Inleiding bij de jaarverslagen 2021 van de Europese Rekenkamer
Voorwoord bij “De EU-controle 2021 in het kort”
In “De EU-controle 2021 in het kort” wordt een overzicht gegeven van onze jaarverslagen betreffende 2021 over de algemene EU-begroting en over het Europees Ontwikkelingsfonds waarin we onze betrouwbaarheidsverklaring presenteren over de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Dit jaar hebben wij door middel van onze werkzaamheden voor het eerst ook de herstel- en veerkrachtfaciliteit behandeld en een afzonderlijk oordeel uitgebracht over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven van deze faciliteit. In De EU-controle 2021 in het kort worden ook onze belangrijkste bevindingen uiteengezet in verband met ontvangsten en de belangrijkste uitgaventerreinen in het kader van de EU-begroting en het Europees Ontwikkelingsfonds, alsook bevindingen met betrekking tot het begrotings- en financieel beheer en een follow-up van onze voorgaande aanbevelingen.
De volledige tekst van de verslagen is te vinden op onze website (eca.europa.eu).
De Europese Rekenkamer (ERK) is de onafhankelijke externe auditor van de EU. We waarschuwen voor risico’s, verschaffen zekerheid, wijzen op tekortkomingen en goede praktijken en geven EU-beleidsmakers en -wetgevers advies voor een beter beheer van EU-beleid en -programma’s. Met ons werk zorgen we ervoor dat EU-burgers weten hoe hun geld wordt uitgegeven.
Bijbehorende documenten
Voorwoord van de president
Ons jaarverslag over het begrotingsjaar 2021 is het eerste in de nieuwe programmeringsperiode 2021-2027. In 2021 bleef de COVID-19-pandemie zwaar wegen op de Europese Unie en haar lidstaten. Als de externe auditor van de Europese Unie hebben wij alles in het werk gesteld om de overheidsfinanciën in de EU op doeltreffende wijze te blijven controleren, ondanks de aanhoudende operationele problemen als gevolg van de COVID-19-crisis.
Evenals in voorgaande jaren concluderen we dat de EU-rekeningen een getrouw beeld geven van de financiële situatie van de EU. Wij geven een goedkeurend oordeel af over de betrouwbaarheid van de rekeningen over 2021 van de Europese Unie. De ontvangsten voor 2021 waren wettig en regelmatig en bevatten geen fouten van materieel belang.
Naast de traditionele begrotingsmiddelen die zijn overeengekomen in het kader van het meerjarig financieel kader (MFK) 2021-2027 heeft de EU het initiatief “NextGenerationEU” (NGEU) gelanceerd, een herstelpakket van aanvullende middelen op basis van schuldbewijzen. De herstel- en veerkrachtfaciliteit (Recovery and Resilience Facility, RRF) is goed voor ongeveer 90 % van de NGEU-financiering.
Wij geven twee afzonderlijke oordelen over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven voor 2021: één over de traditionele EU-begroting en één over de RRF.
Voor 2021 bedraagt onze schatting van het foutenpercentage in de begrotingsuitgaven van de EU 3,0 % (2020: 2,7 %).
In 2021 hadden de uitgaven in het kader van de RRF betrekking op de eenmalige betaling aan een lidstaat (Spanje). Wij zijn van mening dat 1 van de 52 mijlpalen in het Spaanse betalingsverzoek niet was verwezenlijkt. Naar ons oordeel is de desbetreffende fout niet materieel. We baseerden onze beoordeling op de voorwaarde voor betalingen, namelijk dat de mijlpalen en streefdoelen op bevredigende wijze waren verwezenlijkt. Naleving van EU- en nationale regels valt niet onder de beoordeling van de regelmatigheid.
Wat betreft de significante terreinen van de EU-begrotingsuitgaven waarvoor wij een specifieke beoordeling geven, is het foutenpercentage van materieel belang voor “Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid” en “Cohesie, veerkracht en waarden”. Voor “Natuurlijke hulpbronnen” stellen wij op basis van de resultaten van onze toetsing van verrichtingen en andere bewijsstukken die werden aangeleverd door het controlesysteem vast dat het foutenpercentage dicht bij de materialiteitsdrempel ligt. Uit onze resultaten blijkt ook dat het foutenpercentage niet van materieel belang was voor rechtstreekse betalingen, goed voor 68 % van de uitgaven in het kader van deze MFK-rubriek, en dat het over het geheel genomen van materieel belang was voor de uitgaventerreinen waarvan we hadden vastgesteld dat ze een hoger risico met zich meebrengen (plattelandsontwikkeling, marktmaatregelen, visserij, milieu en klimaatactie). Het foutenpercentage voor “Europees openbaar bestuur” ligt onder de materialiteitsdrempel.
Al een aantal jaren hebben we de ontvangsten en uitgaven van de EU gecontroleerd door een onderscheid te maken tussen de begrotingsterreinen waarvoor wij de risico’s voor de wettigheid en regelmatigheid hoog achten, en die waarvoor wij deze laag achten. Door de samenstelling van de EU-begroting en de ontwikkeling die deze in de loop van de tijd heeft doorgemaakt, is het aandeel van uitgaven met een hoog risico in de gecontroleerde populatie verder gestegen ten opzichte van de voorgaande jaren en vertegenwoordigt het ongeveer 63 % van onze controlepopulatie voor 2021 (2020: 59 %). We schatten het foutenpercentage bij dit soort uitgaven op 4,7 % (2020: 4,0 %). Tegen deze achtergrond geven wij een afkeurend oordeel af ten aanzien van de uitgaven.
Het geschatte foutenpercentage voor uitgaven met een laag risico, dat goed was voor de resterende 37 % (2020: 41 %) van onze controlepopulatie, lag onder onze materialiteitsdrempel van 2 %.
Voorwaardelijke verplichtingen die een risico vormen voor de EU-begroting namen in 2021 toe met 146,0 miljard EUR (111 %), van 131,9 miljard EUR tot 277,9 miljard EUR. Dit was voornamelijk het gevolg van de uitgifte van obligaties ad 91,0 miljard EUR ter financiering van NGEU in 2021 en van de stijging met 50,2 miljard EUR van het bedrag aan leningen dat werd verstrekt aan de lidstaten in het kader van het Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE). De Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne heeft ook bijgedragen tot deze toename door middel van garanties die de EU heeft verstrekt om leningen aan derde landen te dekken.
Tegen deze achtergrond is een deugdelijk en doeltreffend beheer van de EU-financiën belangrijker dan ooit. Dit houdt een grotere verantwoordelijkheid in voor zowel de Commissie als de lidstaten, maar ook voor ons bij de Europese Rekenkamer.
Klaus-Heiner LEHNE
President van de Europese Rekenkamer
Algemene resultaten
Belangrijkste bevindingen
Samenvatting van de betrouwbaarheidsverklaring 2021
Wij geven een goedkeurend oordeel af over de betrouwbaarheid van de rekeningen van de Europese Unie over 2021.
We geven ook een goedkeurend oordeel af over de wettigheid en regelmatigheid van de ontvangsten voor 2021.
Wij brengen twee afzonderlijke oordelen uit over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven voor 2021:
- ons oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de begrotingsuitgaven van de EU is afkeurend;
- ons oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit is goedkeurend.
- We concluderen dat de EU-rekeningen een getrouw beeld geven van de financiële situatie van de EU.
- De ontvangsten voor 2021 waren wettig en regelmatig en bevatten geen fouten van materieel belang. In “Onze betrouwbaarheidsverklaring” verstrekken wij meer informatie over de grondslag voor ons oordeel over de ontvangsten.
- Centraal in de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF) staat het instrument NextGenerationEU (NGEU). Dit is een tijdelijk instrument met een ander uitvoeringsmodel dan de EU-begrotingsuitgaven in het kader van de rubrieken van het meerjarig financieel kader (MFK). In tegenstelling tot de begrotingsuitgaven van de EU, die zijn gebaseerd op de vergoeding van kosten en/of de naleving van voorwaarden, worden de lidstaten in het kader van de RRF betaald voor de verwezenlijking van vooraf bepaalde mijlpalen of streefdoelen. Voor 2021 geven we daarom afzonderlijke adviezen af voor begrotingsuitgaven van de EU en uitgaven in het kader van de RRF.
- Over het geheel genomen vertoonden de begrotingsuitgaven van de EU een geschat materieel foutenpercentage van 3,0 % (2020: 2,7 %).
- In onze risicobeoordeling stelden wij een hoog risico vast voor de EU-uitgaven, waarbij begunstigden vaak complexe regels moeten volgen wanneer zij declaraties indienen voor kosten die zij hebben gemaakt. Het aandeel van de uitgaven met een hoog risico in onze controlepopulatie nam verder toe tot een aanzienlijke 63,2 % (2020: 59 %). Dit jaar schatten wij het foutenpercentage op 4,7 % (2020: 4,0 %) in dit deel van onze controlepopulatie. Net als in de voorgaande twee jaar is deze fout van materieel belang en van diepgaande invloed en daarom geven wij een afkeurend oordeel over de EU-begrotingsuitgaven af.
- In 2021 hadden de uitgaven in het kader van de RRF betrekking op de eenmalige betaling aan een lidstaat (Spanje). Wij zijn van mening dat 1 van de 52 mijlpalen in het Spaanse betalingsverzoek niet op bevredigende wijze was verwezenlijkt. Naar ons oordeel is de desbetreffende fout niet materieel. In “Onze betrouwbaarheidsverklaring” verstrekken wij meer informatie over de grondslag voor ons oordeel over de uitgaven in het kader van de RRF.
- We hebben aan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) 15 gevallen (2020: 6 gevallen) gemeld van vermoedelijke fraude die we in 2021 hadden geconstateerd; op basis hiervan heeft OLAF al 5 onderzoeken ingesteld. Een van deze gevallen hebben wij gelijktijdig aan het Europees Openbaar Ministerie (EOM) gemeld, samen met een bijkomend geval dat we in 2021 hadden opgemerkt.
- De Commissie geeft een samenvatting van de belangrijkste informatie over haar interne controle en financieel beheer in het jaarlijks beheers- en prestatieverslag (Annual Management and Performance Report, AMPR). Beperkingen in de controles achteraf door de Commissie en de lidstaten in de MFK-rubrieken “Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid”, “Cohesie, veerkracht en waarden” en “Nabuurschap en internationaal beleid” zijn van invloed op het in het AMPR vermelde risico bij betaling en dus op de deugdelijkheid van de risicobeoordeling door de Commissie.
- De verslaglegging in het AMPR over financiële correcties en terugvorderingen is verbeterd ten opzichte van vorig jaar, maar de presentatie van “correcties voor betalingen in het verleden” (5,6 miljard EUR) kan aanleiding geven tot misverstanden, aangezien de hierin opgenomen bedragen voor preventieve maatregelen geen betrekking hebben op betalingen in het verleden of aanvaarde uitgaven. Bovendien kunnen de preventieve maatregelen van de lidstaten niet rechtstreeks worden toegeschreven aan de Commissie.
- De Commissie maakt in het AMPR geen details bekend over de aan Hongarije gestuurde brief in het kader van het “algemeen conditionaliteitsregime” en over de wijze waarop deze van invloed kan zijn op de regelmatigheid van de betrokken uitgaven.
- Eind 2021 bedroegen de niet-afgewikkelde vastleggingen in totaal 341,6 miljard EUR: 251,7 miljard EUR met betrekking tot de EU-begroting en 89,9 miljard EUR met betrekking tot NGEU. De niet-afgewikkelde vastleggingen van de EU-begroting daalden aanzienlijk ten opzichte van een historisch record van 303,2 miljard EUR eind 2020, voornamelijk als gevolg van vertragingen bij de uitvoering van fondsen onder gedeeld beheer in het kader van het MFK 2021-2027.
- De totale blootstelling van de EU-begroting aan voorwaardelijke verplichtingen nam in 2021 toe met 146,0 miljard EUR (111 %), van 131,9 miljard EUR tot 277,9 miljard EUR. Dit was voornamelijk het gevolg van de uitgifte van obligaties ad 91,0 miljard EUR ter financiering van NGEU in 2021 en van de stijging met 50,2 miljard EUR van het bedrag aan leningen dat aan de lidstaten werd verstrekt in het kader van het Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE). De Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne heeft ook bijgedragen tot deze toename door de garanties die de EU heeft verstrekt om leningen aan derde landen te dekken.
De volledige tekst van onze jaarverslagen 2021 over de EU-begroting en over de activiteiten gefinancierd uit het achtste, negende, tiende en elfde Europees Ontwikkelingsfonds is te vinden op onze website (eca.europa.eu).
Wat we controleerden
Wat waren de cijfers voor 2021?
Het Europees Parlement en de Raad stellen een jaarlijkse EU-begroting vast binnen het voor een meerjarige periode overeengekomen begrotingskader voor een langere termijn (het “meerjarig financieel kader” of “MFK”). In 2021 beliepen de EU-begrotingsuitgaven in totaal 181,5 miljard EUR, wat overeenkomt met 2,4 % van de totale overheidsuitgaven van de EU-lidstaten en 1,3 % van hun bruto nationaal inkomen.
In mei 2020 heeft de Raad van de Europese Unie NGEU aangenomen, een tijdelijk instrument dat werd opgezet als reactie op de sociaaleconomische gevolgen van de COVID-19-pandemie en dat wordt gefinancierd door de uitgifte van obligaties. De RRF is goed voor ongeveer 90 % van de NGEU-financiering. In 2021 bedroegen de uitgaven voor niet terug te betalen RRF-steun (subsidies) 46,5 miljard EUR.
Rekening houdend met uitgaven in het kader van de RRF bedroegen de betalingen van de EU in 2021 in totaal 228,0 miljard EUR.
Waar komt het geld vandaan?
In totaal bedroegen de ontvangsten voor 2021 239,6 miljard EUR. Het grootste deel van de EU-begroting wordt gefinancierd met bedragen die de lidstaten bijdragen in verhouding tot hun bruto nationaal inkomen (115,8 miljard EUR). Andere bronnen omvatten douanerechten (19,0 miljard EUR), een bijdrage op basis van door de lidstaten geïnde belasting over de toegevoegde waarde (17,9 miljard EUR), een bijdrage op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval, ingevoerd in 2021 (5,9 miljard EUR), en overige ontvangsten (5,7 miljard EUR).
In 2021 bedroegen de aanvullende ontvangsten 75,3 miljard EUR, waaronder 55,5 miljard EUR aan externe bestemmingsontvangsten voor begrotingsgaranties, opgenomen en verstrekte leningen (NGEU) en 19,8 miljard EUR aan bijdragen en terugbetalingen die voortvloeien uit EU-overeenkomsten en -programma’s.
Waaraan wordt het geld besteed?
De EU-begroting wordt besteed aan uiteenlopende terreinen, zoals:
- bevordering van de economische ontwikkeling van structureel zwakkere regio’s;
- bevordering van innovatie en onderzoek;
- vervoersinfrastructuurprojecten;
- opleidingsactiviteiten voor werklozen;
- landbouw en bevordering van de biodiversiteit;
- bestrijding van klimaatverandering;
- grensbeheer;
- hulp aan buurlanden en ontwikkelingslanden.
Ongeveer driekwart van de begroting wordt uitgegeven onder zogenoemd “gedeeld beheer”. In het kader van deze begrotingsuitvoeringsmethode verdelen de lidstaten de middelen, selecteren zij projecten en beheren zij de EU-uitgaven, maar de Commissie draagt de eindverantwoordelijkheid. Dit is bijvoorbeeld het geval voor “Natuurlijke hulpbronnen en milieu” en “Cohesie, veerkracht en waarden”.
Met de uitgaven in het kader van de RRF worden investeringen en hervormingen gefinancierd op beleidsterreinen die voor de hele EU relevant zijn en zijn ondergebracht in zes pijlers (zie figuur 1).
De lidstaten zetten deze hervormingen en investeringen vooraf in hun nationale herstel- en veerkrachtplannen uiteen en de Commissie betaalt ze voor het verwezenlijken van de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen.
Wat hebben wij gecontroleerd?
Ieder jaar controleren wij de ontvangsten en uitgaven van de EU en onderzoeken we of de jaarrekening betrouwbaar is en of de onderliggende ontvangsten- en uitgavenverrichtingen voldoen aan de nationale en EU-regels. We onderzoeken uitgaven op het moment dat eindontvangers van EU-middelen activiteiten hebben ondernomen of kosten hebben gemaakt of, in het geval van uitgaven in het kader van de RRF, op het moment waarop de lidstaten om betaling verzoeken voor het verwezenlijken van hun vooraf bepaalde mijlpalen of streefdoelen, en op het moment waarop de Commissie deze heeft aanvaard. In de praktijk betekent dit dat onze controlepopulatie van verrichtingen tussentijdse en saldobetalingen omvat. Wij hebben geen in 2021 betaalde voorschotten onderzocht, tenzij deze ook in de loop van het jaar werden verrekend.
Onze controlepopulatie voor 2021 had een totale waarde van 154,3 miljard EUR. We hadden afzonderlijke controlepopulaties voor EU-begrotingsuitgaven (142,8 miljard EUR) en uitgaven in het kader van de RRF (11,5 miljard EUR) ter onderbouwing van onze respectieve oordelen (zie figuur 2).
Dit jaar vormde “Natuurlijke hulpbronnen en milieu” het grootste deel van onze totale controlepopulatie voor EU-begrotingsuitgaven (39,7 %), gevolgd door “Cohesie, veerkracht en waarden” (33,5 %) en “Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid” (10,0 %).
De controlepopulatie van de RRF omvatte de eenmalige betaling (11,5 miljard EUR) aan een lidstaat (Spanje) in 2021.
Vanwege COVID-19-reisbeperkingen konden we in de meeste gevallen nog steeds geen controles ter plaatse uitvoeren. Daarom hebben wij het grootste deel van onze werkzaamheden verricht door middel van controles aan de hand van stukken en door op afstand vraaggesprekken te houden met gecontroleerden. Doordat er geen controles ter plaatse werden uitgevoerd, kan het ontdekkingsrisico weliswaar toenemen, maar dankzij de bewijsstukken die we van onze gecontroleerden hebben verkregen, konden we onze werkzaamheden voltooien en er conclusies uit trekken.
Zie het punt “Achtergrondinformatie” voor meer informatie over onze controleaanpak.
Wat we constateerden
Onze betrouwbaarheidsverklaring
Krachtens artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) leggen wij aan het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie een verklaring voor over de betrouwbaarheid van de geconsolideerde rekeningen van de EU en over de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen. Dit vormt de kern van ons jaarverslag.
De RRF is een tijdelijk instrument dat wordt uitgevoerd en gefinancierd op een manier die fundamenteel verschilt van de begrotingsuitgaven van de EU. Terwijl begunstigden van EU-begrotingsuitgaven worden betaald omdat zij bepaalde activiteiten hebben ondernomen of worden vergoed voor gemaakte kosten, worden de lidstaten in het kader van de RRF betaald voor het op bevredigende wijze verwezenlijken van vooraf bepaalde mijlpalen of streefdoelen. Wij geven daarom twee afzonderlijke oordelen af over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven: één over de EU-begrotingsuitgaven en één over de uitgaven in het kader van de RRF.
Aangezien betalingen in het kader van de RRF zijn gebaseerd op de bevredigende verwezenlijking van vooraf bepaalde mijlpalen of streefdoelen, onderzochten we of de Commissie toereikende en passende bewijsstukken had verzameld om deze voorwaarde te beoordelen. Naleving van andere EU- en nationale voorschriften maakt geen deel uit van deze beoordeling.
Voor het onderdeel van de ontvangsten uit traditionele eigen middelen bestaat er een risico dat douanerechten door importeurs niet of foutief worden opgegeven bij de nationale douaneautoriteiten. De daadwerkelijk geïnde invoerrechten zullen derhalve lager zijn dan het bedrag dat in theorie moet worden geïnd. Dit verschil wordt de "douanekloof" genoemd. Deze ontweken bedragen blijven in de systemen voor de TEM-boekhouding van de lidstaten buiten beeld en vallen niet binnen de reikwijdte van ons controleoordeel over de ontvangsten.
De EU-rekeningen geven een getrouw beeld
De EU-rekeningen voor 2021 geven een in alle materiële opzichten getrouw beeld van de financiële resultaten van de EU en van haar activa en passiva aan het einde van het jaar, in overeenstemming met de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector.
We kunnen dus een goedkeurend oordeel afgeven over de betrouwbaarheid van de rekeningen, zoals elk jaar sinds 2007.
De EU-balans omvatte een verplichting voor pensioenen en andere personeelsbeloningen die eind 2021 verder was toegenomen en 122,5 miljard EUR bedroeg (2020: €116 miljard EUR). De verdere stijging van deze schatting is voornamelijk toe te schrijven aan een daling van de nominale disconteringsvoet.
Sinds 1 februari 2020 is het Verenigd Koninkrijk (VK) geen lidstaat van de EU meer. Daarom laten de EU-rekeningen op de balansdatum een nettovordering op het VK van 41,8 miljard EUR zien (2020: 47,5 miljard EUR) op basis van wederzijdse verplichtingen zoals vastgesteld in het terugtrekkingsakkoord. Deze daling is voornamelijk toe te schrijven aan betalingen die in 2021 van het VK werden ontvangen overeenkomstig de voorwaarden van het terugtrekkingsakkoord.
De impact van de Russische invasie op leningen en subsidies met betrekking tot Oekraïne in de EU-rekeningen is beoordeeld en naar behoren in aanmerking genomen en vermeld overeenkomstig de vereisten van de boekhoudregels.
We geven een goedkeurend oordeel af over de ontvangsten
We concluderen dat de ontvangsten geen fouten van materieel belang vertonen.
Wij geven een afkeurend oordeel af over de EU-begrotingsuitgaven
Volgens onze definitie is een fout een geldbedrag dat niet uit de EU-begroting had mogen worden betaald. Fouten ontstaan wanneer geld niet overeenkomstig de relevante EU-wetgeving wordt gebruikt en dus niet op de wijze die de Raad en het Europees Parlement voor ogen hadden toen zij die wetgeving vaststelden, ofwel wanneer het niet overeenkomstig specifieke nationale voorschriften wordt gebruikt.
Voor de EU-begrotingsuitgaven schatten we dat het foutenpercentage tussen de 2,2 % en 3,8 % ligt. De mediaan van deze bandbreedte, voorheen bekend als “meest waarschijnlijk foutenpercentage”, is ten opzichte van vorig jaar gestegen van 2,7 % tot 3,0 % (zie figuur 3).
Figuur 3 — Geschat foutenpercentage voor de EU-begrotingsuitgaven (2017-2021)
Bron: Europese Rekenkamer.
Meer dan de helft van onze controlepopulatie vertoont opnieuw fouten van materieel belang
In 2021 stelden we opnieuw vast dat de wijze waarop uitgaven werden gedaan van invloed was op het foutenrisico. In dit verband maken wij onderscheid tussen betalingen ter vergoeding van kosten en op rechten gebaseerde betalingen (zie het kader hieronder).
Wat zijn betalingen ter vergoeding van kosten en op rechten gebaseerde betalingen?
De EU-begrotingsuitgaven vallen uiteen in twee soorten uitgaven met verschillende risicopatronen:
- vergoedingen van kosten waarbij de EU subsidiabele kosten voor subsidiabele activiteiten vergoedt (die gepaard gaan met complexe regels); deze omvatten onderzoeksprojecten (in het kader van “Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid”), investeringen in regionale en plattelandsontwikkeling (“Cohesie, veerkracht en waarden” en “Natuurlijke hulpbronnen en milieu”) en projecten voor ontwikkelingshulp (“Nabuurschap en internationaal beleid”). Wij zijn van mening dat dit soort uitgaven een hoog risico vormt;
- op rechten gebaseerde betalingen die worden verricht wanneer begunstigden aan bepaalde (minder complexe) voorwaarden hebben voldaan: deze omvatten beurzen voor studenten en onderzoekers (in het kader van “Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid”), rechtstreekse steun voor landbouwers (“Natuurlijke hulpbronnen en milieu”) en salarissen en pensioenen voor EU-ambtenaren (“Europees openbaar bestuur”). Wij zijn van mening dat dit soort uitgaven een laag risico vormt.
De meest voorkomende fouten die we constateerden bij uitgaven met een hoog risico in de belangrijkste MFK-rubrieken waren:
- niet-subsidiabele kosten en projecten, inbreuken op de internemarktregels (met name niet-naleving van de staatssteunregels), het ontbreken van essentiële bewijsstukken, en niet-naleving van de regels inzake openbare aanbestedingen in “Cohesie, veerkracht en waarden”;
- niet-subsidiabele begunstigden, projecten of uitgaven, administratieve fouten en niet-naleving van agromilieuverbintenissen zijn de meest voorkomende fouten op de uitgaventerreinen plattelandsontwikkeling, marktmaatregelen, milieu, klimaatactie en visserij, die samen ongeveer 33 % van de totale uitgaven voor “Natuurlijke hulpbronnen en milieu” uitmaken;
- niet-subsidiabele directe personeelskosten en andere directe kosten vormen de belangrijkste bronnen van fouten in de onderzoeksuitgaven (Horizon 2020 en het zevende kaderprogramma in het kader van “Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid”). Ernstige niet-naleving van de regels inzake openbare aanbestedingen en niet-subsidiabele andere directe kosten zijn de meest voorkomende fouten in andere programma’s en activiteiten (voornamelijk de Connecting Europe Facility);
- niet-gedane uitgaven, niet-subsidiabele kosten, het ontbreken van bewijsstukken en fouten bij openbare aanbestedingen in “Nabuurschap en internationaal beleid”.
In 2021 zijn de uitgaven met een hoog risico verder gestegen ten opzichte van de voorgaande jaren; zij waren met 63,2 % goed voor bijna twee derde van onze controlepopulatie (2020: 59 %). Het geschatte foutenpercentage voor uitgaven met een hoog risico bedroeg 4,7 % (2020: 4,0 %).
Uitgaven met een laag risico waren goed voor de resterende 36,8 % van onze controlepopulatie (2020: 41 %) en omvatten voornamelijk op rechten gebaseerde betalingen. Het geschatte foutenpercentage voor dit deel van de populatie lag onder onze materialiteitsdrempel van 2 % (zie figuur 4).
Figuur 5 bevat een vergelijking van door ons geschatte foutenpercentages op de verschillende uitgaventerreinen tussen 2017 en 2021. Meer informatie over de resultaten wordt verstrekt in het onderdeel “Onze resultaten nader bekeken” en in de desbetreffende hoofdstukken van ons Jaarverslag 2021.
Figuur 5 — Ons geschatte foutenpercentage voor geselecteerde uitgaventerreinen van de EU-begroting (2017-2021)
Bron: Europese Rekenkamer.
We hebben een goedkeurend oordeel afgegeven over de eerste betaling in het kader van de RRF
In 2021 hadden onze werkzaamheden voor het eerst betrekking op de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven in het kader van de RRF. Onze controlepopulatie omvatte de enige uitbetaling in 2021, een betaling aan Spanje, en de verrekening van de desbetreffende voorfinanciering. Het Spaanse betalingsverzoek omvatte 52 mijlpalen die Spanje als verwezenlijkt beschouwde. Het bedrag dat volgens het uitvoeringsbesluit van de Raad aan Spanje moest worden betaald, bedroeg 11,5 miljard EUR.
We baseerden onze beoordeling op de voorwaarde voor betaling, namelijk dat de mijlpalen en streefdoelen zoals gedefinieerd in het uitvoeringsbesluit van de Raad op bevredigende wijze waren verwezenlijkt. Over het geheel genomen wijst de controle-informatie die we tijdens onze werkzaamheden hebben verkregen erop dat een van de 52 mijlpalen in verband met de eerste uitbetaling aan Spanje niet was verwezenlijkt. De Commissie heeft nog geen methode vastgesteld om de impact van het niet bereiken van een mijlpaal of streefdoel te kwantificeren. Ons eigen oordeel is dat de fout niet materieel is. Andere tekortkomingen die in de werkzaamheden van de Commissie inzake de beoordeling van de mijlpalen werden aangetroffen, betreffen onvoldoende deugdelijke criteria voor de aanvullende controlemijlpaal en ontoereikende documentatie van de werkzaamheden van de Commissie, hoewel dit niet van invloed is op de beoordeling van de vraag of de mijlpaal is verwezenlijkt.
Vergelijking tussen het door ons en het door de Commissie geschatte foutenpercentage
Het jaarlijks beheers- en prestatieverslag (Annual Management and Performance Report, AMPR), waarvoor het college van commissarissen de verantwoordelijkheid draagt, bevat een samenvatting van de belangrijkste informatie uit de jaarlijkse activiteitenverslagen (JAV’s) over interne controle en financieel beheer. Het omvat het risico bij betaling, dat wil zeggen de schatting door de Commissie van het bedrag dat is uitbetaald zonder inachtneming van de toepasselijke regels. Over het geheel genomen wordt het risico bij betaling voor 2021 door de Commissie op 1,9 % geschat. Dit ligt onder onze materialiteitsdrempel (2,0 %) en het door ons geschatte foutenpercentage (3,0 %) voor EU-begrotingsuitgaven.
Net als het door ons geschatte foutenpercentage omvat de schatting van de Commissie geen uitgaven in het kader van de RRF, waarvoor zij de controleresultaten afzonderlijk, op basis van een kwalitatieve beoordeling, bekendmaakt. Bovendien bevat het JAV van elk directoraat-generaal (DG) van de Commissie een verklaring waarin de directeur-generaal zekerheid geeft dat het verslag de financiële informatie juist weergeeft en dat de verrichtingen onder zijn/haar verantwoordelijkheid wettig en regelmatig zijn. Daartoe verstrekten alle DG’s schattingen van het risico bij betaling in hun uitgaven, behalve voor de RRF, waarvoor de Commissie de controleresultaten beoordeelt op basis van een combinatie van de resultaten van de audits en controles van de lidstaten en haar eigen audit- en controleresultaten.
Voor elke MFK-rubriek waarvoor we een specifieke beoordeling verstrekken, hebben we het risico voor de Commissie bij betaling voor 2021 vergeleken met ons geschatte foutenpercentage. Uit de vergelijking blijkt dat het risico bij betaling voor de Commissie lager is dan het door ons geschatte foutenpercentage voor ”Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid” en “Cohesie, veerkracht en waarden”. Voor “Natuurlijke hulpbronnen” komt de schatting door de Commissie van het risico bij betaling (1,8 %) overeen met onze schatting.
In het AMPR presenteert de Commissie haar algemene risicobeoordeling van de jaarlijkse uitgaven voor 2021 om maatregelen vast te stellen en toe te spitsen op gebieden met een hoog risico. De Commissie schat dat het risico laag is voor 55 % van de uitgaven, gemiddeld voor 23 % en hoog voor 22 %. Onze werkzaamheden brachten echter beperkingen aan het licht in de werkzaamheden achteraf van de Commissie, die samen van invloed zijn op de deugdelijkheid van de risicobeoordeling van de Commissie.
We hebben ook gevolg gegeven aan onze opmerking van vorig jaar dat de manier waarop de Commissie werkelijke financiële correcties en terugvorderingen in haar AMPR rapporteert, complex en niet altijd duidelijk is. Wij constateerden dat de herziening door de Commissie van haar verslaglegging tot verbeteringen heeft geleid. We zijn echter ook van mening dat de presentatie van “correcties voor betalingen in het verleden” (5 620 miljoen EUR) en het bijbehorende percentage van de relevante uitgaven (3,3 %) niet adequaat is en aanleiding kan geven tot misverstanden. De presentatie omvat preventieve maatregelen die geen betrekking hebben op betalingen in het verleden of aanvaarde uitgaven. Bovendien kunnen de preventieve maatregelen van de lidstaten niet rechtstreeks worden toegeschreven aan de Commissie.
We merken op dat de Commissie in haar AMPR meldt dat zij in april 2022 een eerste kennisgeving aan Hongarije heeft gestuurd in het kader van het “algemeen conditionaliteitsregime”. Daarmee werd de procedure in gang gezet die kan leiden tot het opleggen van maatregelen tegen een lidstaat wegens schendingen van de beginselen van de rechtsstaat. In het AMPR worden echter geen details bekendgemaakt over de kennisgeving of over de wijze waarop deze van invloed kan zijn op de regelmatigheid van de betrokken uitgaven.
Wij melden gevallen van vermoedelijke fraude aan OLAF en het EOM
We werken al vele jaren samen met OLAF, en met het EOM sinds het in juni 2021 operationeel is geworden. Wij hebben aan OLAF 15 gevallen (2020: 6 gevallen) gemeld van vermoedelijke fraude die we tijdens onze controlewerkzaamheden in 2021 hadden geconstateerd; op basis hiervan heeft OLAF al 5 onderzoeken ingesteld. Een van deze gevallen hebben wij gelijktijdig aan het EOM gemeld, samen met een bijkomend geval dat we tijdens onze controlewerkzaamheden in 2021 hadden opgemerkt. In maart 2022 hebben wij besloten gevallen van vermoedelijke fraude in voorkomend geval gelijktijdig door te sturen naar zowel OLAF als het EOM.
Wilt u meer weten? Alle informatie over de belangrijkste bevindingen is te vinden in de hoofdstukken 1 en 10 van ons Jaarverslag 2021. De volledige tekst van ons jaarverslag is te vinden op onze website (eca.europa.eu).
Onze resultaten nader bekeken
Begrotings- en financieel beheer
Uitvoering en gebruik van de begroting in 2021
De begrotingsuitvoering was laag voor vastleggingen, maar hoog voor betalingen
In de MFK-verordening worden maximumbedragen vastgesteld voor elk van de zeven jaren van het MFK. Deze maxima zijn van toepassing op nieuwe financiële verplichtingen van de EU (vastleggingskredieten) en op betalingen die uit de EU-begroting kunnen worden gedaan (betalingskredieten). Zie figuur 6.
In 2021 werd in totaal 113,4 miljard EUR vastgelegd: slechts 68 % van het totale beschikbare bedrag (166,8 miljard EUR). Dit percentage is uitzonderlijk laag, zelfs lager dan in 2014, het eerste jaar van het voorgaande MFK (77 %). In 2021 gingen de nieuwe programma’s door de vertraging bij de vaststelling van de sectorale verordeningen later start, met name voor de acht fondsen onder gedeeld beheer in het kader van de verordening gemeenschappelijke bepalingen. Van het beschikbare bedrag aan vastleggingskredieten voor deze acht fondsen onder gedeeld beheer werd slechts 2 % gebruikt.
In 2021 bedroeg het MFK-maximum voor betalingskredieten 166,1 miljard EUR; het voor betalingen beschikbare bedrag in de definitieve begroting bedroeg 168,0 miljard EUR. De werkelijke betalingen bedroegen 163,6 miljard EUR (97 %) van de beschikbare betalingskredieten. Rekening houdend met aanvullende betalingen van 62,6 miljard EUR uit bestemmingsontvangsten (voornamelijk RRF-subsidies) en 1,8 miljard EUR aan overdrachten uit 2020 bedroegen de betalingen in 2021 228,0 miljard EUR.
Het absorptiepercentage van de Europese structuur- en investeringsfondsen in de periode 2014-2020 is gestegen
In de loop van 2021 bleven de lidstaten middelen uit de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) uit de MFK-periode 2014-2020 absorberen. Eind 2021 bedroegen de totale cumulatieve betalingen voor de operationele programma’s van de ESIF voor de periode 2014-2020 331,1 miljard EUR, op een totaal van 492 miljard EUR (67 %). De resterende 160,9 miljard EUR moet worden uitbetaald, en de rest moet worden vrijgemaakt door de afsluiting van de programma's vóór eind 2025, behalve voor het Elfpo, waarvoor de afsluiting in 2027 zal plaatsvinden. Dit bedrag vormt het grootste deel van de 251,7 miljard EUR aan niet-afgewikkelde vastleggingen in de EU-begroting aan het einde van 2021.
Zoals blijkt uit figuur 7, varieert de cumulatieve absorptie van ESIF-financiering door de lidstaten aanzienlijk.
Figuur 7 — Absorptieniveaus voor de ESIF voor de periode 2014-2020 (exclusief NGEU-middelen)
Bron: Europese Rekenkamer.
De uitvoering van NGEU is in 2021 van start gegaan
Het tijdelijke NGEU-instrument is in juni 2021 van start gegaan met de inwerkingtreding van het nieuwe eigenmiddelenbesluit, waarbij de desbetreffende leningen worden toegestaan. Eind 2021 bedroegen de vastleggingen van NGEU-middelen 143,5 miljard EUR. De voorfinanciering en betalingen bedroegen meer dan 53,6 miljard EUR. Zie figuur 8 voor meer informatie.
De niet-afgewikkelde vastleggingen uit de EU-begroting en NGEU bereikten een recordbedrag van 341,6 miljard EUR
Eind 2021 bedroegen de niet-afgewikkelde vastleggingen in totaal 341,6 miljard EUR: 251,7 miljard EUR met betrekking tot de EU-begroting en 89,9 miljard EUR met betrekking tot NGEU. De niet-afgewikkelde vastleggingen van de EU-begroting daalden aanzienlijk ten opzichte van een historisch record van 303,2 miljard EUR eind 2020, voornamelijk als gevolg van vertragingen bij de start van de uitvoering van fondsen onder gedeeld beheer in het kader van het MFK 2021-2027. Samen met de niet-afgewikkelde NGEU-vastleggingen bereikte het bedrag aan totale niet-afgewikkelde vastleggingen echter een record. Figuur 9 toont de totale niet-afgewikkelde vastleggingen uit zowel de EU-begroting als NGEU eind 2021, uitgesplitst naar jaar van oorsprong.
Figuur 9 — Niet-afgewikkelde vastleggingen eind 2021 naar jaar van oorsprong
Bron: Europese Rekenkamer.
De Commissie verwacht dat de niet-afgewikkelde vastleggingen uit de EU-begroting in 2027 uitkomen op 317 miljard EUR, 14 miljard EUR meer dan de 303,2 miljard EUR eind 2020. Deze kleine stijging is voornamelijk het gevolg van het kleinere verschil tussen vastleggings- en betalingskredieten in het MFK 2021-2027.
Beheerskosten voor financieringsinstrumenten lopen uiteen
We hebben ook gekeken naar de betaalde beheerskosten op het niveau van de lidstaten in verhouding tot de totale betalingen, inclusief nationale cofinanciering aan de financieringsinstrumenten. Wij constateerden dat de beheerskosten 3,6 % van de totale betalingen aan de financieringsinstrumenten in het kader van het MFK 2014-2020 bedroegen. Dit is echter een gemiddelde; het werkelijke cijfer verschilt sterk van lidstaat tot lidstaat. Zo vertegenwoordigden de beheerskosten in Zweden meer dan 10 % van de totale betalingen aan financieringsinstrumenten. In Oostenrijk en België werden er daarentegen geen beheerskosten voor financieringsinstrumenten in rekening gebracht (zie figuur 10).
Figuur 10 — Beheerskosten in verhouding tot de totale betalingen aan financieringsinstrumenten in het kader van het MFK 2014-2020, eind 2020
Bron: Europese Rekenkamer.
Belangrijkste risico’s en uitdagingen voor de EU-begroting in de komende jaren
De totale blootstelling van de EU-begroting is in 2021 toegenomen, voornamelijk als gevolg van de invoering van NGEU
De totale blootstelling van de EU-begroting aan voorwaardelijke verplichtingen steeg van 131,9 miljard EUR in 2020 tot 277,9 miljard EUR in 2021. De twee belangrijkste redenen voor deze aanzienlijke toename waren de invoering van NGEU en de stijging van het bedrag aan leningen in het kader van SURE (zie figuur 11).
Figuur 11 — De totale blootstelling van de EU-begroting aan het einde van 2021, uitgesplitst naar categorie
(*) EIB-leningen — lidstaten 0,6 miljard EUR, betalingsbalansleningen 0,2 miljard EUR, Euratom-leningen — lidstaten 0,1 miljard EUR; het verschil met het totaal is het gevolg van afronding.
(**) Garantie in het kader van het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO) 0,5 miljard EUR, Euratom-leningen — derde landen 0,3 miljard EUR en NDICI/Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling+ (EFDO+) 0,2 miljard EUR.
Bron: Europese Rekenkamer.
Door de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne nemen de risico’s voor de EU-begroting toe
De EU maakt geld op haar begroting vrij en zorgt voor extra flexibiliteit om te reageren op de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Dit zal de begrotingsbehoeften van de EU doen toenemen en leiden tot een hoger risico dat betalingen moeten worden gedaan in het kader van voorwaardelijke verplichtingen voor de EU-begroting. Eind 2021 had Oekraïne leningen uitstaan met een nominale waarde van 4,7 miljard EUR in het kader van de programma’s voor macrofinanciële bijstand en Euratom-programma’s. Daarnaast heeft de Europese Investeringsbank (EIB) Oekraïne leningen ter waarde van 2,1 miljard EUR verstrekt, die worden ondersteund door EU-garanties.
Wat wij aanbevelen
We bevelen aan dat de Commissie:
- de begrotingsautoriteit informeert over de factoren die bijdragen aan de ontwikkeling van niet-afgewikkelde vastleggingen, en passende maatregelen neemt om de niet-afgewikkelde vastleggingen op lange termijn geleidelijk te verlagen;
- het toenemende risico dat er betalingen moeten worden gedaan in het kader van voorwaardelijke verplichtingen voor de EU-begroting in verband met de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, nauwlettend monitort en zo nodig actie onderneemt om ervoor te zorgen dat de capaciteit van instrumenten voor risicobeperking toereikend blijft.
Wilt u meer weten? Alle informatie over de belangrijkste bevindingen inzake het begrotings- en financieel beheer is te vinden in hoofdstuk 2 van ons Jaarverslag 2021.
Ontvangsten
239,6 miljard EUR
Wat we controleerden
Onze controle betrof de ontvangstenzijde van de EU-begroting, waarmee de EU-uitgaven worden gefinancierd. We onderzochten bepaalde essentiële controlesystemen voor het beheer van eigen middelen en een steekproef van ontvangstenverrichtingen.
De op het bni gebaseerde bijdragen van de lidstaten maakten 48,2 % uit van de ontvangsten van de EU in 2021, terwijl de eigen middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) 7,5 % bedroegen. Deze bijdragen worden berekend op basis van macro-economische statistieken en schattingen die afkomstig zijn van de lidstaten.
Traditionele eigen middelen (TEM), die bestaan uit douanerechten op de invoer die namens de EU door overheidsinstanties van de lidstaten worden geïnd, zijn goed voor nog eens 7,9 % van de EU-ontvangsten.
De eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval zijn goed voor 2,5 % van de ontvangsten van de EU. Deze werden in 2021 ingevoerd en worden berekend door de toepassing van een uniform percentage op het gewicht van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval dat in elke lidstaat wordt gegenereerd.
Externe bestemmingsontvangsten, die voornamelijk betrekking hebben op bedragen die zijn geleend om lidstaten niet terug te betalen financiële steun te verlenen in het kader van NGEU, zijn goed voor 23,2 % van de EU-ontvangsten.
De EU heeft ook andere ontvangstenbronnen. Deze bestaan hoofdzakelijk uit bijdragen en terugbetalingen in het kader van EU-overeenkomsten en -programma’s (8,3 % van de EU-ontvangsten), zoals de ontvangsten met betrekking tot de conformiteitsgoedkeuring van de rekeningen inzake het ELGF en het Elfpo, en de bijdragen van derde landen aan programma's en activiteiten van de EU.
Wat we constateerden
| Het aan controle onderworpen bedrag | Komen hierin fouten van materieel belang voor? |
|---|---|
| 239,6 miljard EUR | Nee — bevatte geen materiële fouten in 2021 en 2020 |
Preventieve en corrigerende maatregelen
De door ons onderzochte ontvangstengerelateerde systemen waren over het geheel genomen doeltreffend. De belangrijkste internebeheersingsmaatregelen inzake TEM die we in bepaalde lidstaten hebben beoordeeld en het beheer van de punten van voorbehoud inzake btw en openstaande punten inzake TEM die we bij de Commissie hebben beoordeeld, waren echter gedeeltelijk doeltreffend vanwege aanhoudende tekortkomingen.
We constateerden ook dat de uitvoering van verschillende maatregelen in het douaneactieplan van de Commissie die bijdragen tot het verkleinen van de douanekloof vertraging had opgelopen. Deze tekortkoming heeft geen invloed op ons controleoordeel over de ontvangsten, aangezien zij geen betrekking hebben op de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen, maar op het risico dat de TEM onvolledig zijn.
De nationale controlesystemen voor het opstellen van TEM-overzichten blijven hardnekkige tekortkomingen vertonen. In het specifieke geval van Italië hebben wij al vraagtekens geplaatst bij de betrouwbaarheid van de Italiaanse TEM-overzichten sinds 2011, voornamelijk wegens vertragingen bij het bijwerken van de boekhouding van nog niet geïnde douanerechten met informatie over terugvorderingen van schulden.
Wij merkten ook op dat het aantal punten van voorbehoud inzake btw en openstaande punten inzake TEM is afgenomen, maar er blijven tekortkomingen bestaan in het beheer daarvan. In het geval van de punten van voorbehoud inzake btw was dit te wijten aan het feit dat de Commissie geen gemeenschappelijke aanpak toepast bij de vaststelling van termijnen voor de lidstaten om de uit deze punten van voorbehoud voortvloeiende financiële correcties te berekenen en aan te brengen in hun eigen middelen uit de btw. Wat de openstaande punten inzake TEM betreft, had de Commissie haar procedure voor de verwerking van de TEM-inspectieresultaten bijgewerkt. Deze procedure omvatte echter geen systeem voor het rangschikken van tekortkomingen van de lidstaten in volgorde van prioriteit. Evenmin werden hierin termijnen vastgesteld voor follow-upmaatregelen op basis van de antwoorden van de lidstaten.
Daarnaast constateerden we vertragingen bij de maatregelen van de Commissie ter verbetering van het TEM-risicobeheer en ter verkleining van de douanekloof. Uit onze analyse van de uitvoering van het douaneactieplan door de Commissie is gebleken dat er ten aanzien van een aantal maatregelen onvoldoende vooruitgang is geboekt.
De werkzaamheden van de Commissie met betrekking tot de opheffing van punten van voorbehoud inzake bni hebben te lijden onder vertragingen bij de betrokken lidstaten. Deze vertragingen hielden verband met de indiening van de bni-inventarissen bij de Commissie in het kader van de nieuwe bni-verificatiecyclus 2020-2024 en met de aanpak van de in het kader van de vorige verificatiecyclus 2016-2019 gemaakte punten van voorbehoud die specifiek betrekking hebben op bni-verrichtingen.
Voor het zesde opeenvolgende jaar heeft DG BUDG van de Commissie in zijn jaarlijks activiteitenverslag het voorbehoud gehandhaafd dat de aan de EU-begroting overgedragen TEM-bedragen onjuist zijn vanwege onderwaardering van uit China ingevoerd textiel en schoeisel in de periode van 2011 tot 2017. Het voorbehoud werd voor het eerst gemaakt in 2016, toen de aan het Verenigd Koninkrijk (VK) toe te rekenen TEM-verliezen werden gekwantificeerd op 2,1 miljard EUR, en werd vervolgens in 2018 uitgebreid naar andere lidstaten, zonder kwantificering. In de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor 2021 werd nog eens 2,1 miljard EUR aan rente geboekt. Op 8 maart 2022 concludeerde het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) dat het VK zijn verplichtingen uit hoofde van het EU-recht met betrekking tot de eigen middelen niet was nagekomen. Het HvJ-EU heeft de methode van de Commissie voor het kwantificeren van TEM-verliezen op basis van statistische gegevens goedgekeurd. Het verwierp de berekening van de Commissie echter gedeeltelijk en verstrekte richtsnoeren voor de herberekening van deze verliezen. De Commissie is begonnen met het analyseren van het arrest van het HvJ-EU en de impact ervan op haar berekeningen.
Wat wij aanbevelen
We bevelen aan dat de Commissie:
- de nodige maatregelen neemt (waaronder zo nodig inbreukprocedures) om ervoor te zorgen dat Italië een oplossing vindt voor zijn hardnekkige tekortkomingen in de TEM-boekhouding. De maatregelen moeten gericht zijn op de aanpak van de aanhoudende discrepanties die van invloed zijn op de betrouwbaarheid van de overzichten van het land van de geïnde en nog niet geïnde rechten;
- de procedures voor het beheer van punten van voorbehoud inzake btw herziet om meer geharmoniseerde en striktere termijnen voor nationale autoriteiten vast te stellen en de follow-up en de intrekking van punten van voorbehoud doelmatiger te maken;
- de beoordeling van financiële risico’s voor TEM verbetert door de relevante maatregelen van het douaneactieplan tijdig uit te voeren.
Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van EU-ontvangsten is te vinden in hoofdstuk 3 van ons Jaarverslag 2021.
Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid
Totaal: 18,5 miljard EUR
Wat we controleerden
De programma's die werden gefinancierd in het kader van MFK-rubriek 1 “Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid” zijn divers en hebben tot doel EU-investeringen te financieren die bijdragen tot onderzoek en innovatie, de ontwikkeling van trans-Europese vervoersnetwerken, communicatie, energie, digitale transformatie, de eengemaakte markt, alsmede het ruimtevaartbeleid. Het belangrijkste programma voor onderzoek en innovatie blijft Horizon 2020. De MFK-rubriek omvat ook grote infrastructuurprojecten in het kader van de Connecting Europe Facility en ruimtevaartprogramma’s (Galileo, Egnos en Copernicus). De rubriek omvat ook het InvestEU-fonds, dat tot doel heeft publieke en particuliere investeringen te mobiliseren door middel van een EU-begrotingsgarantie die de investeringen van uitvoerende partners ondersteunt.
In 2021 bedroegen de aan controle onderworpen uitgaven op dit terrein 14,3 miljard EUR. De meeste van deze uitgaven worden rechtstreeks beheerd door de Commissie. De Commissie verstrekt voorschotten aan publieke of particuliere begunstigden na de ondertekening van een subsidieovereenkomst en vergoedt, naarmate hun gefinancierde projecten vorderen, een deel van de totale kosten die de begunstigden declareren, waarop zij deze betaalde voorschotten in mindering brengt. De ruimtevaartprogramma’s worden over het algemeen indirect beheerd op basis van delegatieovereenkomsten tussen de Commissie en specifieke uitvoeringsorganen (zoals het Europees Ruimteagentschap). De financieringsinstrumenten van InvestEU worden voornamelijk uitgevoerd door de EIB of het Europees Investeringsfonds, die op hun beurt gebruikmaken van financiële intermediairs.
Wat we constateerden
| Het aan controle onderworpen bedrag | Komen hierin fouten van materieel belang voor? | Geschat meest waarschijnlijk foutenpercentage |
|---|---|---|
| 14,3 miljard EUR | Ja | 4,4 % (2020: 3,9 %) |
Over het geheel genomen schatten we dat het foutenpercentage in “Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid” van materieel belang is.
In 2021 vertoonden 55 (42 %) van de 130 door ons onderzochte verrichtingen fouten.
De uitgaven voor Horizon 2020 en FP7 blijven een gebied met een hoog risico en vormen de belangrijkste bron van de door ons ontdekte fouten. We troffen kwantificeerbare fouten aan met betrekking tot niet-subsidiabele kosten bij 29 van de 87 verrichtingen op het gebied van onderzoek en innovatie in de steekproef. Dit vertegenwoordigt 45 % van het door ons geschatte foutenpercentage voor deze rubriek in 2021.
Bij andere programma’s en activiteiten ontdekten we kwantificeerbare fouten bij 9 van de 43 verrichtingen in de steekproef. Daarbij ging het onder meer om gevallen van onregelmatigheden in de aanbestedingsprocedure, kosten voor werkzaamheden die dubbel werden gedeclareerd en vergoed, vergoeding van kosten die niet onder de kaderovereenkomst vielen en financiering van een niet-subsidiabel activum.
De regels voor het declareren van personeelskosten in het kader van Horizon 2020 blijven complex, ondanks de inspanningen om deze te vereenvoudigen, en de berekening ervan blijft een belangrijke bron van fouten in de kostendeclaraties. Van de 29 verrichtingen met kwantificeerbare fouten in onze steekproef van onderzoeksverrichtingen houden er 26, d.w.z. meer dan 89 %, verband met niet-subsidiabele personeelskosten die werden gedeclareerd en vergoed.
Voorbeeld: niet-subsidiabele kosten vanwege ontbrekende tijdregistraties
Uit onze analyse van de personeelskosten die door een kmo werden gedeclareerd, bleek dat er geen tijdregistratie of alternatief bewijs was ter onderbouwing van een groot aantal uren dat door twee personeelsleden aan het project was toegerekend. Bovendien constateerden we op basis van de analyse van de tijdregistratieformulieren van de overige personeelsleden die we hadden onderzocht dat één personeelslid 225 uren voor het project had opgegeven, maar dat er geen uren in de formulieren waren geregistreerd, en dat in het geval van twee andere personeelsleden uren waren gedeclareerd toen zij met vakantie waren. In totaal waren 1 277 (50 %) van de 2 550 uren die wij hebben onderzocht niet subsidiabel.
Auditors die aan het eind van een project door de begunstigden zijn gecontracteerd, verstrekken certificaten betreffende de financiële overzichten die bedoeld zijn om de Commissie te helpen na te gaan of de in de financiële overzichten gedeclareerde kosten subsidiabel zijn. We hebben in deze certificaten herhaaldelijk tekortkomingen gerapporteerd. Dit jaar constateerden we dat zeven van de twaalf gevallen van detecteerbare kwantificeerbare fouten noch door de auditors die de certificaten verstrekten, noch door de Commissie waren ontdekt.
Evaluatie van IT-systemen voor onderzoekssubsidies
In 2021 evalueerden we de eGrants-suite, de bedrijfsoplossing van de Commissie voor het beheer van subsidies en deskundigen. Met behulp hiervan worden de systemen aan elkaar gekoppeld die tijdens het hele proces worden gebruikt, d.w.z. van de voorbereiding van werkprogramma’s en oproepen tot het beheer van de workflow van subsidies.
Op basis van onze beperkte beoordeling stelden wij vast dat de systemen goed in de IT-omgeving zijn geïntegreerd. Overeenkomstig de huidige rechtsgrondslag is er echter geen verband tussen de boekhoudsystemen van de begunstigden en het rapportagesysteem. De Commissie beschikt over de algemene financiële gegevens inzake projecten die haar controlekader vereist en over alle boekhoudkundige informatie voor aanvullende controles of audits op verzoek. Dit betekent dat het niet mogelijk is grootschalige automatische controles uit te voeren.
Verslaglegging van de Commissie over de regelmatigheid
Met betrekking tot Horizon 2020 rapporteerde DG Onderzoek en Innovatie (RTD) een verwacht representatief foutenpercentage van 2,3 % en een restfoutenpercentage, rekening houdend met corrigerende maatregelen, van 1,7 %, voor alle DG’s en andere EU-organen die de EU-uitgaven voor onderzoek beheren. De onderliggende controles achteraf worden uitgevoerd door de gemeenschappelijke auditdienst (GAD) van DG RTD of door externe contractanten namens de GAD.
Aangezien 2021 het eerste jaar van uitvoering van Horizon Europa was, werd slechts een zeer beperkt aantal betalingen verricht (alleen voorfinanciering in DG RTD). Daarom heeft DG RTD in 2021 geen ontdekt foutenpercentage voor Horizon Europa gerapporteerd.
Wat wij aanbevelen
We bevelen aan dat de Commissie:
- het gebruik van de Personnel Costs Wizard (beschikbaar gesteld in het portaal voor deelnemers) sterk aanmoedigt, met name door bepaalde categorieën begunstigden die eerder fouten maken, zoals kmo’s en nieuwkomers (voor zowel Horizon 2020- als Horizon Europa-subsidies);
- begunstigden richtsnoeren verstrekt over de specifieke verschillen die tussen Horizon Europa enerzijds en Horizon 2020 en soortgelijke programma’s anderzijds bestaan, met de nadruk op subsidiabiliteitsaspecten;
- in het geval van Horizon 2020 de bestaande controles vooraf verbetert zodat mogelijke niet-subsidiabele aanpassingen van de door de begunstigden ingediende personeelskosten na herberekening van de uurtarieven geïdentificeerd en ongedaan gemaakt kunnen worden;
- de richtsnoeren verder verbetert voor de onafhankelijke auditors die in opdracht van de begunstigden de certificaten betreffende de financiële overzichten afgeven, teneinde het grote aantal tekortkomingen dat wij bij onze controles van deze certificaten hebben vastgesteld, te verminderen;
- vóór het volgende onderzoeksprogramma, in overeenstemming met de veranderende bedrijfsbehoeften, onderzoekt of het haalbaar is de functies in eGrants voor risicobeoordeling en automatische controles uit te breiden, bijvoorbeeld door andere beschikbare gegevensbronnen te benutten om aanvullende kerngegevens in digitaal formaat beschikbaar te stellen die de bevestiging van de naleving ondersteunen.
Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van de EU-uitgaven voor “Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid” is te vinden in hoofdstuk 4 van ons Jaarverslag 2021.
Cohesie, veerkracht en waarden
Totaal: 80,1 miljard EUR
Wat we controleerden
De uitgaven in deze rubriek zijn gericht op het verkleinen van de verschillen in ontwikkeling tussen de verschillende lidstaten en regio’s van de EU (subrubriek 2a) en acties ter ondersteuning en bescherming van de waarden van de EU, waardoor de EU beter berekend is op de huidige en toekomstige uitdagingen (subrubriek 2b). De financiering voor subrubriek 2a (Economische, sociale en territoriale samenhang) vindt plaats via het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Cohesiefonds (CF), het Europees Sociaal Fonds (ESF) en de Connecting Europe Facility (CEF). Voor subrubriek 2b (Veerkracht en waarden) wordt financiering verstrekt via programma’s als Erasmus+, een aantal kleinere regelingen en specifieke instrumenten die zijn opgezet als respons op de COVID-19-pandemie.
De cohesiebeleidsfondsen (EFRO, CF en ESF) zijn goed voor het grootste deel van de uitgaven, terwijl de Commissie en de lidstaten het beheer van de fondsen delen. De EU cofinanciert meerjarige operationele programma’s (OP), waaruit projecten worden gefinancierd. Bij de Commissie is het directoraat-generaal Regionaal Beleid en Stadsontwikkeling (DG REGIO) verantwoordelijk voor de uitvoering van het EFRO en het CF, en het directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie (DG EMPL) voor het ESF. EU-financiering voor programma’s die niet onder gedeeld beheer vallen, wordt ofwel direct beheerd door DG’s van de Commissie, ofwel indirect met de steun van partnerorganisaties of andere autoriteiten.
Wij controleren de uitgaven zodra de Commissie deze heeft aanvaard. Voor het Jaarverslag 2021 controleerden we uitgaven ter waarde van 47,9 miljard EUR op dit gebied, waaronder 44 miljard EUR aan uitgaven in het kader van subrubriek 2a en 3,9 miljard EUR in het kader van subrubriek 2b (2020: 48,4 miljard EUR in totaal). Overeenkomstig onze aanpak omvatte dit bedrag 40,8 miljard EUR aan uitgaven uit voorgaande jaren in het kader van subrubriek 2a die de Commissie in 2021 had aanvaard of verrekend.
Wat we constateerden
| Het aan controle onderworpen bedrag | Komen hierin fouten van materieel belang voor? | Geschat meest waarschijnlijk foutenpercentage |
|---|---|---|
| 47,9 miljard EUR | Ja | 3,6 % (2020: 3,5 %) |
Over het geheel genomen schatten we dat het foutenpercentage voor MFK-rubriek 2 van materieel belang is.
In 2021 hebben we 243 verrichtingen getoetst. We hebben dertig fouten, alle met betrekking tot subrubriek 2a, vastgesteld en gekwantificeerd. Rekening houdend met de 56 eerder door auditautoriteiten aangetroffen fouten en door programma-autoriteiten van de lidstaten toegepaste correcties (ter waarde van in totaal 458 miljoen EUR voor beide programmeringsperioden tezamen) schatten we het foutenpercentage op 3,6 %. Het geschatte foutenpercentage voor subrubriek 2a op zich bedraagt 4,1 %.
Niet-subsidiabele projecten en kosten, inbreuken op de internemarktregels (in het bijzonder niet-naleving van de staatssteunregels) en het ontbreken van essentiële bewijsstukken hebben het meest bijgedragen aan het door ons geschatte foutenpercentage. De belangrijkste bijdrage aan het geschatte foutenpercentage is het gevolg van te wensen overlatende besluitvorming door beheerautoriteiten, bijvoorbeeld bij de goedkeuring van niet-subsidiabele projecten of onrechtmatige staatssteun. We hebben ook opgemerkt dat de auditautoriteiten relatief lage niveaus van dit soort fouten melden.
Het aantal en de impact van de ontdekte fouten tonen aan dat de bestaande controles het hoge inherente foutenrisico op dit gebied nog niet voldoende compenseren. Dit geldt met name voor beheerautoriteiten en intermediaire instanties, waarvan de verificaties nog steeds gedeeltelijk ondoeltreffend zijn in het voorkomen of opsporen van onregelmatigheden in de door de begunstigden gedeclareerde uitgaven.
Voorbeeld: geen verificatie van de status van deelnemers
In Frankrijk werd de status van de deelnemers die niet werken en geen onderwijs of opleiding volgen (not in education, employment or training, NEET) bij twee projecten in het kader van het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (Youth Employment Initiative, YEI) alleen gecontroleerd aan de hand van eigen verklaringen.
In een van de betreffende ESF-programma's kon de begunstigde geen onafhankelijk bewijs overleggen dat de deelnemers geen werk hadden en geen onderwijs of opleiding volgden (NEET). We eisten dat de Commissie en de nationale autoriteiten aanvullende controles zouden uitvoeren om de status van de deelnemers te bepalen. Hieruit bleek dat 9 van de 37 deelnemers in werkelijkheid wel werk hadden, waardoor ze niet in aanmerking kwamen voor EU-steun.
We constateerden dat in Spanje drie van de vier concrete acties in onze steekproef voor het YEI niet in aanmerking kwamen voor EU-financiering. De nationale YEI-wetgeving en het OP waaronder deze concrete acties vielen, vereisen dat NEET-jongeren geregistreerd zijn in het kader van de nationale jongerengarantieregeling. Deze registratie geeft NEET-jongeren toegang tot een aantal flankerende maatregelen, maar dient ook om te verifiëren of zij voldoen aan de NEET-vereisten. Bij drie van de gecontroleerde concrete acties werden NEET-jongeren met terugwerkende kracht geregistreerd in het nationale systeem. Door deze retroactieve registratie was het onmogelijk om na te gaan of zij inderdaad geen onderwijs of opleiding volgden en dus subsidiabel waren. Bovenal betekent het dat NEET-jongeren alle bijkomende voordelen die beschikbaar zijn in het kader van deze twee regelingen worden onthouden.
Vereenvoudigde kostenopties
Vereenvoudigde kostenopties zouden zowel de administratieve werklast van begunstigden als de door hen gemaakte fouten kunnen verminderen. Dit jaar troffen we fouten aan met betrekking tot het gebruik van vereenvoudigde kostenopties in vier verrichtingen in één lidstaat. We constateerden dat in Ierland de bedragen die de lidstaat aan de begunstigden vergoedde en de bedragen die de Commissie aan de lidstaat terugbetaalde op verschillende vormen van steun waren gebaseerd. Terwijl de begunstigde werd vergoed op basis van de werkelijke kosten, was de EU-financiering op vereenvoudigde kostenopties gebaseerd. Deze aanpak was niet in overeenstemming met de wettelijke vereisten voor vereenvoudigde kostenopties.
Specifieke tekortkomingen bij aanbestedingen met gevolgen voor verrichtingen onder direct beheer
In april 2020 activeerde de Commissie het instrument voor noodhulp (ESI) en publiceerde zij een mededeling waarin zij uitlegde welke opties beschikbaar waren bij openbare aanbestedingen voor de behandeling van kwesties in verband met de COVID-19-crisis. Van de 18 verrichtingen in onze steekproef voor subrubriek 2b hadden er 7 betrekking op betalingen in het kader van het ESI in 2021. In verband met deze verrichtingen constateerden we dat de Commissie niet naar behoren verifieerde of de financiële voorwaarden van haar voorafgaande aankoopovereenkomsten met producenten van COVID-19-vaccindoses bij betalingen aan de contractanten in acht waren genomen. We troffen ook tekortkomingen aan in de aanbesteding van diensten en leveringen in het kader van het ESI, maar wij kwantificeerden deze fouten niet, aangezien in elk door ons onderzocht geval rechtstreekse gunning te verdedigen was gezien de buitengewone aard van de pandemie.
Beoordeling van het werk van de auditautoriteiten
Auditautoriteiten zijn de “tweede verdedigingslinie” in het zekerheids- en controlekader voor uitgaven. Zij verifiëren steekproefsgewijs de regelmatigheid van de door de beheerautoriteiten bij de Commissie gedeclareerde uitgaven. Door middel van deze werkzaamheden zorgen zij ervoor dat de restfoutenpercentages onder de materialiteitsdrempel van 2 % blijven. Dit jaar beoordeelden wij het werk van 23 van de 116 auditautoriteiten in 19 lidstaten en het VK.
Hoewel onze werkzaamheden niet zijn bedoeld om conclusies te trekken over de juistheid van de restfoutenpercentages van de auditautoriteiten als zodanig, troffen we fouten aan die niet door hen waren ontdekt. Mede rekening houdend met de bijkomende fouten die zijn ontdekt naar aanleiding van de verificaties van de Commissie, blijkt uit onze werkzaamheden ten aanzien van de steekproef van dit jaar dat het restfoutenpercentage meer dan 2 % was in 12 van de 31 zekerheidspakketten (39 % van de uitgaven in de steekproef).
Sinds 2017 onderzoeken we jaarlijks een steekproef van zekerheidspakketten. In die periode hebben we 69 zekerheidspakketten in 24 lidstaten en het VK minimaal één keer onder de loep genomen, wat overeenkomt met 34 % tot 62 % van de in de jaarrekeningen gecertificeerde uitgaven per jaar. Rekening houdend met de aanpassingen van de Commissie en onze eigen controlebevindingen was het restpercentage bij 37 van deze pakketten (54 %) in ten minste één jaar meer dan 2 %. De 37 pakketten vertegenwoordigden steevast minstens 39 % van de uitgaven in onze steekproef. Dit illustreert de mate waarin auditautoriteiten ten onrechte rapporteren dat restfoutenpercentages onder de materialiteitsdrempel van 2 % liggen.
Verslaglegging door DG REGIO en DG EMPL over de regelmatigheid van de cohesie-uitgaven
De jaarlijkse activiteitenverslagen zijn voor de DG’s van de Commissie het belangrijkste middel om te rapporteren of zij redelijke zekerheid hebben dat met de controleprocedures van de lidstaten de regelmatigheid van de uitgaven gewaarborgd is.
In de jaarlijkse activiteitenverslagen wordt ook een foutenpercentage verstrekt als een kernprestatie-indicator inzake regelmatigheid. DG REGIO rapporteerde een kernprestatie-indicator van 1,9 % en een “maximumpercentage” van 2,5 %. De percentages van DG EMPL waren 1,7 % voor de kernprestatie-indicator en 2,4 % voor het maximale risico. De Commissie heeft deze foutenpercentages in het AMPR 2021 gebruikt om informatie over de regelmatigheid te verstrekken. Zij rapporteerde een gecombineerd risico bij betaling van 1,8 % tot 2,5 % voor MFK-subrubriek 2a, inzake cohesie, en van 1,7 % tot 2,3 % voor MFK-rubriek 2 als geheel.
In 2021 publiceerden we een speciaal verslag waarin we dieper ingaan op de relevantie, betrouwbaarheid en consistentie van het jaarlijkse foutenpercentage dat in de JAV’s en het AMPR voor cohesie-uitgaven wordt gerapporteerd. In het verslag werden de conclusies van de afgelopen vier jaar in ons jaarverslag ondersteund. We constateerden dat de Commissie (op OP-niveau, in JAV’s en in het AMPR) een minimaal geschat foutenpercentage geeft dat niet definitief is en dat de controles aan de hand van stukken van beperkte waarde zijn voor de bevestiging van de geldigheid van de door de auditautoriteiten gerapporteerde restfoutenpercentages.
In reactie op onze aanbevelingen heeft de Commissie haar methodologie voor het berekenen van haar maximale risico's herzien. Meer bepaald past zij nu op niet-gecontroleerde OP’s een "aanvulling" toe op basis van de foutenpercentages die door dezelfde auditautoriteit zijn gerapporteerd voor andere OP’s, of een vast percentage als de auditautoriteit nog niet is gecontroleerd. De Commissie voert deze aanpassingen echter niet door wanneer OP’s in eerdere boekjaren zijn gecontroleerd; voor deze OP’s blijft zij vertrouwen op haar controles aan de hand van stukken (die inherente beperkingen hebben in vergelijking met nalevingsgerichte controles). Bovendien kan de aanvulling ontoereikend zijn om fouten in kaart te brengen die de Commissie niet door middel van haar nalevingsgerichte controles heeft ontdekt.
Rechtsstaatprocedure
In april 2022 heeft de Commissie Hongarije een schriftelijke kennisgeving toegezonden in verband met vermeende schendingen van de rechtsstaat. De Commissie moet gegronde redenen hebben om te oordelen dat deze schendingen gevolgen hebben of dreigen te hebben voor het goed financieel beheer van de EU-begroting of de financiële belangen van de EU. In hun JAV’s 2021 hebben noch DG EMPL, noch DG REGIO verwezen naar deze lopende procedure of naar de wijze waarop deze van invloed kan zijn op de zekerheid die de Commissie kan ontlenen aan het controle- en zekerheidssysteem van Hongarije.
Wat wij aanbevelen
We bevelen aan dat de Commissie:
- beheerautoriteiten nogmaals wijst op de vereisten die gelden voor het vergoeden van begunstigden met gebruikmaking van een methodologie die afwijkt van de vereenvoudigde kostenopties die zijn gebruikt voor de berekening van de betalingen aan de lidstaten uit de EU-begroting, met name rekening houdend met de situatie die dit jaar is geconstateerd bij een Iers operationeel programma in het kader van het ESF;
- ervoor zorgt dat, wanneer operationele programma’s gebaseerd zijn op bestaande nationale regelingen, de uitgevoerde concrete actie doeltreffend bijdraagt tot de verwezenlijking van de programmadoelstellingen, met name rekening houdend met de situatie die dit jaar is geconstateerd met betrekking tot NEET-deelnemers bij Spaanse operationele programma’s in het kader van het ESF/YEI;
- de programma-autoriteiten er nogmaals op wijst dat zij de NEET-status van de deelnemers moeten bevestigen voordat zij uitgavendeclaraties voor ESF/YEI-programma’s uit de periode 2014-2020 indienen. Deze subsidiabiliteitscontroles moeten worden uitgevoerd op basis van betrouwbare en geverifieerde bronnen, met name rekening houdend met de situatie die dit jaar is geconstateerd bij Franse en Ierse OP's in het kader van het ESF/YEI;
- nagaat of producenten van COVID-19-vaccins voldoen aan de voorwaarden van voorafgaande aankoopovereenkomsten, met name wat betreft ramingen van de productiekosten, het gebruik van voorschotfinanciering en, voor zover van toepassing, de naleving van de bedingen dat er geen winst wordt gemaakt, en zo nodig corrigerende maatregelen neemt;
- de auditautoriteiten er nogmaals op wijst dat zij op grond van het rechtskader verplicht zijn een controletraject bij te houden waarmee de Commissie kan nagaan of hun steekproefprocedures onafhankelijk, objectief en onbevoordeeld zijn;
- in haar jaarlijkse activiteitenverslagen informatie verstrekt over lopende rechtsstaatprocedures tegen lidstaten en over de wijze waarop deze van invloed kunnen zijn op de zekerheid die de Commissie aan de zekerheids- en controlesystemen van de betreffende landen kan ontlenen over de regelmatigheid van de uitgaven.
Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van de EU-uitgaven voor “Cohesie, veerkracht en waarden” is te vinden in hoofdstuk 5 van ons Jaarverslag 2021.
Natuurlijke hulpbronnen
Totaal: 56,8 miljard EUR
Wat we controleerden
Dit uitgaventerrein heeft betrekking op het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), het gemeenschappelijk visserijbeleid en een gedeelte van de EU-uitgaven voor het milieu en klimaatactie.
Het GLB is goed voor 97 % van de uitgaven voor “Natuurlijke hulpbronnen”. De drie algemene in de EU-wetgeving vastgelegde doelstellingen voor het GLB zijn:
- rendabele voedselproductie, met de nadruk op landbouwinkomen, productiviteit van de landbouw en prijsstabiliteit;
- duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie, met de nadruk op uitstoot van broeikasgassen, biodiversiteit, bodem en water, en
- evenwichtige territoriale ontwikkeling.
De GLB-uitgaven in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) vallen uiteen in twee grote categorieën:
- rechtstreekse betalingen aan landbouwers, die volledig worden gefinancierd uit de EU-begroting;
- marktmaatregelen op landbouwgebied, die ook volledig worden gefinancierd uit de EU-begroting, met uitzondering van bepaalde maatregelen die worden gecofinancierd door de lidstaten, waaronder verkoopbevorderende maatregelen.
Daarnaast wordt in het kader van het GLB ondersteuning geboden aan strategieën en projecten voor plattelandsontwikkeling door middel van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo).
Deze MFK-rubriek heeft ook betrekking op de EU-uitgaven voor het maritieme en visserijbeleid en op een deel van de EU-uitgaven voor milieu en klimaatactie, waaronder de EFMZV- en LIFE-programma’s vallen.
In 2021 bedroegen de aan controle onderworpen uitgaven in deze MFK-rubriek 56,6 miljard EUR.
Het GLB valt onder gedeeld beheer door de Commissie en de lidstaten.
Wat we constateerden
| Het aan controle onderworpen bedrag | Komen hierin fouten van materieel belang voor? | Geschat meest waarschijnlijk foutenpercentage |
|---|---|---|
| 56,6 miljard EUR | Dicht bij de materialiteitsdrempel | 1,8 % (2020: 2,0 %) |
Op basis van de door ons gekwantificeerde fouten en ander bewijs het controlesysteem opleverde, stellen we vast dat het foutenpercentage voor “Natuurlijke hulpbronnen” dicht bij de materialiteitsdrempel ligt.
Net als in voorgaande jaren blijkt uit onze resultaten dat het foutenpercentage voor rechtstreekse betalingen die hoofdzakelijk zijn gebaseerd op de door landbouwers opgegeven oppervlakte landbouwgrond en goed zijn voor 67 % van de uitgaven in het kader van “Natuurlijke hulpbronnen”, niet van materieel belang was. Voor de resterende gebieden (plattelandsontwikkeling, marktmaatregelen, visserij, milieu en klimaatactie), die goed zijn voor 33 % van de uitgaven in het kader van deze MFK-rubriek, wijzen onze resultaten over het geheel genomen op een materieel foutenpercentage.
Rechtstreekse betalingen aan landbouwers: een doeltreffend controlesysteem
Het belangrijkste beheersinstrument voor rechtstreekse betalingen is het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS), waarvan het landbouwpercelenidentificatiesysteem (LPIS) deel uitmaakt. Het GBCS heeft bijgedragen tot de daling van het foutenpercentage bij rechtstreekse betalingen, met een bijzonder significante bijdrage van het LPIS.
In de 84 getoetste verrichtingen voor rechtstreekse betalingen hebben wij slechts drie geringe kwantificeerbare fouten aangetroffen die voortvloeiden uit het feit dat landbouwers een te hoge subsidiabele oppervlakte landbouwgrond hadden opgegeven.
Controles door monitoring
Sinds 2018 kunnen betaalorganen van de lidstaten “controles door monitoring” uitvoeren. Bij deze aanpak wordt gebruikgemaakt van geautomatiseerde processen op basis van gegevens van Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma van de EU om de naleving van bepaalde GLB-regels te controleren. Wanneer alle subsidiabiliteitscriteria van een bepaalde betalingsregeling vanuit de ruimte kunnen worden geëvalueerd, stelt dit de betaalorganen in staat de volledige populatie van steunontvangers op afstand te monitoren.
Controles door monitoring kunnen worden gebruikt om landbouwers op elk moment tijdens het groeiseizoen te waarschuwen voor mogelijke niet-naleving van de voorschriften van de betalingsregeling. Dit biedt landbouwers meer mogelijkheden om hun aanvragen te corrigeren voordat deze worden afgerond.
Tijdens onze werkzaamheden onderzochten we de uitvoering van controles door monitoring in Spanje en Italië. Spanje voert sinds 2019 dergelijke controles voor rechtstreekse betalingen uit. In sommige regio’s zijn deze controles uitgebreid tot een toenemend aantal plattelandsontwikkelingsmaatregelen. In Italië hadden de controles alleen betrekking op rechtstreekse betalingen, maar Italië is voornemens de controles uit te breiden tot bepaalde plattelandsontwikkelingsmaatregelen.
De Commissie heeft zich ertoe verbonden de lidstaten te ondersteunen bij de ontwikkeling van controles door monitoring. Eind 2021 was 13,1 % van de oppervlakte die valt onder de belangrijkste regelingen voor rechtstreekse steun (basisbetalingen en enkele areaalbetalingen) onderworpen aan controles door monitoring.
Plattelandsontwikkeling, marktmaatregelen, visserij, milieu en klimaatactie: hoger foutenrisico
In vergelijking met rechtstreekse betalingen zijn deze uitgaventerreinen onderworpen aan complexe subsidiabiliteitsvoorwaarden, waardoor het foutenrisico toeneemt.
Van de 104 door ons getoetste verrichtingen voor plattelandsontwikkeling vertoonden er 90 geen fouten. Van de 13 gevallen waarin wij fouten hebben ontdekt en gekwantificeerd, hadden er 6 een impact van meer dan 20 %. We troffen ook één probleem met betrekking tot niet-naleving zonder financiële impact aan.
Voorbeeld van niet-naleving van een agromilieuklimaatgerelateerde subsidiabiliteitsvoorwaarde
In Polen ontving een landbouwer steun in het kader van plattelandsontwikkelingsmaatregel M10 “Agromilieuklimaat”. De landbouwer gaf drie percelen op in het kader van de maatregel en moest verschillende verbintenissen nakomen:
- de opgegeven arealen tussen 15 juni en 30 september één keer maaien;
- op twee van de percelen 15-20 % van het areaal ongemaaid laten, en
- de gemaaide biomassa binnen twee weken na het maaien verzamelen of er balen van maken.
Wij hebben geconstateerd dat de meeste gegevens die in het landbouwregister van de begunstigde waren opgenomen niet overeenkwamen met de werkelijke landbouwactiviteit. Aan de hand van bewijs uit Sentinel-satellietbeelden konden we vaststellen dat:
- één perceel helemaal niet was gemaaid;
- een van de percelen die gedeeltelijk ongemaaid hadden moeten blijven, volledig was gemaaid, en
- op twee percelen de maaidatum afweek van de door de landbouwer genoteerde datum, waaruit wij concludeerden dat de gemaaide biomassa meer dan twee weken na het maaien was verzameld of in balen was verwerkt.
Rekening houdend met de sancties waarin de nationale voorschriften voorzien, leidden deze overtredingen tot een foutenpercentage van 57 % voor de gecontroleerde betaling.
Marktmaatregelen op landbouwgebied vormen een aantal uiteenlopende regelingen waarop diverse subsidiabiliteitsvoorwaarden van toepassing zijn. We hebben 14 verrichtingen getoetst en troffen 4 gevallen aan waarin betaalorganen niet-subsidiabele kosten hadden vergoed. Alle vier de fouten lagen onder de 20 %.
Ook de selectiecriteria en subsidiabiliteitsvereisten voor projecten op het gebied van visserij, milieu en klimaatactie variëren. Bij de door ons onderzochte vier verrichtingen onder direct beheer troffen we geen fouten aan. Bij zes andere verrichtingen die onder gedeeld beheer vallen, troffen we drie gekwantificeerde fouten aan, waaronder een fout van meer dan 20 %, die het gevolg waren van de onjuiste berekening van subsidiabele kosten.
Coherentiecontroles
Voor het begrotingsjaar 2021 onderzochten we de kwaliteit en de samenhang van de controlestatistieken en betalingsgegevens van de lidstaten die aan de Commissie waren gerapporteerd. In het algemeen stelden wij vast dat de steunbetalingen met de systemen van de geselecteerde betaalorganen op betrouwbare wijze waren berekend, waarbij correct rekening werd gehouden met de uit de controlegegevens voortvloeiende aanpassingen.
Maatregel M21
Het belangrijkste doel van maatregel M21 (“Uitzonderlijke tijdelijke steun voor zwaar door de COVID-19-crisis getroffen landbouwers en kmo’s”) was het aanpakken van liquiditeitsproblemen voor landbouwers en kleine en middelgrote ondernemingen die door de COVID-19-pandemie waren getroffen. Wij hebben de uitvoering van de maatregel in vier lidstaten onderzocht. We hebben een beperkt aantal gevallen vastgesteld waarin begunstigden die niet aan de criteria voor steun voldeden, middelen ontvingen. Dit hadden de betaalorganen kunnen voorkomen door het GBCS-systeem te gebruiken in plaats van Excel-bestanden.
De verslaglegging door het directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling (DG AGRI) over de regelmatigheid van de GLB-uitgaven
Elke directeur van een betaalorgaan verstrekt DG AGRI een jaarlijkse beheersverklaring over de doeltreffendheid van de beheers- en controlesystemen van dat orgaan en de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven ervan. Daarnaast brengen de lidstaten jaarlijks verslag uit over hun administratieve controles en controles ter plaatse (“controlestatistieken”).
Om extra zekerheid te bieden, zijn de certificerende instanties sinds 2015 verplicht om voor elk betaalorgaan een jaarlijks oordeel te geven over de wettigheid en de regelmatigheid van de uitgaven waarvoor de lidstaten om vergoeding verzoeken.
DG AGRI gebruikt de in de controlestatistieken gerapporteerde foutenpercentages, brengt aanpassingen aan op basis van de resultaten van de controles door de certificerende instanties en van zijn eigen controles van de systemen en uitgaven van de betaalorganen, om een cijfer te berekenen voor het “risico bij betaling”. Het DG schatte het risico bij betaling op ongeveer 1,8 % voor de GLB-uitgaven als geheel in 2021. DG AGRI schatte het risico bij betaling (aangepast foutenpercentage) op ongeveer 1,4 % voor rechtstreekse betalingen, op 2,9 % voor plattelandsontwikkeling en op 2,1 % voor marktmaatregelen.
Wat wij aanbevelen
We bevelen aan dat de Commissie:
- op basis van de ervaring met het gebruik van “controles door monitoring” de uitwisseling van beste praktijken vergemakkelijkt bij het gebruik door de lidstaten van nieuwe technologieën voor het uitvoeren van hun controles van GLB-betalingen, om de lidstaten te ondersteunen bij hun uitvoering van het areaalmonitoringsysteem vanaf 2023;
- controles verricht en zorgt voor monitoring en evaluatie om te bevestigen dat maatregel M21-financiering naar behoren gericht is op in aanmerking komende begunstigden die liquiditeitsproblemen ondervinden die de continuïteit van hun landbouw- of bedrijfsactiviteiten in gevaar brengen.
Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van de EU-uitgaven voor “Natuurlijke hulpbronnen” is te vinden in hoofdstuk 6 van ons Jaarverslag 2021.
Migratie en grensbeheer
Veiligheid en defensie
Totaal: 3,2 miljard EUR
Wat we controleerden
Dit uitgaventerrein omvat divers beleid dat verband houd met migratie en grensbeheer (MFK-rubriek 4) en veiligheid en defensie (MFK-rubriek 5). Wij brengen over deze rubrieken verslag uit in een gemeenschappelijk hoofdstuk, aangezien de desbetreffende uitgaven in de voorgaande MFK-periode voornamelijk in één rubriek, MFK 3 “Veiligheid en burgerschap”, werden begroot en opgenomen.
Voor rubriek 4 “Migratie en grensbeheer” hadden de meeste uitgaven betrekking op de voltooiing van projecten en regelingen van de vorige programmeringsperiode (2014-2020) in het kader van het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF) en het instrument voor interne veiligheid — Grenzen en visa (ISF-BV).
Deze twee fondsen hadden tot doel bij te dragen tot het doeltreffend beheer van migratiestromen en een gemeenschappelijke benadering van asiel en immigratie door de EU tot stand te brengen (AMIF), alsmede bij te dragen tot de waarborging van een hoog niveau van veiligheid in de EU en tegelijkertijd legaal reizen te vergemakkelijken door middel van een uniform en hoog niveau van controle aan de buitengrenzen en de doeltreffende behandeling van Schengenvisa (ISF-BV). Het beheer van de fondsen werd grotendeels gedeeld door het directoraat-generaal Migratie en Binnenlandse Zaken (DG HOME) van de Commissie en de lidstaten.
Een ander significant uitgaventerrein voor rubriek 4 is de financiering van drie gedecentraliseerde agentschappen (het Asielagentschap van de Europese Unie — EUAA, het Europees Grens- en kustwachtagentschap — Frontex, en het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht — eu-LISA) die actief zijn bij de uitvoering van de kernprioriteiten van de EU op het gebied van migratie en grensbeheer. Wij rapporteren afzonderlijk over de uitgaven van de EU-agentschappen in onze specifieke jaarverslagen en in een jaarlijkse samenvatting, getiteld “De controle van EU-agentschappen in het kort”.
Voor 2021 bedroeg onze controlepopulatie voor MFK-rubriek 4 2,6 miljard EUR.
Voor MFK-rubriek 5 “Veiligheid en defensie” omvat de component “veiligheid” de afrondende financiering in het kader van het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing (ISF-P) voor 2014-2020, financiering voor nucleaire ontmanteling (financiële steun van de EU voor de ontmanteling van nucleaire installaties in Bulgarije, Litouwen en Slowakije) en financiering voor drie gedecentraliseerde EU-agentschappen op het gebied van veiligheid (het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving — EMCDDA, het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving — Europol, en het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving — Cepol). De component “defensie” omvat het Europees Defensiefonds, dat gezamenlijke defensieprojecten in alle stadia van onderzoek en ontwikkeling ondersteunt.
In 2021 bedroeg onze controlepopulatie voor MFK-rubriek 5 0,6 miljard EUR.
Wat we constateerden
In 2021 onderzochten we een steekproef van 28 verrichtingen. Hoewel deze steekproef bijdraagt tot de algemene betrouwbaarheidsverklaring, is deze niet representatief voor de uitgaven in het kader van de MFK-rubrieken 4 en 5. Wij kunnen voor deze MFK-rubrieken dan ook geen schatting van het foutenpercentage verstrekken.
Van de 28 door ons gecontroleerde verrichtingen vertoonden er 9 (32 %) fouten. Wij hebben zes fouten gekwantificeerd die impact hadden op de bedragen die ten laste van de EU-begroting kwamen. We troffen ook zes gevallen aan waarin de wettelijke en financiële voorschriften niet waren nageleefd (zonder dat dit echter financiële impact had op de EU-begroting).
Voorbeeld: aankoop van niet-subsidiabele voertuigtypen
We controleerden een project in het kader van ISF-politie onder gedeeld beheer met Bulgarije. Het project werd uitgevoerd door een ministeriële afdeling en bestond uit de aankoop van 18 nieuwe terreinvoertuigen.
Wij selecteerden een willekeurige steekproef van tien tijdens het project gekochte voertuigen voor gedetailleerde controles. We constateerden dat slechts vijf van deze voertuigen voldeden aan de definitie van terreinvoertuigen in Richtlijn 2007/46/EG. Daarom beschouwden wij 50 % van de projectkosten als niet-subsidiabele uitgaven. Bovendien was het register betreffende het voertuiggebruik niet voldoende gedetailleerd om aan te tonen dat de gekochte voertuigen uitsluitend in verband met het project werden gebruikt.
Uit onze beoordeling van de werkzaamheden van drie auditautoriteiten bleek dat zij gedetailleerde procedures hadden ontwikkeld en toegepast die van toereikende kwaliteit zijn om verslag uit te brengen over hun werkzaamheden in het jaarlijkse controleverslag dat zij aan de Commissie verstrekken. We troffen echter tekortkomingen aan in hun controlewerkzaamheden en hun verslaglegging.
Jaarlijkse activiteitenverslagen en andere governanceregelingen
We evalueerden het jaarlijks activiteitenverslag van DG HOME en troffen geen informatie aan die onze bevindingen zou kunnen tegenspreken. Aangezien onze controles van 25 verrichtingen slechts betrekking hebben op een klein deel van de verrichtingen die onder de verantwoordelijkheid van DG HOME vallen, kunnen wij de betrouwbaarheidsverklaring van het DG niet verifiëren aan de hand van de resultaten van onze controlewerkzaamheden.
Wat wij aanbevelen
We bevelen aan dat de Commissie:
- verdere richtsnoeren verstrekt aan de begunstigden van acties en noodhulp van de Unie, en aan de autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de financiering van DG HOME, over de naleving van:
- de regels voor het verzamelen van passende bewijsstukken die in het geval van controles of audits kunnen worden overgelegd, en
- de verplichting om bij de aankoop van goederen of diensten de nationale regels inzake openbare aanbestedingen na te leven;
- gerichtere controles vooraf uitvoert van de subsidiabiliteit van de uitgaven, met name in het geval van noodhulp, met bijzondere aandacht voor de potentiële risico’s in verband met:
- de aard van de uitgaven (bijv. aanbestedingen);
- het type begunstigde (bijv. begunstigden met weinig of geen ervaring met EU-financiering).
Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van de EU-uitgaven voor “Migratie en grensbeheer/Veiligheid en defensie” is te vinden in hoofdstuk 7 van ons Jaarverslag 2021.
Nabuurschap en internationaal beleid
Totaal: 10,9 miljard EUR
Wat we controleerden
Dit uitgaventerrein omvat uitgaven voor al het externe optreden dat uit de EU-begroting wordt gefinancierd (met uitzondering van de Europese Ontwikkelingsfondsen). Het beleid is gericht op het wereldwijd handhaven en uitdragen van de waarden, beginselen en fundamentele belangen van de EU en op het bijdragen aan de bevordering van multilateralisme en sterkere partnerschappen met derde landen ter ondersteuning van de begunstigde landen bij het doorvoeren en uitvoeren van de hervormingen die met het oog op het lidmaatschap nodig zijn voor hun aanpassing aan de waarden van de EU, en zo bij te dragen tot hun stabiliteit, veiligheid en welvaart.
Betalingen worden in meer dan 150 landen verricht via verschillende instrumenten en steunverleningsmethoden zoals contracten voor werken, leveringen en diensten; subsidies; speciale leningen, leninggaranties en financiële bijstand; begrotingssteun en andere gerichte vormen van budgettaire bijstand.
In 2021 bedroegen de aan controle onderworpen uitgaven op dit terrein 10 miljard EUR.
Wat we constateerden
We onderzochten een steekproef van 67 verrichtingen die, hoewel deze bijdraagt tot onze algemene betrouwbaarheidsverklaring, niet representatief is voor de uitgaven in het kader van deze MFK-rubriek. Wij kunnen voor deze MFK-rubriek dan ook geen schatting van het foutenpercentage verstrekken.
Van de 67 door ons gecontroleerde verrichtingen vertoonden er 32 (48 %) fouten. Ondanks de beperkte steekproefomvang bevestigen onze controleresultaten dat het foutenrisico in deze MFK-rubriek hoog is. Wij kwantificeerden 24 fouten die impact hadden op de bedragen die ten laste van de EU-begroting kwamen. De meest voorkomende foutencategorieën waren niet-gedane uitgaven, niet-subsidiabele kosten, het ontbreken van bewijsstukken en fouten bij openbare aanbestedingen.
Voorbeeld: gedeeltelijk niet-gedane uitgaven
DG NEAR
We controleerden uitgaven die in het kader van een bijdrageovereenkomst werden gedeclareerd door een internationale organisatie die zich bezighoudt met gendergelijkheid en empowerment van vrouwen, voor een actie gericht op het bestrijden van genderstereotypen in de landen van het Oostelijk Partnerschap. Volgens de bijdrageovereenkomst worden de totale kosten van de actie geraamd op 7,9 miljoen EUR, met een EU-bijdrage van maximaal 7 miljoen EUR.
Voor de eerste twaalf maanden van de driejarige uitvoeringsperiode rapporteerde de begunstigde 2,2 miljoen EUR aan gedane uitgaven, die de Commissie heeft aanvaard. We onderzochten de bewijsstukken en stelden vast dat de subsidiabele uitgaven slechts 1,2 miljoen EUR bedroegen. De internationale organisatie had ten onrechte 977 434 EUR als gedane uitgaven opgegeven. Hoewel zij dit bedrag had vastgelegd, had zij het nog niet daadwerkelijk uitgegeven. De Commissie had dus 44 % van het gecontroleerde bedrag ten onrechte goedgekeurd.
Minder foutgevoelig waren verrichtingen in verband met begrotingssteun en projecten die worden uitgevoerd door internationale organisaties volgens de “hypothetische aanpak” (waarbij bijdragen van de Commissie aan multidonorprojecten worden samengevoegd met die van andere donoren en niet zijn geoormerkt voor specifieke, aanwijsbare uitgavenposten) In 2021 ontdekten we op elk van deze uitgaventerreinen één fout.
Evenals in voorgaande jaren boden sommige internationale organisaties slechts beperkte toegang tot documenten (bijv. in read-onlyformaat), wat betekent dat we er geen kopieën van konden maken. Deze problemen belemmerden de planning en uitvoering van onze controle en leidden tot vertragingen in onze werkzaamheden. Hoewel de Commissie haar communicatie met de internationale organisaties heeft geïntensiveerd, kost het ons nog steeds moeite om de gevraagde documentatie te verkrijgen.
RFP-studie van DG NEAR
In 2021 liet het directoraat-generaal Nabuurschapsbeleid en Uitbreidingsonderhandelingen (DG NEAR) zijn zevende studie van het restfoutenpercentage (RFP) door een externe contractant verrichten. Het doel van deze studie is een schatting te maken van het percentage niet-ontdekte fouten bij alle beheerscontroles van DG NEAR ter voorkoming, opsporing en correctie van dergelijke fouten op het gehele terrein waarvoor het DG verantwoordelijk is, teneinde conclusies te trekken over de doeltreffendheid van die controles. Een dergelijke studie vormt geen assurance-opdracht of controle.
Net als in voorgaande jaren werd een algemeen RFP voor DG NEAR geschat dat onder de door de Commissie vastgestelde materialiteitsdrempel van 2 % lag (2021: 1,05 %; 2020: 1,36 %).
In onze jaarrekeningen van voorgaande jaren werden al beperkingen in de studies beschreven die kunnen bijdragen tot de onderschatting van het RFP.
Bij de populatie voor de RFP-exercitie 2021 werden “oude”, tijdens de referentieperiode gesloten contracten met een totale waarde van 389 miljoen EUR en thematische subsidiecontracten van DG NEAR ter waarde van 50 miljoen EUR buiten beschouwing gelaten. Met 439 miljoen EUR zijn de bovengenoemde twee soorten buiten beschouwing gelaten contracten samen goed voor ongeveer 20 % van de portefeuille van gesloten contracten van DG NEAR ter waarde van 2,27 miljard EUR. Dit is een aanzienlijk deel om in RFP-evaluaties permanent buiten beschouwing te laten, met name gezien het feit dat de definitieve RFP-steekproefpopulatie voor het "globale (voor het DG afgeleide) foutenpercentage” een waarde heeft van ongeveer 1,7 miljard EUR en dit ertoe kan leiden dat fouten onontdekt blijven. Het buiten beschouwing laten van deze contracten vormt een beperking die DG NEAR niet in zijn jaarlijks activiteitenverslag 2021 heeft vermeld.
Jaarlijkse activiteitenverslagen en andere governanceregelingen
Op basis van het lage geraamde restfoutenpercentage verklaarde de directeur-generaal van DG ECHO dat de financiële blootstelling van het DG onder de materialiteitsdrempel van 2 % lag. Aangezien slechts een klein deel van onze controles betrekking heeft op verrichtingen die onder de verantwoordelijkheid van DG ECHO vallen, kunnen wij deze verklaring niet verifiëren op basis van de resultaten van onze werkzaamheden.
De COVID-19-pandemie en de politieke crises hebben de verstrekking van humanitaire hulp in gevaar gebracht, aangezien zij de toegang tot mensen die door een humanitaire crisis worden getroffen, hebben beperkt of verhinderd. Dit risico betreft niet alleen de beoordeling van humanitaire behoeften, maar ook de verlening van de hulp zelf en de daarmee verband houdende controles.
Wat wij aanbevelen
We bevelen aan dat de Commissie:
- passende maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat vastleggingen of voorschotbetalingen die door begunstigden in hun financiële verslagen als gemaakte kosten worden gedeclareerd, in mindering worden gebracht voordat betalingen of verrekeningen plaatsvinden;
- controles versterkt bij het opstellen van financieringsovereenkomsten voor verrichtingen inzake begrotingssteun om in financieringsovereenkomsten duidelijke voorwaarden vast te stellen met betrekking tot de overschrijving van middelen naar de centrale bank van het begunstigde land en de toepasselijke wisselkoers; deze moeten in overeenstemming zijn met de richtsnoeren voor begrotingssteun;
- in het jaarlijks activiteitenverslag 2022 en toekomstige jaarlijkse activiteitenverslagen het type en de waarde vermeldt van de contracten die bij de populatie van de RFP-studie buiten beschouwing worden gelaten.
Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van de EU-uitgaven voor “Nabuurschap en internationaal beleid” is te vinden in hoofdstuk 8 van ons Jaarverslag 2021.
Europees openbaar bestuur
Totaal: 10,7 miljard EUR
Wat we controleerden
Onze controle had betrekking op de administratieve uitgaven van de instellingen en organen van de EU: het Europees Parlement (EP), de Raad van de Europese Unie, de Europese Commissie, het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU), de Europese Rekenkamer (ERK), de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC), het Europees Comité van de Regio's (CvdR), de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS).
In 2021 besteedden de instellingen en organen in totaal 10,7 miljard EUR aan administratie. Dit bedrag omvatte uitgaven voor personele middelen en pensioenen (ongeveer 68 % van het totaal), gebouwen, uitrusting, energieverbruik, communicatie en informatietechnologie.
Een externe auditor onderzoekt onze eigen financiële overzichten. Elk jaar maken we het daaruit voortvloeiende controleoordeel en -verslag bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie en op onze website.
Wat we constateerden
| Het aan controle onderworpen bedrag | Komen hierin fouten van materieel belang voor? |
|---|---|
| 10,7 miljard EUR | Nee — bevatte geen materiële fouten in 2021 en 2020 |
In 2021 onderzochten we geselecteerde toezicht- en controlesystemen van de Europese Dienst voor extern optreden. Wij onderzochten ook zestig verrichtingen.
Evenals in voorgaande jaren schatten wij dat het foutenpercentage onder de materialiteitsdrempel ligt.
We hebben geen specifieke kwesties vastgesteld met betrekking tot de Raad van de Europese Unie, het HvJ-EU, het EESC, het CvdR, de Europese Ombudsman en de EDPS. Onze extern accountant heeft op basis van zijn werkzaamheden geen specifieke kwesties gerapporteerd.
Europees Parlement
We ontdekten twee kwantificeerbare fouten in door het Europees Parlement verrichte betalingen. Eén fout betrof een iets te hoge betaling voor IT-diensten als gevolg van de onjuiste toepassing van contractvoorwaarden. De andere fout hield verband met een betaling die het Europees Parlement aan een Europese fractie had verricht. De interne aanbestedingsregels van het Europees Parlement zijn niet in overeenstemming met het Financieel Reglement, aangezien deze de mededinging beperken. Wij stelden vast dat de fractie deze interne regels niet volledig heeft nageleefd, aangezien zij niet om voldoende inschrijvingen heeft verzocht en zij de criteria die zij voor de gunning van de opdracht heeft gehanteerd, niet naar behoren heeft gedocumenteerd.
Daarnaast onderzochten we een betaling van 74,9 miljoen EUR in verband met de aankoop van een gebouw in Brussel. We constateerden dat de prijs per vierkante meter van dit gebouw 30 % hoger was dan die van een ander gebouw dat door het Parlement werd overwogen en dat de gunningscriteria het belang van de prijs als basis voor het aankoopbesluit aanzienlijk hebben verminderd, waardoor het onwaarschijnlijk is dat een andere offerte kon worden aanvaard.
Europese Commissie
We troffen één kwantificeerbare fout aan in de betalingen van de Commissie; deze betrof een geringe onjuiste inhouding op pensioenbetalingen. Daarnaast constateerden wij dat de Commissie bepaalde verificaties van pensioenrechten tijdelijk had opgeschort vanwege de COVID-19-pandemie.
Europese Dienst voor extern optreden
We troffen twee kwantificeerbare fouten aan in betalingen die door de EDEO zijn gedaan. De ene betrof het ontbreken van een onderliggende overeenkomst voor door een EU-delegatie verworven diensten. De andere had betrekking op toelagen die werden betaald aan een personeelslid dat geen recente veranderingen in zijn/haar persoonlijke situatie had opgegeven.
Daarnaast onderzochten we aanbestedings- en lokale aanwervingsprocedures die door EU-delegaties werden georganiseerd. Hoewel de EDEO verbeteringen heeft aangebracht in het aanbestedingsproces, ontdekten we nog steeds enkele tekortkomingen. Bij de helft van de door ons onderzochte aanbestedingsprocedures troffen we enige tekortkomingen aan in de wijze waarop de EU-delegaties de regels inzake het plaatsen van openbare aanbestedingen toepasten. We troffen ook enkele tekortkomingen aan in alle door ons onderzochte aanwervingsprocedures voor plaatselijke functionarissen. Dit kan de transparantie van het aanwervingsproces, het identificeren van de beste kandidaten en gelijke behandeling hebben belemmerd.
Wat wij aanbevelen
We bevelen aan dat:
- de administratie van het Europees Parlement haar richtsnoeren inzake de toepassing van de regels inzake het plaatsen van openbare aanbestedingen door fracties herziet en een herziening van deze regels voorstelt aan het Bureau van het Parlement om ze beter af te stemmen op het Financieel Reglement. Zij moet de toepassing van deze regels beter monitoren;
- de EDEO passende maatregelen neemt om te waarborgen dat de EU-delegaties de aanbestedingsregels toepassen, bijvoorbeeld die inzake de versterking van opleidingsactiviteiten en de verbetering van richtsnoeren en modellen;
- de EDEO de opleiding en richtsnoeren inzake de aanwervingsprocedures van de EU-delegaties voor lokale functionarissen uitbreidt om de naleving van de beginselen van transparantie en gelijke behandeling te waarborgen. De Dienst moet ook zijn toezicht versterken op de documentatie door de EU-delegaties van de relevante stappen van het aanwervingsproces.
Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van de EU-uitgaven voor “Europees openbaar bestuur” is te vinden in hoofdstuk 9 van ons Jaarverslag 2021.
Herstel- en veerkrachtfaciliteit
Totaal: 46,4 miljard EUR
Wat we controleerden
In 2021 had ons werk voor het eerst ook betrekking op de eenmalige betaling uit de RRF aan Spanje. De faciliteit is de belangrijkste component van het NGEU-pakket, dat is gericht op de ondersteuning van het herstel van de impact van de COVID-19-pandemie. De RRF is een tijdelijk instrument dat wordt uitgevoerd en gefinancierd op een manier die fundamenteel verschilt van de begrotingsuitgaven in het kader van de MFK’s. In tegenstelling tot de begrotingsuitgaven van de EU, die zijn gebaseerd op de vergoeding van kosten en/of de naleving van voorwaarden, worden de lidstaten in het kader van de RRF betaald voor de verwezenlijking van vooraf bepaalde mijlpalen of streefdoelen.
Onze controlepopulatie omvatte de enige uitbetaling in 2021, een betaling aan Spanje, en de verrekening van de desbetreffende voorfinanciering.
Het Spaanse betalingsverzoek (van 11 november 2021) omvatte 52 mijlpalen waarvan Spanje rapporteerde dat ze waren verwezenlijkt. Het aan Spanje betaalde bedrag beliep 11,5 miljard EUR. De Commissie heeft op 3 december 2021 haar positieve voorlopige beoordeling vastgesteld en, na ontvangst van het positieve advies van het Economisch en Financieel Comité van de Raad, in haar uitvoeringsbesluit van 22 december 2021 toestemming gegeven voor de uitbetaling. Op 27 december 2021 heeft zij 10 miljard EUR aan Spanje betaald, waarmee tegelijkertijd een voorfinanciering van 1,5 miljard EUR werd verrekend.
De resultaten van onze werkzaamheden vormen de basis voor ons oordeel van 2021 over de regelmatigheid van de RRF-uitgaven.
Wat we constateerden
| Het aan controle onderworpen bedrag | Komen hierin fouten van materieel belang voor? |
|---|---|
| 11,5 miljard EUR | Nee |
Onze controle had betrekking op de regelmatigheid van de RRF-betaling aan Spanje. We baseerden onze beoordeling op de voorwaarde voor betaling, namelijk dat de mijlpalen en streefdoelen zoals gedefinieerd in het uitvoeringsbesluit van de Raad op bevredigende wijze waren verwezenlijkt. Daartoe hebben we onderzocht of de Commissie toereikende en passende bewijsstukken had verzameld ter onderbouwing van haar beoordeling inzake de bevredigende verwezenlijking van de 52 mijlpalen die in het Spaanse betalingsverzoek waren opgenomen. Naleving van andere EU- en nationale voorschriften maakt geen deel uit van deze beoordeling.
Over het geheel genomen wijst de controle-informatie die we tijdens onze werkzaamheden hebben verkregen erop dat een van de 52 mijlpalen in verband met de eerste uitbetaling aan Spanje niet op bevredigende wijze was verwezenlijkt. De Commissie heeft nog geen methode vastgesteld om de impact van het niet bereiken van een mijlpaal of streefdoel te kwantificeren. Naar ons eigen oordeel is de fout niet materieel.
Mijlpaal 395 “Wijzigingen van de vennootschapsbelasting in 2021”
Beschrijving van mijlpaal 395 (hervorming C28.R8) in de bijlage bij het uitvoeringsbesluit van de Raad (blz. 244):
"Inwerkingtreding van de wijzigingen die zijn ingevoerd bij de begrotingswet voor 2021 en de ontwikkelingsregels met betrekking tot de vennootschapsbelasting om de inkomsten uit de vennootschapsbelasting te verhogen.”
Beschrijving van hervorming 8 (C28.R8) — “Tijdelijke goedkeuring van fiscale maatregelen op het gebied van de vennootschapsbelasting” — bijlage bij het uitvoeringsbesluit van de Raad (blz. 241):
“De hervorming moet de wet op de vennootschapsbelasting wijzigen om de bijdrage van deze belasting aan de ondersteuning van overheidsuitgaven te verhogen en tegelijkertijd vereenvoudigingen in de vrijstellingen en aftrekposten in te voeren om te zorgen voor een minimumtarief van 15 % voor belastingplichtigen. De vrijstelling voor dividenden en meerwaarden die voortvloeien uit hun deelneming in zowel ingezeten als niet-ingezeten dochterondernemingen op Spaans grondgebied, wordt daarentegen met 5 % verminderd. De uitvoering van de maatregel wordt uiterlijk op 31 maart 2021 voltooid.”
De Commissie heeft het element betreffende de verlaging van de vrijstelling voor dividenden en meerwaarden naar behoren beoordeeld. Het element van de hervorming van een minimumtarief van 15 %, zoals bepaald in de beschrijving van de hervorming in het uitvoeringsbesluit van de Raad, heeft zij echter niet beoordeeld.
Andere tekortkomingen die in de werkzaamheden van de Commissie inzake de beoordeling van de mijlpalen werden aangetroffen, betreffen de onvoldoende deugdelijke criteria voor de controlemijlpaal en de ontoereikende documentatie van haar werkzaamheden, hoewel dit niet van invloed is op de beoordeling van de verwezenlijking van de mijlpaal.
Wat wij aanbevelen
We bevelen aan dat de Commissie:
- de elementen in de operationele regelingen en het uitvoeringsbesluit van de Raad die niet relevant worden geacht voor de bevredigende verwezenlijking van mijlpalen en streefdoelen duidelijk en transparant motiveert;
- een methode ontwikkelt voor het vaststellen van het op te schorten bedrag overeenkomstig de artikelen 24.6 en 24.8 van de RRF-verordening;
- de documentatie van de beoordeling van mijlpalen en streefdoelen verbetert door alle elementen die tijdens de werkzaamheden vooraf zijn onderzocht, volledig te documenteren.
Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van de EU-uitgaven voor de “herstel- en veerkrachtfaciliteit” is te vinden in hoofdstuk 10 van ons Jaarverslag 2021.
Europese Ontwikkelingsfondsen
Totaal: 3,4 miljard EUR
Wat we controleerden
De Europese Ontwikkelingsfondsen (EOF’s), die in 1959 van start gingen, vormden het voornaamste instrument door middel waarvan de EU de ontwikkelingssamenwerking ondersteunde in de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) en in landen en gebieden overzee (LGO) tot eind 2020, waarbij het elfde (en laatste) EOF het MFK 2014-2020 betrof. Het kader dat de betrekkingen van de EU met de ACS- en LGO-landen regelde, was een partnerschapsovereenkomst die op 23 juni 2000 in Cotonou werd ondertekend voor een periode van twintig jaar. De belangrijkste doelstelling ervan was armoede terug te dringen en uiteindelijk uit te bannen, in overeenstemming met de belangrijkste doelstelling van ontwikkelingssamenwerking zoals vastgelegd in artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. In het MFK 2021-2027 is ontwikkelingshulp voor Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan geïntegreerd in het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa in de wereld (Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument, “NDICI—Europa in de wereld”) en de steun voor ontwikkelingssamenwerking aan de LGO in het LGO-besluit, dat ook betrekking heeft op Groenland. Het achtste, negende, tiende en elfde EOF waren echter zelf niet in de algemene begroting van de EU geïntegreerd en de afzonderlijke uitvoering en rapportage worden voortgezet totdat zij worden afgesloten.
In 2021 beliepen de aan onze controle onderworpen uitgaven op dit terrein in totaal 3,1 miljard EUR. Deze uitgaven hebben betrekking op het negende, tiende en elfde EOF.
De EOF’s worden buiten het kader van de algemene begroting van de EU beheerd door de Commissie en door de EIB; Het directoraat-generaal Internationale Partnerschappen (DG INTPA, voorheen DG DEVCO) is het belangrijkste bevoegde DG.
Wat we constateerden
De rekeningen over 2021 vertoonden geen afwijkingen van materieel belang.
Wij concluderen ook dat de ontvangsten van de EOF’s geen materieel foutenpercentage vertoonden.
Ten aanzien van de uitgaven voor het begrotingsjaar 2021 geven wij een afkeurend oordeel af:
| Het aan controle onderworpen bedrag | Komen hierin fouten van materieel belang voor? | Geschat meest waarschijnlijk foutenpercentage |
|---|---|---|
| 3,1 miljard EUR | Ja | 4,6 % (2020: 3,8 %) |
Om de regelmatigheid van de verrichtingen te controleren, onderzochten we een steekproef van 140 verrichtingen die representatief waren voor alle soorten uitgaven binnen de EOF’s. Onze steekproef bestond uit 26 verrichtingen met betrekking tot het noodtrustfonds voor Afrika, 92 verrichtingen die zijn goedgekeurd door 17 EU-delegaties en 22 betalingen die zijn goedgekeurd door het hoofdkantoor van de Commissie.
Vanwege de COVID-19-pandemie was het niet mogelijk om ter plaatse bezoeken aan EU-delegaties af te leggen. In plaats daarvan voerden we controles op stukken uit. Dit maakte dat wij bepaalde controleprocedures, met name het verifiëren van de uitvoering van de contracten voor de geselecteerde verrichtingen, niet konden uitvoeren, en dit beperkte zodoende onze controlewerkzaamheden. We moesten onze aanpak aanpassen, controles op stukken uitvoeren van verrichtingen en projecten en op afstand contact onderhouden met onze gecontroleerden. Niettemin zijn wij van mening dat we op basis van de verkregen bewijsstukken onze werkzaamheden konden afronden en er conclusies uit konden trekken.
Van de 140 door ons onderzochte verrichtingen bevatten er 54 (38,8 %) fouten. Op basis van de 43 door ons gekwantificeerde fouten schatten wij het foutenpercentage op 4,6 %. De drie meest voorkomende soorten fouten waren niet-subsidiabele uitgaven (38,6 %), het ontbreken van essentiële bewijsstukken (23,3 %) en niet-gedane uitgaven (14,9 %).
Evenals in 2020 maakten de Commissie en haar uitvoerende partners meer fouten bij verrichtingen die verband hielden met subsidies en met begunstigde landen, internationale organisaties en agentschappen van de lidstaten gesloten bijdrage- en delegatieovereenkomsten dan bij andere steunvormen (zoals die met betrekking tot contracten voor werkzaamheden, leveringen en diensten). Van de 92 door ons onderzochte verrichtingen in deze categorie vertoonden er 39 kwantificeerbare fouten, wat 81,2 % van het geschatte foutenpercentage uitmaakte.
Voorbeeld: het ontbreken van een rechtsgrondslag met niet-subsidiabele uitgaven tot gevolg
De Commissie ondertekende een subsidieovereenkomst met een internationale organisatie om de kasbeheerfunctie van Niger te verbeteren en één enkele rekening voor de kasmiddelen in het land in te voeren. De totale kosten van de maatregel werden geraamd op 1,4 miljoen EUR (EU-bijdrage van 100 %).
Wij onderzochten de tussen de Commissie en Niger gesloten financieringsovereenkomst ter waarde van 82 miljoen EUR. Daarin stond dat de middelen moesten worden besteed aan begrotingssteun en andere projecten, maar werd niet vermeld dat er moest worden gewerkt aan één enkele rekening voor de kasmiddelen. De financieringsovereenkomst voorzag ook niet in de gunning van een hiermee verband houdende opdracht aan de betrokken organisatie of aan enige andere instantie, hoewel deze als rechtsgrondslag voor de gunning in kwestie werd genoemd. De fout betreft de volledige waarde van de overeenkomst (1,4 miljoen EUR).
Net als in voorgaande jaren boden sommige internationale organisaties slechts beperkte toegang tot documenten (bijv. in read-onlyformaat), wat betekent dat we er geen kopieën van konden maken. Deze problemen belemmerden de planning en uitvoering van onze controle en leidden tot vertragingen in onze werkzaamheden. Hoewel de Commissie haar communicatie met de internationale organisaties heeft geïntensiveerd, kost het ons nog steeds moeite om van sommige daarvan de gevraagde documentatie te verkrijgen.
RFP-studie van DG INTPA
In 2021 heeft DG INTPA zijn tiende restfoutenpercentagestudie door een externe contractant laten uitvoeren. Het doel van de studie is een schatting te maken van het percentage fouten die zijn ontsnapt aan alle beheerscontroles van DG INTPA die dienen ter voorkoming, opsporing en correctie van dergelijke fouten op zijn gehele bevoegdheidsterrein, teneinde conclusies te trekken over de doeltreffendheid van die controles.
Voor de RFP-studie van 2021 stelde DG INTPA de steekproefomvang vast op 480 verrichtingen. Hierdoor kon het opnieuw afzonderlijke foutenpercentages presenteren voor de uit de algemene EU-begroting gefinancierde uitgaven en voor de uit het EOF gefinancierde uitgaven, naast het totale foutenpercentage voor beide samen. Voor het zesde achtereenvolgende jaar ligt het in de studie geraamde totale RFP onder de door de Commissie vastgestelde materialiteitsdrempel van 2 % (1,14 %).
De RFP-studie vormt geen assurance-opdracht of controle. Zij is gebaseerd op de RFP-methodologie en -handleiding van DG INTPA. In onze eerdere jaarverslagen over de EOF´s werden al beperkingen in de studies beschreven die mogelijk hebben bijgedragen tot de onderschatting van het RFP.
Eén aspect van de RFP-studie is de mate waarin op het werk van andere auditors wordt vertrouwd. In dit verband steeg het percentage van de verrichtingen waarvoor volledig wordt vertrouwd op het werk van anderen van 15 % in 2020 tot 34 % in 2021. Wij blijven bij ons standpunt dat het in dergelijke hoge mate vertrouwen op het werk van andere auditors indruist tegen het doel van een RFP-studie, namelijk het schatten van het percentage fouten die zijn ontsnapt aan alle beheerscontroles van DG INTPA die dienen om dergelijke fouten te voorkomen, op te sporen en te corrigeren.
Onderzoek van het jaarlijks activiteitenverslag van DG INTPA
De betrouwbaarheidsverklaring van de directeur-generaal in het jaarlijkse activiteitenverslag 2021 omvat geen punten van voorbehoud. Vanaf 2018 heeft DG INTPA de reikwijdte van de punten van voorbehoud (d.w.z. het aandeel van de uitgaven waarop zij betrekking hebben) aanzienlijk beperkt.
Wij zijn van oordeel dat er ten onrechte geen punten van voorbehoud zijn opgenomen in het jaarlijks activiteitenverslag 2021 van DG INTPA en dat dit deels te wijten is aan de beperkingen van de RFP-studie.
DG INTPA werkt aan de verbetering van de kwaliteit van zijn gegevens voor de berekening van het corrigerend vermogen. Wij onderzochten de berekening van het corrigerend vermogen voor 2021, dat DG INTPA op 13,62 miljoen EUR schat. We hebben 35 % (naar waarde) van de totale populatie van terugvorderingen getoetst en troffen geen fouten aan in onze steekproef.
Wat wij aanbevelen
We bevelen aan dat de Commissie:
- de interne beheersing versterkt om ervoor te zorgen dat er geen contracten worden ondertekend zonder dat er een geldige rechtsgrondslag bestaat;
- passende maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat vastleggingen of voorschotbetalingen die door begunstigden in hun financiële verslagen als gemaakte kosten worden gedeclareerd, in mindering worden gebracht voordat betalingen of verrekeningen worden gedaan.
Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van de EOF’s is te vinden in het Jaarverslag 2021 over de activiteiten gefinancierd uit het achtste, negende, tiende en elfde Europees Ontwikkelingsfonds.
Achtergrondinformatie
De Europese Rekenkamer en haar werk
De ERK is de onafhankelijke externe auditor van de Europese Unie. Wij zijn gevestigd te Luxemburg en hebben ongeveer 900 controlerende en ondersteunende personeelsleden van alle EU-nationaliteiten in dienst.
Het is onze opdracht om bij te dragen tot de verbetering van de administratie en het financieel beheer van de EU, om verantwoording en transparantie te bevorderen en op te treden als onafhankelijk hoedster van de financiële belangen van de burgers van de EU.
Onze controleverslagen en -adviezen vormen een essentieel onderdeel van de verantwoordingsketen van de EU. Ze worden gebruikt om degenen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van EU-beleid en -programma’s (de Commissie, andere EU-instellingen en -organen, en overheden van de lidstaten) ter verantwoording te roepen.
We waarschuwen voor risico’s, verschaffen zekerheid, wijzen op tekortkomingen en goede praktijken en geven EU-beleidsmakers en -wetgevers advies over de wijze waarop ze EU-beleid en -programma’s beter kunnen beheren. Door middel van ons werk zorgen we ervoor dat de Europese burgers weten hoe hun geld wordt uitgegeven.
Onze output
Wij produceren:
- jaarverslagen, die voornamelijk de resultaten omvatten van de werkzaamheden in het kader van de financiële en nalevingsgerichte controle van de begroting van de EU en de Europese Ontwikkelingsfondsen, maar ook aspecten met betrekking tot begrotingsbeheer en prestaties;
- speciale verslagen, waarin de resultaten van geselecteerde controles van specifieke beleids- of uitgaventerreinen, of begrotings- of beheerskwesties worden gepresenteerd;
- specifieke jaarverslagen over de agentschappen, gedecentraliseerde organen en gemeenschappelijke ondernemingen van de EU;
- adviezen over nieuwe of geactualiseerde wetgeving met een significante impact op het financieel beheer — op verzoek van een andere instelling of op ons eigen initiatief;
- analyses, met een beschrijving van of informatie over beleid, systemen, instrumenten of specifiekere onderwerpen.
Ten slotte wordt in onze vooruitblikken op de controle achtergrondinformatie gepresenteerd over een aanstaande of lopende controletaak.
De controleaanpak voor onze betrouwbaarheidsverklaring in het kort
De oordelen in onze betrouwbaarheidsverklaring zijn gebaseerd op objectieve controle-informatie die wordt verkregen door middel van controletests die worden uitgevoerd overeenkomstig internationale controlestandaarden.
Zoals aangegeven in onze strategie 2021-2025 zullen wij voor het MFK 2021-2027 onze controleaanpak blijven ontwikkelen en gebruik blijven maken van beschikbare gegevens en informatie, zodat wij sterke zekerheid kunnen blijven bieden op basis van ons in het Verdrag vastgelegde mandaat en in volledige overeenstemming met de internationale controlenormen voor de publieke sector.
Betrouwbaarheid van de rekeningen
Verschaft de jaarrekening van de EU volledige en juiste informatie?
Ieder jaar genereren de directoraten-generaal van de Commissie honderdduizenden boekingen waarvoor informatie wordt ontleend aan vele verschillende bronnen (waaronder de lidstaten). Wij controleren of de boekhoudkundige processen naar behoren functioneren en of de daaruit voortkomende boekhoudkundige gegevens volledig zijn, correct werden vastgelegd en naar behoren worden gepresenteerd in de financiële overzichten van de EU. Voor de controle van de betrouwbaarheid van de rekeningen passen we de op een attestopdracht gebaseerde aanpak al toe sinds ons eerste oordeel in 1994.
- We beoordelen het boekhoudsysteem om te waarborgen dat het systeem een goede basis biedt voor het opstellen van betrouwbare gegevens.
- Wij beoordelen essentiële boekhoudprocedures om te waarborgen dat zij goed werken.
- We verrichten analytische controles van boekhoudgegevens om te waarborgen dat deze op consistente wijze worden gepresenteerd en redelijk lijken.
- We controleren een steekproef van boekingen rechtstreeks om te waarborgen dat de onderliggende verrichtingen inderdaad bestaan en nauwkeurig zijn vastgelegd.
- Wij controleren de financiële overzichten om te waarborgen dat deze de financiële situatie getrouw weergeven.
Regelmatigheid van de verrichtingen
Voldoen de aan de EU-rekeningen ten grondslag liggende verrichtingen inzake ontvangsten en verrichte betalingen aan de regels?
Uit de EU-begroting worden miljoenen betalingen gedaan aan begunstigden in zowel de EU als de rest van de wereld. Het merendeel van deze uitgaven wordt beheerd door de lidstaten. Om de bewijsstukken te verzamelen die we nodig hebben, beoordelen we de systemen waarmee ontvangsten en verrichte betalingen (d.w.z. saldobetalingen en verrekening van voorschotten) worden beheerd en gecontroleerd en onderzoeken we een steekproef van verrichtingen.
Ingeval is voldaan aan de voorwaarden van de relevante internationale controlestandaarden, evalueren we de toetsingen en controles die zijn verricht door degenen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de EU-begroting en voeren we deze opnieuw uit. Zodoende houden we volledig rekening met corrigerende maatregelen die eventueel zijn genomen op basis van deze controles.
- We beoordelen de systemen voor ontvangsten en uitgaven om te bepalen hoe doeltreffend ze zijn in het waarborgen van de regelmatigheid van de verrichtingen.
- Wij trekken statistische steekproeven van verrichtingen die de basis vormen voor een gedetailleerde toetsing door onze auditors. We onderzoeken de verrichtingen uit de steekproef nauwkeurig, ook ter plaatse bij de eindbegunstigden (bijv. landbouwers, onderzoeksinstituten of bedrijven die openbaar aanbestede werken uitvoeren of diensten leveren), om bewijs te verkrijgen dat elke onderliggende gebeurtenis ook heeft plaatsgevonden, naar behoren is vastgelegd en voldoet aan de regelgeving die geldt voor het verrichten van betalingen.
- We analyseren fouten en merken deze aan als kwantificeerbaar of niet-kwantificeerbaar. Verrichtingen vertonen kwantificeerbare fouten indien de betaling volgens de regels niet had mogen worden goedgekeurd. Wij extrapoleren de kwantificeerbare fouten om een geschat foutenpercentage te verkrijgen voor elk terrein waarvoor we een specifieke beoordeling verrichten. Vervolgens zetten we het geschatte foutenpercentage af tegen een materialiteitsdrempel van 2 % en beoordelen we of de fouten van diepgaande invloed zijn.
- In onze oordelen houden we rekening met deze beoordelingen en andere relevante informatie, zoals de jaarlijkse activiteitenverslagen en verslagen van andere externe auditors.
- Al onze bevindingen bespreken we met zowel de autoriteiten in de lidstaten als de Commissie om te bevestigen dat onze feiten kloppen.
Al onze publicaties zijn te vinden op onze website: www.eca.europa.eu. Meer informatie over het controleproces ten behoeve van de betrouwbaarheidsverklaring is te vinden in bijlage 1.1 van ons Jaarverslag 2021.
Contact
EUROPESE REKENKAMER
12, rue Alcide De Gasperi
L-1615 Luxemburg
LUXEMBURG
Tel. +352 4398-1
Inlichtingen: eca.europa.eu/nl/Pages/ContactForm.aspx
Website: eca.europa.eu
Twitter: @EUAuditors
Meer gegevens over de Europese Unie vindt u op internet via de Europaserver (https://europa.eu).
Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2022
| ISBN 978-92-847-8470-7 | doi:10.2865/358378 | QJ-07-22-618-NL-C | |
| ISBN 978-92-847-8486-8 | doi:10.2865/4881 | QJ-07-22-618-NL-N | |
| HTML | ISBN 978-92-847-8511-7 | doi:10.2865/932 | QJ-07-22-618-NL-Q |
AUTEURSRECHT
© Europese Unie, 2022
Het beleid van de Europese Rekenkamer (ERK) inzake hergebruik is uiteengezet in Besluit nr. 6-2019 van de ERK over het opendatabeleid en het hergebruik van documenten.
Tenzij anders aangegeven (bijv. in afzonderlijke auteursrechtelijke mededelingen), wordt voor inhoud van de ERK die eigendom is van de EU een licentie verleend in het kader van de Creative Commons Attribution 4.0 International (CC BY 4.0)-licentie. Als algemene regel geldt derhalve dat hergebruik is toegestaan mits de bron correct wordt vermeld en eventuele wijzigingen worden aangegeven. De hergebruiker van ERK-inhoud mag de oorspronkelijke betekenis of boodschap niet wijzigen. De ERK is niet aansprakelijk voor mogelijke gevolgen van hergebruik.
Aanvullende toestemming moet worden verkregen indien specifieke inhoud personen herkenbaar in beeld brengt, bijvoorbeeld op foto’s van personeelsleden van de ERK, of werken van derden bevat.
Indien dergelijke toestemming wordt verkregen, wordt de bovengenoemde algemene toestemming opgeheven en zullen beperkingen van het gebruik daarin duidelijk worden aangegeven.
Voor de volgende afbeeldingen is hergebruik toegestaan mits de auteursrechthebbende, de bron en, voor zover genoemd, de naam van de fotografen/architecten worden vermeld:
* en *: © Europese Unie, 2022, bron: Europese Rekenkamer.
*: © Europese Unie 2018, bron: EC — Audiovisuele Dienst.
*: © Europese Unie, 2017, Europese Rekenkamer. Architecten: Paul Noël (K1-gebouw, 1988) en Jim Clemes (K2-gebouw, 2004 en K3-gebouw, 2013).
Wilt u inhoud gebruiken of reproduceren die geen eigendom van de EU is, dan dient u de auteursrechthebbende mogelijk rechtstreeks om toestemming te vragen:
*, *, *, *, *, *, * en *: © Depositphotos.
Software of documenten waarop industriële-eigendomsrechten rusten, zoals octrooien, handelsmerken, geregistreerde ontwerpen, logo’s en namen, zijn uitgesloten van het beleid van de ERK inzake hergebruik.
De groep institutionele websites van de Europese Unie met de domeinnaam “europa.eu” bevat links naar sites van derden. Aangezien de ERK geen controle heeft over deze sites, wordt u aangeraden kennis te nemen van hun privacy- en auteursrechtbeleid.
Gebruik van het ERK-logo
Het logo van de ERK mag niet worden gebruikt zonder voorafgaande toestemming van de ERK.
HOE NEEMT U CONTACT OP MET DE EU?
Kom langs
Er zijn honderden Europe Direct-centra overal in de Europese Unie. U vindt het adres van het dichtstbijzijnde centrum online (european-union.europa.eu/contact-eu/meet-us_nl).
Bel of schrijf
Europe Direct is een dienst die uw vragen over de Europese Unie beantwoordt. U kunt met deze dienst contact opnemen door:
- te bellen naar het gratis nummer: 00 800 6 7 8 9 10 11 (bepaalde telecomaanbieders kunnen wel kosten in rekening brengen);
- te bellen naar het gewone nummer: +32 22999696, of
- het onlineformulier in te vullen: european-union.europa.eu/contact-eu/write-us_nl
WAAR VINDT U INFORMATIE OVER DE EU?
Online
Informatie over de Europese Unie in alle officiële talen van de EU is beschikbaar op de Europa-website (european-union.europa.eu).
EU-publicaties
U kunt publicaties van de EU bekijken of bestellen op op.europa.eu/nl/publications. Als u meerdere exemplaren van gratis publicaties wenst, neem dan contact op met Europe Direct of uw plaatselijke documentatiecentrum (european-union.europa.eu/contact-eu/meet-us_nl).
EU-wetgeving en aanverwante documenten
Toegang tot juridische informatie van de EU, waaronder alle EU-wetgeving sinds 1951 in alle officiële talen, krijgt u op EUR‑Lex (eur-lex.europa.eu).
Open data van de EU
Het portaal data.europa.eu biedt toegang tot opendatabestanden van de instellingen, organen en agentschappen van de EU. Deze kunnen gratis worden gedownload en hergebruikt, zowel voor commerciële als voor niet-commerciële doeleinden. Het portaal biedt ook toegang tot een grote hoeveelheid databestanden van de Europese landen.
