2019 De EU-controle in het kort

Inleiding bij de jaarverslagen 2019 van de Europese Rekenkamer

Voorwoord bij “De EU-controle 2019 in het kort” In “De EU-controle 2019 in het kort” wordt een overzicht gegeven van onze jaarverslagen betreffende 2019 over de algemene EU-begroting en over het Europees Ontwikkelingsfonds waarin we onze betrouwbaarheidsverklaring presenteren over de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Hierin worden ook onze belangrijkste bevindingen uiteengezet in verband met ontvangsten en de belangrijkste uitgaventerreinen in het kader van de EU-begroting en het Europees Ontwikkelingsfonds, alsook bevindingen met betrekking tot het begrotings- en financieel beheer en een follow-up van onze voorgaande aanbevelingen.

De volledige tekst van de verslagen is te vinden op onze website (eca.europa.eu).

De Europese Rekenkamer (ERK) is de onafhankelijke extern controleur van de EU. We waarschuwen voor risico’s, verschaffen zekerheid, wijzen op tekortkomingen en goede praktijken en geven EU-beleidsmakers en -wetgevers advies over de wijze waarop ze EU-beleid en -programma’s beter kunnen beheren. Door middel van ons werk zorgen we ervoor dat EU-burgers weten hoe hun geld wordt uitgegeven.

De publicatie is beschikbaar in 23 talen en in het volgende formaat:
PDF
PDF General Report

Voorwoord van de president

Ons jaarverslag betreffende het begrotingsjaar 2019, het een-na-laatste in de periode 2014‑2020, werd afgerond in een voor de EU en haar lidstaten moeilijke periode. Als de extern controleur van de Europese Unie hebben wij alles in het werk gesteld om sinds de uitbraak van de COVID-19-pandemie de overheidsfinanciën in de EU op doeltreffende wijze te blijven controleren.

Evenals in voorgaande jaren concluderen we dat de EU-rekeningen een getrouw beeld geven van de financiële situatie van de EU. Wij geven een goedkeurend oordeel af over de betrouwbaarheid van de rekeningen over 2019 van de Europese Unie. De ontvangsten voor 2019 waren wettig en regelmatig en bevatten geen fouten van materieel belang.

Het door ons geschatte totale foutenpercentage in de gecontroleerde uitgaven bedraagt 2,7 % voor 2019 (2018: 2,6 %).

Er zijn enkele positieve ontwikkelingen op significante terreinen van de EU-uitgaven. Wanneer we een specifieke beoordeling geven, ligt het foutenpercentage in “Administratie” onder het materialiteitsniveau; wat “Natuurlijke hulpbronnen” betreft, zijn wij van oordeel dat dit gezien ons geschatte foutenpercentage (1,9 %) en ander beschikbaar bewijsmateriaal dicht bij de materialiteitsdrempel ligt. Er moet worden opgemerkt dat de rechtstreekse betalingen, die goed zijn voor 70 % van de uitgaven voor “Natuurlijke hulpbronnen”, aanzienlijk onder de materialiteitsdrempel lagen. Tegelijkertijd vertonen het resterende gedeelte van “Natuurlijke hulpbronnen”, “Cohesie” en “Concurrentievermogen” nog steeds fouten van materieel belang.

Al een aantal jaren hebben we de ontvangsten en uitgaven van de EU gecontroleerd door een onderscheid te maken tussen de begrotingsterreinen waarvoor wij de risico’s voor de wettigheid en regelmatigheid hoog achten, en die waarvoor wij deze laag achten. In de afgelopen drie jaar hebben wij een oordeel met beperking afgegeven ten aanzien van de uitgaven. Volgens internationale controlestandaarden konden we dit doen omdat we van mening waren dat fouten niet van diepgaande invloed waren en voornamelijk beperkt bleven tot uitgaven met een hoog risico.

Door de manier waarop de EU-begroting is samengesteld en zich in de loop van de tijd ontwikkelt, is het aandeel van uitgaven met een hoog risico in de gecontroleerde populatie gestegen van 61 miljard EUR in 2018 tot 66,9 miljard EUR. In 2019 was dit goed voor een aanzienlijk deel, namelijk ongeveer 53 %, van onze controlepopulatie voor 2019. Tegelijkertijd komen er nog steeds fouten van materieel belang voor bij uitgaven met een hoog risico: we schatten het foutenpercentage voor dit soort uitgaven op 4,9 % (2018: 4,5 %). Tegen deze achtergrond geven wij een afkeurend oordeel af ten aanzien van de uitgaven.

In juli 2020 heeft de Europese Raad een politiek akkoord bereikt over het meerjarig financieel kader (MFK) voor 2021‑2027 en het tijdelijk herstelinstrument “NextGenerationEU”. Dit akkoord markeert een historische verschuiving in de financiën van de EU. De EU zal aanzienlijk meer uitgeven dan in de voorgaande zevenjarige periode om de economische en sociale impact van de COVID-19-crisis aan te pakken; in de eerste jaren zullen de EU-betalingen bijna twee keer zo hoog zijn. In deze tijden van crisis is het van essentieel belang dat de EU-uitgaven snel resultaten opleveren en zo de toegevoegde waarde van Europese samenwerking en solidariteit aantonen.

Het wordt dus nog belangrijker dat de financiën van de EU op een gedegen en doeltreffende manier worden beheerd. Dit houdt een grotere verantwoordelijkheid in voor zowel de Commissie als de lidstaten, maar ook voor ons bij de Europese Rekenkamer. De komende jaren zullen wij een actieve en zichtbare rol blijven spelen bij de ondersteuning van verantwoordingsplicht en transparantie voor alle vormen van EU-financiën, waarbij we kijken naar zowel de EU-begroting als de financiële steun die via het instrument “NextGenerationEU” wordt verleend.

Klaus-Heiner LEHNE
President van de Europese Rekenkamer

Algemene resultaten

Belangrijkste bevindingen

Samenvatting van de betrouwbaarheidsverklaring 2019

De ERK geeft een goedkeurend oordeel af over de betrouwbaarheid van de rekeningen over 2019 van de Europese Unie.

De ontvangsten voor 2019 waren wettig en regelmatig en bevatten geen fouten van materieel belang.

Ten aanzien van de uitgaven voor het begrotingsjaar 2019 geven wij een afkeurend oordeel af.

  • Over het geheel genomen was het geschatte foutenpercentage voor de uitgaven van de EU-begroting 2019 2,7 % (2018: 2,6 %). De uitgaven met een hoog risico (voornamelijk in het kader van vergoedingen), die vaak zijn onderworpen aan complexe regels, vertoonden een materieel foutenpercentage van 4,9 % (2018: 4,5 %). Grotendeels als gevolg van een stijging van ”Cohesie” steeg het aandeel van deze uitgavencategorie dit jaar tot 53,1 %, goed voor een aanzienlijk deel van onze controlepopulatie. In tegenstelling tot de voorgaande drie jaar zijn de fouten dan ook van diepgaande invloed, wat de grondslag voor een afkeurend oordeel ten aanzien van de uitgaven vormt.
  • Tekortkomingen in controles achteraf zijn van invloed op de informatie van de Europese Commissie over de regelmatigheid. Dit komt tot uiting in haar schattingen van het “risico bij betaling”, die lager zijn dan onze schattingen van de foutenpercentages voor “Cohesie” en “Concurrentievermogen”. Voor “Natuurlijke hulpbronnen” stemt de door de Commissie gemaakte schatting van het risico bij betaling overeen met onze schatting.
  • Er was in 2019 een aanzienlijke stijging van het aantal betalingsaanvragen voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) in “Cohesie”. Tegelijkertijd verliep in het zesde jaar van het meerjarig financieel kader (MFK) 2014‑2020 het gebruik of de “absorptie” van ESI-fondsen nog steeds trager dan gepland. Dit heeft bijgedragen tot een toename van de niet-afgewikkelde vastleggingen voor de ESI-fondsen.
  • We rapporteren alle gevallen van vermoedelijke fraude die tijdens onze controlewerkzaamheden worden ontdekt aan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF). Er waren 9 van dergelijke gevallen onder de 747 verrichtingen die we voor onze betrouwbaarheidsverklaring 2019 hebben onderzocht.

De volledige tekst van onze jaarverslagen 2019 over de EU-begroting en over de activiteiten gefinancierd uit het achtste, negende, tiende en elfde Europees Ontwikkelingsfonds is te vinden op onze website (eca.europa.eu).

Wat we controleerden

De EU-begroting 2019 in cijfers

Het Europees Parlement en de Raad stellen een jaarlijkse EU-begroting vast binnen het voor een meerjarige periode overeengekomen begrotingskader voor een langere termijn (het “meerjarig financieel kader” of “MFK”). De huidige periode loopt van 2014 tot 2020.

De Commissie draagt de eindverantwoordelijkheid voor het waarborgen van de juiste besteding van de begroting. In 2019 bedroegen de uitgaven in totaal 159,1 miljard EUR, ofwel 2,1 % van de totale algemene overheidsuitgaven in de EU-lidstaten en 1,0 % van het bruto nationaal inkomen in de EU.

Waar komt het geld vandaan?

In totaal bedroegen de ontvangsten voor 2019 163,9 miljard EUR. De EU-begroting wordt met verschillende middelen gefinancierd. Het grootste deel (105,5 miljard EUR) wordt betaald door de lidstaten, en wel naar rato van hun bruto nationaal inkomen (bni). Andere bronnen zijn douanerechten (21,4 miljard EUR), de bijdrage op basis van door de lidstaten geïnde belasting over de toegevoegde waarde (17,8 miljard EUR) en bijvoorbeeld bijdragen en terugbetalingen op grond van overeenkomsten en programma’s van de Europese Unie (12,6 miljard EUR).

Waaraan wordt het geld besteed?

De EU-begroting wordt besteed aan uiteenlopende terreinen, zoals:

  • bevordering van de economische ontwikkeling van structureel zwakkere regio’s;
  • bevordering van innovatie en onderzoek;
  • vervoersinfrastructuurprojecten;
  • opleidingsactiviteiten voor werklozen;
  • landbouw en bevordering van de biodiversiteit;
  • bestrijding van klimaatverandering;
  • grensbeheer;
  • hulp aan buurlanden en ontwikkelingslanden.

Ongeveer twee derde van de begroting wordt uitgegeven onder zogenoemd “gedeeld beheer”, waarbij lidstaten de middelen verdelen, projecten selecteren en de uitgaven van de EU beheren (zoals bijv. in het geval van uitgaven voor “Natuurlijke hulpbronnen” of “Cohesie”).

Onze betrouwbaarheidsverklaring over de EU-begroting

Ieder jaar controleren wij de ontvangsten en uitgaven van de EU en onderzoeken we of de jaarrekening betrouwbaar is en of de onderliggende ontvangsten- en uitgavenverrichtingen voldoen aan de nationale en EU-regels.

Dit werk vormt de basis van onze betrouwbaarheidsverklaring die wij overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) aan het Europees Parlement en de Raad overleggen. We onderzoeken uitgaven wanneer eindontvangers van EU-middelen activiteiten hebben ondernomen of kosten hebben gemaakt, en wanneer de Commissie deze uitgaven heeft aanvaard. In de praktijk betekent dit dat onze populatie van verrichtingen tussentijdse en saldobetalingen omvat. We hebben geen voorfinancieringsbetalingen onderzocht, tenzij deze in 2019 werden verrekend.

Onze controlepopulatie voor 2019 bedroeg 126,1 miljard EUR. Figuur 1 toont de betalingen voor 2019 per MFK-rubriek en de populatie waarop onze controle betrekking had.

Figuur 1

Betalingen en controlepopulatie in 2019

“Natuurlijke hulpbronnen” vormde dit jaar het grootste aandeel van onze totale controlepopulatie (47 %), gevolgd door “Cohesie” (23 %) en “Concurrentievermogen” (13 %).

Zie “Achtergrondinformatie” voor meer informatie over onze controleaanpak en de wijze waarop wij tot ons oordeel over de uitgaven komen.

Wat we constateerden

De EU-rekeningen geven een getrouw beeld

De EU-rekeningen 2019 geven in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de financiële resultaten van de EU en van haar activa en passiva aan het einde van het jaar in overeenstemming met de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector.

We kunnen dus een goedkeurend oordeel afgeven over de betrouwbaarheid van de rekeningen, zoals elk jaar sinds 2007.

De ontvangsten over 2019 zijn wettig en regelmatig

We concluderen dat de ontvangsten geen fouten van materieel belang vertonen. Bovendien onderzochten we ontvangstengerelateerde systemen en beoordeelden we deze over het geheel genomen als doeltreffend, met uitzondering van essentiële interne controles van traditionele eigen middelen (TEM) bij de Commissie en in bepaalde lidstaten, die wij gedeeltelijk doeltreffend achtten. Ook constateerden wij belangrijke tekortkomingen in de controles van de lidstaten ter verkleining van de douanekloof, die om EU-optreden vragen.

Onze schatting van het foutenpercentage voor 2019 is gestegen

Voor de uitgaven als geheel schatten wij dat het foutenpercentage tussen de 1,8 % en 3,6 % ligt. De mediaan van deze bandbreedte, het zogenaamde “meest waarschijnlijke foutenpercentage”, is 2,7 % (zie figuur 2). Dit betekent een toename ten opzichte van de twee voorgaande jaren (2017: 2,4 %, 2018: 2,6 %).

Figuur 2

Geschat foutenpercentage voor de gehele EU-begroting (2015‑2019)

NB:

We hanteren statistische standaardtechnieken om het foutenpercentage te schatten. Wij hebben 95 % zekerheid dat het foutenpercentage in de populatie tussen de onderste en de bovenste foutengrens ligt (zie voor meer informatie hoofdstuk 1, bijlage 1.1 bij het Jaarverslag 2019).

Meer dan de helft van onze controlepopulatie vertoonde fouten van materieel belang

In 2019 stelden we opnieuw vast dat de wijze waarop uitgaven werden gedaan van invloed is op het foutenrisico. In dit verband maken wij onderscheid tussen uitgaven met een hoog risico, voornamelijk betalingen ter vergoeding van kosten, en uitgaven met een laag risico, voornamelijk op rechten gebaseerde betalingen (zie het kader hieronder).

Wat zijn op rechten gebaseerde betalingen en betalingen ter vergoeding van kosten?

De EU-uitgaven worden gekenmerkt door twee soorten uitgaven met verschillende risicopatronen:

  • op rechten gebaseerde betalingen, die worden verricht wanneer begunstigden aan bepaalde (minder complexe) voorwaarden hebben voldaan; deze omvatten beurzen voor studenten en onderzoekers (in het kader van “Concurrentievermogen”), rechtstreekse steun voor landbouwers (“Natuurlijke hulpbronnen”) en salarissen en pensioenen voor EU-ambtenaren (“Administratie”);
  • vergoedingen van kosten waarbij de EU subsidiabele kosten voor subsidiabele activiteiten vergoedt (die gepaard gaan met complexere regels); deze omvatten onderzoeksprojecten (in het kader van “Concurrentievermogen”), investeringen in regionale en plattelandsontwikkeling (“Cohesie” en “Natuurlijke hulpbronnen”) en projecten voor ontwikkelingshulp (“Europa als wereldspeler”).

De meest voorkomende fouten die we aantroffen in de uitgaven met een hoog risico waren:

  • niet-subsidiabele projecten en inbreuken op de internemarktregels (in het bijzonder niet-naleving van de regels inzake overheidsopdrachten) in “Cohesie”;
  • niet-subsidiabele begunstigden, activiteiten of kosten voor ”Plattelandsontwikkeling, marktmaatregelen, milieu, klimaatactie en visserij”, goed voor ongeveer 30 % van de betalingen in het kader van “Natuurlijke hulpbronnen”;
  • niet-subsidiabele kosten voor “Onderzoek”, die goed zijn voor ongeveer 55 % van de betalingen in het kader van “Concurrentievermogen”, en
  • niet-naleving van de regels inzake overheidsopdrachten, onregelmatige procedures voor de toekenning van subsidies, ontbreken van bewijsstukken en niet-subsidiabele kosten in “Europa als wereldspeler”.

In 2019 zijn de uitgaven met een hoog risico gestegen ten opzichte van de voorgaande drie jaar en vormden zij het grootste deel (53 %) van onze controlepopulatie. Deze toename is grotendeels toe te schrijven aan een toename van 4,8 miljard EUR in onze controlepopulatie voor “Cohesie”. Het geschatte foutenpercentage voor uitgaven met een hoog risico bedraagt 4,9 % (2018: 4,5 %).

Het meest waarschijnlijke foutenpercentage voor uitgaven met een laag risico (dat goed was voor de resterende 47 % van onze controlepopulatie en voornamelijk op rechten gebaseerde betalingen omvatte) lag onder onze materialiteitsdrempel van 2 % (zie figuur 3).

Figuur 3

Foutenpercentages weerspiegelen het risiconiveau

Figuur 4 bevat een vergelijking van de geschatte foutenpercentages op de verschillende uitgaventerreinen tussen 2015 en 2019. Meer informatie over de resultaten wordt verstrekt in het hoofdstuk “De ontvangsten- en uitgaventerreinen nader bekeken” en in de desbetreffende hoofdstukken van ons Jaarverslag 2019.

Figuur 4

De door ons geschatte foutenpercentages voor geselecteerde EU-uitgaventerreinen (2015‑2019)

NB:

Het geschatte foutenpercentage is gebaseerd op de kwantificeerbare fouten die we tijdens onze werkzaamheden vaststelden, met name door toetsing van een steekproef van verrichtingen. We gebruiken statistische standaardtechnieken om deze steekproef te trekken en om het foutenpercentage te schatten (zie hoofdstuk 1, bijlage 1.1 bij het Jaarverslag 2019).

Vergelijking tussen het door de Commissie en het door ons geschatte foutenpercentage

Elk directoraat-generaal (DG) van de Commissie stelt een jaarlijks activiteitenverslag op. Dit omvat een verklaring waarin de directeur-generaal zekerheid geeft dat het verslag een getrouw beeld geeft van de financiële informatie en dat de verrichtingen onder zijn/haar verantwoordelijkheid wettig en regelmatig zijn. Daartoe verstrekten alle DG’s schattingen van de foutenpercentages in hun uitgaven.

Voor de MFK-rubrieken waarvoor we een specifieke beoordeling geven, hebben we de schattingen van de Commissie vergeleken met onze eigen geschatte foutenpercentages.

Uit de vergelijking blijkt dat de cijfers van de Commissie onder onze schattingen voor “Concurrentievermogen” en ”Cohesie” liggen. Dit weerspiegelt de tekortkomingen die we hebben vastgesteld bij controles achteraf, die een cruciaal onderdeel van het controlesysteem vormen. We rapporteren meer in detail over deze tekortkomingen in de delen die betrekking hebben op de verschillende MFK-rubrieken.

Over het geheel genomen is de schatting door de Commissie van het risicobedrag bij betaling voor 2019 2,0 %. Dit ligt aan de ondergrens van de bandbreedte van onze eigen schattingen van het foutenpercentage (tussen 1,8 %-3,6 %).

We meldden negen gevallen van vermoedelijke fraude aan OLAF

Een fraudeur is iemand die een document vervalst of informatie verborgen houdt om een financieel of ander economisch voordeel te verkrijgen. Onze schatting van het foutenpercentage in de EU-begroting is derhalve geen graadmeter voor fraude, ondoelmatigheid of verspilling. Het is veeleer een schatting van het geld dat niet overeenkomstig de toepasselijke regels en voorschriften werd gebruikt en derhalve niet had mogen worden uitbetaald.

We melden alle tijdens onze controlewerkzaamheden gerezen vermoedens van fraude aan OLAF, het bureau voor fraudebestrijding van de EU, dat vervolgens beslist of het deze zaken, in voorkomend geval in samenwerking met de nationale gerechtelijke autoriteiten, onderzoekt en er follow-up aan geeft. Van de 747 voor onze betrouwbaarheidsverklaring 2019 onderzochte verrichtingen verwezen we in 2019 9 gevallen van vermoedelijke fraude naar OLAF, wat vergelijkbaar is met het aantal gemelde gevallen in voorgaande jaren. Voor vijf van deze gevallen heeft OLAF onderzoeken ingesteld. In vier gevallen besloot OLAF dit niet te doen.

Wilt u meer weten? Alle informatie over de belangrijkste bevindingen is te vinden in hoofdstuk 1 van ons Jaarverslag 2019. De volledige tekst van ons jaarverslag is te vinden op onze website (eca.europa.eu).

Begrotings- en financieel beheer in 2019

De beschikbare begroting is bijna volledig uitgevoerd

De verordening inzake het MFK stelt maximumbedragen vast voor elk van de zeven jaren van het MFK (de “MFK-maxima”). Voor nieuwe financiële verplichtingen van de EU (vastleggingskredieten) en betalingen die uit de EU-begroting kunnen worden gedaan (betalingskredieten) zijn verschillende maxima vastgesteld.

Figuur 5

De begrotingsuitvoering in 2019

In 2019 werden de vastleggingskredieten bijna volledig benut: 165,2 miljard EUR van de definitieve begroting van 166,2 miljard EUR (99,4 %). Zoals toegestaan op grond van artikel 3, lid 2, van de verordening inzake het MFK overschrijden deze kredieten en het gebruik ervan het MFK-maximum (164,1 miljard EUR) enigszins. Dit was voornamelijk toe te schrijven aan het gebruik van speciale instrumenten (zoals de reserve voor noodhulp, het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, het flexibiliteitsinstrument, het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, de marge voor onvoorziene uitgaven, de specifieke flexibiliteit voor het bestrijden van de werkloosheid onder jongeren en voor onderzoeksbevordering, en de overkoepelende marge voor toezeggingen).

In 2019 was overeenkomstig het MFK-maximum 166,7 miljard EUR beschikbaar voor betalingskredieten en 148,5 miljard EUR volgens de definitieve begroting van de begrotingsautoriteit. Het uitbetaalde bedrag beliep 146,2 miljard EUR, 19 miljard EUR minder dan het vastgelegde bedrag.

Aanhoudende toename van niet-afgewikkelde vastleggingen

De niet-afgewikkelde vastleggingen bleven toenemen tot 298,0 miljard EUR aan het einde van 2019 (zie figuur 6). In 2019 kwamen zij overeen met 2,7 jaar aan vastleggingskredieten, een stijging ten opzichte van de 2,3 jaar in 2012, het overeenkomstige jaar van het voorgaande MFK. De twee belangrijkste redenen voor het historisch hoge niveau van niet-afgewikkelde vastleggingen zijn dat de vastleggingskredieten de betalingskredieten systematisch overschrijden en dat de betalingsbehoeften worden uitgesteld tot het volgende MFK, voornamelijk als gevolg van de vertragingen bij de uitvoering van de ESI-fondsen.

Figuur 6

Niet-afgewikkelde vastleggingen aan het einde van het jaar (2007‑2019)

Tragere absorptie van ESI-fondsen dan in het kader van het voorgaande MFK

Eind 2019 bleef het percentage van de cumulatieve absorptie uit de ESI-fondsen lager dan in het kader van het voorgaande MFK: slechts 40 % van de totale toewijzingen uit de ESI-fondsen (465 miljard EUR) voor het huidige MFK was uitbetaald, tegen 46 % eind 2012, het overeenkomstige jaar van het voorgaande MFK. Van slechts negen lidstaten waren de absorptiepercentages in het kader van het huidige MFK hoger dan in het kader van het voorgaande MFK (zie figuur 7).

Figuur 7

Absorptiepercentage per lidstaat — 2019 t.o.v. 2012

Minder dan een vijfde van de EU-steun via financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer had de eindontvangers bereikt

Financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer (Financial Instruments under Shared Management, FISM’s) zijn een middel waarmee financiële steun wordt verstrekt uit de EU-begroting (leningen, garanties en investeringen in eigen vermogen). In totaal is 16,9 miljard EUR uit de ESI-fondsen in het kader van het MFK 2014‑2020 vastgelegd voor dergelijke instrumenten (zie figuur 8). Begin 2019 was 7,0 miljard EUR aan de FISM’s betaald. Van dit bedrag had 2,8 miljard EUR de eindontvangers bereikt in de vorm van leningen, garanties en investeringen in eigen vermogen. Daarom had aan het begin van het zesde jaar van het huidige MFK slechts ongeveer 17 % van de totale ESI-financiering die via FISM’s was vastgelegd, de eindontvangers bereikt.

Figuur 8

Betalingen aan eindbegunstigden voor financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer

Belangrijkste risico’s voor de EU-begroting in de komende jaren

Betalingskredieten kunnen ontoereikend zijn om naar voren gehaalde COVID-19-gerelateerde uitgaven in 2020 te dekken

Als reactie op de economische gevolgen van de COVID-19-pandemie hebben het Europees Parlement en de Raad in mei 2020 wijzigingen in de EU-begroting 2020 aangenomen en een aantal maatregelen goedgekeurd die voorzien in extra liquiditeit en uitzonderlijke flexibiliteit voor uitgaven in het kader van de ESI-fondsen.

Een van deze maatregelen omvat de vervroegde beschikbaarstelling van 14,6 miljard EUR aan betalingskredieten in 2020 en 2021 voor COVID-19-gerelateerde maatregelen, waarvan 8,5 miljard EUR in 2020 beschikbaar zal worden gesteld. Gezien het totaalbedrag van de beschikbare ESI-fondsen die in 2020 kunnen worden vastgelegd en betaald voor uitgaven in verband met COVID-19 bestaat het risico dat de betalingskredieten van 2020 niet in alle behoeften kunnen voorzien.

Bij het in totaal door de Commissie gerapporteerde risico blijft het EFSI-garantiefonds buiten beschouwing

De Commissie brengt jaarlijks verslag uit over de risico’s voor de EU-begroting in verband met leningen die rechtstreeks door de EU-begroting worden gedekt en financiële verrichtingen die door een garantie worden gedekt. Op 31 december 2019 heeft de Commissie het volgende gemeld:

  • het totale gecombineerde risico voor deze soorten verrichtingen, zowel kapitaal als rente, werd op 72,7 miljard EUR geschat;
  • het jaarlijkse risico (d.w.z. het maximumbedrag dat de EU in een begrotingsjaar zou moeten betalen indien bij al deze verrichtingen in gebreke was gebleven) bedroeg 4,5 miljard EUR.

Het door de Commissie gerapporteerde totale risicobedrag omvat geen verrichtingen met betrekking tot het EFSI. Op 31 december 2019 bedroeg de blootstelling van de EU-begroting aan mogelijke toekomstige betalingen in verband met de EFSI-garantie 22 miljard EUR aan ondertekende verrichtingen, waarvan 17,7 miljard EUR was uitbetaald. Toevoeging van dit uitbetaalde bedrag aan het totale risico van de Commissie zou het totale risico aanzienlijk verhogen tot 90,5 miljard EUR (31 december 2018: 90,3 miljard EUR) (zie figuur 9).

Figuur 9

Blootstelling van de EU-begroting

De toekomstige blootstelling van de EU-begroting moet opnieuw worden beoordeeld

Artikel 210, lid 3, van het Financieel Reglement bepaalt dat voorwaardelijke verplichtingen ten laste van de EU-begroting als gevolg van begrotingsgaranties of financiële bijstand houdbaar worden geacht indien hun geraamde meerjarige evolutie verenigbaar is met de grenzen die zijn vastgesteld in de verordening tot bepaling van het MFK en het plafond van de jaarlijkse betalingskredieten. Dit is momenteel het geval. Om de verwachte economische neergang als gevolg van de COVID-19-crisis te temperen, kunnen er in de komende jaren echter aanzienlijk meer leningen en garanties uit de EU-begroting nodig zijn. Ook bestaat er een verhoogd risico dat de begunstigden deze leningen niet kunnen aflossen of dat een beroep wordt gedaan op garanties.

Ons controlemandaat bestrijkt de EIB-verrichtingen slechts gedeeltelijk

De EIB-groep — de Europese Investeringsbank (EIB) en het Europees Investeringsfonds (EIF) — draagt bij tot de doelstellingen van de EU met gebruikmaking van een combinatie van verrichtingen die worden gefinancierd of gedekt met middelen uit de EU-begroting, en de eigen middelen van de EIB-groep. De rol van de EIB-groep bij de ondersteuning van EU-beleid is tijdens de meest recente MFK’s aanzienlijk groter geworden doordat het gebruik van financieringsinstrumenten is toegenomen.

Momenteel controleren we verrichtingen van de EIB-groep op basis van een tripartiete overeenkomst tussen de Commissie, de EIB en de ERK. Dit geldt voor verstrekte leningen die onder het mandaat vallen dat door de Europese Unie is toegekend aan de Bank en voor door de Bank beheerde verrichtingen die worden aangegaan uit hoofde van en gegarandeerd worden door de algemene begroting van de Europese Unie. Dit akkoord verstrijkt in 2020 en er wordt momenteel onderhandeld over een nieuw akkoord.

Op het moment valt echter een groot deel van de EIB-verrichtingen — namelijk die welke niet worden gefinancierd uit of gedekt door de EU-begroting — buiten ons controlemandaat; dit valt dan ook niet onder deze tripartiete overeenkomst. Met het oog op de aanzienlijke bijdrage die deze verrichtingen leveren aan de verwezenlijking van de EU-doelstellingen en de toenemende rol van de EIB bij de uitvoering van de EU-begroting zijn wij van mening dat een onafhankelijk extern onderzoek naar de regelmatigheid en de prestaties ervan nuttig zou zijn.

Wat wij aanbevelen

We bevelen aan dat de Commissie:

  • de betalingsbehoeften nauwlettend volgt en binnen het kader van de institutionele bevoegdheid actie onderneemt om ervoor te zorgen dat er betalingskredieten beschikbaar zijn met het oog op de buitengewone behoeften die voortvloeien uit de COVID-19-pandemie;
  • alle risico’s in verband met lening- en garantieverrichtingen opneemt in haar rapportage over de blootstelling van de EU-begroting, met inbegrip van de risico’s die voortvloeien uit het EFSI-garantiefonds;
  • opnieuw beoordeelt of de bestaande mechanismen om de blootstelling van de EU-begroting aan risico’s te beperken, toereikend en passend zijn in de context van de COVID-19-crisis.

Wij bevelen het Europees Parlement en de Raad ook aan de EIB te verzoeken om de ERK in staat te stellen controles uit te voeren van al haar financieringsactiviteiten, met inbegrip van die welke niet onder een specifiek EU-mandaat vallen.

Wilt u meer weten? Alle informatie over de belangrijkste bevindingen inzake het begrotings- en financieel beheer is te vinden in hoofdstuk 2 van ons Jaarverslag 2019.

De ontvangsten- en uitgaventerreinen nader bekeken

Ontvangsten

163,9 miljard EUR

Wat we controleerden

Onze controle betrof de ontvangstenzijde van de EU-begroting, waarmee de EU-uitgaven worden gefinancierd. We onderzochten bepaalde essentiële controlesystemen voor het beheer van eigen middelen en een steekproef van ontvangstenverrichtingen.

Bijdragen van de lidstaten op basis van hun bruto nationaal inkomen (bni) maakten 64 % uit van de totale ontvangsten van de EU in 2019, terwijl de ontvangsten uit belasting over de toegevoegde waarde (btw) 11 % bedroegen. Deze bijdragen worden berekend op basis van macro-economische statistieken en schattingen die afkomstig zijn van de lidstaten.

Traditionele eigen middelen (TEM), die bestaan uit douanerechten op de invoer die namens de EU door overheidsinstanties van de lidstaten worden geïnd, zijn goed voor nog eens 13 % van de EU-ontvangsten. De resterende 12 % was afkomstig uit andere bronnen (bijv. bijdragen en terugbetalingen uit EU-overeenkomsten en -programma’s, achterstandsrente en boetes, en andere ontvangsten).

Wat we constateerden

Het aan controle onderworpen bedrag Komen hierin fouten van materieel belang voor?
163,9 miljard EUR Nee — bevatte geen fouten van materieel belang in 2019 en 2018
Preventieve en correctieve maatregelen

Over het geheel genomen waren de door ons onderzochte ontvangstengerelateerde systemen doeltreffend, terwijl belangrijke interne TEM-controles die we bij de Commissie en in bepaalde lidstaten hebben beoordeeld, gedeeltelijk doeltreffend waren. Ook constateerden wij belangrijke tekortkomingen in de controles van de lidstaten ter verkleining van de douanekloof, die om EU-optreden vragen.

Net als vorig jaar troffen we een aantal tekortkomingen aan in het beheer door de lidstaten van de vastgestelde maar nog niet geïnde douanerechten. Daarbij ging het met name om vertragingen bij de kennisgeving van douaneschulden en de late dwanginvordering van dergelijke schulden. We constateerden ook opnieuw dat de Commissie te veel tijd nam om de door haar in de lidstaten geconstateerde tekortkomingen op het gebied van de eigen middelen btw en TEM te verhelpen.

Daarnaast merkten wij twee belangrijke tekortkomingen op in de controles van de lidstaten ter verkleining van de “douanekloof”, d.w.z. de ontweken bedragen die in de systemen voor de TEM-boekhouding van de lidstaten buiten beeld blijven. Eén daarvan betreft een gebrek aan EU-brede harmonisatie van de prestaties van douanecontroles ter beperking van het risico van ondergewaardeerde importen in de gehele douane-unie. Het andere betreft lidstaten die niet in staat zijn de marktdeelnemers met het hoogste risico op EU-niveau te identificeren met het oog op audits na vrijgave.

Voor het vierde achtereenvolgende jaar heeft de Commissie in haar jaarlijks activiteitenverslag een voorbehoud gemaakt met betrekking tot de juistheid van de waarde van de geïnde TEM. Dit voorbehoud houdt rekening met de in het Verenigd Koninkrijk ontdekte gevallen van onderwaardering van textiel en schoenen door sommige importeurs uit China. Aangezien het Verenigd Koninkrijk weigerde de geschatte verliezen ten bedrage van 2,1 miljard EUR te dekken, verwees de Commissie de zaak in maart 2019 naar het Hof van Justitie. De procedure loopt nog.

De Commissie heeft haar meerjarige verificatiecyclus met betrekking tot het bni van de lidstaten in april 2020 afgerond en een aantal punten van voorbehoud gemaakt met betrekking tot de wijze waarop de lidstaten hun bni-gegevens hebben opgesteld.

Wat wij aanbevelen

We bevelen aan dat de Commissie:

  • de lidstaten regelmatig ondersteuning biedt bij het selecteren van de meest risicovolle importeurs voor audits na vrijgave, met name door relevante invoergegevens op EU-niveau te verzamelen en te analyseren en de resultaten van haar analyse met hen te delen;
  • deugdelijker monitoring- en follow-upprocedures vaststelt, met inbegrip van de vaststelling van termijnen, om de in de lidstaten geconstateerde tekortkomingen met betrekking tot TEM te verhelpen.

Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van EU-ontvangsten is te vinden in hoofdstuk 3 van ons Jaarverslag 2019.

Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

Totale uitgaven: 21,7 miljard EUR

Wat we controleerden

Uitgavenprogramma’s op dit beleidsterrein spelen een belangrijke rol bij het stimuleren van groei en het scheppen van werkgelegenheid in de EU en het bevorderen van een inclusieve samenleving. Het grootste deel van de uitgaven is bestemd voor het onderzoeks- en innovatieprogramma Horizon 2020 (H2020) (en de voorloper ervan, het zevende kaderprogramma) en het Erasmus+-programma voor onderwijs, opleiding, jongeren en sport. Uit andere programma's wordt financiering verstrekt voor het ruimtevaartprogramma Galileo (het wereldwijde satellietnavigatiesysteem van de EU), de Connecting Europe Facility (CEF) en de internationale thermonucleaire reactor (ITER).

In 2019 bedroegen de aan controle onderworpen uitgaven op dit terrein 16,7 miljard EUR (zie figuur 1). De meeste van deze uitgaven worden rechtstreeks beheerd door de Commissie. De Commissie verstrekt voorschotten aan publieke of particuliere begunstigden na de ondertekening van een subsidieovereenkomst of financieringsbesluit en vergoedt, naarmate hun gecofinancierde projecten vorderen, een deel van de totale kosten die de begunstigden declareren, waarop de Commissie deze betaalde voorschotten in mindering brengt.

Onderzoeks- en innovatieprogramma's waren goed voor bijna de helft (46 %) van de door ons in 2019 gecontroleerde uitgaven.

Wat we constateerden

Het aan controle onderworpen bedrag Komen hierin fouten van materieel belang voor? Geschat meest waarschijnlijk foutenpercentage
16,7 miljard EUR Ja 4,0 % (2018: 2 %)

Over het geheel genomen schatten wij dat het foutenpercentage voor “Concurrentievermogen” van materieel belang is.

In 2019 vertoonden 51 van de 130 door ons onderzochte verrichtingen fouten.

De meeste fouten hadden betrekking op niet-subsidiabele kosten, zoals te hoog opgegeven personeelskosten of de terugbetaling van reiskosten die ofwel geen verband houden met het gecontroleerde EU-project, ofwel niet werkelijk zijn gemaakt. We troffen ook gevallen aan van discriminerende selectiecriteria in aankondigingen van een opdracht of inschrijvingsdocumenten.

Voorbeeld — Niet-subsidiabele personeelskosten

In één H2020-project waren de door de begunstigde berekende socialezekerheidsbijdragen hoger dan die welke daadwerkelijk werden betaald. Bovendien had de begunstigde de personeelskosten van één personeelslid berekend op basis van een te hoog opgegeven uurtarief.

Preventieve en correctieve maatregelen

De Commissie had corrigerende maatregelen toegepast die het door ons geschatte foutenpercentage voor dit hoofdstuk met 0,65 procentpunt verminderden.

Er was echter voldoende informatie beschikbaar om acht andere gevallen waarbij wij fouten aantroffen en kwantificeerden te voorkomen, of op te sporen en te corrigeren. Indien al deze informatie was gebruikt om fouten te corrigeren, zou het geschatte foutenpercentage 1,1 procentpunt lager zijn geweest.

Horizon 2020

De regels voor het declareren van personeelskosten in het kader van H2020 zijn complex, ondanks inspanningen op het gebied van vereenvoudiging. Met name de berekening van personeelskosten blijft een belangrijke bron van fouten en de berekeningsmethode is in sommige opzichten complexer geworden dan bij eerdere onderzoeksprogramma’s. Bij bijna alle onderzoeksverrichtingen die fouten vertoonden, werd het uurtarief (of het maandtarief) onjuist berekend.

Wij hebben eerder verslag uitgebracht over de verbeteringen in de programmaopzet en de controlestrategie van de Commissie met betrekking tot H2020. De vereenvoudiging heeft het de deelnemers gemakkelijker gemaakt en heeft bijgedragen tot het verkleinen van het risico op fouten, bijvoorbeeld door een algemeen forfaitair percentage voor indirecte kosten vast te stellen.

Eén strategie ter bevordering van Europees onderzoek is het verhogen van de deelname van de particuliere sector, met name startende bedrijven en kmo’s. We merkten echter op dat projecten die door deze soorten begunstigden werden uitgevoerd eerder fouten vertoonden, wat erop wijst dat er behoefte was aan betere informatie en nadere richtsnoeren.

Beoordeling van de werkzaamheden van andere controleurs

Als onderdeel van onze werkzaamheden onderzochten we controles die zowel door de Commissie als door de namens haar optredende externe controleurs waren uitgevoerd. In sommige van de door ons onderzochte dossiers troffen we tekortkomingen aan in de documentatie van de uitgevoerde controlewerkzaamheden, de consistentie van de steekproef, de verslaglegging en de kwaliteit van de controleprocedures. De afgelopen twee jaar konden we niet vertrouwen op de conclusies van 17 van de 40 onderzochte controles.

Verslag van de Commissie over de regelmatigheid van de uitgaven voor Concurrentievermogen

Vorig jaar hebben we melding gemaakt van een kwestie met betrekking tot de methode van de Commissie voor de berekening van een representatief foutenpercentage voor H2020. De Commissie heeft vervolgens haar schattingen van het foutenpercentage herberekend. Als gevolg daarvan was het voor H2020 gerapporteerde foutenpercentage in 2019 0,34 procentpunt hoger dan het op basis van de eerdere aanpak zou zijn geweest.

Hoewel wij ingenomen zijn met deze snelle corrigerende maatregel, wordt daarbij geen rekening gehouden met de resterende kwesties in verband met de controles achteraf van de Commissie en impliceert deze dat het foutenpercentage van de Commissie voor Horizon 2020 nog steeds te laag is opgegeven.

Wat wij aanbevelen

We bevelen aan dat de Commissie:

  • gerichtere controles uitvoert van kostendeclaraties door kmo’s en de voorlichtingscampagne en richtsnoeren inzake financieringsregels voor H2020 verbetert, met bijzondere aandacht voor kmo's;
  • een campagne voert om alle H2020-begunstigden te herinneren aan de regels voor het berekenen en declareren van personeelskosten;
  • de regels inzake personeelskosten nog meer binnen het volgende kaderprogramma voor onderzoek (Horizon Europa) vereenvoudigt;
  • voor Horizon 2020:
    • tekortkomingen aanpakt met betrekking tot de documentatie van de verrichte controlewerkzaamheden, de consistentie van steekproeven en de kwaliteit van de controleprocedures, en
    • passende maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de controleurs volledig op de hoogte zijn van de toepasselijke regels en de kwaliteit van hun werk verifieert.

Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van de EU-uitgaven voor “Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid” is te vinden in hoofdstuk 4 van ons Jaarverslag 2019.

Economische, sociale en territoriale cohesie

Totale uitgaven: 53,8 miljard EUR

Wat we controleerden

De bestedingen in het kader van deze subrubriek zijn erop gericht om het concurrentievermogen te versterken en het verschil in ontwikkelingsniveau tussen de verschillende lidstaten en regio's van de EU terug te dringen. De financiering vindt plaats via het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Cohesiefonds (CF), het Europees Sociaal Fonds (ESF) en andere regelingen, zoals het Europees nabuurschapsinstrument, het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) en de Connecting Europe Facility (CEF).

Het financieel beheer van het grootste deel van de uitgaven wordt gedeeld tussen de Commissie en de lidstaten. De EU cofinanciert meerjarige operationele programma’s (OP), waaruit projecten worden gefinancierd. Binnen de Commissie is het directoraat-generaal Regionaal Beleid en Stadsontwikkeling (DG REGIO) verantwoordelijk voor de uitvoering van het EFRO en het CF, en het directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie (DG EMPL) voor de uitvoering van het ESF.

Voor het Jaarverslag 2019 voerden we op dit terrein een controle uit van de uitgaven van 28,4 miljard EUR (23,6 miljard EUR voor 2018) (zie figuur 1). In overeenstemming met onze aanpak omvatte dit bedrag 26,7 miljard EUR aan uitgaven uit voorgaande jaren die de Commissie in 2019 had aanvaard of verrekend. De in 2019 verrichte betalingen ten bedrage van 52 miljard EUR met betrekking tot nog niet aanvaarde uitgaven maakten geen deel uit van onze controlepopulatie.

Wat we constateerden

Het aan controle onderworpen bedrag Komen hierin fouten van materieel belang voor? Geschat meest waarschijnlijk foutenpercentage
28,4 miljoen EUR Ja 4,4 % (2018: 5,0 %)

Over het geheel genomen was het foutenpercentage voor “Economische, sociale en territoriale cohesie” volgens onze schatting van materieel belang.

In 2019 toetsten we 236 verrichtingen, waarvan er 220 al door de auditautoriteiten in de lidstaten waren gecontroleerd voordat de uitgaven subsidiabel waren verklaard door de Commissie. Bij 29 van deze verrichtingen constateerden we fouten die bij deze controles niet waren ontdekt. Na toevoeging hiervan aan de 64 fouten die eerder door de auditautoriteiten waren ontdekt, en rekening houdend met de overeenkomstige financiële correcties die vervolgens door de programma-autoriteiten werden toegepast (ten bedrage van in totaal 334 miljoen EUR voor de perioden 2007‑2013 en 2014‑2020 samen), schatten wij het restfoutenpercentage op 4,4 %.

Niet-subsidiabele projecten en inbreuken op de internemarktregels (zoals niet-naleving van de regels inzake overheidsopdrachten en staatssteunregels) hebben het meest bijgedragen aan het door ons geschatte foutenpercentage, gevolgd door niet-subsidiabele uitgaven. Het aantal en de impact van de geconstateerde fouten tonen aan dat er op dit terrein een groot inherent risico op fouten bestaat en dat de controles van de beheersautoriteiten vaak nog steeds niet doeltreffend zijn bij het voorkomen of opsporen van onregelmatigheden in de door de begunstigden gedeclareerde uitgaven.

Voorbeeld van een niet-subsidiabel project

In Portugal verzocht een lokale overheid om cofinanciering door de EU van de kosten van de aanleg van een stadsvoetpad. De opdracht werd in 2015 gegund, met een uitvoeringstermijn van vier maanden. In werkelijkheid was het project ten tijde van de aanvraag al fysiek voltooid. Dit was niet in overeenstemming met de subsidiabiliteitsvoorwaarden, in het kader waarvan financiering voor reeds voltooide projecten niet is toegestaan.

Wij troffen in Italië twee andere gevallen aan van niet-naleving van artikel 65, lid 6, van de GB-verordening.

Beoordeling van het werk van de auditautoriteiten

De auditautoriteiten in de lidstaten spelen een cruciale rol in het zekerheids- en controlekader voor Cohesie, met name in het waarborgen dat restfoutenpercentages onder de materialiteitsdrempel van 2 % blijven.

Dit jaar beoordeelden we het werk van 18 van de 116 auditautoriteiten met betrekking tot 20 zekerheidspakketten voor de periode 2014‑2020 en 4 afsluitingspakketten voor de periode 2007‑2013. In al deze gevallen hadden de auditautoriteiten restfoutenpercentages gerapporteerd van minder dan 2 %. Fouten die niet door de auditautoriteiten werden ontdekt, hadden echter gevolgen voor de gerapporteerde restfoutenpercentages en dit hield in feite in dat deze voor 9 van de 20 zekerheidspakketten voor de periode 2014‑2020 meer dan 2 % bedroegen. De Commissie kwam tot vergelijkbare resultaten voor acht van deze pakketten.

In de afgelopen drie jaar dat we de werkzaamheden van de auditautoriteiten hebben onderzocht, constateerden we dat zij voor ongeveer de helft van de onderzochte zekerheidspakketten (zowel wat het aantal pakketten als de uitgaven betreft) ten onrechte melding hadden gemaakt van restfoutenpercentages van minder dan 2 %. Er zijn nog aanzienlijke verbeteringen nodig voordat we kunnen vertrouwen op hun werkzaamheden en gerapporteerde restfoutenpercentages. De gezamenlijke inspanningen van de Commissie en de auditautoriteiten die hebben geleid tot een “nota over goede praktijken” voor het documenteren van de werkzaamheden van auditautoriteiten vormen een eerste stap in de richting van verbetering.

Verslaglegging door de directoraten-generaal Regionaal Beleid en Stadsontwikkeling (DG REGIO) en Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie (DG EMPL) over de regelmatigheid van de cohesie-uitgaven

JAV's (jaarlijkse activiteitenverslagen) zijn voor de DG’s van de Commissie het belangrijkste middel om te rapporteren of zij redelijke zekerheid hebben dat met de controleprocedures van de lidstaten de regelmatigheid van de uitgaven is gewaarborgd.

De DG’s van de Commissie maken in het JAV punten van voorbehoud voor een OP indien tekortkomingen in het beheers- en controlesysteem van de betrokken lidstaat een materieel risico vormen voor de EU-begroting. Daartoe moeten zij rekening houden met alle informatie die op het moment van de beoordeling beschikbaar is, met inbegrip van de door de auditautoriteiten gerapporteerde foutenpercentages. We constateerden echter dat deze foutenpercentages voornamelijk voorlopige percentages waren voor uitgaven die waren opgenomen in de jaarrekeningen die de Commissie nog niet had aanvaard. Het is dus mogelijk dat de punten van voorbehoud niet alle materiële risico’s dekken.

De DG’s van de Commissie verstrekken in de JAV’s ook een foutenpercentage als essentiële prestatie-indicator (key performance indicator, KPI) inzake regelmatigheid. In 2019 meldde DG REGIO een KPI dat boven, en DG EMPL een KPI dat onder het materialiteitsniveau van 2 % lag. In ons Jaarverslag 2018 hadden wij geconcludeerd dat de KPI's om verschillende redenen als een minimumpercentage zouden moeten worden beschouwd en dat de Commissie in de daaropvolgende jaren aanvullende werkzaamheden zou kunnen verrichten voordat deze definitief worden. De Commissie heeft bevestigd dat dit ook geldt voor 2019.

De Commissie gebruikte deze foutenpercentages in het jaarlijks beheers- en prestatieverslag over 2019 (Annual Management and Performance Report, AMPR) om regelmatigheidsinformatie over het beleidsterrein cohesie te verstrekken. Zij meldde een algeheel risico bij betaling tussen 2,2 % en 3,1 %, wat een materieel foutenpercentage op dit terrein bevestigt. Vanwege de tekortkomingen van de werkzaamheden van de auditautoriteiten en de door ons vastgestelde problemen met betrekking tot de in de twee JAV’s van de DG’s gerapporteerde restfoutenpercentages, zijn wij echter van mening dat de in het AMPR geaggregeerde percentages te laag zijn geschat en dat wij hier momenteel niet op kunnen vertrouwen.

Wat wij aanbevelen

We benadrukten dat twee van onze aanbevelingen van vorig jaar kwesties betreffen die wij opnieuw aantroffen en daarom hebben wij deze aanbevelingen niet opnieuw gedaan. Daarnaast stelden we nieuwe kwesties vast en bevelen we aan dat de Commissie:

  • verduidelijkt wat wordt verstaan onder “fysiek voltooide” en/of “volledig ten uitvoer gelegde” concrete acties. Dit zou de lidstaten helpen om na te gaan of de concrete acties in overeenstemming zijn met artikel 65, lid 6, van de GB-verordening en om te vermijden dat niet-subsidiabele concrete acties niet worden ontdekt. Het moet duidelijk worden gemaakt dat deze voorwaarde alleen betrekking heeft op de werkzaamheden of activiteiten die nodig zijn om de output van de concrete actie te bereiken, en niet op de financiële en administratieve aspecten;
  • de belangrijkste bronnen van niet-ontdekte fouten analyseert en samen met de auditautoriteiten de nodige maatregelen ontwikkelt om de betrouwbaarheid van de gerapporteerde restpercentages te verbeteren.

Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van de EU-uitgaven voor “Economische, sociale en territoriale cohesie” is te vinden in hoofdstuk 5 van ons Jaarverslag 2019.

Natuurlijke hulpbronnen

Totale uitgaven: 59,5 miljard EUR

Wat we controleerden

Dit uitgaventerrein heeft betrekking op het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), het gemeenschappelijk visserijbeleid en een gedeelte van de EU-uitgaven voor het milieu en klimaatactie.

Het GLB is goed voor 98 % van de uitgaven voor “Natuurlijke hulpbronnen”. De drie algemene in de EU-wetgeving vastgelegde doelstellingen voor het GLB zijn:

  • rendabele voedselproductie, met de nadruk op landbouwinkomen, productiviteit van de landbouw en prijsstabiliteit;
  • duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie, met de nadruk op uitstoot van broeikasgassen, biodiversiteit, bodem en water, en
  • een evenwichtige territoriale ontwikkeling in plattelandsgebieden.

De GLB-uitgaven in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) vallen uiteen in twee grote categorieën:

  • rechtstreekse betalingen aan landbouwers, die volledig worden gefinancierd uit de EU-begroting;
  • marktmaatregelen op landbouwgebied, die ook volledig worden gefinancierd uit de EU-begroting, met uitzondering van bepaalde maatregelen die worden gecofinancierd door de lidstaten, zoals verkoopbevorderende maatregelen en de schoolregelingen voor fruit, groente en melk.

Daarnaast wordt in het kader van het GLB ondersteuning geboden aan strategieën en projecten voor plattelandsontwikkeling door middel van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo). Sinds het begin van de periode 2014‑2020 maakt het Elfpo deel uit van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) en valt het onder de ESIF-verordening inzake gemeenschappelijke bepalingen.

In 2019 bedroegen de aan controle onderworpen uitgaven op dit terrein 59,4 miljard EUR (zie figuur 1).

Het GLB valt onder gedeeld beheer door de Commissie en de lidstaten.

Wat we constateerden

Het aan controle onderworpen bedrag Komen hierin fouten van materieel belang voor? Geschat meest waarschijnlijk foutenpercentage
59,4 miljard EUR Dicht bij de materialiteitsdrempel 1,9 % (2018: 2,4 %)

Over het geheel genomen constateren wij dat het foutenpercentage voor “Natuurlijke hulpbronnen” dicht bij de materialiteitsdrempel ligt.

Net als in voorgaande jaren was het foutenpercentage voor rechtstreekse betalingen die hoofdzakelijk gebaseerd zijn op de door landbouwers opgegeven oppervlakte landbouwgrond en goed zijn voor 70 % van de uitgaven voor “Natuurlijke hulpbronnen”, niet van materieel belang. Voor de overige terreinen (plattelandsontwikkeling, marktmaatregelen, visserij, milieu en klimaatactie) wijzen onze resultaten op een materieel foutenpercentage.

Rechtstreekse betalingen aan landbouwers: 70 % van de uitgaven

Het belangrijkste beheersinstrument voor rechtstreekse betalingen is het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS), waarvan het landbouwpercelenidentificatiesysteem (LPIS) deel uitmaakt. Het GBCS heeft bijgedragen tot de daling van het foutenpercentage bij rechtstreekse betalingen, met een bijzonder significante bijdrage van het LPIS.

Wij controleerden 95 rechtstreekste betalingen; we stelden vast dat 81 hiervan geen fouten vertoonden en troffen kleine fouten aan in de overige verrichtingen.

Plattelandsontwikkeling, marktmaatregelen, visserij, milieu en klimaatactie: 30 % van de uitgaven

We stelden vast dat 30 van de 156 getoetste verrichtingen op dit terrein fouten vertoonden. De belangrijkste bronnen van fouten waren niet-subsidiabele begunstigden, activiteiten, projecten of kosten (zie voorbeeld).

Voorbeeld: niet-subsidiabel project in een plattelandsgebied

Een begunstigde, wiens hoofdactiviteit bestaat uit akkerbouw op een bedrijf met meer dan 1 000 hectare, had een voorstel ingediend voor een project voor de bouw van een opslagruimte voor veevoeder. De nationale autoriteiten hebben het voorstel goedgekeurd in het kader van een maatregel voor de ontwikkeling van veehouderijen en het gebruik van technologieën voor hernieuwbare energie. De begunstigde heeft de steun echter gebruikt om een opslagruimte voor granen te bouwen. Dit druist in tegen de nationale regels, die voorschrijven dat steun voor de bouw van opslagfaciliteiten voor gewassen alleen beschikbaar was voor kleinere landbouwbedrijven.

De verslaglegging door het directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling (DG AGRI) over de regelmatigheid van de GLB-uitgaven

Elke directeur van een betaalorgaan doet DG AGRI een jaarlijkse beheersverklaring toekomen over de doeltreffendheid van de controlesystemen van hun orgaan, die vergezeld gaat van een verslag over hun administratieve controles en controles ter plaatse (“controlestatistieken”). Om extra zekerheid te bieden zijn de certificerende instanties sinds 2015 verplicht om voor elk betaalorgaan een jaarlijks oordeel te geven over de wettigheid en de regelmatigheid van de uitgaven waarvoor de lidstaten om vergoeding verzoeken.

DG AGRI gebruikt de controlestatistieken van de betaalorganen, brengt aanpassingen aan op basis van de resultaten van de controles door de certificerende instanties en van zijn eigen controles van de systemen en uitgaven van de betaalorganen, om een cijfer te berekenen voor het “risico bij betaling”. DG AGRI schatte het risico bij betaling op ongeveer 1,9 % voor de GLB-uitgaven als geheel in 2019. Daarnaast schatte DG AGRI het risico bij betaling op ongeveer 1,6 % voor rechtstreekse betalingen, op 2,7 % voor plattelandsontwikkeling en op 2,8 % voor marktmaatregelen.

Volgens DG AGRI hebben de certificerende instanties hun werk in 2019 aanzienlijk verbeterd, maar het DG merkt ook op dat de betrouwbaarheid van de resultaten van de werkzaamheden van de certificerende instanties enkele beperkingen kent als gevolg van tekortkomingen in de wijze waarop sommige hiervan steekproeven trekken en hun controles uitvoeren.

In 2015 werd de rol van de certificerende instanties uitgebreid tot het geven van een oordeel over de regelmatigheid van de GLB-uitgaven, wat wij als een positieve ontwikkeling zien. Bij het overdoen van de reeds door certificerende instanties gecontroleerde verrichtingen hebben wij echter geconstateerd dat er terreinen zijn waarop verdere verbeteringen nodig waren vergelijkbaar met die welke de Commissie in kaart heeft gebracht.

Beleid en procedures op het gebied van fraudebestrijding in het kader van het GLB

Fraude is een handelen of nalaten dat wordt gepleegd met de intentie te misleiden, met onverschuldigde betalingen tot gevolg. Onze controlemethode is bedoeld om na te gaan of de gecontroleerde verrichtingen geen onregelmatigheden van materiaal belang vertonen, hetzij als gevolg van fraude, hetzij als gevolg van onopzettelijke fouten. Bij onze jaarlijkse toetsing van verrichtingen ontdekken we gevallen van vermoedelijke fraude bij GLB-uitgaven.

Zowel de Commissie als de lidstaten zijn verantwoordelijk voor het aanpakken van fraude bij GLB-uitgaven. DG AGRI geeft opleidingen en verstrekt richtsnoeren over frauderisico’s aan de beheers- en controleorganen van de lidstaten. Daarnaast onderzoekt het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) van de Commissie gevallen van vermoedelijke fraude in samenwerking met nationale onderzoeksinstanties.

In februari 2019 heeft DG AGRI een proefproject gelanceerd om de lidstaten aan te moedigen gebruik te maken van Arachne, een IT-instrument dat betaalorganen kan helpen bij het aanwijzen van projecten, begunstigden en contractanten waarvoor een frauderisico bestaat, alsook belangenconflicten en onregelmatigheden, voor verdere beoordeling. Voor cohesie-uitgaven bestaat al een soortgelijke aanpak.

We stelden het volgende vast:

  • DG AGRI had zijn frauderisicoanalyse in 2016 voor het laatst geactualiseerd;
  • noch OLAF, noch DG AGRI heeft de maatregelen van de lidstaten ter voorkoming en bestrijding van fraude bij GLB-uitgaven beoordeeld;
  • in maart 2020 namen twaalf betaalorganen in negen lidstaten deel aan het Arachne-proefproject.

Wat we aanbevelen

We bevelen aan dat de Commissie:

  • haar analyse van de frauderisico’s in verband met het GLB vaker actualiseert;
  • een analyse uitvoert van de fraudepreventiemaatregelen van de lidstaten;
  • beste praktijken verspreidt met betrekking tot het gebruik van Arachne om het gebruik ervan door de betaalorganen verder aan te moedigen.

Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van de EU-uitgaven voor “Natuurlijke hulpbronnen” is te vinden in hoofdstuk 6 van ons Jaarverslag 2019.

Veiligheid en burgerschap

Totale uitgaven: 3,3 miljard EUR

Wat we controleerden

Onder dit uitgaventerrein vallen verschillende beleidsterreinen die als gemeenschappelijk doel hebben het concept “Europees burgerschap” te versterken door de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder binnengrenzen.

Het beheer van de uitvoering van “Veiligheid en burgerschap” wordt grotendeels gedeeld tussen de lidstaten en het directoraat-generaal Migratie en Binnenlandse Zaken (DG HOME) van de Commissie. De belangrijkste fondsen binnen deze rubriek zijn:

  • het Fonds voor asiel, migratie en integratie (Asylum, Migration and Integration Fund, AMIF), dat tot doel heeft bij te dragen tot het doeltreffend beheer van migratiestromen en een gemeenschappelijke benadering van asiel en immigratie door de EU tot stand te brengen;
  • het Fonds voor interne veiligheid (Internal Security Fund, ISF), dat samenwerking op het gebied van rechtshandhaving binnen de EU en het beheer van de buitengrenzen van de EU financiert.

In 2019 waren deze twee fondsen goed voor iets minder dan de helft (45 %) van de EU-uitgaven op dit terrein.

De uitgaven van 14 gedecentraliseerde agentschappen die zich bezighouden met de uitvoering van de belangrijkste prioriteiten van de EU op het gebied van migratie en veiligheid, justitiële samenwerking en gezondheid zijn goed voor nog eens 29 %. Wij rapporteren afzonderlijk over EU-agentschappen in onze specifieke jaarverslagen en in een jaarlijkse samenvatting, getiteld “Jaarverslag over de EU-agentschappen betreffende het begrotingsjaar 2019”.

In 2019 hadden de aan controle onderworpen uitgaven op dit terrein een waarde van 3,0 miljard EUR (zie figuur 1).

Wat we constateerden

In 2019 evalueerden we geselecteerde systemen die de belangrijkste beleidslijnen van dit uitgaventerrein bestreken, met inbegrip van de werkzaamheden van nationale auditautoriteiten op het gebied van het AMIF en het ISF, en onderzochten we een klein aantal verrichtingen.

Alle onderzochte auditautoriteiten hadden gedetailleerde procedures ontwikkeld en toegepast die van toereikende kwaliteit zijn om overeenkomstig de toepasselijke regels te kunnen rapporteren. In bepaalde gevallen, zoals de minimale dekking bij deelsteekproeven, achtte de Commissie het werk van de auditautoriteiten ontoereikend. We constateerden bijkomende tekortkomingen in hun werkzaamheden, hoewel deze niet van materieel belang waren.

Wat de richtsnoeren van de Commissie voor deze auditautoriteiten betreft, merkten wij op dat verdere verduidelijking nodig is met betrekking tot de aanpak van het gebruik van niet-statistische steekproeven. Bovendien stelden we vast dat sommige auditautoriteiten niet dezelfde definitie van “tussentijdse betaling” hanteerden. Dit was van invloed op de vergelijkbaarheid van hun controleresultaten.

Jaarlijkse activiteitenverslagen en andere governanceregelingen

Over het geheel genomen werden onze bevindingen en conclusies bevestigd door de informatie die DG HOME en het directoraat-generaal Justitie en Consumentzaken (DG JUST) in hun jaarlijkse activiteitenverslagen hebben verstrekt met betrekking tot de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

Wat we aanbevelen

We bevelen aan dat de Commissie:

  • richtsnoeren verstrekt aan de auditautoriteiten van de lidstaten met betrekking tot steekproefneming en de berekening van het foutenpercentage;
  • hen opdraagt om hun werkzaamheden naar behoren te documenteren.

Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van de EU-uitgaven voor “Veiligheid en burgerschap” is te vinden in hoofdstuk 7 van ons Jaarverslag 2019.

Europa als wereldspeler

Totale uitgaven: 10,1 miljard EUR

Wat we controleerden

Dit uitgaventerrein heeft betrekking op uitgaven op het gebied van buitenlands beleid, de bevordering van EU-waarden buiten de grenzen, steun aan (potentiële) kandidaat-lidstaten van de EU en ontwikkelingssteun en humanitaire hulp aan naburige en ontwikkelingslanden (met uitzondering van de Europese Ontwikkelingsfondsen).

De uitgaven voor “Europa als wereldspeler” worden als volgt uitgevoerd:

  • rechtstreeks door een aantal directoraten-generaal van de Commissie, met name het directoraat-generaal Internationale Samenwerking en Ontwikkeling (DG DEVCO) en het directoraat-generaal Nabuurschapsbeleid en Uitbreidingsonderhandelingen (DG NEAR), hetzij vanuit hun hoofdkantoor in Brussel, hetzij door de EU-delegaties in meer dan 150 ontvangende landen;
  • onrechtstreeks door begunstigde landen en internationale organisaties, waarbij gebruik wordt gemaakt van een breed scala aan samenwerkingsinstrumenten en steunverleningsmethoden.

In 2019 hadden de aan controle onderworpen uitgaven op dit terrein een waarde van 8,2 miljard EUR (zie figuur 1).

Wat we constateerden

In 2019 ontdekten wij elf fouten die een financiële impact hadden op de bedragen die ten laste van de EU-begroting kwamen. We troffen ook elf andere gevallen aan van niet-naleving van wettelijke en financiële bepalingen.

Verrichtingen in verband met begrotingssteun en door internationale organisaties uitgevoerde projecten waarbij de “hypothetische aanpak” wordt gevolgd (waarbij een deel van de kosten die niet in aanmerking komen voor EU-financiering kan worden gedekt door andere donoren in het kader van een gezamenlijk gecofinancierde maatregel) waren minder vatbaar voor fouten. In 2019 hebben wij op deze terreinen geen fouten ontdekt.

RFP-studie van DG NEAR

In 2019 heeft DG NEAR zijn vijfde studie van het restfoutenpercentage (RFP) laten uitvoeren door een externe contractant om het percentage te schatten van fouten die overblijven na voltooiing van alle beheerscontroles ter voorkoming, opsporing en correctie van fouten op het gehele terrein waarvoor het verantwoordelijk is.

Voor het derde achtereenvolgende jaar ligt het in de studie geraamde algemene RFP onder de materialiteitsdrempel van 2 % die de Commissie zelf heeft vastgesteld.

De RFP-studie van de Commissie vormt geen assurance-opdracht of controle. Wij hebben nog steeds bedenkingen bij de betrouwbaarheid van de resultaten van de studie.

Factoren die de resultaten van de RFP-studie van de Commissie verstoren

  • Beperkingen in de controles van openbare aanbestedingsprocedures (bijv. met betrekking tot de redenen voor de afwijzing van niet-geselecteerde kandidaten, de naleving door de geselecteerde inschrijver van alle selectie- en gunningscriteria, of de rechtvaardigingen van onderhandse gunningen).
  • De methode die wordt gebruikt om het RFP te ramen, die de contractant veel ruimte voor interpretatie biedt bij het ramen van individuele fouten.

Daarnaast wordt in de RFP-studie voor ongeveer de helft van de verrichtingen in de steekproef voor de studie volledig of gedeeltelijk vertrouwd op eerdere controlewerkzaamheden. Voor deze verrichtingen voert de contractant geen of beperkte controles uit en baseert hij zich in plaats daarvan op eerdere werkzaamheden. De RFP-studie heeft tot doel fouten op te sporen die niet zijn ontdekt bij eerdere controlewerkzaamheden. Door te vertrouwen op eerdere controlewerkzaamheden worden dergelijke fouten niet volledig gemeten in de RFP-studie.

In onze jaarverslagen 2017 en 2018 hebben wij eerder gerapporteerd over de beperkingen in de methodologie voor de RFP-studie. Als gevolg daarvan hebben wij voor onze betrouwbaarheidsverklaringen 2018 en 2019 extra controles uitgevoerd op terreinen waarop we dergelijke beperkingen hadden vastgesteld. We selecteerden willekeurig zes verrichtingen uit eerdere RFP-studies — gemiddeld twee verrichtingen per bezochte EU-delegatie. Drie daarvan vertoonden fouten.

We hadden de Commissie al eerder aanbevolen om de weging van subsidies onder rechtstreeks beheer in de RFP-steekproef te verhogen vanwege het relatief hoge risico op fouten dat hiermee gepaard gaat. Naar aanleiding daarvan voerde DG NEAR een extra foutenpercentage in voor subsidies onder rechtstreeks beheer (het “subsidiepercentage”). Voor dit percentage paste het DG echter een lagere betrouwbaarheidsgraad (80 %) toe dan voor het totale RFP (95 %). Dit heeft geleid tot een minder nauwkeurige raming van het foutenpercentage voor subsidies onder rechtstreeks beheer, ondanks het hogere risiconiveau ervan.

Evaluatie van het jaarlijks activiteitenverslag van DG NEAR

Bij onze evaluatie van het jaarlijks activiteitenverslag 2019 van DG NEAR troffen we geen informatie aan die onze bevindingen zou kunnen tegenspreken. DG NEAR verwees echter niet naar de beperkingen van de RFP-studie, die een belangrijk element is voor de betrouwbaarheidsverklaring van het DG.

Wat we aanbevelen

We bevelen aan dat de Commissie:

  • de beperkingen van de RFP-studie bekendmaakt in het JAV 2020 en de toekomstige JAV's van DG NEAR;
  • de betrouwbaarheidsgraad die DG NEAR hanteert in zijn methode voor de berekening van het subsidiepercentage, verhoogt tot hetzelfde niveau dat wordt toegepast voor de rest van de RFP-populatie, teneinde het hogere risico op het gebied van subsidies onder rechtstreeks beheer nauwkeuriger weer te geven;
  • terugkerende soorten fouten, zoals btw en tijdregistratie, in kaart brengt en de controles op deze fouten versterkt.

Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van de EU-uitgaven voor “Europa als wereldspeler” is te vinden in hoofdstuk 8 van ons Jaarverslag 2019.

Administratie

Totale uitgaven: 10,4 miljard EUR

Wat we controleerden

Onze controle had betrekking op de administratieve uitgaven van de instellingen en organen van de EU: het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad van de Europese Unie, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's, de Europese Ombudsman, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de Europese Dienst voor extern optreden.

In 2019 besteedden de instellingen en organen in totaal 10,4 miljard EUR aan administratie (zie figuur 1). Dit bedrag omvatte uitgaven voor personele middelen (ongeveer 60 % van het totaal), gebouwen, uitrusting, energieverbruik, communicatie en IT.

Een extern controleur controleert onze eigen financiële staten. Elk jaar maken we het controleoordeel en -verslag bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie en op onze website.

Wat we constateerden

Het aan controle onderworpen bedrag Komen hierin fouten van materieel belang voor?
10,4 miljard EUR Nee — bevatte geen fouten van materieel belang in 2019 en 2018

In 2019 onderzochten we geselecteerde toezicht- en controlesystemen van het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. We onderzochten ook 45 verrichtingen.

Evenals in voorgaande jaren schatten wij dat het foutenpercentage onder de materialiteitsdrempel ligt.

Wij hebben geen specifieke problemen vastgesteld betreffende de Raad, het Hof van Justitie, de Europese Dienst voor extern optreden, het Comité van de Regio’s, de Europese Ombudsman, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming of de Rekenkamer. Wat de Commissie betreft, hebben we minder fouten gevonden met betrekking tot personeelskosten en het beheer van gezinstoelagen door het Bureau voor het beheer en de afwikkeling van de individuele rechten (PMO) dan in voorgaande jaren. Wat het Europees Parlement betreft, ontdekten we fouten bij één betaling aan een politieke partij. Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft nog geen beleid inzake gevoelige functies conform zijn internecontrolenormen ontwikkeld. Het heeft geen definitie van gevoelige posten of functies vastgelegd, noch een risicoanalyse uitgevoerd met het oog op de uitvoering van risicobeperkende controles en, uiteindelijk, een intern mobiliteitsbeleid. We hebben ook vastgesteld dat het Europees Economisch en Sociaal Comité sinds 2014 geen volledige risicobeoordeling heeft uitgevoerd.

Minder EU-ambtenaren, meer arbeidscontractanten

We hebben ook geanalyseerd hoe de personeelssituatie bij de EU-instellingen en -organen is veranderd tussen 2012 en 2018. Wij constateerden dat zij het aantal posten voor ambtenaren (d.w.z. vaste en tijdelijke functionarissen) met 1 409 hadden verminderd (3 %), terwijl zij het aantal arbeidscontractanten geleidelijk hadden verhoogd van 8 709 naar 11 962. Gedurende die periode was het aandeel arbeidscontractanten in de prognoses voor het totale personeelsbestand gestegen van 17 % tot 22 %.

Het aantal extra arbeidscontractanten dat in de loop van het jaar in dienst is genomen, verschilt aanzienlijk van instelling tot instelling. Dit is deels toe te schrijven aan de manier waarop nieuwe taken die voortvloeien uit snel veranderende prioriteiten en de respons op bijzondere of dringende situaties, zoals de migratiecrisis, hebben geleid tot een hogere werklast op specifieke terreinen.

Tussen 2012 en 2018 zijn de totale salariskosten met 15 % gestegen, van 4 116 miljoen EUR tot 4 724 miljoen EUR. De salariskosten stegen met 12 % voor vaste en tijdelijke functionarissen en met 59 % voor arbeidscontractanten. De belangrijkste oorzaken waren de uitbreiding van het totale personeelsbestand, de jaarlijkse loonindexering, bevorderingen van het personeel en salarisverhogingen binnen de rangen. Voor arbeidscontractanten nam ook het aandeel personeelsleden in de hogere functiegroepen III en IV toe.

Wat we aanbevelen

We bevelen aan dat:

  • het Europees Economisch en Sociaal Comité een beleid uitvoert inzake de omgang met gevoelige functies waarbij gebruik wordt gemaakt van een volledige risicobeoordeling die leidt tot de vaststelling van risicobeperkende controles, waarbij rekening wordt gehouden met de omvang van het Comité en de aard van zijn werkzaamheden.

Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van de EU-uitgaven voor “Administratie” is te vinden in hoofdstuk 9 van ons Jaarverslag 2019.

Europese Ontwikkelingsfondsen

Totale uitgaven: 3,8 miljard EUR

Wat we controleerden

De EOF’s, die in 1959 van start gingen, vormen het voornaamste instrument door middel waarvan de Europese Unie (EU) de ontwikkelingssamenwerking ondersteunt in de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) en in landen en gebieden overzee (LGO). De partnerschapsovereenkomst die op 23 juni 2000 werd ondertekend in Cotonou voor een periode van 20 jaar (“de Overeenkomst van Cotonou”) vormt het huidige kader dat geldt voor de betrekkingen van de EU met de ACS- en LGO-landen. De belangrijkste doelstelling ervan is armoede terug te dringen en uiteindelijk uit te bannen.

In 2019 hadden de aan controle onderworpen uitgaven op dit terrein een totale waarde van 3,4 miljard EUR. Deze uitgaven hebben betrekking op het achtste, negende, tiende en elfde EOF.

De EOF’s worden beheerd door de Commissie, buiten het kader van de algemene begroting van de EU, en het directoraat-generaal Internationale Samenwerking en Ontwikkeling (DG DEVCO) is het belangrijkste bevoegde DG.

Wat we constateerden

De rekeningen over 2019 geven een getrouw beeld van de financiële situatie van de EOF’s en van de resultaten van hun verrichtingen, van hun kasstroom en van de veranderingen in de nettoactiva.

Wij concluderen ook dat de ontvangsten van de EOF’s geen fouten van materieel belang vertoonden.

Het aan controle onderworpen bedrag Komen hierin fouten van materieel belang voor? Geschat meest waarschijnlijk foutenpercentage
3,4 miljard EUR Ja 3,5 % (2018: 5,2 %)

Om de regelmatigheid van de verrichtingen te controleren, onderzochten we een steekproef van 126 verrichtingen die representatief was voor alle soorten uitgaven binnen het EOF. De steekproef bestond uit 17 verrichtingen met betrekking tot het Bêkou-trustfonds en het noodtrustfonds voor Afrika, 89 verrichtingen die zijn goedgekeurd door 19 EU-delegaties en 20 betalingen die zijn goedgekeurd door het hoofdkantoor van de Commissie.

Omdat een deel van onze gecontroleerde populatie werd bestreken door de studie van DG DEVCO betreffende het restfoutenpercentage (RFP) van 2019, namen we nog eens 14 verrichtingen in onze steekproef op waarop we, na aanpassing, de resultaten van deze studie toepasten. De totale omvang van de steekproef kwam daarmee op 140 verrichtingen, wat in overeenstemming is met ons betrouwbaarheidsmodel. In gevallen waarin we fouten ontdekten in de verrichtingen, analyseerden we de relevante systemen om tekortkomingen op te sporen.

Net als in eerdere jaren maakten de Commissie en haar uitvoerende partners meer fouten bij verrichtingen die verband hielden met programmaramingen, subsidies, met IO’s gesloten bijdrageovereenkomsten en met samenwerkingsagentschappen van EU-lidstaten gesloten delegatieovereenkomsten dan bij andere steunvormen (zoals die met betrekking tot contracten voor werkzaamheden, leveringen en diensten). Van de 65 gecontroleerde verrichtingen in deze categorie vertoonden er 25 (38 %) kwantificeerbare fouten, wat 71,7 % van het geschatte foutenpercentage uitmaakte. Op twee terreinen bevatten de onderzochte verrichtingen geen fouten. Het betrof begrotingssteun (zeven gecontroleerde verrichtingen) en verrichtingen waarop de “hypothetische aanpak” was toegepast bij multidonorprojecten die door internationale organisaties werden uitgevoerd (13 gecontroleerde verrichtingen).

Voorbeeld: niet-gedane uitgaven: vastleggingen gepresenteerd als uitgaven

De Commissie sloot een delegatieovereenkomst met een IO met betrekking tot een regionaal project voor de ontwikkeling van de particuliere sector dat wordt uitgevoerd in meerdere Caribische landen. De totale contractwaarde bedroeg 27,2 miljoen EUR, met een EU-bijdrage van 23,9 miljoen EUR. Bij het onderzoek van de uitsplitsing van de uitgaven bij het financieel verslag hebben wij vastgesteld dat de gerapporteerde bedragen niet overeenkwamen met de onderliggende boekhouding voor alle begrotingsonderdelen. De gerapporteerde kosten lagen 2,3 miljoen EUR hoger dan de werkelijk gemaakte kosten voor de periode. Het grootste deel van dit verschil vloeide voort uit het feit dat bedragen die waren vastgelegd voor toekomstige uitgaven door de begunstigde werden gepresenteerd als reeds gedane uitgaven, terwijl de rest het gevolg was van verschillende aanpassingen.

Preventieve en correctieve maatregelen

In negen gevallen van fouten die een financiële impact hadden op de bedragen die ten laste van de EU-begroting kwamen (en zes andere gevallen van fouten) beschikte de Commissie over voldoende informatie om de fouten te kunnen voorkomen, of te kunnen opsporen en corrigeren voordat zij de uitgaven accepteerde. Indien de Commissie alle beschikbare informatie naar behoren had gebruikt, zou het geschatte foutenpercentage 1,4 procentpunt lager zijn geweest. We ontdekten vier andere verrichtingen met fouten die de externe controleurs en toezichthouders hadden moeten ontdekken. Deze gevallen droegen voor 0,4 procentpunt bij aan het geschatte foutenpercentage.

RFP-studie van DG DEVCO

In 2019 heeft DG DEVCO zijn achtste studie van het restfoutenpercentage (RFP) laten uitvoeren door een externe contractant om het percentage te schatten van fouten die overblijven na voltooiing van alle beheerscontroles ter voorkoming, opsporing en correctie van fouten op het gehele terrein waarvoor het verantwoordelijk is. Voor de RFP-studie 2019 breidde DG DEVCO de omvang van de steekproef uit van 240 tot 480 verrichtingen. Hierdoor kon het afzonderlijke foutenpercentages presenteren voor de uit de algemene EU-begroting gefinancierde uitgaven en voor de uit de EOF’s gefinancierde uitgaven, naast het totale foutenpercentage voor beide samen. Voor het vierde achtereenvolgende jaar ligt het in de studie geraamde algemene RFP onder de materialiteitsdrempel van 2 % die de Commissie zelf heeft vastgesteld.

De RFP-studie vormt geen assurance-opdracht of controle; ze is gebaseerd op de RFP-methodologie en -handleiding van DG DEVCO. Net als in eerdere jaren stelden we beperkingen vast die hebben bijgedragen tot de onderschatting van het restfoutenpercentage. De studies van de afgelopen drie jaar vertoonden ook tekortkomingen en het daarin gerapporteerde RFP lag onder de materialiteitsdrempel.

Factoren die de resultaten van de RFP-studie van de Commissie verstoren

  • Beperkingen in de controles van openbare aanbestedingsprocedures (bijv. met betrekking tot de redenen voor de afwijzing van niet-geselecteerde kandidaten, de naleving door de geselecteerde inschrijver van alle selectie- en gunningscriteria, of de rechtvaardigingen van onderhandse gunningen).
  • Een laag aantal controles ter plaatse in landen waar projecten worden uitgevoerd.
  • De methode voor de raming van het RFP, die de contractant veel vrijheid biedt bij de beoordeling of er voldoende logistieke en juridische redenen zijn die de tijdige toegang tot de documenten voor een verrichting, en dus ook een raming van het foutenpercentage, verhinderen.

Daarnaast wordt voor het RFP voor meer dan de helft van de verrichtingen (58 %) volledig of gedeeltelijk vertrouwd op eerdere controlewerkzaamheden. Voor deze verrichtingen voert de contractant geen of beperkte controles uit en baseert hij zich in plaats daarvan op eerdere controlewerkzaamheden binnen het controlekader van DG DEVCO. Het overdreven vertrouwen op eerdere controlewerkzaamheden druist in tegen het doel van de RFP-studie, namelijk het opsporen van de fouten die juist aan deze controles zijn ontsnapt.

Prestatieaspecten

Onze controle maakte het ons mogelijk niet alleen de regelmatigheid van de verrichtingen te onderzoeken, maar ook opmerkingen te maken over prestatieaspecten van de geselecteerde verrichtingen. Op basis van een reeks controlevragen hebben wij controles uitgevoerd op projecten die voltooid of bijna voltooid waren, en wij hebben afzonderlijke opmerkingen gemaakt over projecten voor zover relevant voor onze algemene controle.

Tijdens onze bezoeken ter plaatse troffen we gevallen aan waarin middelen op doeltreffende wijze waren gebruikt en hadden bijgedragen tot de verwezenlijking van projectdoelstellingen. We merkten daarentegen ook gevallen op waarin de doelmatigheid en doeltreffendheid van de actie in het gedrang kwamen omdat de aangekochte goederen, diensten of werken niet werden gebruikt zoals gepland of de duurzaamheid van het project niet werd gewaarborgd.

Voorbeeld: duurzaamheid van het project niet gewaarborgd

De Commissie sloot een bijdrageovereenkomst met een IO voor een project ter ondersteuning van beroepsopleiding in Ivoorkust. Uit onze controle bleek dat de duurzaamheid van het project niet werd gewaarborgd. Sinds 2012 is de operationele begroting die de overheid aan beroepsscholen verstrekt met 52 % gedaald. In dezelfde periode steeg het aantal studenten met 130 %. Als gevolg daarvan waren de beschikbare overheidsmiddelen ontoereikend voor de scholen om hun gebouwen en apparatuur te onderhouden en de nodige consumptiegoederen te kopen.

Evaluatie van het jaarlijks activiteitenverslag van DG DEVCO

Wij zijn van oordeel dat punten van voorbehoud in het JAV 2019 van DG DEVCO ten onrechte ontbreken en dit is volgens ons deels te wijten aan de tekortkomingen van de RFP-studie.

Bovendien heeft de Commissie voor het eerst een regel toegepast die inhoudt dat een voorbehoud niet nodig is indien het individuele uitgaventerrein in kwestie minder dan 5 % van de totale betalingen vertegenwoordigt en een financiële impact van minder dan 5 miljoen EUR heeft. Bijgevolg wordt er op sommige terreinen geen voorbehoud meer gemaakt waar dit wel het geval was in de voorgaande jaren, zelfs als het desbetreffende risico blijft bestaan.

Wat we aanbevelen

We bevelen aan dat de Commissie:

  • de voor de RFP-studie gebruikte methodologie en handleiding verder verbetert om de kwesties die we hebben vastgesteld in dit verslag aan te pakken, teneinde het in de studie gerapporteerde foutenpercentage betrouwbaarder te maken;
  • punten van voorbehoud maakt op alle terreinen met een vastgesteld hoog risiconiveau, ongeacht het aandeel in de totale uitgaven en de financiële impact daarvan.

Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van de EOF's is te vinden in het Jaarverslag 2019 over de activiteiten gefinancierd uit het achtste, negende, tiende en elfde Europees Ontwikkelingsfonds.

Achtergrondinformatie

De Europese Rekenkamer en haar werk

De Europese Rekenkamer (ERK) is de onafhankelijke extern controleur van de Europese Unie. Wij zijn gevestigd te Luxemburg en hebben ongeveer 900 controlerende en ondersteunende personeelsleden van alle EU-nationaliteiten in dienst.

Het is onze opdracht om bij te dragen tot de verbetering van de administratie en het financieel beheer van de EU, om verantwoording en transparantie te bevorderen en op te treden als onafhankelijk hoedster van de financiële belangen van de burgers van de EU.

Onze controleverslagen en -adviezen vormen een essentieel onderdeel van de verantwoordingsketen van de EU. Ze worden gebruikt om degenen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van EU-beleid en -programma’s (de Commissie, andere EU-instellingen en -organen, en overheden van de lidstaten) ter verantwoording te roepen.

We waarschuwen voor risico’s, verschaffen zekerheid, wijzen op tekortkomingen en goede praktijken en geven EU-beleidsmakers en -wetgevers advies over de wijze waarop ze EU-beleid en -programma’s beter kunnen beheren. Door middel van ons werk zorgen we ervoor dat de Europese burgers weten hoe hun geld wordt uitgegeven.

Onze output

Wij produceren:

  • jaarverslagen, die voornamelijk de resultaten omvatten van de werkzaamheden in het kader van de financiële en nalevingsgerichte controle van de begroting van de EU en de Europese Ontwikkelingsfondsen, maar ook aspecten met betrekking tot begrotingsbeheer en prestaties;
  • speciale verslagen, waarin de resultaten van geselecteerde controles van specifieke beleids- of uitgaventerreinen, of begrotings- of beheerskwesties worden gepresenteerd;
  • specifieke jaarverslagen over de agentschappen, gedecentraliseerde organen en gemeenschappelijke ondernemingen van de EU;
  • adviezen over nieuwe of geactualiseerde wetgeving met een significante impact op het financieel beheer – op verzoek van een andere instelling of op ons eigen initiatief;
  • analyses, met een beschrijving van of informatie over beleid, systemen, instrumenten of specifiekere onderwerpen.

Tot slot wordt in onze vooruitblikken op de controle achtergrondinformatie gepresenteerd over een aanstaande of lopende controletaak.

De controleaanpak voor onze betrouwbaarheidsverklaring in het kort

De oordelen in onze betrouwbaarheidsverklaring zijn gebaseerd op objectieve controle-informatie die wordt verkregen door middel van controletests die worden uitgevoerd overeenkomstig internationale controlestandaarden.

Zoals vermeld in onze strategie voor 2018‑2020 is het onze bedoeling om na te gaan hoe we gebruik kunnen maken van de door de gecontroleerden verschafte informatie over de wettigheid en regelmatigheid, wat betekent dat we voornemens zijn om in de toekomst waar mogelijk ons controleoordeel te baseren op de (beheers)verklaringen van de Commissie. We hebben echter moeilijkheden ondervonden, bijvoorbeeld in verband met de beschikbaarheid van tijdige en betrouwbare informatie, die onze vorderingen belemmeren.

Betrouwbaarheid van de rekeningen

Verschaft de jaarrekening van de EU volledige en juiste informatie?

Ieder jaar genereren de directoraten-generaal van de Commissie honderdduizenden boekingen waarvoor informatie wordt ontleend aan vele verschillende bronnen (waaronder de lidstaten). We controleren of de boekhoudkundige processen naar behoren functioneren en of de daaruit voortkomende boekhoudkundige gegevens volledig zijn, correct werden vastgelegd en naar behoren worden gepresenteerd in de financiële staten van de EU. Voor de controle van de betrouwbaarheid van de rekeningen passen we de op een attestopdracht gebaseerde aanpak al toe sinds ons eerste oordeel in 1994.

  • We beoordelen het boekhoudsysteem om te waarborgen dat het systeem een goede basis biedt voor het opstellen van betrouwbare gegevens.
  • Wij beoordelen essentiële boekhoudprocedures om te waarborgen dat zij goed werken.
  • We verrichten analytische controles van boekhoudgegevens om te waarborgen dat deze op consistente wijze worden gepresenteerd en redelijk lijken.
  • We controleren een steekproef van boekingen rechtstreeks om te waarborgen dat de onderliggende verrichtingen inderdaad bestaan en nauwkeurig zijn vastgelegd.
  • Wij controleren de financiële staten om te waarborgen dat deze de financiële situatie getrouw weergeven.

Regelmatigheid van de verrichtingen

Voldoen de aan de EU-rekeningen ten grondslag liggende verrichtingen inzake ontvangsten en verrichte betalingen aan de regels?

Uit de EU-begroting worden miljoenen betalingen gedaan aan begunstigden in zowel de EU als de rest van de wereld. Het merendeel van deze uitgaven wordt beheerd door de lidstaten. Om de bewijzen te verzamelen dat we nodig hebben, beoordelen we de systemen waarmee ontvangsten en verrichte betalingen (d.w.z. saldobetalingen en verrekening van voorschotten) worden beheerd en gecontroleerd en onderzoeken we een steekproef van verrichtingen.

Ingeval is voldaan aan de voorwaarden van de relevante internationale controlestandaarden, evalueren we de toetsingen en controles die zijn verricht door degenen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de EU-begroting en voeren we deze opnieuw uit. Zodoende houden we volledig rekening met corrigerende maatregelen die eventueel zijn genomen op basis van deze controles.

  • We beoordelen de systemen voor ontvangsten en uitgaven om te bepalen hoe doeltreffend ze zijn in het waarborgen van de regelmatigheid van de verrichtingen.
  • Wij trekken statistische steekproeven van verrichtingen die de basis vormen voor een gedetailleerde toetsing door onze controleurs. We onderzoeken de verrichtingen uit de steekproef nauwkeurig, ook ter plaatse bij de eindbegunstigden (bijv. landbouwers, onderzoeksinstituten of bedrijven die openbaar aanbestede werken uitvoeren of diensten leveren), om bewijs te verkrijgen dat elke onderliggende gebeurtenis ook heeft plaatsgevonden, naar behoren is vastgelegd en voldoet aan de regelgeving die geldt voor het verrichten van betalingen.
  • We analyseren fouten en merken deze aan als kwantificeerbaar of niet-kwantificeerbaar. Verrichtingen vertonen kwantificeerbare fouten indien de betaling volgens de regels niet had mogen worden goedgekeurd. We extrapoleren de kwantificeerbare fouten om een geschat foutenpercentage te verkrijgen voor de algemene EU-begroting en elk terrein waarvoor we een specifieke beoordeling verrichten.
  • We hanteren het niveau van 2 % als materialiteitsdrempel bij onze beoordeling. Wij houden ook rekening met andere relevante informatie, zoals de jaarlijkse activiteitenverslagen en verslagen van andere externe controleurs.
  • Indien we vaststellen dat het foutenpercentage van materieel belang is in de gecontroleerde verrichtingen, moeten we bepalen of de fouten “van diepgaande invloed” zijn. Wij kunnen een fout om verschillende redenen van diepgaande invloed achten, ook wanneer we deze in een aanzienlijk deel van de controlepopulatie aantreffen. In dat geval vormt dit de grondslag voor een afkeurend oordeel. Sinds 2016 identificeren we terreinen van de EU-begroting met een laag risico en met een hoog risico. Wanneer de uitgaven met een hoog risico die fouten van materieel belang vertonen een aanzienlijk deel van de controlepopulatie uitmaken, achten wij de fout van diepgaande invloed en geven wij bijgevolg een afkeurend oordeel af.
  • Al onze bevindingen bespreken we met zowel de autoriteiten in de lidstaten als de Commissie om te bevestigen dat de daarin vermelde feiten juist zijn.

Al onze publicaties zijn te vinden op onze website: http://www.eca.europa.eu. Meer informatie over het controleproces ten behoeve van de betrouwbaarheidsverklaring is te vinden in bijlage 1.1 Controleaanpak en –methodologie, van hoofdstuk 1 in ons Jaarverslag 2019.

Contact

EUROPESE REKENKAMER
12, rue Alcide De Gasperi
L-1615 Luxemburg
LUXEMBURG

Tel. +352 4398-1
Inlichtingen: eca.europa.eu/nl/Pages/ContactForm.aspx
Website: eca.europa.eu
Twitter: @EUAuditors

Meer gegevens over de Europese Unie vindt u op internet via de Europaserver (http://europa.eu).

Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2020

PDF ISBN 978-92-847-5282-9 doi:10.2865/638548 QJ-02-20-696-NL-N
HTML ISBN 978-92-847-5261-4 doi:10.2865/847762 QJ-02-20-696-NL-Q

AUTEURSRECHT

© Europese Unie, 2020.

Het beleid van de Europese Rekenkamer (ERK) inzake hergebruik is geregeld bij Besluit nr. 6-2019 van de Europese Rekenkamer over het opendatabeleid en het hergebruik van documenten.

Tenzij anders aangegeven (bijv. in afzonderlijke auteursrechtelijke mededelingen), wordt voor inhoud van de ERK die eigendom is van de EU een licentie verleend in het kader van de Creative Commons Attribution 4.0 International (CC BY 4.0)-licentie. Dit betekent dat hergebruik is toegestaan mits de bron correct wordt vermeld en wijzigingen worden aangegeven. De hergebruiker mag de oorspronkelijke betekenis of boodschap van de documenten niet wijzigen. De ERK is niet aansprakelijk voor mogelijke gevolgen van hergebruik.

Voor de volgende foto’s is hergebruik toegestaan mits de auteursrechthebbende, de bron en de naam van de fotografen/architecten (voor zover aangegeven) worden vermeld:

blz. *: © Europese Unie, 2020, Europese Rekenkamer.

blz. *: © Europese Unie, 2013, Europese Rekenkamer. Architecten: Paul Noël (K1-gebouw, 1988) en Jim Clemes
(K2-gebouw, 2004 en K3-gebouw, 2013).

blz. *.: © Europese Unie, 2018, Europees Parlement / Mathieu Cugnot.

blz. * (links): © Europese Unie, 2015 / Angelos Tzortzinis.

blz. * (links): © Europese Unie, 2011 / Philippe Terasse.

blz. *: © Europese Unie, 2020 / Etienne Ansotte.

blz. *: © Europese Unie, 2019, Europese Rekenkamer.

blz. *: © Europese Unie, 2020, Europese Rekenkamer.


U dient aanvullende rechten te verwerven indien specifieke inhoud personen herkenbaar in beeld brengt, bijvoorbeeld op foto’s van personeelsleden van de ERK, of werken van derden bevat. Indien toestemming wordt verkregen, wordt hiermee de bovengenoemde algemene toestemming opgeheven en zullen beperkingen van het gebruik daarin duidelijk worden aangegeven.

Wilt u inhoud gebruiken of reproduceren die geen eigendom van de EU is, dan dient u de houders van het auteursrecht mogelijk rechtstreeks om toestemming te vragen:

blz. *: © Shutterstock / Rawpixel.com.

blz. *: © Shutterstock / Nopphon_1987.

blz. * (links bovenaan): © Shutterstock / Pressmaster.

blz. * (rechts bovenaan): © Shutterstock / geniusksy.

blz. * (onderaan): © Shutterstock / MONOPOLY919.

blz. * (links): © Shutterstock / Jaggat Rashidi.

blz. * (rechts): © Shutterstock / Pagina.

blz. * (links): © Shutterstock / MMCez.

blz. * (rechts): © Shutterstock / Ekaterina Kondratova.

blz. * (links): © Shutterstock / stockphoto mania.

blz. * (rechts): © Shutterstock / Riccardo Mayer.


Software of documenten waarop industriële-eigendomsrechten rusten, zoals octrooien, handelsmerken, geregistreerde ontwerpen, logo’s en namen, zijn uitgesloten van het beleid van de ERK inzake hergebruik; hiervoor wordt u ook geen licentie verleend.

De groep institutionele websites van de Europese Unie met de domeinnaam “europa.eu” bevat links naar sites van derden. Aangezien de ERK geen controle heeft over deze sites, wordt u aangeraden kennis te nemen van hun privacy- en auteursrechtbeleid.

Gebruik van het logo van de Europese Rekenkamer

Het logo van de Europese Rekenkamer mag niet worden gebruikt zonder voorafgaande toestemming van de Europese Rekenkamer.

Hoe neemt u contact op met de EU?

Kom langs
Er zijn honderden Europe Direct-informatiecentra overal in de Europese Unie. U vindt het adres van het dichtstbijzijnde informatiecentrum op: https://europa.eu/european-union/contact_nl

Bel of mail
Europe Direct is een dienst die uw vragen over de Europese Unie beantwoordt. U kunt met deze dienst contact opnemen door:

  • te bellen naar het gratis nummer: 00 800 6 7 8 9 10 11 (bepaalde telecomaanbieders kunnen wel kosten in rekening brengen),
  • te bellen naar het gewone nummer: +32 22999696, of
  • een e-mail te sturen via: https://europa.eu/european-union/contact_nl

Waar vindt u informatie over de EU?

Online
Informatie over de Europese Unie in alle officiële talen van de EU is beschikbaar op de Europa-website op: https://europa.eu/european-union/index_nl

EU-publicaties
U kunt publicaties van de EU downloaden of bestellen op: https://op.europa.eu/nl/publications (sommige zijn gratis, andere niet). Als u meerdere exemplaren van gratis publicaties wenst, neem dan contact op met Europe Direct of uw plaatselijke informatiecentrum (zie https://europa.eu/european-union/contact_nl).

EU-wetgeving en aanverwante documenten
Toegang tot juridische informatie van de EU, waaronder alle EU-wetgeving sinds 1952 in alle officiële talen, krijgt u op EUR-Lex op: http://eur-lex.europa.eu

Open data van de EU
Het opendataportaal van de EU (http://data.europa.eu/euodp/nl) biedt toegang tot datasets uit de EU. Deze gegevens kunnen gratis worden gedownload en hergebruikt, zowel voor commerciële als voor niet-commerciële doeleinden.