsidies te verlenen die hen in staat zouden stellen aan deze partnerschappen deel te nemen;
  • drie van de vijf OP’s uit de steekproef (Portugal, Roemenië en Slovenië) vermeldden dat (enkele van) hun prioriteiten gekoppeld waren aan H2020-prioriteiten. Wanneer nationale/regionale autoriteiten van deze koppeling op de hoogte zijn, kunnen zij hun belanghebbenden proactief benaderen teneinde hen bewust te maken van de mogelijkheden die H2020 bood voor onderzoek en kunnen zij koppelingen met Europese partnerschappen bevorderen (bijv. door subsidies te verlenen);
  • alle S3’s en de respectieve OP’s omvatten maatregelen om synergieën tot stand te brengen. Tussen de lidstaten uit de steekproef was er echter een groot verschil in gedetailleerdheid van de verwijzingen in de S3’s en OP’s: in sommige landen waren de verwijzingen naar acties in verband met synergieën eerder beperkt en/of vrij algemeen (Kroatië en Polen), terwijl andere lidstaten (Slovenië, Roemenië en Portugal) gedetailleerde beschrijvingen van verschillende maatregelen opnamen.

49 Kader 3 geeft voorbeelden van in de OP’s geplande synergieën.

Kader 3

Voorbeelden van maatregelen in de operationele programma’s die gericht zijn op de totstandbrenging van synergieën

Kroatië nam in zijn OP “concurrentievermogen en cohesie” drie maatregelen voor het opzetten van synergieën op:

  1. alternatieve financiering voor voorstellen van de Europese Onderzoeksraad;
  2. aanvullende financiering voor teamvormingsprojecten in het kader van H2020;
  3. aanvullende financiering voor andere verbredingsmaatregelen.

Het OP omvatte echter geen specifieke verwijzingen naar H2020-prioriteiten of Europese partnerschappen. Bovendien was de begroting die voor elke maatregel ter beschikking werd gesteld ontoereikend voor de financiering van één enkel project onder (a) of (b). Uiteindelijk paste de Kroatische beheersautoriteit alleen (c) toe.

In zijn OP “concurrentievermogen” plande Roemenië acht concrete maatregelen gericht op drie soorten synergie (stroomopwaartse, alternatieve financiering en aanvullende financiering). Het OP bevatte ook specifieke verwijzingen naar prioriteiten van Horizon 2020 en naar Europese partnerschappen. De toegewezen begroting werd volledig benut maar de uitvoering kende aanzienlijke vertragingen: de meeste subsidies werden pas in 2020 toegekend.

De geplande stroomopwaartse synergieën werden doorgaans uitgevoerd

50 Stroomopwaartse acties (zie paragraaf 05) omvatten doorgaans de ontwikkeling van onderzoeksinfrastructuur en ondersteuning om O&I-belanghebbenden te helpen bij de voorbereiding van projectvoorstellen die zij vervolgens indienen bij de concurrerende H2020-oproepen tot het indienen van projecten. Deze ondersteuning was bijzonder relevant voor lidstaten met een blijvend laag deelnamepercentage aan de KP’s, met name op het gebied van goedgekeurde projecten. Er zijn weliswaar heel wat variabelen die van invloed zijn op de participatiegraad van een land aan het KP (zie Speciaal verslag 15/2022), maar de beschikbaarheid van financiering ter ondersteuning van het aanvraagproces is een van de cruciale factoren die de deelname beïnvloeden.

51 Uit onze enquête van de beheersautoriteiten bleek dat 50 % van de respondenten (8 van de 16) van plan was maatregelen te treffen om stroomopwaartse synergieën tot stand te brengen, terwijl 44 % van de respondenten (7 van de 16) deze maatregelen daadwerkelijk uitvoerde.

52 Uit onze analyse van de OP’s uit de steekproef kwam naar voren dat zij allemaal maatregelen planden en uitvoerden om O&I-infrastructuur, zoals excellentiecentra, te ontwikkelen. Voorbeelden van dergelijke maatregelen zijn investeringen in infrastructuur op het gebied van fotonenfysica in Roemenië, en investeringen in excellentiecentra en in een nationaal supercomputingcentrum in Slovenië.

53 We constateerden eveneens dat vier van de vijf OP’s uit de steekproef (Polen, Portugal, Roemenië en Slovenië) maatregelen planden en uitvoerden die rechtstreeks waren bedoeld om nationale O&I-belanghebbenden te helpen aan H2020 deel te nemen. In twee van deze vier lidstaten (Polen en Roemenië) werd deze steun pas verschillende jaren na de aanvang van H2020 verstrekt (vijf jaar voor Polen en zeven jaar voor Roemenië).

54 Een onderzoeksdocument uit 201617 en het eindverslag over een project18 dat uit de EU-begroting werd gefinancierd, wijzen erop dat dergelijke steunregelingen van cruciaal belang zijn voor een sterkere deelname aan het kaderprogramma en aldus voor de kans dat er stroomopwaartse synergieën worden gecreëerd. We constateerden dat deze lidstaten die hun steunregelingen in het kader van de ESIF laattijdig hebben uitgevoerd, ook behoorden tot de landen met de laagste participatiegraad in H2020 (zie Speciaal verslag 15/2022, figuur 6):

  • op het gebied van H2020-financiering per hoofd van de bevolking waren Polen en Roemenië de lidstaten die het minst ontvingen;
  • op het gebied van H2020-financiering per voltijdequivalente onderzoeker bevond Polen zich aan de onderkant van de schaal.

Er was een gebrek aan stroomafwaartse synergieën

55 Volgens de verordening gemeenschappelijke bepalingen moeten S3’s stroomafwaartse acties bevatten “die de middelen opleveren om de uit Horizon 2020 en uit voorgaande programma’s voortkomende O&I-resultaten te exploiteren en op de markt te verspreiden, met bijzondere nadruk op het scheppen van een innovatievriendelijk klimaat voor het bedrijfsleven en de industrie [...]”.

56 Bovendien moet de Commissie, volgens de richtsnoeren inzake synergieën van de Commissie uit 2014 (zie paragraaf 35), wanneer zij H2020 uitvoert, het stroomafwaartse gebruik van H2020-projectresultaten (en ook het gebruik van projectresultaten van eerdere kaderprogramma’s voor onderzoek) aanmoedigen voor projecten die gecofinancierd zijn uit de ESIF.

57 De door ons geïnterviewde personeelsleden van de Commissie wezen erop dat het belangrijk is de resultaten van H2020 te benutten ongeacht het land waar de technologie werd ontwikkeld, teneinde de impact van het KP en de kennisverspreiding in de EU te vergroten. De grensoverschrijdende benutting van O&I-resultaten is ook bijzonder nuttig voor landen en regio’s met een laag niveau van deelname aan de KP’s (zie Speciaal verslag 15/2022), aangezien zij op die manier toegang zouden kunnen krijgen tot en gebruik zouden kunnen maken van geavanceerde technologieën.

58 Geen stroomafwaartse synergieën tot stand trachten te brengen, is een gemiste kans om de O&I-resultaten in de praktijk om te zetten en toe te passen om territoriale problemen op te lossen, en daarmee de impact van de EU-financiering te waarborgen.

59 We hebben dan ook onderzocht of:

  • de beheersautoriteiten de OP-maatregelen hebben uitgevoerd die tot doel hadden stroomafwaartse synergieën tot stand te brengen;
  • de Commissie de totstandbrenging van stroomafwaartse synergieën heeft bevorderd aan de hand van haar werkprogramma’s voor H2020 (met inbegrip van oproepen tot het indienen van voorstellen);
  • de begunstigden van H2020-projecten daadwerkelijk stroomafwaartse synergieën hebben nagestreefd.

60 Ondanks de klemtoon die de Commissie legt op stroomafwaartse synergieën, toonde onze enquête bij beheersautoriteiten aan dat slechts 44 % van de respondenten (7 van de 15) maatregelen beoogden die bedoeld waren om dergelijke synergieën tot stand te brengen. Bovendien voerde slechts 13 % (2 van de 15) deze maatregelen uiteindelijk uit. Van alle maatregelen met betrekking tot synergieën, werden de maatregelen in verband met stroomafwaartse synergieën inderdaad veruit het minste uitgevoerd.

61 Hetzelfde beeld was te zien bij de vijf OP’s van de lidstaten die we als steekproef namen, aangezien geen daarvan maatregelen had opgestart om stroomafwaartse synergieën met H2020 te bewerkstelligen. Voorts werd bij geen enkele daarvan de mogelijkheid nagegaan om de ESIF te gebruiken voor de totstandbrenging van stroomafwaartse synergieën met O&I-resultaten die in het kader van H2020 in andere lidstaten of regio’s waren ontwikkeld.

62 We stelden tevens vast dat in vier van de vijf OP’s uit onze steekproef verwijzingen waren opgenomen naar overheidsopdrachten voor innovatie, een instrument met de mogelijkheid om stroomafwaartse synergieën te creëren. In dit geval fungeert de afnemer als launching customer voor innovatieve oplossingen (producten of diensten) die nog niet op grootschalige commerciële basis beschikbaar zijn. Van de vier OP’s paste er echter slechts één (Polen) daadwerkelijk overheidsopdrachten voor innovatie toe, weliswaar zonder specifieke verwijzing dat daarbij gebruik werd gemaakt van de resultaten van H2020-projecten.

63 We stelden vast dat gebrek aan kennis en informatie de belangrijkste reden was waarom beheersautoriteiten geen stroomafwaartse synergieën nastreefden, aangezien zij:

  • niet altijd begrepen wat het begrip “stroomafwaartse synergieën” inhoudt en wat de bijbehorende voordelen zijn;
  • beperkte kennis hadden van de totstandbrenging van synergieën en het vaststellen van relevante H2020-resultaten. Bovendien belemmerde het ontbreken van een matchmakinginstrument (zoals een interoperabele databank) tussen H2020 en de ESIF de identificatie van mogelijke projecten voor de totstandbrenging van synergieën. In het verslag over de getrokken lering uit de experimentele Interreg-oproep (zie paragraaf 24) werd min of meer hetzelfde geconcludeerd;
  • vaak niet vertrouwd waren met CORDIS, de H2020-databank voor de verspreiding en benutting van H2020-projectresultaten.

64 We hebben een tekstmininganalyse verricht van H2020-werkprogramma’s in verband met acties die het potentieel hebben om stroomafwaartse synergieën te creëren. We hebben de werkprogramma’s geselecteerd die op het einde van de H2020-periode (2018-2020) gepubliceerd waren. We stelden vast dat zij allemaal ten minste één verwijzing naar stroomafwaartse synergieën met de ESIF bevatten.

65 Deze verwijzingen waren echter doorgaans alleen opgenomen in de inleiding, die zeer algemene informatie verstrekt aan aanvragers, en niet in de afzonderlijke oproepen voor het indienen van projectvoorstellen, waarin meer gedetailleerde informatie wordt verstrekt. Onze analyse van 632 oproepen tot het indienen van voorstellen toonde aan dat slechts 2 % ervan daadwerkelijk verwijzingen naar stroomafwaartse synergieën bevatten.

66 We hebben ook een tekstmininganalyse verricht van 13 603 subsidieovereenkomsten van de H2020-acties die volgens ons mogelijkheden voor stroomafwaartse synergieën boden. Deze vertegenwoordigen 38 % van alle H2020-subsidieovereenkomsten en 63 % van alle vastgelegde financiële middelen voor H2020. We vulden deze analyse aan met een uitvoerige beoordeling van een steekproef van honderd projecten. We stelden vast dat in slechts 4,8 % van de 13 603 projecten de totstandbrenging van dergelijke synergieën werd overwogen (zie figuur 6). Voorts bevatte slechts 2,2 % specifieke verwijzingen naar S3’s in hun voorstellen.

Figuur 6 — H2020-projecten waarmee stroomafwaartse synergieën worden beoogd

Bron: ERK.

67 Daarnaast hebben we een gedetailleerde analyse gemaakt van de projecten in het kader van één H2020-instrument, het “proof of concept van de Europese Onderzoeksraad (ERC)”. De doelstelling van dat instrument is bijzonder geschikt voor de totstandbrenging van stroomafwaartse synergieën, aangezien het instrument gericht is op de bevordering van het onderzoek naar het commerciële en sociale innovatiepotentieel van ideeën die door ERC-subsidies worden gegenereerd. We stelden vast dat de mogelijkheid om stroomafwaartse synergieën tot stand te brengen in slechts 0,5 % van de “ERC proof of concept”-projecten in overweging werd genomen.

Het Excellentiekeurmerk biedt mogelijkheden, maar werd slechts in beperkte mate gebruikt

68 Het Excellentiekeurmerk is een kwaliteitsmerkteken dat wordt toegekend aan projectvoorstellen die worden ingediend voor de O&I-kaderprogramma’s van de EU (zie paragraaf 05). Het merkteken werd gelanceerd in het kader van H2020, met als doel de houders van dat keurmerk te helpen voor hun voorstellen financiële middelen te verwerven die afkomstig waren uit andere bronnen dan H2020, onder meer de ESIF. Het hield ook in dat andere financieringsorganen de kans kregen om het projectevaluatieproces van de Commissie te benutten.

69 De Commissie lanceerde het Excellentiekeurmerk in 2015 voor projecten die door kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) waren ingediend in het kader van het “kmo-instrument” van H2020, later bekend als de “Accelerator van de Europese Innovatieraad (EIC)”. Het keurmerk werd vervolgens nog op drie andere H2020-instrumenten toegepast, namelijk: “Marie Skłodowska-Curieacties”, het H2020-programma voor doctoraatsonderwijs en postdoctorale opleiding; teamvorming (zie Speciaal verslag 15/2022); en de “ERC proof of concept”-subsidies (zie paragraaf 67).

70 We hebben beoordeeld of de beheersautoriteiten het Excellentiekeurmerk goed hebben benut en dergelijke projecten hebben gefinancierd. Uit onze enquête bij beheersautoriteiten is gebleken dat het verstrekken van alternatieve financiering aan Excellentiekeurmerkprojecten het vaakst voorkomende type synergie was dat werd beoogd in het kader van de OP’s van degenen die antwoord gaven: 63 % (10 van de 16) OP’s overwogen dergelijke maatregelen, en 50 % (8 van de 16) voerden ze uiteindelijk uit. De Commissie beschikt zelf niet over volledige informatie over het aantal door de ESIF gefinancierde projecten waaraan het Excellentiekeurmerk was toegekend.

71 Op basis van onze analyse van de OP’s uit de steekproef constateerden we echter dat de uitvoering van de maatregelen waarmee Excellentiekeurmerkprojecten werden ondersteund van een wisselend niveau was:

  • op één OP na (Kroatië) bevatten ze maatregelen om alternatieve financiering te verstrekken voor Excellentiekeurmerkprojecten in het kader van het “kmo-instrument”/de “EIC-accelerator”. Zoals blijkt uit tabel 2 verstrekten drie OP’s (Polen, Portugal en Slovenië) uiteindelijk dergelijke financiering, en lanceerde één OP (Roemenië) een oproep, maar daarop kwam slechts een klein aantal voorstellen binnen waarvan er geen enkel werd gefinancierd;
  • in twee OP’s (Polen en Slovenië) waren maatregelen opgenomen om alternatieve financiering te verstrekken voor de “Marie Skłodowska-Curie”-projecten die het Excellentiekeurmerk hadden gekregen en werden deze maatregelen ook uitgevoerd;
  • geen van de OP’s uit de steekproef bevatte maatregelen ter ondersteuning van teamvormingsprojecten of “ERC proof of concept”-projecten waaraan het Excellentiekeurmerk was toegekend. We merken op dat het Excellentiekeurmerkinitiatief voor de “ERC proof of concept” begon in 2018, maar in 2019 werd stopgezet wegens problemen in verband met de informatietechnologiesystemen. Volgens de Commissie zal het naar verwachting opnieuw worden opgestart in 2023.

Tabel 2 — Door de ESIF gecofinancierde “kmo-instrument”-/“EIC-accelerator”-projecten waaraan het Excellentiekeurmerk werd toegekend (per 30.6.2021)

Lidstaat Aantal projecten waaraan het Excellentiekeurmerk werd toegekend Aantal door de ESIF gecofinancierde Excellentiekeurmerk-projecten % Aan de gecofinancierde Excellentiekeurmerk-projecten toegewezen financiering (miljoen EUR)
Kroatië 9 0 0 % 0,0
Polen 77 20 26 % 17,9
Portugal 108 35 32 % 27,8
Roemenië 16 0 0 % 0,0
Slovenië 54 15 28 % 15,7
Totaal 264 70 26 % 61,4

Bron: ERK, op basis van gegevens van de Europese Commissie en de beheersautoriteiten.

72 We hebben twee belangrijke administratieve belemmeringen aangetroffen voor doeltreffende ondersteuning van Excellentiekeurmerkprojecten in het kader van het “kmo-instrument” / de “EIC-accelerator” in de periode 2014-2020: i) afwijkende staatssteunregels, en ii) beheersautoriteiten die beperkte informatie hebben over projecten die het Excellentiekeurmerk hadden gekregen.

73 De gebrekkige afstemming van de staatssteunregels leidde tot een grote discrepantie tussen de financieringsintensiteiten van H2020 en de ESIF, waarbij H2020 aanzienlijk hogere subsidiepercentages aan de begunstigden kon verstrekken. De Commissie reageerde hierop en wijzigde in juli 2021 (zes jaar na de invoering van het Excellentiekeurmerk) de desbetreffende staatssteunverordening (de algemene groepsvrijstellingsverordening) om dit probleem voor kmo’s op te lossen. In het kader van Horizon Europa kunnen kleine midcap-ondernemingen, in uitzonderlijke gevallen, ook houder worden van een Excellentiekeurmerk. Het verschil in financieringsintensiteit zal voor dergelijke gevallen blijven bestaan.

74 Vóór het goedkeuren van subsidies voor projecten met een Excellentiekeurmerk moeten beheersautoriteiten nog altijd zorg dragen voor inachtneming van de volgende criteria wanneer zij beslissen over de subsidiabiliteit van projecten:

  • naleving van staatssteunregels: een begunstigde onderneming moet i) een kmo zijn volgens de kmo-definitie van de Commissie, en ii) mag geen onderneming in moeilijkheden zijn. Degene die het project voorstelt dient een eigen verklaring in, die door de Commissie niet wordt geverifieerd voor Excellentiekeurmerkprojecten;
  • naleving van de verordening betreffende het cohesiebeleid: het voorgestelde project moet stroken met de nationale/regionale S3-prioriteiten, in overeenstemming zijn met het EFRO-programma en binnen de werkingssfeer van het EFRO vallen19.

75 Tijdens onze interviews merkten vier beheersautoriteiten van de vijf lidstaten in de steekproef op dat er geen automatisch kennisgevingsmechanisme bestond voor het geven van gestructureerde en alomvattende informatie over de nationale/regionale projecten die het Excellentiekeurmerk hadden gekregen, met contactgegevens van de houder van het Excellentiekeurmerk.

76 In feite verstrekte de Commissie uitsluitend geaggregeerde informatie; gedetailleerde informatie werd op verzoek verstrekt. Voor de periode 2021-2027 is de Commissie voornemens de informatie over projecten waaraan een Excellentiekeurmerk werd toegekend eenvoudiger toegankelijk te maken.

77 Portugal is een voorbeeld van de voordelen die het met zich meebrengt als er een systeem wordt ingericht dat deze informatiestroom waarborgt. Portugal financierde het hoogste aandeel Excellentiekeurmerkprojecten (32 %), met name dankzij een doeltreffende regeling voor het verkrijgen, verwerken en doorgeven van dergelijke informatie (zie kader 4) en dankzij specifieke oproepen die op deze projecten waren gericht. In de andere landen uit onze steekproef troffen wij geen vergelijkbare regelingen aan.

Kader 4

Voorbeeld van proactieve nationale autoriteiten

Portugal financiert Excellentiekeurmerkprojecten sinds 2018 en gebruikt daarbij een bestaande maatregel in zijn verschillende OP’s. Na een interne analyse achtten de Portugese autoriteiten de evaluatie van de Commissie geldig. Er bestond dan ook geen reden voor bijkomende technische evaluaties op nationaal niveau.

Het nationale agentschap voor innovatie (Agência Nacional de Inovação) vroeg de Commissie stelselmatig om informatie over Portugese projecten waaraan het Excellentiekeurmerk was toegekend. Het feit dat het agentschap deel uitmaakte van de “praktijkgemeenschap Excellentiekeurmerk” (zie kader 1) bevorderde dit proces, evenals het feit dat het NCP voor kmo’s deel uitmaakte van het agentschap.

Het agentschap gaf de informatie door aan de beheersautoriteiten van het nationale OP, die op hun beurt de beheersautoriteiten van de regionale OP’s op de hoogte stelden. Het agentschap stelde voor oproepen voor projecten te organiseren en vroeg elke regionale autoriteit informatie te geven over de begroting die zij voor de oproep zou verstrekken. Het ging ook op zoek naar houders van een Excellentiekeurmerk, die het identificeerde en contact met hen opnam om hen te informeren over de oproepen die binnenkort zouden worden gelanceerd.

Conclusies en aanbevelingen

78 Onze algemene conclusie is dat de uitvoering van synergieën tussen Horizon 2020 en de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) varieerde naargelang van de verschillende soorten synergieën: geplande maatregelen om stroomopwaartse synergieën tot stand te brengen werden bijvoorbeeld goed uitgevoerd, terwijl er nauwelijks maatregelen werden uitgevoerd om stroomafwaartse synergieën te creëren. Dit is toe te schrijven aan een aantal redenen: gebrekkige afstemming tussen regels en voorschriften, beperkte samenwerking tussen de O&I-belanghebbenden van de twee programma’s, en het ontbreken van interoperabiliteit tussen hun databanken beperkten de mogelijkheden voor de Commissie en nationale/regionale autoriteiten om synergieën tot stand te brengen. Daarnaast bestond er geen systeem om synergieën te monitoren, hetgeen betekent dat de Commissie niet in staat was voorbeelden van goede praktijken vast te stellen en te bevorderen.

79 We stelden verschillende factoren vast die kunnen bijdragen om synergieën tussen Horizon 2020 en de ESIF tot stand te brengen. De eerste factor heeft betrekking op regels en voorschriften. Deze waren in de periode 2014-2020 niet goed op elkaar afgestemd, maar de Commissie heeft op deze tekortkomingen gereageerd en veranderingen aangebracht die in de periode 2021-2027 van kracht zullen worden. De uitkomst van de veranderingen die voor de periode 2021-2027 worden ingevoerd, valt in de praktijk nog te bezien (zie de paragrafen 15-17).

80 Samenwerking binnen de Commissie en met de lidstaten, evenals op lidstaatniveau — een tweede bepalende factor — bestond slechts gedeeltelijk. We constateerden dat de belangrijkste directoraten-generaal van de Commissie goed samenwerkten tijdens de voorbereiding van het regelgevingskader voor 2021-2027. De Commissie organiseerde echter geen regelmatige en gestructureerde dialoog waarin DG REGIO, DG RTD en de belanghebbenden die verantwoordelijk waren voor het ontwerp en de uitvoering van de programma’s op nationaal niveau, werden samengebracht. Op het niveau van de lidstaten werd eveneens een “verkokerde” aanpak toegepast, hetgeen betekent dat de beheersautoriteiten (ESIF) en de nationale contactpunten (H2020) niet stelselmatig de krachten bundelden om synergieën te creëren (zie de paragrafen 18-24).

Aanbeveling 1 — Verbeter de samenwerking tussen de instanties die betrokken zijn bij het beheer van de ESIF en de kaderprogramma’s

Om de coördinatie en informatie-uitwisseling te verbeteren, moet de Commissie:

  1. een regelmatige, gestructureerde dialoog opzetten waarbij de relevante instanties van de Commissie en de lidstaten op beleidsniveau (onderzoeksbeleid en cohesiebeleid) en op uitvoeringsniveau (Horizon Europa en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling) worden samengebracht;
  2. samenwerken met de lidstaten om die samenwerking op nationaal/regionaal niveau te bevorderen.

Streefdatum voor de uitvoering: eind 2023

81 De derde factor houdt verband met de beschikbaarheid en monitoring van gegevens. Voor de totstandbrenging van synergieën tussen projecten of tussen verschillende onderzoeksgemeenschappen (die welke enerzijds uit de ESIF, en anderzijds uit Horizon 2020 worden gefinancierd) is het van essentieel belang niet alleen over informatie over de projecten, maar ook informatie over de begunstigden te beschikken (zie de paragrafen 25 en 26).

82 Voor de ESIF bestond er echter geen geïntegreerde databank voor de verzameling van alle gecofinancierde projecten in de hele EU. Een dergelijke geïntegreerde databank werd operationeel in maart 2022 nadat onze controlewerkzaamheden waren afgerond. De databanken voor het nieuwe kaderprogramma en de ESIF zijn echter nog altijd niet volledig interoperabel (zie de paragrafen 27-29).

83 We constateerden dat de Commissie de synergieën niet stelselmatig heeft gemonitord. Bijgevolg was de Commissie niet in staat om stelselmatig voorbeelden van goede praktijken vast te stellen en de autoriteiten van de lidstaten daarop opmerkzaam te maken. We identificeerden verschillende potentieel succesvolle manieren om deze monitoringactiviteit te ondersteunen, maar deze worden momenteel niet door de Commissie gebruikt: i) een tekstmininginstrument van de Commissie met mogelijkheden om stroomopwaartse synergieën vast te stellen; ii) follow-up van Horizon 2020-projecten om stroomafwaartse synergieën te identificeren, of iii) op nationaal niveau beschikbare informatie over projecten met een Excellentiekeurmerk die worden gecofinancierd uit de ESIF en die niet stelselmatig wordt verzameld en gerapporteerd aan de Commissie (zie de paragrafen 30 en 31).

Aanbeveling 2 — Benut het potentieel van gegevens om synergieën te bevorderen

Om de beschikbaarheid van projectgegevens te verbeteren en op die manier de totstandbrenging en monitoring van synergieën te vergemakkelijken, moet de Commissie:

  1. gebruikmaken van databanken voor het kaderprogramma en de fondsen ter uitvoering van het cohesiebeleid (de opvolger van de ESIF) om beleid of thematische gebieden in kaart te brengen en aldus projecten en begunstigden gemakkelijker met elkaar te matchen;
  2. gebruikmaken van bestaande instrumenten (zoals CORTEX of de “praktijkgemeenschap Excellentiekeurmerk”) om bestaande synergieën te monitoren en voorbeelden van goede praktijken vast te stellen en te bevorderen.

Streefdatum voor de uitvoering: eind 2024

84 Een vierde factor betreft de deskundigheid en de beheerscapaciteiten van nationale belanghebbenden. De Commissie heeft voorzien in een aantal ondersteunende maatregelen voor de lidstaten om de capaciteit van de nationale belanghebbenden te verbeteren. De meest intensieve ondersteuning werd geboden door het project “ladder naar topkwaliteit”, dat door de Commissie werd beheerd, maar door het Europees Parlement werd gefinancierd. Dit was ook de ondersteunende maatregel die het hoogste werd gewaardeerd door de belanghebbenden in de vijf lidstaten uit de steekproef. Deze maatregel zal in de periode 2021-2027 niet worden voortgezet (zie de paragrafen 33-36).

85 Hoewel de beheersautoriteiten duidelijk maakten dat zij behoefte hebben aan verdere capaciteitsopbouw, namen zij slechts in beperkte mate deel aan de promotie- en opleidingsactiviteiten die de Commissie organiseerde. Bovendien deden ze zelf niets om het concept “synergieën” actief uit te dragen (zie de paragrafen 37-39).

86 Synergieën kunnen maar systematisch worden bewerkstelligd wanneer zij worden opgenomen in een vroeg stadium van de strategische planning. De prioriteiten die werden gesteld in de strategieën voor slimme specialisatie waren vaak vrij ruim, hetgeen ertoe leidde dat ze weinig potentieel hadden voor gerichte investeringen. Bovendien was er in sommige gevallen geen koppeling met de prioriteiten van H2020 of met Europese partnerschappen. We stelden vast dat de maatregelen voor het creëren van synergieën die gepland waren in de strategieën voor slimme specialisatie waren weergegeven in de desbetreffende operationele programma’s, maar dat de bijbehorende maatregelen slechts gedeeltelijk werden uitgevoerd (zie de paragrafen 43-49).

87 De uitvoering van de synergieën varieerde, afhankelijk van het type synergie. Stroomopwaartse synergieën werden doorgaans uitgevoerd, terwijl dit veel minder het geval was voor stroomafwaartse synergieën. De belangrijkste redenen voor de beperkte uitvoering van stroomafwaartse synergieën door de beheersautoriteiten was een gebrek aan kennis van het concept zelf, van de manieren waarop dergelijke maatregelen moeten worden uitgevoerd, of van de manieren om resultaten van Horizon 2020-projecten te vinden (zie de paragrafen 55-61 en 63).

88 Bovendien werden in het kader van slechts een van de vijf operationele programma’s uit onze steekproef overheidsopdrachten voor innovatie uitgevoerd, een instrument met de mogelijkheid om stroomafwaartse synergieën te creëren, terwijl bij de andere vier het voornemen bestond om dit uit te voeren (zie paragraaf 62).

89 Hoewel de Horizon 2020-werkprogramma’s van de Commissie een algemene verwijzing naar stroomafwaartse synergieën omvatten, waren dergelijke verwijzingen zelden te vinden in de specifieke oproepen voor projectvoorstellen van Horizon 2020. Evenzo voorzag slechts een klein aantal Horizon 2020-projecten in de mogelijkheid om stroomafwaartse synergieën met de ESIF tot stand te brengen (zie de paragrafen 64-67).

Aanbeveling 3 — Breid het gebruik van stroomafwaartse synergieën uit

Om het gebruik van stroomafwaartse synergieën uit te breiden, moet de Commissie:

  1. de beheersautoriteiten ondersteunen bij het ontwerpen en uitvoeren van maatregelen voor de totstandbrenging van stroomafwaartse synergieën met Horizon 2020- en Horizon Europa-projecten;
  2. bij de nationale en regionale autoriteiten (beheersautoriteiten en andere autoriteiten) overheidsopdrachten voor innovatie bevorderen op basis van de resultaten van door het kaderprogramma gefinancierde onderzoeksprojecten;
  3. bij de begunstigden van Horizon Europa het potentieel van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling voor de inzet en commercialisering van hun projectresultaten bevorderen, in voorkomend geval in overeenstemming met strategieën voor slimme specialisatie.

Streefdatum voor de uitvoering: eind 2024

90 We constateerden dat voor de vijf OP’s uit de steekproef de regelingen ter ondersteuning van projecten die het Excellentiekeurmerk hadden gekregen, in beperkte mate werden toegepast. Dit was deels toe te schrijven aan het feit dat de operationele programma’s niet altijd regelingen omvatten ter ondersteuning van Excellentiekeurmerkprojecten, en deels aan een gebrek aan afstemming van de staatssteunregels. Daarnaast werd gestructureerde en alomvattende informatie over de projecten waaraan het Excellentiekeurmerk was toegekend niet stelselmatig beschikbaar gesteld aan de beheersautoriteiten. De Commissie beschikt zelf niet over volledige informatie over het aantal door de ESIF gefinancierde projecten waaraan het Excellentiekeurmerk was toegekend (zie de paragrafen 68-77).

Aanbeveling 4 — Verbeter de informatiestroom over projecten die het Excellentiekeurmerk hebben gekregen

De Commissie moet alle beheersautoriteiten regelmatig gegevens verstrekken over projectvoorstellen in hun lidstaat of regio die het Excellentiekeurmerk hebben gekregen.

Streefdatum voor de uitvoering: eind 2023

Dit verslag werd door kamer IV onder leiding van de heer Mihails Kozlovs, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 11 oktober 2022.

 

Voor de Rekenkamer

Tony Murphy
President

Bijlagen

Bijlage I — Verschillen tussen H2020 en fondsen tot uitvoering van het cohesiebeleid

Criteria H2020 Fondsen tot uitvoering van het cohesiebeleid (Elfpo en EFRO)
Gericht op O&I-excellentie Regionale relevantie en economische transformatie, gebaseerd op S3 ontwikkeld door nationale/regionale autoriteiten.
Beheer Centraal beheer — via een jaarlijkse oproep van de Commissie Gedeeld beheer

In de operationele programma’s zetten de lidstaten uiteen hoe het geld uit de ESIF tijdens de programmeringsperiode moet worden besteed. OP’s kunnen worden opgesteld voor een specifieke regio of voor een thematische doelstelling die geldt voor het hele land. Voor elk OP wijzen de lidstaten een beheersautoriteit aan die verantwoordelijk is voor het beheer en de uitvoering.
Toewijzing van financiële middelen Concurrentie voor middelen op basis van kwaliteit De steun gaat naar waar die het meest nodig is in de EU: de financiële toewijzing per lidstaat is afhankelijk van de positie van elke regio ten aanzien van het gemiddelde EU-bbp per hoofd van de bevolking, d.w.z. minder ontwikkelde regio’s ontvangen meer financiële middelen dan de andere regio’s. Zodra de financiële middelen aan de regio’s, hun OP’s en prioriteiten zijn toegewezen, moeten de ingediende projecten voldoen aan subsidiabiliteitscriteria, onder meer projectkwaliteit.
Type projecten en begunstigden Voornamelijk transnationale projecten en consortia Voornamelijk afzonderlijke begunstigden of belanghebbenden in hetzelfde land/dezelfde regio (uitzondering: projecten in het kader van grensoverschrijdende of interregionale OP’s, opgesteld met het oog op Europese territoriale samenwerking).

Bron: ERK, op basis van informatie van de Commissie.

Bijlage II — Statistieken

Figuur 7 — Verdeling van voor O&I vastgelegde H2020 en ESIF (2014-2020) per lidstaat in % (per 31.12.2021)

Bron: ERK, op basis van gegevens van de Commissie.

Figuur 8 — Vastgelegde H2020- en ESI-fondsen (per 31.12.2021)

Bron: ERK, op basis van gegevens van de Commissie.

Bijlage III — Methodologie

Onze controle was gebaseerd op de volgende methodologie:

  1. onderzoek aan de hand van openbare stukken en interne documenten van de Commissie zoals wetteksten, richtsnoeren en evaluaties;
  2. een statistische analyse van gegevens uit een reeks bronnen: CORDA, H2020-dashboard, Eurostat en gegevens over door de ESIF gecofinancierde projecten;
  3. tekstmininganalyse, bestaande uit:

    1. identificatie van in de tekstmininganalyse te gebruiken parameters (woorden en uitdrukkingen), zoals strategie voor slimme specialisatie; ESIF of Interreg;
    2. analyse van de meest recente H2020-werkprogramma’s (2018-2020) waarin de in (i) aangegeven woorden en uitdrukkingen worden gebruikt;
    3. uitvoerige analyse van een willekeurige steekproef van H2020-werkprogramma’s (elf werkprogramma’s) om specifieke verwijzingen naar synergieën te identificeren in de onder (ii) verkregen treffers;
  4. tekstmininganalyse van H2020-subsidieovereenkomsten, bestaande uit:

    1. identificatie van H2020-projecten met potentieel voor de totstandbrenging van stroomafwaartse synergieën, d.w.z. projecten die vallen onder het “proof of concept” van de Europese Onderzoeksraad, pijler 2 van H2020 en pijler 3 van H2020 (met uitzondering van gemeenschappelijke ondersteuningsacties). Het resultaat bestond uit 13 603 subsidieovereenkomsten die 38 % van alle H2020-projecten vertegenwoordigden en goed waren voor 63 % van alle vastgelegde financiële middelen van H2020;
    2. identificatie, in samenwerking met personeelsleden van de Commissie, van in de tekstmininganalyse te gebruiken parameters (woorden en uitdrukkingen), zoals cohesiebeleid; strategie voor slimme specialisatie; operationeel programma; ESIF; beheersautoriteit enz.;
    3. een tekstmininganalyse met CORTEX (tekstmininginstrument van de Europese Commissie) van H2020-subsidieovereenkomsten die waren verkregen onder (i) met behulp van de woorden en uitdrukkingen die werden aangegeven onder (ii) om projecten te identificeren waarin verwijzingen naar de ESIF waren opgenomen;
    4. een uitvoerige analyse op basis van een willekeurig gekozen statistisch representatieve steekproef van de populatie (honderd projecten) die waren geïdentificeerd als resultaat van stap (iii), om een onderscheid te maken tussen de projecten waarmee stroomafwaartse synergieën worden nagestreefd en de projecten die andere verwijzingen naar de ESIF bevatten (bijv. eerdere ervaringen van de deelnemers met door de ESIF ondersteunde projecten);
    5. een uitvoerige analyse van de “ERC proof of concept”-projecten (16 projecten) die waren geïdentificeerd in stap (iii) om een onderscheid te maken tussen de projecten waarmee stroomafwaartse synergieën werden nagestreefd en de projecten die ander verwijzingen naar de ESIF bevatten (bijv. eerdere ervaringen van de deelnemers met door de ESIF ondersteunde projecten);
  5. online-enquêtes om de standpunten van nationale belanghebbenden te vergaren. Deze werden verzonden naar:

    • 27 beheersautoriteiten (één per lidstaat) die de OP’s beheerden met de grootste investeringen in O&I per lidstaat, met een responspercentage van 64 %. De OP’s vertegenwoordigden ongeveer 63 % van de totale O&I-uitgaven van de EU die waren vastgelegd in het kader van het EFRO (periode 2014-2020);
    • 78 NCP’s, een representatieve steekproef van willekeurig gekozen NCP’s, met een responspercentage van 67 %;
  6. vragenlijsten en interviews met de Commissie;
  7. vragenlijsten en interviews met deskundigen ter zake;
  8. vragenlijsten en videoconferenties voor feitencontrole met beheersautoriteiten en NCP’s, alsmede een analyse van een steekproef van S3 en bijbehorende OP’s van vijf lidstaten (Kroatië, Portugal, Polen, Roemenië en Slovenië). Wij selecteerden deze landen op basis van hun O&I-prestaties, de beschikbaarheid van ESIF voor O&I en hun deelname aan H2020.

Tabel 3 — Steekproef van OP’s

Lidstaat Operationeel programma EFRO-bedrag van gepland O&I (miljoen EUR) EFRO-vastleggingen voor O&I per einde 2021 (miljoen EUR)
Kroatië 2014HR16M1OP001 760 984
Polen 2014PL16RFOP001 7 476 11 545
Portugal 2014PT16M3OP001 1 512 3 475
Roemenië 2014RO16RFOP001 780 1 011
Slovenië 2014SI16MAOP001 500 843
  Totaal 11 027 17 858

Bron: ERK, op basis van gegevens van de Commissie.

De geselecteerde OP’s zijn goed voor 34 % van de EFRO-investeringen in O&I (2014-2020). De relevante interventiecodes, zoals aangegeven door DG REGIO, zijn:

  • 002 — Onderzoeks-en innovatieprocessen in grote bedrijven;
  • 056 — Investeringen in kmo’s die rechtstreeks verband houden met O&I-activiteiten;
  • 057 — Investeringen in grote bedrijven die verband houden met O&I-activiteiten;
  • 058 — Infrastructuur voor onderzoek en innovatie (met overheidssteun);
  • 059 — Infrastructuur voor O&I (particulier);
  • 060 — O&I-activiteiten in openbare onderzoekscentra;
  • 061 — O&I-activiteiten in particuliere onderzoekscentra;
  • 062 — Technologieoverdracht en samenwerking tussen universiteiten en kmo’s;
  • 063 — Steun voor clusters en bedrijfsnetwerken;
  • 064 — O&I-processen in kmo’s;
  • 065 — O&I-processen, technologieoverdracht en samenwerking.

Bijlage IV — Synergieën in verordeningen van de EU: 2014-2020 t.o.v. 2021-2027

Tabel 4 — Synergiemechanismen in de verordening gemeenschappelijke bepalingen, periode 2014-2020 en periode 2021-2027

Synergiemechanismen Verordening gemeenschappelijke bepalingen 2014-2020 Verordening gemeenschappelijke bepalingen MFK 2021-2027
algemeen Inhoud van de partnerschapsovereenkomst:

De partnerschapsovereenkomst moet regelingen omvatten om een doelmatige uitvoering van de ESIF te waarborgen. Deze regelingen moeten zorgen voor coördinatie tussen de ESIF en andere financieringsinstrumenten van de EU en de lidstaten, alsook met financiering van de EIB. (artikel 15, lid 1, punt b, i))

Subsidiabiliteit:

Voor een concrete actie mag steun uit een of meer ESIF/programma’s en uit andere instrumenten van de EU worden ontvangen op voorwaarde dat voor een uitgavenpost geen steun wordt ontvangen uit een ander programma/fonds/instrument van de EU. (artikel 65, lid 11, GB-verordening)

De afstemming van kostenmodellen (schalen van eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages) voor overeenkomstige kosten en voor soortgelijke concrete acties en begunstigden in het kader van H2020 en andere EU-programma’s is mogelijk (artikel 67, lid 5, punt b, en artikel 68, lid 1, punt c).
EU-begrotingsinvesteringen:

Om een maximale meerwaarde van uit de EU-begroting gefinancierde investeringen te genereren, moet naar synergie worden gestreefd, met name tussen de EU-fondsen en direct beheerde instrumenten, [...]. Die synergie moet tot stand komen door middel van belangrijke gebruikersvriendelijke mechanismen (bijv. de erkenning van vaste percentages voor subsidiabele kosten van Horizon Europa en gecombineerde financiering uit verschillende EU-instrumenten in dezelfde concrete actie indien dubbele financiering wordt vermeden). In deze verordening moeten derhalve regels worden opgenomen voor de aanvullende financiering uit EU-fondsen (overweging 49).
Excellentiekeurmerk   De synergie tussen de EU-fondsen en rechtstreeks beheerde instrumenten moet worden geoptimaliseerd. Het verlenen van steun voor concrete acties waaraan reeds een Excellentiekeurmerk is toegekend of die worden medegefinancierd door Horizon Europa, met een bijdrage uit de EU-fondsen, moet worden vergemakkelijkt. Omstandigheden die reeds op Unieniveau zijn beoordeeld moeten niet opnieuw worden beoordeeld indien de activiteiten voldoen aan de in de GB-verordening vastgelegde vereisten (overweging 61).

“Excellentiekeurmerk” betekent “het door de Commissie ten aanzien van een voorstel toegekend kwaliteitskeurmerk, waaruit blijkt dat het voorstel dat in het kader van een oproep tot het indienen van voorstellen uit hoofde van een instrument van de Unie is beoordeeld, geacht wordt te voldoen aan de minimumkwaliteitseisen van dat instrument van de Unie, maar bij gebrek aan beschikbare begrotingsmiddelen voor die oproep tot het indienen van voorstellen niet kon worden gefinancierd, en steun zou kunnen ontvangen uit andere Unie- of nationale financieringsbronnen” (artikel 2, punt 45)).

Voor concrete acties waaraan een Excellentiekeurmerk is toegekend of die zijn geselecteerd in het kader van een door Horizon Europa medegefinancierd programma, kan de beheersautoriteit:

  • besluiten rechtstreeks uit het EFRO of het ESF+ steun te verstrekken, op voorwaarde dat die concrete acties voldoen aan de in de GB-verordening vermelde vereisten;
  • op die concrete acties de categorieën, maximumbedragen en methoden voor de berekening van de subsidiabele kosten toepassen die conform het betrokken Unie-instrument zijn vastgesteld (artikel 73, lid 4, GB-verordening).
Overdracht   De lidstaten moeten over voldoende flexibiliteit beschikken bij de uitvoering van hun toewijzingen in gedeeld beheer; het moet mogelijk zijn bepaalde niveaus van financiering over te dragen tussen de fondsen onderling en tussen instrumenten in gedeeld beheer en direct of indirect beheerde instrumenten (overweging 19).

Overdracht van middelen (artikel 26, leden 1-9, van de GB-verordening)

  • De lidstaten kunnen verzoeken om de overdracht van maximaal 5 % van de initiële nationale toewijzing van elk fonds naar een ander instrument in direct of indirect beheer.

    De lidstaten kunnen in de partnerschapsovereenkomst of in het verzoek tot wijziging van een programma verzoeken om de overdracht van maximaal 5 % van de initiële nationale toewijzing van elk fonds naar een of meer andere fondsen.

    De lidstaten kunnen eveneens verzoeken om een aanvullende overdracht van maximaal 20 % van de initiële nationale toewijzing per fonds tussen het EFRO, het ESF+ of het Cohesiefonds binnen de totale middelen van de lidstaat in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei”. De lidstaten met een gemiddeld totaal werkloosheidspercentage voor de periode 2017-2019 van minder dan 3 % kunnen om een dergelijke aanvullende overdracht van maximaal 25 % van de initiële nationale toewijzing verzoeken.
  • Na overleg met de betrokken lidstaat weigert de Commissie een verzoek om overdracht in de betrokken programmawijziging: i) indien een dergelijke overdracht een risico zou inhouden voor het bereiken van de doelstellingen van het programma van waaruit de middelen worden overgedragen; en ii) indien de lidstaat de overdracht niet afdoende heeft gemotiveerd.
  • Indien de Commissie geen juridische verbintenis in direct of indirect beheer is aangegaan, kunnen de overeenkomstige niet-vastgelegde middelen weer worden overgedragen naar het fonds van waaruit zij oorspronkelijk zijn overgedragen en aan een of meer programma’s zijn toegewezen.
Cumulatieve financiering   Voor een concrete actie mag steun worden ontvangen uit een of meer fondsen/programma’s/EU-instrumenten. In dat geval mogen uitgaven die worden gedeclareerd in een betalingsaanvraag voor een van de fondsen, niet worden gedeclareerd voor een van de onderstaande vormen van steun:

  1. steun uit een ander fonds of instrument van de Unie, of
  2. steun uit hetzelfde fonds in het kader van een ander programma.
(artikel 63, lid 9).
Gecombineerde financiering / Partnerschappen   Programma-autoriteiten — intermediaire instantie

Indien een programma voorziet in steun uit het EFRO of het ESF+ voor een programma dat wordt medegefinancierd door Horizon Europa, moet de beheersautoriteit van het desbetreffende programma de intermediaire instantie (de instantie die het door Horizon Europa medegefinancierde programma uitvoert) aanwijzen (artikel 71, lid 5).

Selectie van concrete actie door de beheersautoriteit

Voor concrete acties waaraan een Excellentiekeurmerk is toegekend of die zijn geselecteerd in het kader van een door Horizon Europa medegefinancierd programma, kan de beheersautoriteit besluiten rechtstreeks uit het EFRO of het ESF+ steun te verstrekken, op voorwaarde dat die concrete acties voldoen aan de in de GB-verordening vermelde vereisten.

De beheersautoriteiten mogen op die concrete acties de maximumbedragen en methoden voor de berekening van de subsidiabele kosten toepassen die conform het betrokken Unie-instrument zijn vastgesteld.

Bron: ERK.

Tabel 5 — Synergiemechanismen in de kaderprogramma’s: voor de perioden 2014-2020 en 2021-2027

Synergiemechanismen H2020-verordening 2014-2020 Horizon Europa-verordening 2021-2027
Synergieën met andere programma’s Er moeten synergieën worden ontwikkeld en vergroot met H2020 en andere EU-programma’s en het cohesiebeleid. Deze kunnen ook de vorm aannemen van publieke partnerschappen met regionale, nationale en internationale programma’s die O&I ondersteunen (overwegingen 18, 32, 33, 39, 41).

Synergieën met de ESIF

H2020 zal bijdragen tot het dichten van de kloof op het gebied van O&I in de EU, door synergie met de ESIF te bevorderen. Waar mogelijk moet gebruik worden gemaakt van cumulatieve financiering (artikel 21).
Er zijn meer en concrete synergieën tussen de verschillende financieringsinstrumenten van de Unie nodig (overweging 33).

In het kader van Horizon Europa moet worden gestreefd naar synergie met andere programma’s van de Unie, gaande van het ontwerp en de strategische planning, de selectie van de projecten, het beheer, de communicatie en de verspreiding en exploitatie van de resultaten, tot de monitoring, auditing en governance van het programma. Synergie moet de zo groot mogelijke harmonisatie van de regels, met inbegrip van de regels inzake subsidiabiliteit van de kosten, bewerkstelligen. Synergie moet kunnen worden gestimuleerd, met name door alternatieve, gecombineerde, cumulatieve financiering en overdracht van middelen (overweging 34).
Algemeen   Strategische planning en uitvoering en vormen van EU-financiering

Strategische planning moet voor afstemming op andere relevante programma’s van de Unie en samenhang met prioriteiten en toezeggingen van de Unie zorgen en moet complementariteit en synergieën met nationale en regionale financieringsprogramma’s en -prioriteiten vergroten, waardoor de Europese Onderzoeksruimte (EOR) wordt versterkt (artikel 6).

Beginselen van het Horizon Europa-programma

Het Horizon Europa-programma wordt uitgevoerd in synergie met andere programma’s van de Unie, waarbij naar maximale administratieve vereenvoudiging wordt gestreefd (artikel 7, lid 7).

Missies

Missies halen op transparante wijze voordeel uit synergieën met andere Unieprogramma’s en met nationale en waar toepasselijk regionale innovatie-ecosystemen (artikel 8, lid 4).

Alternatieve, gecombineerde en cumulatieve financiering en overdrachten van middelen

Horizon Europa wordt uitgevoerd in synergie met andere programma’s van de Unie, overeenkomstig het in artikel 7, lid 7, geformuleerde beginsel (artikel 15, lid 1).
Activiteiten Doelstellingen en activiteiten

Delen I tot en met III: specifieke doelstellingen

Deelname verbreden: De activiteiten worden erop gericht de kloof in Europa op het gebied van O&I te helpen dichten door synergie met de ESIF te bevorderen en door middel van specifieke maatregelen om excellentie in regio’s met een achterstand op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie (OOI) te ontsluiten en aldus de participatie in het kader van Horizon 2020 te verruimen en bij te dragen tot de totstandbrenging van een EOR.

Industrieel leiderschap: de uitvoeringsstructuur van H2020 ter ondersteuning van ontsluitende technologieën (key enabling technologies — KET’s) en sectoroverschrijdende KET-activiteiten moet zorgen voor synergie en doeltreffende coördinatie met onder meer de maatschappelijke uitdagingen. Daarnaast zal er, waar dat passend is, worden gestreefd naar synergie tussen KET-activiteiten en de activiteiten in het kader van het cohesiebeleid voor 2014-2020.

Deel IV — Specifieke doelstelling: Excellentie verspreiden en deelname verbreden
BIJLAGE I — Activiteiten op hoofdlijnen

Europese innovatie-ecosystemen De activiteiten moeten worden uitgevoerd in synergie met onder meer de steun van het EFRO voor innovatieve ecosystemen en interregionale partnerschappen in verband met slimme specialisatie.

BIJLAGE III — Europese partnerschappen

Zorg dragen voor coherentie en synergie van het Europees Partnerschap binnen het O&I-landschap in de Unie waarbij de regels van het programma zo strikt mogelijk gevolgd worden — bij de selectie en uitvoering.

BIJLAGE IV — Synergie met andere programma’s van de Unie

In bijlage IV is een niet-uitputtende lijst van synergieën met andere programma’s van de Unie, met inbegrip van de cohesiefondsen, opgenomen.

Bron: ERK.

Tabel 6 — Algemene groepsvrijstellingsverordening voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten 2014 vergeleken met 2021

Synergiemechanismen Algemene groepsvrijstellingsverordening 2014 Algemene groepsvrijstellingsverordening 2021
  Artikel 25 GB-verordening betreffende steun voor O&O-projecten De nieuwe artikelen 25 bis tot en met 25 quinquies GB-verordening
Algemeen   Uitbreiding van het toepassingsgebied van vrijstellingen die de lidstaten toelaat bepaalde steunmaatregelen uit te voeren zonder voorafgaande aanmelding of controle door de Commissie.

Steun die door de nationale autoriteiten wordt verleend voor projecten die worden gefinancierd uit bepaalde centraal beheerde EU-programma’s in het kader van het MFK:
Excellentiekeurmerk   Steun voor OO&I-projecten waaraan het kwaliteitslabel “Excellentiekeur” is toegekend in het kader van H2020 of Horizon Europa (artikel 25 bis)

Steun aan kmo’s ten behoeve van O&O-projecten en haalbaarheidsstudies waaraan in het kader van het H2020- of het Horizon Europa-programma het Excellentiekeurmerk is toegekend, is verenigbaar met de interne markt en is van de aanmeldingsverplichting vrijgesteld.

De in aanmerking komende activiteiten van de gesteunde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten of haalbaarheidsstudies zijn die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma, met uitsluiting van activiteiten die verder gaan dan experimentele ontwikkelingsactiviteiten.

De categorieën, maximumbedragen en methoden voor de berekening van in aanmerking komende kosten van de gesteunde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten of haalbaarheidsstudies zijn die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma.

Het maximale steunbedrag beloopt ten hoogste 2,5 miljoen EUR per kmo per O&O-project of haalbaarheidsstudie.

De totale overheidsfinanciering voor elk O&O-project of elke haalbaarheidsstudie mag niet hoger zijn dan het financieringspercentage dat volgens de regels van het H2020- of het Horizon Europa-programma voor dat O&O-project of die haalbaarheidsstudie is vastgesteld (artikel 25 bis GB-verordening).

Marie Skłodowska-Curie-acties en “ERC Proof of concept”-acties waaraan het Excellentiekeurmerk is toegekend   Steun voor Marie Skłodowska-Curie-acties en “ERC proof of concept”-acties (artikel 25 ter)

De categorieën, maximumbedragen en methoden voor de berekening van in aanmerking komende kosten van de gesteunde actie zijn die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma. De totale overheidsfinanciering voor elke gesteunde actie mag niet hoger zijn dan het maximale steunniveau dat in het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma is bepaald.
Steun vervat in gecofinancierde onderzoeksprojecten   Steun voor gecofinancierde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten of haalbaarheidsstudies (met inbegrip van onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten die worden uitgevoerd in het kader van een geïnstitutionaliseerd Europees partnerschap op basis van artikel 185 of artikel 187 van het Verdrag, of een cofinancieringsactie voor programma’s. Deze O&O-projecten of haalbaarheidsstudies worden door ten minste drie lidstaten, of twee lidstaten en ten minste één geassocieerd land, uitgevoerd en ze worden geselecteerd op basis van de evaluatie en rangschikking van onafhankelijke deskundigen na transnationale oproepen tot inschrijving volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma. De steun moet verenigbaar zijn met de interne markt [...] mits de in de verordening vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.

De in aanmerking komende activiteiten van de gesteunde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten of haalbaarheidsstudies zijn die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma, met uitsluiting van activiteiten die verder gaan dan experimentele ontwikkelingsactiviteiten.

De categorieën, maximumbedragen en methoden voor de berekening van in aanmerking komende kosten zijn die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma.

De totale overheidsfinanciering is niet hoger dan het financieringspercentage dat voor het onderzoeks- en ontwikkelingsproject of de haalbaarheidsstudie is vastgesteld na de selectie, rangschikking en evaluatie volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma.
Teamvormingsacties   Steun voor gecofinancierde teamvormingsacties waarbij ten minste twee lidstaten betrokken zijn en die op basis van de evaluatie en rangschikking van onafhankelijke deskundigen zijn geselecteerd na transnationale oproepen tot inschrijving volgens de regels van het H2020- of het Horizon Europa-programma, is verenigbaar met de interne markt.

De in aanmerking komende activiteiten van de gecofinancierde teamvormingsacties zijn die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma. Activiteiten die verder gaan dan experimentele ontwikkelingsactiviteiten, zijn uitgesloten.

De categorieën, maximumbedragen en methoden voor de berekening van in aanmerking komende kosten zijn die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma. Daarnaast komen kosten voor investeringen in projectgerelateerde materiële en immateriële activa in aanmerking.

De totale overheidsfinanciering is niet hoger dan het financieringspercentage dat voor de teamvormingsactie is vastgesteld na de selectie, rangschikking en evaluatie volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma.

Bron: ERK.

Acroniemen en afkortingen

CORDIS: Informatiedienst voor communautair onderzoek en ontwikkeling (Community Research and Development Information Service)

CORTEX: Core Text Mining

DG REGIO: directoraat-generaal Regionaal Beleid en Stadsontwikkeling van de Commissie

DG RTD: directoraat-generaal Onderzoek en Innovatie van de Commissie

EFRO: Europees Fonds voor regionale ontwikkeling

EIC: Europese Innovatieraad (European Innovation Council)

ERC: Europese Onderzoeksraad (European Research Council)

H2020: Horizon 2020

JRC: Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (Joint Research Centre)

Kmo: kleine of middelgrote onderneming

KP: kaderprogramma

NCP: nationaal contactpunt

O&I: onderzoek en innovatie

OP: operationeel programma

S3: strategie voor slimme specialisatie

SoE: Excellentiekeurmerk (Seal of Excellence)

Woordenlijst

Beheersautoriteit: de nationale, regionale of lokale overheids- (of particuliere) instantie die door een lidstaat is aangewezen voor het beheer van een door de EU gefinancierd programma.

Direct beheer: beheer van een EU-fonds of -programma door de Commissie alleen, in tegenstelling tot gedeeld beheer of indirect beheer.

Europa 2020-strategie: de tienjarenstrategie van de EU die in 2010 is gestart om groei te bevorderen en werkgelegenheid te scheppen.

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling: EU-fonds dat de economische en sociale cohesie in de EU versterkt door de financiering van investeringen die ongelijkheden tussen regio’s verkleinen.

Europese Innovatieraad: het vlaggenschipprogramma voor innovatie van de EU dat bedoeld is om baanbrekende technologieën en innovaties vast te stellen, te ontwikkelen en op te schalen.

Europese Onderzoeksraad: EU-orgaan dat is opgericht ter ondersteuning van innovatief onderzoek van de wetenschappelijke gemeenschap in alle domeinen.

Europese partnerschappen: initiatief waarbij de Europese Commissie samenwerkt met particuliere en/of institutionele partners uit de lidstaten om gezamenlijke ondersteuning te verlenen aan onderzoeks- en innovatieactiviteiten.

Europese structuur- en investeringsfondsen: de vijf belangrijkste EU-fondsen, die samen de economische ontwikkeling in de hele EU ondersteunen: het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij.

Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek: de dienst van de Commissie op het gebied van wetenschap en kennis, die wetenschappelijk advies en ondersteuning biedt ten behoeve van EU-beleid.

Interreg: kader voor interregionale, grensoverschrijdende en transnationale samenwerking, waarmee beleidsuitwisselingen en de uitvoering van gezamenlijk optreden worden begeleid.

Nationaal contactpunt: entiteit die is opgericht en wordt gefinancierd door de regering van een EU-lidstaat of een ander geassocieerd land om aanvragers en begunstigden in het kader van Horizon 2020 of Horizon Europa steun en begeleiding in het land te bieden.

Operationeel programma: kader voor de uitvoering van door de EU gefinancierde cohesieprojecten in een bepaalde periode dat de prioriteiten en doelstellingen weergeeft die zijn vastgelegd in partnerschapsovereenkomsten tussen de Commissie en de afzonderlijke lidstaten.

Strategie voor slimme specialisatie: nationale of regionale strategie waarin prioriteiten worden gesteld voor het opbouwen van concurrentievoordeel door de sterke punten van onderzoek en innovatie te ontwikkelen en af te stemmen op de behoeften van het bedrijfsleven en convergentie in innovatieprestaties tot stand te brengen.

Teamvorming: verbredingsmaatregel aan de hand waarvan vooraanstaande wetenschappelijke instellingen worden verbonden met lidstaten en regio’s die het minder goed doen op het gebied van onderzoek en innovatie door in gastregio’s excellentiecentra op te richten of te verbeteren.

Toewijzing van financiering op basis van excellentie: toewijzing op basis van vergelijkende oproepen tot het indienen van voorstellen en door middel van onafhankelijke, op verdiensten gebaseerde collegiale toetsing, waarbij alleen de beste projecten worden geselecteerd zonder rekening te houden met geografische spreiding.

Vastlegging: een in de begroting gereserveerd bedrag om een specifieke uitgavenpost te financieren, zoals een contract of subsidieovereenkomst.

Verbredingsmaatregel: specifieke maatregel om bij te dragen aan de capaciteitsopbouw, vooraanstaande onderzoeksinstellingen te verbinden met EU-regio’s die minder goed presteren op het gebied van onderzoek en innovatie en deskundige beleidsondersteuning te verstrekken.

Controleteam

In de speciale verslagen van de ERK worden de resultaten van haar controles van EU-beleid en -programma’s of beheersthema’s met betrekking tot specifieke begrotingsterreinen uiteengezet. Bij haar selectie en opzet van deze controletaken zorgt de ERK ervoor dat deze een maximale impact hebben door rekening te houden met de risico’s voor de prestaties of de naleving, de omvang van de betrokken inkomsten of uitgaven, de verwachte ontwikkelingen en de politieke en publieke belangstelling.

Deze doelmatigheidscontrole werd uitgevoerd door controlekamer IV “Marktregulering en concurrerende economie”, die onder leiding staat van ERK-lid Mihails Kozlovs. De controle werd geleid door ERK-lid Ivana Maletić, ondersteund door Sandra Diering, kabinetschef en Tea Vlainić, kabinetsattaché; Marion Colonerus, hoofdmanager; Juan Antonio Vazquez Rivera, taakleider; Marco Montorio en Katja Mravlak, auditors. Laura Mcmillan verleende taalkundige ondersteuning.

Van links naar rechts: Katja Mravlak, Ivana Maletić, Tea Vlainić, Juan Antonio Vazquez Rivera, Marco Montorio, Sandra Diering, Marion Colonerus.

Voetnoten

1 Verordening (EU) nr. 1291/2013, 33e streepje en artikel 21.

2 Verordening (EU) nr. 1303/2013, bijlage I — 4.3.

3 Enabling synergies between the ESIFs, H2020 and other research, innovation and competitiveness-related Union programmes.

4 Verordening (EU) nr. 1303/2013.

5MLE on National Practices in Widening Participation and Strengthening Synergies”, Europese Commissie, 2018; “Synergies between FPs for Research and Innovation and European Structural and Investment Funds”, Europese Commissie, 2017.

6 Bijlage I, punt 4.3.

7 Overweging 33.

8Maximisation of synergies between the European Structural and Investment Funds and other EU Instruments to attain Europe 2020 Goals”, Onderzoeksdienst van het Europees Parlement, 2016.

9Widening Participation and Strengthening Synergies — Challenge paper topic 5” — Mutual Learning Exercise, Europese Commissie, 2018.

10Capitalisation through coordination across EU funds”, Europese Commissie, 2020.

11Dataset of projects co-funded by the ERDF during the multi-annual financial framework 2014-2020”, Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, 2019.

12 Verordening (EU) nr. 1303/2013, artikel 46, lid 2.

13MLE on National Practices in Widening Participation and Strengthening Synergies”, Europese Commissie, 2018.

14Smart Specialisation: what gets lost in translation from concept to practice?”, Regional Studies Association, 2020; “How ‘smart’ are smart specialisation strategies?”, University Association for Contemporary European Studies, 2020.

15Study on prioritisation in Smart Specialisation Strategies in the EU”, Europese Commissie, 2021.

16 Zie vorige voetnoot.

17Who gets Horizon 2020 research grants? Propensity to apply and probability to succeed in a two-step analysis”, Enger, S.G., Castellacci, F., Scientometrics 109, 1611-1638, 2016.

18 Eindverslag over het project MIRRIS (het mobiliseren van institutionele hervormingen voor betere O&I-systemen/instellingen in Europa), juni 2016.

19 Verordening (EU) 2021/1060, artikel 73.

Contact

EUROPESE REKENKAMER
12, rue Alcide De Gasperi
L-1615 Luxemburg
LUXEMBURG

Tel. +352 4398-1
Inlichtingen: eca.europa.eu/nl/Pages/ContactForm.aspx
Website: eca.europa.eu
Twitter: @EUAuditors

Meer gegevens over de Europese Unie vindt u op internet via de Europaserver (https://europa.eu).

Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2022

PDF ISBN 978-92-847-8943-6 ISSN 1977-575X doi:10.2865/114194 QJ-AB-22-021-NL-N
HTML ISBN 978-92-847-8951-1 ISSN 1977-575X doi:10.2865/477 QJ-AB-22-021-NL-Q

AUTEURSRECHT

© Europese Unie, 2022

Het beleid van de Europese Rekenkamer (ERK) inzake hergebruik is uiteengezet in Besluit nr. 6-2019 van de ERK over het opendatabeleid en het hergebruik van documenten.

Tenzij anders aangegeven (bijv. in afzonderlijke auteursrechtelijke mededelingen), wordt voor inhoud van de ERK die eigendom is van de EU een licentie verleend in het kader van de Creative Commons Attribution 4.0 International (CC BY 4.0)-licentie. Als algemene regel geldt derhalve dat hergebruik is toegestaan mits de bron correct wordt vermeld en eventuele wijzigingen worden aangegeven. De hergebruiker van ERK-inhoud mag de oorspronkelijke betekenis of boodschap niet wijzigen. De ERK is niet aansprakelijk voor mogelijke gevolgen van hergebruik.

Aanvullende toestemming moet worden verkregen indien specifieke inhoud personen herkenbaar in beeld brengt, bijvoorbeeld op foto’s van personeelsleden van de ERK, of werken van derden bevat.

Indien dergelijke toestemming wordt verkregen, wordt de bovengenoemde algemene toestemming opgeheven en zullen beperkingen van het gebruik daarin duidelijk worden aangegeven.

Wilt u inhoud gebruiken of reproduceren die geen eigendom van de EU is, dan dient u de auteursrechthebbende mogelijk rechtstreeks om toestemming te vragen:

Figuren 1 en 3 — iconen: deze figuren zijn ontworpen met behulp van Flaticon.com. © Freepik Company S.L. alle rechten voorbehouden.

Software of documenten waarop industriële-eigendomsrechten rusten, zoals octrooien, handelsmerken, geregistreerde ontwerpen, logo’s en namen, zijn uitgesloten van het beleid van de ERK inzake hergebruik.

De groep institutionele websites van de Europese Unie met de domeinnaam “europa.eu” bevat links naar sites van derden. Aangezien de ERK geen controle heeft over deze sites, wordt u aangeraden kennis te nemen van hun privacy- en auteursrechtbeleid.

Gebruik van het ERK-logo

Het logo van de ERK mag niet worden gebruikt zonder voorafgaande toestemming van de ERK.

HOE NEEMT U CONTACT OP MET DE EU?

Kom langs
Er zijn honderden Europe Direct-centra overal in de Europese Unie. U vindt het adres van het dichtstbijzijnde centrum online (european-union.europa.eu/contact-eu/meet-us_nl).

Bel of schrijf
Europe Direct is een dienst die uw vragen over de Europese Unie beantwoordt. U kunt met deze dienst contact opnemen door:

  • te bellen naar het gratis nummer: 00 800 6 7 8 9 10 11 (bepaalde telecomaanbieders kunnen wel kosten in rekening brengen);
  • te bellen naar het gewone nummer: +32 22999696, of
  • het onlineformulier in te vullen: european-union.europa.eu/contact-eu/write-us_nl

WAAR VINDT U INFORMATIE OVER DE EU?

Online
Informatie over de Europese Unie in alle officiële talen van de EU is beschikbaar op de Europa-website (european-union.europa.eu).

EU-publicaties
U kunt publicaties van de EU bekijken of bestellen op op.europa.eu/nl/publications. Als u meerdere exemplaren van gratis publicaties wenst, neem dan contact op met Europe Direct of uw plaatselijke documentatiecentrum (european-union.europa.eu/contact-eu/meet-us_nl).

EU-wetgeving en aanverwante documenten
Toegang tot juridische informatie van de EU, waaronder alle EU-wetgeving sinds 1951 in alle officiële talen, krijgt u op EUR‑Lex (eur-lex.europa.eu).

Open data van de EU
Het portaal data.europa.eu biedt toegang tot opendatabestanden van de instellingen, organen en agentschappen van de EU. Deze kunnen gratis worden gedownload en hergebruikt, zowel voor commerciële als voor niet-commerciële doeleinden. Het portaal biedt ook toegang tot een grote hoeveelheid databestanden van de Europese landen.