Financieringsinstrumenten binnen het cohesiebeleid bij de afsluiting van de periode 2007–2013: verificatiewerkzaamheden hadden over het algemeen goede resultaten, maar nog steeds enkele fouten
Over het verslag:
Financieringsinstrumenten waren een belangrijke financieringsmethode in het kader van het cohesiebeleid in de programmeringsperiode 2007‑2013. Bij onze eerdere controles met betrekking tot deze instrumenten kwam een aantal fouten en tekortkomingen tijdens de uitvoering aan het licht. De Commissie verklaarde dat deze tekortkomingen zouden worden aangepakt bij de afsluiting.
We constateerden dat de Commissie en de lidstaten grotendeels de nodige stappen hadden ondernomen om de subsidiabiliteit van deze uitgaven bij afsluiting te verifiëren. Hoewel we enkele fouten met een financiële impact ontdekten, hadden hun werkzaamheden over het algemeen goede resultaten opgeleverd. Terwijl de meeste door ons vastgestelde tekortkomingen zijn aangepakt voor de programmeringsperiode 2014‑2020, bevelen we aan dat de Commissie advies verstrekt inzake de meest voorkomende fouten die bij controles aan het licht zijn gekomen. We bevelen verder aan dat de Commissie de richtsnoeren voor auditautoriteiten voltooit inzake het verschaffen van zekerheid over de subsidiabiliteit van uitgaven in het kader van financieringsinstrumenten bij afsluiting.
Speciaal verslag van de ERK, uitgebracht krachtens artikel 287, lid 4, tweede alinea, VWEU.
Samenvatting
IFinancieringsinstrumenten waren een relatief nieuwe, maar belangrijke financieringsmethode in het kader van het cohesiebeleid in de programmeringsperiode 2007‑2013. In 25 lidstaten werden meer dan 1 000 financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer (financial instruments under shared management — FISM’s) gebruikt, waarbij de bijdragen uit operationele programma’s meer dan 16 miljard EUR beliepen, waaronder 11 miljard EUR aan EU-financiering uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds. Bij onze eerdere controles met betrekking tot deze instrumenten kwam een aantal fouten en tekortkomingen tijdens de uitvoering aan het licht. De Commissie verklaarde dat deze tekortkomingen zouden worden aangepakt bij de afsluiting.
IIHet doel van de controle was na te gaan of de lidstaten en de Commissie de nodige stappen hadden ondernomen om de uitgaven in het kader van FISM’s naar behoren te verifiëren en te beoordelen bij de afsluiting van de operationele programma’s voor de periode 2007‑2013. Het verschaffen van zekerheid over de definitieve uitgaven in het kader van FISM’s voor de periode 2007‑2013 viel niet binnen de reikwijdte van de controle. Wij besloten tot nu te wachten met het controleren van dit onderwerp en het uitbrengen van een verslag hierover omdat het afsluitingsproces veel tijd in beslag neemt. Toen we in juni 2020 met onze controlewerkzaamheden begonnen, was 23 % van de operationele programma’s voor de periode 2007‑2013 met FISM’s nog steeds niet volledig afgesloten (3 % vanwege onopgeloste problemen met FISM’s).
IIIAangezien financieringsinstrumenten een nog grotere rol en een grotere reikwijdte hebben binnen het cohesiebeleid voor de programmeringsperiode 2014‑2020, zullen onze conclusies over uitgaven in het kader van FISM’s bij de afsluiting van de periode 2007‑2013 relevant zijn voor het aanstaande afsluitingsproces voor de periode 2014‑2020. Het algehele belang van financieringsinstrumenten zal verder toenemen in de programmeringsperiode 2021‑2027.
IVWe constateerden dat de lidstaten en de Commissie grotendeels de nodige stappen hadden ondernomen om de subsidiabiliteit van uitgaven in het kader van FISM’s bij afsluiting te verifiëren. De Commissie en de nationale auditautoriteiten hadden controles verricht en deze hadden resultaten opgeleverd. Desondanks troffen we nog steeds fouten met een financiële impact aan bij drie van de zeven instrumenten die we controleerden tijdens onze wettigheids- en regelmatigheidscontroles bij afsluiting.
VDe Commissie had de nodige stappen ondernomen om de definitieve uitgaven goed te keuren, met één opmerkelijke uitzondering. Zij merkte een FISM als subsidiabel aan in het kader waarvan meer dan 80 % van de middelen werd uitbetaald aan grote ondernemingen (waarvan sommige beursgenoteerd), in plaats van voornamelijk aan kleine en middelgrote ondernemingen zoals voorgeschreven in de toepasselijke wetgeving.
VIDe meeste door ons vastgestelde tekortkomingen, zoals beperkingen van het mandaat van de auditautoriteiten, zijn aangepakt voor de periode 2014‑2020. Wat de resterende tekortkomingen betreft, werkt de Commissie, in samenwerking met vertegenwoordigers van de auditautoriteiten, aan de actualisering van haar controlemethode voor financieringsinstrumenten en aan richtsnoeren voor praktijken op het gebied van controledocumentatie.
VIIIn ons Jaarverslag 2018 hebben wij de Commissie aanbevolen de wettelijke bepalingen inzake afsluiting voor de periode 2014‑2020 te verduidelijken. Hierin wordt niet beschreven welke rol elke betrokkene bij het afsluitingsproces heeft, noch welke werkzaamheden moeten worden verricht om de impact van mogelijke niet-subsidiabele kosten op de restpercentages voor de desbetreffende jaren opnieuw te beoordelen en, indien nodig, aan te passen. De auditautoriteiten zijn niet uitdrukkelijk verplicht om zekerheid te verschaffen over de totale uitgaven. Deze hiaten zijn met name relevant voor financieringsinstrumenten, waarbij de subsidiabiliteit van een wezenlijk deel van de uitgaven pas bij afsluiting kan worden beoordeeld. De Commissie geeft uitvoering aan onze aanbeveling en legt momenteel de laatste hand aan richtsnoeren, zodat de lidstaten weten wat er bij afsluiting van hen wordt verwacht.
VIIIHet eindverslag van de Commissie over de uitvoering van FISM’s voor de periode 2007‑2013 bevatte gegevens tot 31 maart 2017, de datum waarop de lidstaten de afsluitingsdocumenten moesten indienen. Er werd geen rekening gehouden met de aanpassingen en correcties die voortvloeiden uit latere afsluitingswerkzaamheden. De Commissie is niet voornemens een bijgewerkt verslag met de gecorrigeerde definitieve gegevens te publiceren. De betrouwbaarheid van de gegevens in de uitvoeringsverslagen is in de loop der jaren verbeterd en deze trend lijkt zich voort te zetten bij de verslaglegging over de periode 2014‑2020.
IXIn het eindverslag worden ook de prestaties van de FISM’s voor de periode 2007‑2013 beoordeeld. Deze beoordeling is echter onvolledig vanwege het gebrek aan gegevens over het hefboomeffect en het hergebruik van middelen binnen de periode (revolverend effect), twee relevante indicatoren die tot de belangrijkste voordelen van het gebruik van financieringsinstrumenten in plaats van subsidies behoren. Voor de verslagen over de periode 2014‑2020 worden gegevens verzameld over het hefboomeffect en het hergebruik van middelen binnen de periode, waardoor de prestatiebeoordeling is verbeterd.
XOp basis van onze conclusies bevelen wij aan dat de Commissie de volgende acties onderneemt voor financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer voor de periode 2014‑2020:
- richtsnoeren verstrekken die zijn toegespitst op de risicogebieden die bij controles van de Commissie en de ERK zijn vastgesteld;
- de noodzakelijke richtsnoeren voltooien over de rol en verantwoordelijkheden van auditautoriteiten bij de beoordeling van de subsidiabiliteit van uitgaven in het kader van financieringsinstrumenten bij afsluiting.
Inleiding
Controlegebied
01Binnen het cohesiebeleid van de EU zijn financieringsinstrumenten een nieuwere uitvoeringsmethode en een alternatief voor traditionele subsidies. Deze bestaan uit een verscheidenheid aan financiële producten (zie tabel 1) en zijn zodanig ontworpen dat ze een revolverend karakter hebben. Aan het einde van de overeengekomen terugbetalingstermijn moeten de middelen voor soortgelijke doeleinden worden geherinvesteerd om de impact van overheidsinvesteringen te maximaliseren.
Tabel 1
Belangrijkste soorten financieringsinstrumenten die door de EU-begroting worden ondersteund
| Lening | Garantie |
| “Een overeenkomst die de kredietverschaffer verplicht een overeengekomen hoeveelheid geld voor een overeengekomen termijn ter beschikking te stellen aan de kredietnemer en waarbij de kredietnemer verplicht is dat bedrag binnen de overeengekomen termijn terug te betalen”. Er kunnen lagere rentepercentages of langere terugbetalingstermijnen worden geboden of de zekerheidseisen kunnen lager zijn ten opzichte van de marktvoorwaarden. |
“Een schriftelijke aansprakelijkheidsverklaring voor het geheel of een deel van een schuld of een verplichting van een derde of voor de succesvolle nakoming door die derde van zijn verplichtingen indien deze garantie naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis in werking treedt, bijvoorbeeld in geval van wanbetaling”. Garanties dekken normaliter financiële verrichtingen zoals leningen. |
| Eigen vermogen | Quasi-eigenvermogen |
| “De verschaffing van kapitaal aan een vennootschap, via directe of indirecte investeringen, in ruil voor geheel of gedeeltelijk eigenaarschap van die vennootschap, waarbij de investeerder in zekere mate zeggenschap krijgt over het beheer van de vennootschap en deelt in de eventuele toekomstige winst”. Het financiële rendement hangt af van de groei en winstgevendheid van het bedrijf. |
“De financieringswijze die zich bevindt tussen eigen vermogen en schuld, met een hoger risico dan niet-achtergestelde schuld en een lager risico dan kernkapitaal”. Investeringen in quasi-eigenvermogen kunnen worden gestructureerd als schuld en zijn in sommige gevallen converteerbaar in eigen vermogen. |
Bron: FI Compass – “Financial Instrument products”.
02Financieringsinstrumenten kunnen worden opgezet als op zichzelf staande fondsen of als specifieke fondsen in een holdingfondsstructuur. Gewoonlijk wordt een holdingfonds opgericht om meerdere specifieke fondsen of verschillende soorten producten te beheren. Bij gedeeld beheer kan een holdingfonds of een specifiek fonds ook bijdragen ontvangen uit meerdere operationele programma’s (OP’s).
03Wanneer financieringsinstrumenten correct worden uitgevoerd, bieden deze bepaalde voordelen ten opzichte van subsidies:
- de terugbetaling van de middelen kan ertoe leiden dat deze worden hergebruikt in het kader van nieuwe projecten (revolverend effect), waardoor de duurzaamheid wordt gewaarborgd;
- door de terugbetalingsverplichting worden begunstigden sterk gestimuleerd om succesvolle projecten uit te voeren die resultaten opleveren, waardoor de doeltreffendheid van de EU-steun wordt verbeterd;
- het vermogen om investeringen uit de particuliere sector aan te trekken (hefboomeffect) kan leiden tot een kosteneffectiever gebruik van EU-steun.
Materialiteit en risico’s bij afsluiting
04Aan het einde van de periode 2007‑2013 waren er 1 058 FISM’s1 in 25 lidstaten2. De totale waarde van de aan de instrumenten betaalde bijdragen uit OP’s bedroeg 16,4 miljard EUR, inclusief 11,3 miljard EUR aan EU-cofinanciering via het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en, in veel mindere mate, het Europees Sociaal Fonds (ESF), onder toezicht van het directoraat-generaal Regionaal Beleid en Stadsontwikkeling (DG REGIO) en het directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie (DG EMPL) van de Commissie.
05De financiële bijdragen uit OP’s aan FISM’s werden over het algemeen door middel van één enkele betaling verricht zodra de juridische structuur was opgezet. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1083/20063 (“de verordening algemene bepalingen”) hebben de beheersautoriteiten deze bijdragen bij de Commissie gedeclareerd, samen met de uitgaven voor subsidies4. Voor de afsluiting5 werden alleen uitbetalingen aan eindbegunstigden, verstrekte garanties (inclusief vastgelegde bedragen) en beheerskosten en -vergoedingen subsidiabel geacht6. De middelen die uit subsidiabele investeringen worden of moeten worden teruggestort, worden dan resterende middelen, moeten overeenkomstig specifieke regels voor soortgelijke doeleinden worden hergebruikt door de lidstaat en vormen geen EU-middelen meer.
06Tabel 2 bevat een beschrijving van de verantwoordelijkheden van de programma-autoriteiten van de lidstaten en de Commissie in het afsluitingsproces:
Tabel 2
Verantwoordelijkheden in het afsluitingsproces
| Autoriteit | Rol |
| Beheersautoriteit | Dient het eindverslag over de uitvoering met betrekking tot de gehele periode in1. |
| Certificeringsautoriteit | Dient de aanvraag om betaling van het eindsaldo en de definitieve uitgavenstaat in2. |
| Auditautoriteit | Dient een verklaring van afsluiting in bij de Commissie, vergezeld van een laatste controleverslag. De verklaring van afsluiting bevat een beoordeling van de geldigheid van de aanvraag om betaling van het eindsaldo, alsmede van de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende transacties die zijn vermeld in de definitieve uitgavenstaat3. |
| Commissie | Analyseert de door de lidstaten ingediende documenten en brengt een advies uit over het eindverslag over de uitvoering en de verklaring van afsluiting. Tijdens het afsluitingsproces: verduidelijkt alle onopgeloste kwesties in verband met controle- en auditactiviteiten en lost deze op en, in voorkomend geval, voert verdere audits uit en past financiële correcties toe. Betaalt het eindsaldo zodra het proces is afgerond4. |
1 Artikel 67 van Verordening (EG) nr. 1083/2006.
2 Artikelen 61, 78 en 89, van Verordening (EG) nr. 1083/2006.
3 Artikel 62, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 1083/2006.
4 Artikel 67, lid 4, en artikel 89, leden 3 en 4, van Verordening (EG) nr. 1083/2006.
Bron: Verordening (EG) nr. 1083/2006.
07Bij onze controles in het kader van de betrouwbaarheidsverklaring voor de programmeringsperiode 2007‑2013 en in verscheidene van onze speciale verslagen werden enkele fouten met betrekking tot uitgaven in het kader van FISM’s geconstateerd, alsook tekortkomingen tijdens de uitvoering. De Commissie erkende deze problemen en gaf aan dat zij, in overeenstemming met haar meerjarige aanpak, deze zou aanpakken door middel van subsidiabiliteitscontroles bij afsluiting. Daarom houden de risico’s bij afsluiting verband met de robuustheid van de door de auditautoriteiten en de Commissie toegepaste verificatieprocedures.
08Aangezien de programmabijdrage over het algemeen via één enkele voorschotbetaling werd verstrekt aan de FISM’s en de subsidiabiliteit van de daadwerkelijk geïnvesteerde bedragen over het algemeen niet werd gecontroleerd tijdens de uitvoering, moesten de Commissie en de lidstaten het merendeel van de subsidiabiliteitscontroles bij afsluiting uitvoeren. Wij hebben hier reeds in ons Jaarverslag 2010 op gewezen7. Bijlage I bevat een lijst van andere jaarverslagen en speciale verslagen waarin wij hebben gewezen op het belang van verificaties bij afsluiting op dit gebied.
Reikwijdte en aanpak van de controle
09Het doel van deze controle was na te gaan of de lidstaten en de Commissie de nodige stappen hadden ondernomen om de uitgaven in het kader van FISM’s naar behoren te verifiëren en te beoordelen bij de afsluiting van de OP’s voor de programmeringsperiode 2007‑2013. In dit verband was de controle gericht op de wijze waarop de lidstaten en de Commissie de subsidiabiliteit van de gedeclareerde uitgaven hebben geverifieerd. We onderzochten ook hoe de Commissie de betrouwbaarheid van de gegevens in het eindverslag heeft geanalyseerd en hoe zij deze gegevens heeft geëvalueerd. Daarom hebben wij voor uitgaven in het kader van FISM’s bij afsluiting beoordeeld of:
- de Commissie tijdig relevante richtsnoeren heeft verstrekt;
- de auditautoriteiten doeltreffende verificaties hebben verricht;
- de Commissie doeltreffende verificaties heeft verricht;
- de Commissie de definitieve uitvoeringsgegevens heeft beoordeeld om conclusies te trekken over de prestaties van FISM’s;
- de tekortkomingen die aan het licht zijn gekomen bij deze controle waarschijnlijk gevolgen zullen hebben voor de afsluiting van financieringsinstrumenten voor de periode 2014‑2020.
Wij hebben een controle aan de hand van stukken uitgevoerd en hebben hierbij gebruikgemaakt van bewijsmateriaal van onze vorige controles inzake FISM’s bij afsluiting en van de eigen afsluitingswerkzaamheden van de Commissie. Meer bepaald hebben we onze controle-informatie uit de volgende bronnen verkregen:
- een beoordeling van de zeven FISM’s die wij hebben gecontroleerd bij onze werkzaamheden in het kader van de betrouwbaarheidsverklaring 2017 en 2018 (de controle heeft derhalve betrekking op de resultaten van de controles in Duitsland (2), Litouwen, Polen, Spanje (2) en Zweden);
- vraaggesprekken met ambtenaren van DG REGIO en DG EMPL;
- een analyse van andere afsluitingsdocumenten die beschikbaar waren bij de Commissie, bijv. een beoordeling van een niet-mathematische steekproef van 27 afsluitingspakketten8;
- een beoordeling van het eindverslag met een samenvatting van de gegevens over de uitvoering van FISM’s, opgesteld door de Commissie bij afsluiting;
- een korte vragenlijst die is toegezonden aan de beheersautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de zeven hierboven vermelde FISM’s, ter aanvulling van de tijdens de controles verkregen gegevens.
De volgende acties vallen dus niet binnen de reikwijdte van deze controle:
- zekerheid verschaffen over de definitieve uitgaven in het kader van FISM’s voor de periode 2007‑2013;
- een beoordeling maken van de prestaties van de FISM’s voor de periode 2007‑2013 (wij vermelden de prestatie-indicatoren om informatie te verschaffen over het door de Commissie gebruikte verslagleggingsinstrument en om na te gaan of de indicatoren zijn gebruikt bij de prestatiebeoordeling van de Commissie);
- een volledige analyse verrichten van het controle- en zekerheidskader voor financieringsinstrumenten voor de programmeringsperiode 2014‑2020.
Onze bevindingen en conclusies zijn op dit moment relevant omdat financieringsinstrumenten een nog grotere rol en een grotere reikwijdte hebben binnen het cohesiebeleid voor de programmeringsperiode 2014‑2020, en de definitieve afsluiting voor deze periode nadert. Gezien de huidige plannen om minder middelen uit te trekken voor het cohesiebeleid, zal het algehele belang van financieringsinstrumenten verder toenemen in de programmeringsperiode 2021‑2027.
13In vervolg op onze controles inzake de uitvoering van FISM’s9 en de opzet van de afsluitingsprocedures10 heeft deze controle tot doel het beeld van de FISM’s voor de periode 2007‑2013 te vervolledigen.
14Wij besloten tot nu te wachten met het controleren van een onderwerp dat verband houdt met de programmeringsperiode 2007‑2013 en het uitbrengen van een verslag hierover omdat het afsluitingsproces veel tijd in beslag neemt. Dit is het gevolg van het door de Commissie ontworpen meerjarige karakter van de programmeringsperioden. Hoewel de lidstaten hun afsluitingspakketten uiterlijk op 31 maart 2017 moesten indienen, zijn de verificatie- en valideringswerkzaamheden nog steeds aan de gang, zeven jaar na het einde van de programmeringsperiode 2007‑2013 en vijf jaar na het einde van de subsidiabiliteitsperiode. Toen we in juni 2020 met onze controlewerkzaamheden begonnen, was 23 % van de OP’s met FISM’s (44 van de 192) nog niet volledig afgesloten (3 % vanwege onopgeloste problemen met FISM’s).
Opmerkingen
Richtsnoeren van de Commissie voor de afsluiting van FISM’s
De richtsnoeren van de Commissie waren tijdig en adequaat, behalve voor één risicogebied
15De toepasselijke verordeningen bevatten zes artikelen met bepalingen inzake FISM’s, die in totaal slechts vier bladzijden beslaan11. Er waren aanvullende, uitgebreide en tijdige richtsnoeren nodig om de programma-autoriteiten12 in staat te stellen met succes te bepalen of de uitgaven in het kader van FISM’s bij afsluiting subsidiabel waren.
16De afsluitingsrichtsnoeren van de Commissie bevatten wel specifieke informatie over uitgaven in het kader van FISM’s13. Naast uitgebreide informatie over de subsidiabiliteitsvoorwaarden bevatten de richtsnoeren instructies over de complexere onderwerpen van garantiefondsen, beheerskosten en renteopbrengsten. De richtsnoeren voorzien in verslagleggingsvereisten, waarbij aan de hand van een model wordt aangegeven welke gedetailleerde informatie is vereist voor elk instrument.
17In de richtsnoeren is bepaald welke elementen het eindverslag over de uitvoering van de beheersautoriteiten en het laatste controleverslag van de auditautoriteiten moeten bevatten, met specifieke, gedetailleerde punten voor uitgaven in het kader van FISM’s14. De richtsnoeren bevatten ook instructies over de acties die moeten worden uitgevoerd ter voorbereiding van de afsluiting door de beheers- en certificeringsautoriteiten en bij de afsluiting door de auditautoriteiten15.
18De Commissie heeft een groot aantal afsluitingsgerelateerde vragen van de lidstaten verzameld en beantwoord, waaronder 29 vragen over onderwerpen met betrekking tot FISM’s16. In de antwoorden werd nader ingegaan op de meeste complexe gebieden met betrekking tot FISM’s, deed de Commissie meerdere aanbevelingen aan de programma-autoriteiten om de definitieve uitgaven ruim vóór de uiterste termijn van 31 maart 2017 in te dienen, en werden de auditautoriteiten geadviseerd om thematische audits inzake FISM’s uit te voeren.
19In samenwerking met de programma-autoriteiten heeft de Commissie aanvullende afsluitingsrichtsnoeren verstrekt aan de hand van opleidingssessies en seminars17.
20We constateerden dat de door de Commissie verstrekte richtsnoeren over de afsluiting van FISM’s tijdig waren en betrekking hadden op de vereiste punten. Dit was met name van belang gezien de beknoptheid van de bepalingen inzake FISM’s in de wetgeving. In de richtsnoeren werd ingegaan op de meeste onderwerpen op het gebied waarvan we tekortkomingen tijdens de uitvoeringsfase hadden aangetroffen: maxima voor beheerskosten en -vergoedingen, nauwkeurigheid van de verslaglegging, contractuele vereisten en de berekening van subsidiabele uitgaven in het geval van garantiefondsen.
21Wij hebben echter de volgende tekortkoming vastgesteld:
- De Commissie heeft de beoordeling of eindontvangers de status van kleine en middelgrote onderneming (kmo) hadden niet als een bijzonder risico behandeld, hoewel dit voor de meeste instrumenten een subsidiabiliteitsvereiste was. Dit gebied bracht een hoger risico met zich mee voor FISM’s omdat de beoordeling van de kmo-status werd uitgevoerd door financiële intermediairs (vaak particuliere banken en andere entiteiten uit de financiële sector) en niet door beheersautoriteiten. Zoals verderop in dit verslag wordt besproken, ontdekten we fouten met betrekking tot dit punt bij onze controles (zie paragraaf 35).
Doeltreffendheid van de verificatiewerkzaamheden van de auditautoriteiten bij afsluiting
Door de EIB-groep beheerde FISM’s: sommige niet-subsidiabele uitgaven werden opgenomen als gevolg van beperkingen van het controlemandaat en van de reikwijdte van de werkzaamheden van de externe accountant
22In de toepasselijke wetgeving worden de functies van de auditautoriteiten voor de programmeringsperiode 2007‑2013 duidelijk omschreven18. Zij moesten de verklaring van afsluiting, vergezeld van het laatste controleverslag, indienen bij de Commissie, het verzoek om betaling van het eindsaldo beoordelen en een advies uitbrengen over de wettigheid en regelmatigheid van de bedragen die zijn opgenomen in de definitieve uitgavenstaat. Deze beoordeling was gebaseerd op alle auditwerkzaamheden die zijn verricht voor de programmeringsperiode.
23In de periode 2007‑2013 beheerde de EIB-groep ongeveer 11 % van het aantal FISM’s, ofwel 16 % van het bedrag aan OP-bijdragen. In alle gevallen, op één na, beheerde de groep een holdingfondsstructuur en selecteerde zij financiële intermediairs om de specifieke fondsen te beheren19. Voor deze structuren konden de auditautoriteiten geen verificaties uitvoeren op het niveau van de holdingfondsen als gevolg van de door de EIB-groep opgelegde beperkingen van de toegangsrechten20.
24In de praktijk beschikten zij ook niet over een duidelijk auditmandaat om verificaties te verrichten op het niveau van specifieke fondsen of eindontvangers; de meeste auditautoriteiten hebben hun werkzaamheden dan ook op geen enkel niveau uitgevoerd. Kader 1 bevat twee voorbeelden van de verschillende auditbenaderingen van de auditautoriteiten ten aanzien van FISM’s die door de EIB-groep werden beheerd.
Kader 1
Door de EIB beheerde FISM’s: verschillende benaderingen, verschillende resultaten
Voor een FISM in Litouwen vielen verificaties van financiële intermediairs of eindontvangers niet binnen de reikwijdte van het verslag over de overeengekomen procedures (Agreed-upon-Procedures — AUP)21 van de externe accountant. Niettemin heeft de auditautoriteit waar nodig haar eigen gedetailleerde toetsing op deze niveaus uitgevoerd.
Wij controleerden dit FISM voor de betrouwbaarheidsverklaring 2018 en troffen bij het overdoen van de werkzaamheden van de auditautoriteit geen niet-subsidiabele uitgaven aan.
Voor een FISM in Spanje vielen verificaties van financiële intermediairs of eindontvangers evenmin binnen de reikwijdte van de AUP van de externe accountant. De auditautoriteit was van oordeel dat de beperking van haar mandaat voor door de EIB-groep beheerde instrumenten haar belette om werkzaamheden op alle niveaus te verrichten. Om zekerheid te verkrijgen voor de afsluiting, vertrouwde de auditautoriteit op de controles van de EIB en de AUP.
Wij controleerden dit FISM voor de betrouwbaarheidsverklaring 2018 en ontdekten niet-subsidiabele uitgaven.
Over het algemeen hebben de auditautoriteiten uitsluitend vertrouwd op de AUP-verslagen van de externe onafhankelijke accountant van de EIB-groep. Deze verslagen hadden betrekking op een aantal specifieke verificaties inzake de opzet en uitvoering van instrumenten op het niveau van holdingfondsen, maar door de beperkte aard ervan kon geen zekerheid worden verschaft over de subsidiabiliteit van de in het kader van het financieringsinstrument gedane uitgaven.
Door de verlengde subsidiabiliteitsperiode hadden de auditautoriteiten en de Commissie meer werk
26Zoals ontworpen door de Commissie en vermeld in paragraaf 14 neemt de afsluiting voor de programmeringsperiode 2007‑2013 veel tijd in beslag. In 2015 heeft de Commissie haar richtsnoeren inzake afsluiting aangepast en de einddatum voor bijdragen van FISM’s aan eindontvangers veranderd van 31 december 2015 in 31 maart 2017, waarmee de subsidiabiliteitsperiode in feite werd verlengd22.
27De lage absorptiepercentages waren een van de belangrijkste redenen voor deze verlenging van de subsidiabiliteitsperiode. De lidstaten moesten alle ongebruikte middelen bij afsluiting terugstorten aan de Commissie. Zonder de verlenging zou een aanzienlijk bedrag aan middelen ongebruikt zijn gebleven, zoals blijkt uit de 2,6 miljard EUR aan extra uitgaven in het kader van FISM’s die tussen 1 januari 2016 en 31 maart 2017 is uitbetaald23. Het geraamde uitbetalingspercentage aan eindontvangers is gestegen van 75 % op 31 december 2015 tot 93 % op 31 maart 201724.
28Hoewel de absorptie van middelen erdoor is verbeterd, leidde de verlenging tot een probleem voor de auditautoriteiten. Door uitbetalingen aan eindontvangers in het kader van FISM’s tot 31 maart 2017 toe te staan, was het voor de auditautoriteiten moeilijker om binnen de uiterste termijn voor het indienen van de verklaring van afsluiting (ook 31 maart 2017) zekerheid te verkrijgen dat alle uitgaven wettig en regelmatig waren.
29De Commissie was op de hoogte van deze kwestie en raadde in de afsluitingsrichtsnoeren sterk aan dat de beheers- en certificeringsautoriteiten de definitieve uitgavendeclaratie en de aanvraag om betaling van het eindsaldo uiterlijk op 31 december 2016 indienen bij de auditautoriteiten in plaats van binnen de uiterste termijn van 31 maart 201725.
30Ondanks deze aanbevelingen van de Commissie konden sommige uitgaven in het kader van FISM’s niet worden opgenomen in de werkzaamheden van de auditautoriteiten voor de verklaring van afsluiting. De Commissie weet niet hoeveel extra uitgaven de lidstaten hebben gedeclareerd tussen 1 januari 2017 en 31 maart 2017 en het was niet mogelijk om het bedrag te bepalen op basis van de informatie die voor onze controle beschikbaar is gesteld.
31Wij hebben dit aspect onderzocht voor een aantal OP’s met FISM’s (27 van 192 dergelijke programma’s voor cohesie). Bij 11 van de 27 OP’s was er sprake van beperkingen van de reikwijdte omdat uitgaven, met inbegrip van uitgaven in het kader van FISM’s, werden gedeclareerd na de datum waarop de auditautoriteit haar definitieve steekproef voor de verklaring van afsluiting had getrokken. Hoewel deze uitgaven daadwerkelijk waren uitgesloten van de auditwerkzaamheden die werden gepresenteerd in de uiterlijk op 31 maart 2017 ingediende afsluitingspakketten, werden deze later geaudit door middel van aanvullende werkzaamheden. Hiervoor moesten de Commissie en de auditautoriteiten extra tijd en middelen investeren, waardoor het afsluitingsproces vertraging opliep, meer tijd in beslag nam en minder efficiënt werd.
De auditautoriteiten voerden de meeste noodzakelijke verificaties uit, maar sommige fouten bleven onopgemerkt
32We zijn begonnen met de beoordeling van de afsluitingswerkzaamheden van de auditautoriteiten op operationeel niveau in het kader van de betrouwbaarheidsverklaring 2017, nadat de programma-autoriteiten afsluitingspakketten hadden ingediend bij de Commissie. Kader 2 bevat een momentopname van onze controlewerkzaamheden bij afsluiting.
Kader 2
Onze beoordeling van de werkzaamheden van de auditautoriteiten bij afsluiting (Jaarverslagen 2017 en 2018 van de ERK)26
We onderzochten 19 afsluitingspakketten (zeven met FISM’s) waarvoor de auditautoriteiten restfoutenpercentages van minder dan 2 % hadden gerapporteerd. We troffen alleen tekortkomingen aan in de steekproefwerkzaamheden van de auditautoriteiten in een van de 19 pakketten.
Toen er tekortkomingen met betrekking tot de reikwijdte, kwaliteit en documentatie van de werkzaamheden van de auditautoriteiten aan het licht kwamen, hebben wij de werkzaamheden op operationeel niveau overgedaan. Vanwege de fouten die we tijdens het beoordelen en overdoen hadden vastgesteld, hebben wij het restfoutenpercentage in 4 van de 19 pakketten na herberekening bijgesteld tot meer dan 2 %. Bij een van de vier pakketten was de reden voor de stijging een belangrijke fout die we ontdekten met betrekking tot uitgaven in het kader van FISM’s.
Bij de zeven controles in het kader van de betrouwbaarheidsverklaring inzake FISM’s bij afsluiting (zie paragraaf 10) constateerden we dat de door de auditautoriteit gebruikte checklists goed ontworpen waren. Deze hadden betrekking op de relevante aspecten die door de wetgeving en de richtsnoeren worden voorgeschreven. Hoewel de auditautoriteiten over het algemeen de nodige controles verrichtten, troffen we enkele tekortkomingen aan.
34De belangrijkste tekortkomingen die we ontdekten, houden verband met onvolledige subsidiabiliteitscontroles. Bijvoorbeeld, wanneer in de checklists is bepaald dat de auditor:
- moet controleren of aan alle vereisten inzake overheidsopdrachten is voldaan, moeten ook de addenda bij contracten worden gecontroleerd en in aanmerking worden genomen;
- de kmo-status van een eindontvanger moet verifiëren, moet rekening worden gehouden met alle criteria voor de kmo-status, met inbegrip van de regels inzake gelieerde en partnerondernemingen;
- de subsidiabiliteit van een uitbetaling van een lening moet bevestigen, moet ten tijde van de audit een beoordeling worden gemaakt van eventuele annuleringen of afgebroken verrichtingen.
Vanwege deze onvolledige subsidiabiliteitscontroles door de auditautoriteiten troffen we gevallen aan waarin niet-subsidiabele ontvangers of uitbetalingen niet werden ontdekt bij drie van de zeven controles in het kader van de betrouwbaarheidsverklaring (zie tabel 3).
Tabel 3
Betrouwbaarheidsverklaring 2017 en 2018 van de ERK — niet-subsidiabele ontvangers of uitbetalingen
| Fout | Omschrijving |
| Niet-subsidiabel financieringsinstrument | Het financieringsinstrument als geheel voldeed niet aan de belangrijkste subsidiabiliteitsvereiste dat voornamelijk kmo’s moeten worden gefinancierd. |
| Niet-subsidiabele ontvanger | De ontvanger van de lening was geen kmo, op basis van een analyse van gelieerde ondernemingen. |
| Niet-subsidiabele uitbetalingen | Twee leningen die als subsidiabele uitbetalingen waren gedeclareerd, werden geruime tijd vóór de afsluiting geannuleerd. |
| Onjuiste declaratie van hergebruikte middelen | Middelen die werden teruggestort door eindontvangers uit de eerste investeringsronde werden geherinvesteerd en voor een tweede maal bij de Commissie gedeclareerd voor terugbetaling. |
Bron: ERK.
36We troffen ook tekortkomingen aan bij het gebruik van checklists (zie tabel 4). Deze betroffen ontoereikende documentatie van de verrichte auditwerkzaamheden en een gebrek aan verzamelde auditinformatie om de resultaten te onderbouwen27. We konden de toelichting van de auditautoriteiten niet verifiëren op basis van hun auditdocumentatie en ander beschikbaar bewijsmateriaal.
Tabel 4
Betrouwbaarheidsverklaring 2017 en 2018 van de ERK — tekortkomingen bij het gebruik van checklists
| Fout | Omschrijving |
| Ontoereikende auditdocumentatie | In de auditchecklist werd vermeld dat de beheerskosten en -vergoedingen aan een aanvullende audit moeten worden onderworpen. In de auditdocumentatie was er geen bewijs van aanvullende auditwerkzaamheden of van extra onderzochte documenten. |
| Ontoereikende auditdocumentatie en tekortkomingen in de werkzaamheden | Met de auditdossiers kan niet worden aangetoond dat de verschillende toetsen betrekking hadden op alle subsidiabiliteitsvereisten. De toetsing van het kmo-criterium in het geval van entiteiten die gelieerd zijn met andere entiteiten werd niet altijd naar behoren afgerond. |
| Ontoereikende auditdocumentatie en ontoereikend auditspoor | De verrichte verificaties werden niet goed gedocumenteerd in checklists, verslagen of andere documenten. Er ontbraken verwijzingen naar relevante documenten. Auditinformatie werd niet opgeslagen. |
Bron: ERK.
37Algemeen genomen hebben we bij onze werkzaamheden in verband met de betrouwbaarheidsverklaring inzake FISM’s bij afsluiting negen fouten aangetroffen bij zes van de zeven gecontroleerde instrumenten. Drie van deze fouten hadden een financiële impact, met een lager bedrag aan subsidiabele uitgaven bij afsluiting tot gevolg. In één geval leidde de fout tot een stijging van het restfoutenpercentage voor het OP tot boven de materialiteitsdrempel van 2 %, waardoor geëxtrapoleerde financiële correcties moesten worden toegepast (zie kader 3 voor meer informatie).
38In het kader van deze controle hebben we ook de afsluitingspakketten en alle daaropvolgende correspondentie tussen de programma-autoriteiten en de Commissie onderzocht voor 27 van de 192 OP’s met FISM’s. We constateerden dat de meeste auditautoriteiten hun werkzaamheden in overeenstemming met hun auditstrategieën uitvoerden, rekening houdend met de toepasselijke regelgeving en richtsnoeren van de Commissie. Niet alle auditautoriteiten voerden echter systematisch thematische audits28 uit en wanneer dat wel het geval was, gebeurde dat niet altijd in toereikende mate om onregelmatigheden van materieel belang vast te stellen29.
39We troffen twee tekortkomingen aan in de verslaglegging van de auditautoriteiten over de afsluiting:
- In sommige gevallen was de informatie over de verrichte werkzaamheden met betrekking tot de uitgaven in het kader van FISM’s te beknopt, waardoor de auditors van de Commissie om nadere informatie moesten verzoeken en verslagen moesten worden herzien.
- In sommige gevallen was geen informatie beschikbaar over correcties op uitgaven in het kader van FISM’s (bedrag, soort). De door ons onderzochte laatste controleverslagen waren niet consistent wat de mate van detail betreft. De auditautoriteiten waren niet verplicht hun correcties per soort te presenteren (bijv. overheidsopdrachten, staatssteun, financieringsinstrumenten, enz.) en de Commissie heeft geen gestructureerde gegevens hierover.
Over het algemeen hebben de auditautoriteiten de nodige verificaties verricht. De hierboven besproken tekortkomingen hebben de betrouwbaarheid van hun werkzaamheden echter tot op zekere hoogte aangetast en bepaalde fouten werden niet ontdekt, zoals blijkt uit de fouten die wij en de Commissie hebben aangetroffen.
Doeltreffendheid van de verificaties door de Commissie bij afsluiting
Eind 2020 was 19 % van de OP’s met FISM’s nog steeds niet volledig afgesloten
41Nadat de programma-autoriteiten van de lidstaten hun afsluitingspakketten binnen de wettelijke termijn van 31 maart 2017 bij de Commissie hadden ingediend30, heeft de Commissie deze pakketten geanalyseerd en binnen de termijn van vijf maanden gereageerd. In voorkomend geval heeft de Commissie om informatie of aanvullende werkzaamheden verzocht, of heeft zij opmerkingen gemaakt waarvan het belang en de financiële impact uiteenliepen.
42In veel gevallen bleef de Commissie na de eerste brieven met opmerkingen contact houden met de programma-autoriteiten om afsluitingskwesties aan te pakken, en in sommige gevallen wordt nog steeds aan deze afsluitingskwesties gewerkt. Tabel 5 en tabel 6 geven de status weer van de afsluitingswerkzaamheden van de Commissie per 31 december 2020 met betrekking tot OP’s voor cohesie die FISM’s bevatten.
Tabel 5
Status van de afsluiting van OP’s voor cohesie met FISM’s
| Status | Eind 2018 | Eind 2019 | Eind 2020 | Percentage eind 2020 |
| Afgesloten | 123 | 143 | 156 | 81 % |
| Voorlopig afgesloten1 | 39 | 32 | 32 | 17 % |
| Lopend | 30 | 17 | 4 | 2 % |
| Totaal | 192 | 192 | 192 |
1 De Commissie beschouwt een OP als voorlopig afgesloten indien een aankondiging van afsluiting is verzonden. In de praktijk kan een OP als voorlopig afgesloten worden beschouwd om een aantal redenen: als één fonds ervan is afgesloten (bijv. het EFRO) en het andere nog openstaat (bijv. het CF); bij uit één fonds gefinancierde OP’s, indien alle niet-betwiste bedragen zijn uitbetaald, maar de betwiste bedragen nog openstaan; of als er andere specifieke kwesties openstaan.
Bron: ERK, op basis van gegevens van de Commissie.
Tabel 6
Gedeclareerde uitgaven in het kader van FISM’s bij afsluiting binnen OP’s voor cohesie, vóór correcties door de Commissie
| Status | Eind 2018 | Eind 2019 | Eind 2020 | Percentage eind 2020 |
| Afgesloten | 6,73 | 8,60 | 9,96 | 64 % |
| Voorlopig afgesloten | 4,41 | 3,75 | 3,32 | 21 % |
| Lopend | 4,48 | 3,27 | 2,34 | 15 % |
| Totaal | 15,62 | 15,62 | 15,62 |
Bron: ERK, op basis van gegevens van de Commissie.
43Uit de informatie blijkt dat 81 % van de OP’s voor cohesie met FISM’s eind 2020 volledig was afgesloten, d.w.z. OP’s met 64 % van de totale gedeclareerde uitgaven in het kader van FISM’s voor de periode. Bij slechts 5 van de 36 lopende of voorlopig afgesloten OP’s, allemaal in Italië, was er nog sprake van onopgeloste kwesties in verband met FISM’s.
44Voor de meeste van deze 36 OP’s heeft de Commissie tijdens het afsluitingsproces om verduidelijkingen of aanvullende werkzaamheden in het kader van FISM's verzocht. Hoewel hieruit blijkt dat FISM’s een van de oorzaken waren van vertragingen bij de afsluiting van deze programma’s, is het ook een indicatie van de aandacht die de Commissie hieraan heeft besteed tijdens haar afsluitingswerkzaamheden.
De Commissie heeft relevante kwesties aangepakt en passende correcties toegepast, behalve bij de grootste fout
45We onderzochten de werkzaamheden van de Commissie met betrekking tot 27 afsluitingspakketten voor OP’s met FISM’s. De werkzaamheden waren grondig en de Commissie heeft altijd aandacht besteed aan de component van de uitgaven in het kader van FISM’s, waarbij gebieden voor nader onderzoek werden vastgesteld, om verduidelijking werd verzocht en de antwoorden werden geanalyseerd. Openstaande punten werden één voor één afgesloten, vaak na uitgebreide correspondentie met programma-autoriteiten.
46In veel gevallen heeft de Commissie formele opmerkingen gemaakt waarbij om verduidelijking of zekerheid werd verzocht. Zij verzocht de auditautoriteiten aanvullende werkzaamheden uit te voeren wanneer er sprake was van beperkingen van de reikwijdte of andere openstaande punten met betrekking tot de werkzaamheden van de programma-autoriteiten.
47Naast de controles aan de hand van stukken heeft de Commissie ook een aantal afsluitingsgerelateerde controles uitgevoerd inzake uitgaven in het kader van FISM’s. Deze controles hadden betrekking op OP’s die bijna 10 % van de totale uitgaven in het kader van FISM’s vertegenwoordigen.
48Tijdens de programmeringsperiode 2007‑2013 hebben we meerdere malen aanbevolen dat de Commissie bij de afsluiting bijzondere aandacht besteedt aan financieringsinstrumenten, aangezien dit een gebied met een groot risico op niet-subsidiabele uitgaven is omdat er tijdens de uitvoering nauwelijks controles door de auditautoriteit plaatsvonden van de subsidiabiliteit van de investeringen31. We merkten op dat het risico het grootst was voor garantiefondsen, aangezien het gebruik van een kunstmatig lage vermenigvuldigingsfactor zou kunnen leiden tot te hoog opgegeven subsidiabele uitgaven32.
49De Commissie heeft gevolg gegeven aan onze aanbevelingen en heeft met name de kwestie van de vermenigvuldigingsfactor voor garantiefondsen onder de loep genomen. Toen zij kennis kreeg van het feit dat één lidstaat had besloten de vermenigvuldigingsfactor te berekenen volgens een andere aanpak dan die welke in de richtsnoeren was voorgeschreven, gaf zij haar auditors de opdracht dit grondig te onderzoeken bij hun afsluitingswerkzaamheden.
50Eind 2020 was de Commissie op basis van de afsluitingswerkzaamheden voornemens om meer dan 270 miljoen EUR aan correcties toe te passen met betrekking tot subsidiabele uitgaven in het kader van FISM’s binnen 29 OP’s. Deze zijn nog niet allemaal afgerond. Zodra de correcties zijn afgerond, worden de uitgaven uitgesloten van het instrument en de kosten ervan worden gedragen door de lidstaat. Tabel 7 biedt een overzicht van de correcties die DG REGIO eind 2020 heeft toegepast op of voorgesteld voor de uitgaven in het kader van FISM’s bij afsluiting en in tabel 8 wordt een vergelijking gepresenteerd met de correcties die DG REGIO heeft toegepast op alle uitgaven bij afsluiting.
Tabel 7
Door DG REGIO1 toegepaste correcties op FISM’s bij afsluiting — situatie eind 2020
| Soort correctie | Bedrag | Aantal betrokken OP’s |
| Onjuiste vermenigvuldigingsfactor gebruikt voor garantiefondsen | 200,4 | 5 |
| Fouten in de aanvraag om betaling van het saldo | 31,0 | 2 |
| Niet-subsidiabele rente | 19,5 | 2 |
| Fouten bij de selectie van financiële intermediairs | 5,3 | 2 |
| Niet-subsidiabele rentesubsidies en garantievergoedingen | 2,0 | 1 |
| Niet-subsidiabele uitbetalingen | 1,6 | 1 |
| Andere correcties (aanpassingen en diversen) | 11,3 | 16 |
| Totaal | 271,1 |
1 DG EMPL had eind 2020 geen correcties toegepast op FISM’s binnen het ESF, maar deze vertegenwoordigen slechts 5 % van de totale uitgaven in het kader van FISM’s.
Bron: Onderzoek door de ERK van afsluitingspakketten en gegevens van de Commissie.
Tabel 8
Vergelijking van correcties door DG REGIO — situatie eind 2020
| Bedrag | |
| Gedeclareerde uitgaven (alle OP-bronnen) | 362 231,6 |
| Correcties door de Commissie | 4 274,5 |
| Percentage | 1,18 % |
| Gedeclareerde uitgaven — alleen FISM’s (alle OP-bronnen) | 14 828,5 |
| Correcties door de Commissie — alleen FISM’s | 271,1 |
| Percentage | 1,83 % |
Bron: ERK, op basis van gegevens van de Commissie.
51De Commissie heeft de correcties toegepast die voortvloeiden uit de bevindingen met financiële impact uit onze controles in het kader van de betrouwbaarheidsverklaring inzake FISM’s bij afsluiting (zie tabel 3), op één na. De opvallende uitzondering was de bevinding met de grootste financiële impact. In kader 3 hieronder wordt nader ingegaan op deze fout van materieel belang.
Kader 3
De Commissie heeft geen correctie toegepast voor onze belangrijkste bevinding (financiële impact van 139 miljoen EUR)
Als gevolg van een fout van materieel belang bij één FISM in Spanje steeg het restfoutenpercentage voor het OP boven de materialiteitsdrempel van 2 %. In ons Jaarverslag 2017 hebben wij de financiële impact op 139 miljoen EUR berekend.
- Overeenkomstig de verordening algemene bepalingen moeten met financieringsinstrumenten voor ondernemingen voornamelijk kmo’s worden gefinancierd, willen deze subsidiabel zijn.
- Op basis van gezond verstand en logica kan worden aangenomen dat het de bedoeling van de wetgever was om het grootste deel van de waarde in euro van de middelen aan kmo’s uit te betalen (in 2010 was de beheersautoriteit het aanvankelijk eens met dit standpunt).
- In het kader van het betrokken financieringsinstrument werd bijna 80 % van de totale goedgekeurde leningen (naar waarde) geïnvesteerd in ondernemingen die geen kmo’s waren.
Spanje en de Commissie voerden aan dat de term “voornamelijk” ook kan worden geïnterpreteerd als de meerderheid van de leningen naar aantal in plaats van naar waarde. Wij zijn het niet eens met dit argument, dat tot het uiterste kan worden doorgetrokken, zoals blijkt uit het hypothetische geval hieronder:
In het kader van een fonds dat wettelijk vereist is om voornamelijk kmo’s te financieren, wordt 100 miljoen EUR uitbetaald via tien leningen. Acht van de tien leningen gaan naar kmo’s, met een totale waarde van 10 miljoen EUR. Twee van de tien leningen gaan naar grote ondernemingen, met een totale waarde van 90 miljoen EUR.
Uitgaande van het argument van Spanje en de Commissie zou het volledige bedrag van 100 miljoen EUR worden beschouwd als subsidiabele uitgaven die voornamelijk in kmo’s zijn geïnvesteerd, hoewel kmo’s in feite slechts 10 miljoen EUR (10 % van het totaal) zouden ontvangen.
Eindverslag met een samenvatting van de gegevens en beoordeling door de Commissie
De gegevens in het eindverslag met een samenvatting van de gegevens zijn wegens vroegtijdige publicatie niet definitief
52Naar aanleiding van een aanbeveling in ons Jaarverslag 2010 heeft de Commissie de verordening algemene bepalingen in 2011 gewijzigd door een jaarlijkse verslagleggingsverplichting voor FISM’s in te voeren33. Als gevolg daarvan heeft de Commissie een jaarlijkse verslag met een samenvatting van de gegevens opgesteld, waarin een overzicht wordt gegeven van de vooruitgang bij de uitvoering van FISM’s, met zowel geaggregeerde gegevens als gegevens per land. Het diende als monitoringinstrument voor het volgen en beoordelen van de prestaties.
53In de zesde en definitieve versie van het verslag voor de periode 2007‑2013 worden de gegevens gepresenteerd die de beheersautoriteiten op 31 maart 2017 in het systeem van de Commissie hadden ingevoerd34. De gegevens worden uitsluitend ter informatie gepresenteerd, aangezien de verificatie en certificering van subsidiabele uitgaven een afzonderlijk en langduriger proces is dat wordt uitgevoerd door middel van de analyse en uiteindelijke goedkeuring van de afsluitingspakketten, zoals hiervoor vermeld. De door de beheersautoriteiten ingediende en vervolgens door de Commissie voor dit verslag samengevoegde gegevens worden evenmin door de auditautoriteiten geverifieerd.
54De Commissie maakt dit onderscheid zelf in zowel de samenvatting als de conclusie bij het eindverslag met een samenvatting van de gegevens en vermeldt dat er nog werkzaamheden moeten worden uitgevoerd tijdens het afsluitingsproces:
- Deze samenvatting in het eindverslag vormt geen bevestiging van de subsidiabiliteit bij de afsluiting van de uiterlijk op 31 maart 2017 gerapporteerde bedragen: de beheers- en auditautoriteiten zullen deze bedragen tijdens het afsluitingsproces moeten herzien […].
Zoals voorgeschreven in de verordening algemene bepalingen35 bevatte het eindverslag met een samenvatting van de gegevens voorlopige uitvoeringsgegevens per maart 2017. De Commissie publiceerde geen actualiseringen van dit verslag op basis van latere afsluitingswerkzaamheden. In de jaarverslagen 2018 en 2019 van DG REGIO werd een geactualiseerde tabel met de uitgaven in het kader van FISM’s per OP gepubliceerd, met de voorgenomen correcties van de Commissie (zie paragraaf 60 hieronder).
56De daling van het uit het eindverslag met een samenvatting van de gegevens van 2017 op te maken bedrag aan uitgaven in het kader van FISM’s van 16,1 miljard EUR naar het huidige bedrag van 15,4 miljard EUR, belicht het resultaat van de afsluitingswerkzaamheden die na 31 maart 2017 door de programma-autoriteiten en de Commissie zijn verricht. In tabel 9 wordt het verschil van 730 miljoen EUR (5 %) tussen de voorlopige en de huidige gegevens weergegeven.
Tabel 9
Vergelijking van de definitieve uitgaven in het kader van FISM’s (in miljoen EUR)
| Uitgaven in het kader van FISM’s — Eindverslag met een samenvatting van de gegevens per 31 maart 2017 | Subsidiabele uitgaven in het kader van FISM’s — gegevens van de Commissie per eind 2020 (met correcties)1 | |
| EFRO | 15 245 | 14 557 |
| ESF | 837 | 795 |
| Totaal | 16 082 | 15 352 (daling met 5 %) |
1 Door de Commissie toegepaste of voorgestelde correcties leiden tot een verlaging van het bedrag van 15,62 miljard EUR tot 15,35 miljard EUR (zie tabel 6).
Bron: ERK, op basis van gegevens van de Commissie en het verslag met een samenvatting van de gegevens per 31 maart 2017.
De betrouwbaarheid van de gegevens is verbeterd
57We analyseerden de betrouwbaarheid van de gegevens in het eindverslag met een samenvatting van de gegevens. Als gevolg van de inspanningen van de Commissie zijn de volledigheid en betrouwbaarheid van de gegevens verbeterd ten opzichte van eerdere versies van het verslag:
- De afsluitingsrichtsnoeren voor de lidstaten bevatten een gedetailleerd model voor de verslaglegging en duidelijke instructies naar aanleiding van vragen van beheersautoriteiten.
- De meeste informatie die bij de programma-autoriteiten was opgevraagd, werd verplicht gesteld voor het eindverslag.
- De Commissie heeft een nota gestuurd aan haar ambtenaren bij de geografische eenheden met instructies voor het controleren van de betrouwbaarheid van de ontvangen gegevens.
Met deze maatregelen heeft de Commissie de meeste problemen aangepakt die in eerdere analyses van het verslag aan het licht waren gekomen36. Dit wordt onderbouwd door het feit dat wij in onze controles in het kader van de betrouwbaarheidsverklaring inzake FISM's bij afsluiting slechts in één geval onjuiste verslaglegging hebben vastgesteld, terwijl dit in onze controles tijdens de uitvoeringsfase vaker voorkwam37.
59De Commissie erkent enkele van de resterende problemen en geeft een uitvoerige samenvatting. De Commissie stelde onder andere het opmerkelijke resterende probleem vast dat voor slechts 81 % van de FISM’s (naar uitgavenbedrag) beheerskosten en -vergoedingen werden vermeld, hoewel dit een verplicht veld is. Dit is echter een verbetering ten opzichte van het voorgaande verslag, waarin voor 64 % van de FISM’s beheerskosten en -vergoedingen werden vermeld. Kader 4 bevat een selectie van de relevante problemen op het gebied van gegevenskwaliteit die door de Commissie in het verslag aan de orde zijn gesteld, gevolgd door onze controlebevindingen.
Kader 4
Selectie van relevante problemen die aan het licht zijn gekomen bij de controle van de gegevenskwaliteit door de Commissie
- volledigheid van de verplichte gegevens over beheerskosten en vergoedingen;
- uitbetalingen aan eindontvangers die in een paar gevallen niet zijn gemeld;
- rente en hergebruikte middelen die soms onjuist zijn gerapporteerd;
- gegevens die in een paar gevallen zijn gecombineerd en niet op het niveau van de specifieke fondsen zijn verstrekt;
- ongeloofwaardige cijfers over outputindicatoren (aantal eindontvangers of gecreëerde banen) in sommige gevallen.
Aanvullende problemen inzake inboeking en volledigheid die bij deze controle aan het licht zijn gekomen
- inboekingsfouten van miljarden euro’s met betrekking tot beheerskosten voor ongeveer vijftig FISM’s (meestal met kleine OP-bijdragen) — die echter in de totalen zijn gecorrigeerd;
- bedragen die uit holdingfondsen werden bijgedragen aan specifieke fondsen maar in enkele gevallen niet werden vermeld.
Naast het verslag met een samenvatting van de gegevens heeft DG REGIO in zijn jaarlijkse activiteitenverslagen voor 2018 en 2019 een tabel opgenomen met de uitgaven in het kader van FISM’s per OP, met de correcties van de Commissie38. In het verslag wordt bij één operationeel programma 4,2 miljard EUR meer vermeld dan de werkelijke uitgaven in het kader van FISM’s die bij afsluiting waren gedeclareerd. Dit was een administratieve fout in het verslag en had geen invloed op het bij afsluiting te betalen bedrag, maar als gevolg daarvan was het vermelde bedrag aan uitgaven in het kader van FISM’s uit het EFRO 19 miljard EUR in plaats van 14,8 miljard EUR (28 % te hoog opgegeven).
De beoordeling door de Commissie van de definitieve uitvoeringsgegevens leverde geen bruikbare informatie op inzake twee belangrijke indicatoren
61Het eindverslag met een samenvatting van de gegevens bevat ook de definitieve analyse door de Commissie van de prestaties van de FISM’s (zie tabel 10).
Tabel 10
Vier door de Commissie geanalyseerde belangrijke indicatoren voor de prestaties van de FISM’s
| Uitbetalingspercentages | Beheersvergoedingen |
| Percentages worden op EU-niveau en per lidstaat verstrekt. Percentages kunnen ook worden berekend per thematisch gebied (ondernemingen, stadsontwikkeling, enz.) en voor elk afzonderlijk fonds. Totale percentages per productsoort (leningen, garanties, eigen vermogen) worden niet verstrekt. De analyse heeft betrekking op de ontwikkeling van het uitbetalingspercentage en op informatie over uitschieters hiervan naar boven en naar beneden. Uitbetalingspercentage op EU-niveau: 93 %. Grote verschillen, van 60 % in Spanje tot volledige uitbetaling in vier lidstaten. |
Gegevens zijn beschikbaar op EU-niveau en per lidstaat, individueel fonds, thematisch gebied en productsoort. De analyse heeft betrekking op het percentage voor beheerskosten en -vergoedingen voor de periode en jaargemiddelden, naleving van voorgeschreven drempelwaarden en vergelijkingen per productsoort en holdingfonds versus specifiek fonds. Percentage beheerskosten en -vergoedingen op EU-niveau: het percentage voor de periode bedroeg 6,7 % van de OP-bijdragen aan FISM’s en 9,1 % van de investeringen in het kader van FISM's in eindontvangers; het gemiddelde jaarlijkse percentage bedroeg 1,26 % van de OP-bijdragen aan FISM’s. |
| Hefboomeffect | Hergebruik van middelen/revolverend effect |
| Er zijn beperkte gegevens beschikbaar over het hefboomeffect aangezien dit niet is voorgeschreven in de verordening voor de programmeringsperiode 2007‑2013. De verstrekking van de door de Commissie gevraagde informatie was facultatief. De analyse in het verslag is gebaseerd op verkregen gegevens die zeer beperkt zijn en omvat een bespreking van de effecten op het potentiële hefboomeffect: productsoort en beleidsvoornemen om suboptimale marktsituaties aan te pakken. Zoals onderkend door de Commissie, kan deze vrijwillig verstrekte beperkte informatie niet als representatief worden beschouwd. |
Volgens de afsluitingsrichtsnoeren moeten de beheersautoriteiten gegevens overleggen over teruggestorte middelen voor gebruik in de daaropvolgende periode (resterende middelen). Op één na hebben alle lidstaten informatie verstrekt over teruggestorte/terug te storten middelen. Het voor hergebruik beschikbare bedrag aan resterende middelen werd geraamd op 8,5 miljard EUR. Er werd geen informatie verkregen over het revolverend effect binnen de periode, en deze werd dus ook niet geanalyseerd. |
Bron: ERK, op basis van het verslag met een samenvatting van de gegevens van de Commissie per 31 maart 2017.
62De conclusie van de Commissie over de uitvoering van FISM’s is positief. Hierin wordt gewezen op:
- de gestage vooruitgang die is geboekt bij de uitbetaling van middelen, waarbij melding wordt gemaakt van de stijging van ongeveer 20 % tussen 31 december 2015 en 31 maart 2017 en het uiteindelijke uitbetalingspercentage van 93 %;
- de 1,26 % aan gemiddelde jaarlijkse beheerskosten en -vergoedingen, wat onder het in de regelgeving vastgestelde maximum ligt;
- de 8,5 miljard EUR aan resterende middelen die kunnen worden hergebruikt, en
- een toename van het aantal gecreëerde banen.
Het eindverslag met een samenvatting van de gegevens leverde geen bruikbare informatie op inzake de volgende twee indicatoren:
- Hefboomeffect: aangezien de informatie over het hefboomeffect facultatief was, waren de verkregen gegevens niet representatief. De Commissie merkte op dat er volgens de beperkte en niet-representatieve verkregen informatie aanzienlijke verschillen waren tussen de instrumenten inzake het bewerkstelligde hefboomeffect. Wij zijn het niet eens met de conclusie van de Commissie dat de verkregen resultaten erop wijzen dat FISM’s middelen kunnen mobiliseren die ten minste twee keer zo hoog zijn als de in de programma’s beschikbare middelen van de structuurfondsen, aangezien er onvoldoende informatie was om deze algemene conclusie te onderbouwen.
- Revolverend effect binnen de periode: de Commissie heeft informatie ontvangen en geanalyseerd over de teruggestorte middelen die voor soortgelijke doeleinden moeten worden hergebruikt (resterende middelen), maar niet over de vraag of via FISM’s middelen konden worden hergebruikt binnen de periode (revolverend effect binnen de periode). Uit onze analyse van de gegevens blijkt dat bij ongeveer 10 % van de 981 specifieke fondsen middelen in beperkte mate vóór de afsluiting konden worden hergebruikt.
De beheersautoriteiten hadden in de afsluitingsrichtsnoeren geen opdracht gekregen om gegevens over het hefboomeffect en het revolverend effect binnen de periode te verstrekken voor het eindverslag. Aangezien deze indicatoren twee van de belangrijkste voordelen zijn van het gebruik van financieringsinstrumenten in plaats van subsidies, zijn wij van mening dat deze noodzakelijk waren voor de beoordeling door de Commissie van de prestaties van de FISM’s. Kader 5 bevat informatie over het hefboomeffect en het revolverend effect bij de zeven instrumenten die we bij de afsluiting hebben gecontroleerd.
Kader 5
Hefboom- en revolverend effect op basis van onze controles in het kader van de betrouwbaarheidsverklaring
- Hefboomeffect: vijf van de zeven instrumenten bewerkstelligden een zeker hefboomeffect via externe investeringen, variërend van 30 % tot 70 % van het fondskapitaal.
- Revolverend effect binnen de periode: bij drie van de zeven instrumenten konden middelen binnen de periode worden hergebruikt, variërend van 4 % tot 11 % van het fondskapitaal.
Gevolgen van deze opmerkingen voor de periode 2014–2020
De richtsnoeren werden uitgebreid en de zichtbaarheid ervan verbeterd; informatie over risicogebieden is nu beschikbaar
65Vergeleken met de periode 2007‑2013 staan er tienmaal zoveel bepalingen voor financieringsinstrumenten in de belangrijkste wetgeving voor het cohesiebeleid. Daarnaast zijn er meerdere gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen die zijn gericht op specifieke onderwerpen met betrekking tot financieringsinstrumenten. Als gevolg daarvan staat een groot deel van de informatie uit de richtsnoeren voor de periode 2007‑2013 nu in de wetgeving. Deze bepalingen worden aangevuld met 16 richtsnoeren voor specifieke onderwerpen inzake financieringsinstrumenten.
66Hoewel het niet binnen de reikwijdte van deze controle valt om de afsluitingsrichtsnoeren voor de programmeringsperiode 2014‑2020 te beoordelen, blijkt uit onze oppervlakkige analyse dat deze nog niet zijn geactualiseerd om bijzondere risico’s te benadrukken op basis van de fouten die wij, de Commissie en de auditautoriteiten tot dusver tijdens de uitvoeringsfase hebben vastgesteld. Wij zijn van mening dat het nuttig zou zijn deze informatie aan de programma-autoriteiten te verstrekken om hen te helpen hun verificatie- en auditwerkzaamheden gerichter te maken.
67Sommige problemen blijven bestaan; veel auditautoriteiten controleren bijvoorbeeld nog steeds voorschotten aan financieringsinstrumenten in plaats van werkelijke uitgaven, wat er waarschijnlijk toe zal leiden dat restfoutenpercentages te laag worden geschat. De Commissie aanvaardde onze aanbeveling over deze tekortkoming en verstrekte richtsnoeren aan de auditautoriteiten over het omgaan met voorschotten39. Bovendien zal er op dit punt voor de periode na 2020 een verbetering te zien zijn, aangezien er volgens de huidige ontwerpwetgeving sprake zal zijn van één enkele voorschotbetaling (voor de eerste tranche), waarbij de volgende tranches op de werkelijke uitgaven zullen worden gebaseerd.
Er is een oplossing gevonden voor de wettelijke beperking van het mandaat van de auditautoriteiten
68De wetgeving voor de programmeringsperiode 2014‑2020 bevatte aanvankelijk soortgelijke beperkingen voor de auditautoriteiten in het geval van door de EIB-groep beheerde instrumenten. Nadat we in de betrouwbaarheidsverklaring voor 2017 fouten met betrekking tot deze beperkingen hadden vastgesteld, hebben wij de Commissie aanbevolen ervoor te zorgen dat de auditregelingen voor de door de EIB-groep beheerde financieringsinstrumenten toereikend zijn40. Wij hebben de Commissie verzocht minimumvoorwaarden vast te stellen voor AUP-contracten om te waarborgen dat zekerheid wordt verschaft.
69Als gevolg daarvan heeft de Commissie de desbetreffende bepalingen in Verordening (EU) nr. 1303/201341 (“de verordening gemeenschappelijke bepalingen”) gewijzigd, externe auditors een modelauditverslag verstrekt met minimumvereisten voor het bieden van redelijke zekerheid42 en de auditautoriteiten opgedragen audits van systemen en concrete acties uit te voeren op het niveau van financiële intermediairs43. Alle programma’s van het kmo-initiatief die vóór 2 augustus 2018 zijn opgezet, d.w.z. de zes bestaande programma’s, zijn van deze wijzigingen uitgesloten44. Vanaf het boekjaar 2018/2019 heeft de EIB-groep echter vrijwillig het gebruik van “redelijkezekerheidsverslagen” uitgebreid tot alle programma’s van het kmo-initiatief.
70Met deze maatregelen wordt het probleem adequaat aangepakt. Wij benadrukken dat dit een doeltreffende verbetering is van het zekerheidsproces inzake de uitgaven in het kader van financieringsinstrumenten.
De meeste tekortkomingen die we in de werkzaamheden van de auditautoriteiten hebben vastgesteld, zijn aangepakt door middel van de richtsnoeren van de Commissie voor de periode 2014–2020.
71Voor de programmeringsperiode 2014‑2020 heeft de Commissie richtsnoeren verstrekt waarmee de meeste tekortkomingen worden aangepakt die wij aantroffen in de werkzaamheden van de auditautoriteiten45 (zie de paragrafen 33-39). Hierin wordt gesteld dat auditautoriteiten in hun jaarlijkse controleverslagen specifiek voor financieringsinstrumenten de volgende informatie moeten verstrekken:
- thematische auditinformatie over verschillende voorgestelde onderwerpen en een toelichting indien de audits niet zijn uitgevoerd;
- een beschrijving van specifieke tekortkomingen die tijdens systeemaudits aan het licht zijn gekomen, en van de genomen corrigerende follow-upmaatregelen;
- de uitgevoerde werkzaamheden en een specifieke beschrijving van de geconstateerde onregelmatigheden, met inbegrip van corrigerende maatregelen;
- de mate van zekerheid over instrumenten die door de EIB-groep of andere internationale financiële instellingen worden uitgevoerd;
- verificaties om na te gaan of de nieuwe regels inzake tranchebetalingen aan financieringsinstrumenten worden nageleefd;
- aanpak van stratificatie voor subpopulaties zoals financieringsinstrumenten.
In 2018 meldden de auditautoriteiten onregelmatigheden die zij hadden vastgesteld bij hun controle van concrete acties in het kader van het jaarlijks controleverslag voor de periode 2016‑2017 voor het eerst op basis van een gemeenschappelijke typologie die is overeengekomen en wordt gedeeld door de Commissie en de lidstaten. De typologie omvat 16 subcategorieën voor fouten bij financieringsinstrumenten. In de richtsnoeren wordt ook bepaald dat de auditautoriteiten binnen de gecontroleerde steekproef moeten nagaan of de aan financieringsinstrumenten betaalde programmabijdragen worden ondersteund door de informatie die beschikbaar is bij de beheers- en certificeringsautoriteiten, en dat zij ook het auditspoor moeten verifiëren.
73Om de resterende tekortkomingen in de werkzaamheden van de auditautoriteiten aan te pakken, heeft een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de Commissie en de auditautoriteiten tijdens een technische vergadering in december 2019 een discussienota over auditdocumentatie gepresenteerd. Het document bevat richtsnoeren inzake auditdocumentatie en praktijken in verband met het auditspoor die auditors kunnen gebruiken bij het invullen van checklists en het documenteren van hun werkzaamheden met verwijzingen naar het regelgevingskader en internationale auditnormen. Deze richtsnoeren gelden ook voor audits van financieringsinstrumenten.
Problemen in verband met de subsidiabiliteit van instrumenten voor kmo’s zullen waarschijnlijk minder vaak voorkomen
74De door ons aangetroffen situatie waarin bij een financieringsinstrument dat in de eerste plaats kmo’s moet helpen het grootste deel van de middelen aan grote ondernemingen wordt uitbetaald, zal zich in de programmeringsperiode 2014‑2020 waarschijnlijk minder vaak voordoen. In de wetgeving zijn fondsen in het kader van het kmo-initiatief ingevoerd; dit zijn financieringsinstrumenten die uitsluitend voor de financiering van kmo’s zijn bestemd. Het thematische toepassingsgebied van financieringsinstrumenten werd ook uitgebreid met steun aan niet-kmo’s op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, energie-efficiëntie en andere sectoren.
Onzekerheden kunnen gevolgen hebben voor de doeltreffende afsluiting van financieringsinstrumenten
75Voor de programmeringsperiode 2014‑2020 kunnen problemen in verband met de wettigheid en regelmatigheid, ondanks de jaarlijkse goedkeuring van de rekeningen, pas later in de periode worden aangepakt door middel van jaarlijkse en meerjarige conformiteitsaudits. Wij verwezen in ons Jaarverslag 2018 naar de dubbelzinnigheid met betrekking tot het mandaat van de auditautoriteiten op het gebied van de afsluiting van de programmeringsperiode 2014‑202046.
76Overeenkomstig de verordening gemeenschappelijke bepalingen moeten de lidstaten voor de afsluiting van OP’s voor de periode 2014‑2020 een eindverslag indienen over de uitvoering van elk OP, maar in de verordening wordt — anders dan voor de jaarlijkse verslagen over de uitvoering47 — niet vermeld wat er precies in dit verslag moet staan en wanneer dit moet worden ingediend48. In de meeste bepalingen die betrekking hebben op de afsluiting van de programma's voor de periode 2014‑2020 wordt de definitieve beoordeling van de subsidiabiliteit van kosten die voor bepaalde concrete acties, met inbegrip van financieringsinstrumenten, zijn gedeclareerd, uitgesteld tot een later stadium, gewoonlijk de afsluiting49. De auditautoriteiten kunnen een deel van de uitbetaalde uitgaven voor financieringsinstrumenten vóór de afsluiting controleren op basis van de voorschriften van de wetgeving voor het vrijmaken van de tweede en verdere tranchebetalingen aan het instrument50.
77In tegenstelling tot de beoordeling van de jaarrekeningen wordt de rol van de programma-autoriteiten bij het afsluitingsproces niet voldoende beschreven in de verordening gemeenschappelijke bepalingen. Ook wordt hierin niet gespecificeerd welke werkzaamheden zijn vereist om de impact van mogelijke niet-subsidiabele kosten op de restpercentages voor de desbetreffende jaren opnieuw te beoordelen en aan te passen. Momenteel bestaat er geen expliciete wettelijke verplichting voor de lidstaten om bij afsluiting een definitieve reeks rekeningen voor de periode in te dienen, of voor de auditautoriteiten om zekerheid te verschaffen over de totale uitgaven voor de periode, zoals vereist in het laatste controleverslag voor de periode 2007‑201351. In de verordening wordt ook niet duidelijk vermeld of de laatste reeks jaarrekeningen in een bepaalde vorm de definitieve beoordeling moet bevatten van de subsidiabiliteit bij afsluiting van de voor financieringsinstrumenten uitbetaalde bedragen. Bijgevolg bestaat het risico dat, wanneer krachtens de wetgeving de beoordeling wordt uitgesteld tot de afsluiting, de auditwerkzaamheden die zijn verricht om de definitieve subsidiabiliteit van de uitgaven te waarborgen, ontoereikend of niet-bestaand zullen zijn.
78Naar onze mening kan deze rechtsonzekerheid van invloed zijn op het vermogen van de lidstaten om de noodzakelijke controles te verrichten, aangezien de bewaartermijn voor documenten kan verstrijken indien bepaalde taken na het einde van het laatste boekjaar (30 juni 2024) moeten worden uitgevoerd.
79In ons Jaarverslag 2018 hebben wij de Commissie aanbevolen deze aspecten tijdig (en uiterlijk in december 2022) te verduidelijken, zodat de lidstaten weten wat de Commissie van hen verwacht bij de afsluiting van de programma's voor de periode 2014‑202052. Tot op heden heeft de Commissie een deel van de aanbeveling opgevolgd. In 2019 heeft zij een pakket inzake de auditmethode voor financieringsinstrumenten samengesteld dat instructies aan de auditautoriteiten omvat voor het verkrijgen van zekerheid over de subsidiabiliteit van de totale uitgaven bij afsluiting. Deze auditmethode wordt momenteel geactualiseerd. De Commissie legt ook de laatste hand aan de tekst van de afsluitingsrichtsnoeren, met inbegrip van die voor financieringsinstrumenten. Zowel de geactualiseerde methode als de afsluitingsrichtsnoeren moeten in 2021 worden gepubliceerd.
De inspanningen op het gebied van de betrouwbaarheid van de gegevens worden voortgezet en aanvullende gegevens over het hefboomeffect en het hergebruik van middelen maken een betere beoordeling mogelijk
80Voor de programmeringsperiode 2014‑2020 werden verbeteringen in de verslaglegging over financieringsinstrumenten rechtstreeks in de wetgeving opgenomen53. Wij merken de volgende verbeteringen op:
- De lidstaten zijn nu verplicht om als onderdeel van hun jaarlijkse verslagen over de uitvoering verslag uit te brengen aan de Commissie over de uitvoering van financieringsinstrumenten.
- Het model voor de verslaglegging over financieringsinstrumenten is besproken met de beheersautoriteiten en er is een onlineopleiding voor de verslaglegging beschikbaar gesteld, waardoor de partijen die verantwoordelijk zijn voor het invoeren van de gegevens in het systeem een beter inzicht krijgen in manieren om de betrouwbaarheid te verbeteren. Een van de redenen voor problemen met de betrouwbaarheid van de gegevens in de periode 2007‑2013 was het feit dat de programma-autoriteiten niet vertrouwd waren met het verslagleggingssysteem.
- Het model voor de verslaglegging over financieringsinstrumenten omvat velden voor publieke en/of particuliere bijdragen op alle niveaus. Hierdoor is het mogelijk het bewerkstelligde hefboomeffect naar behoren te beoordelen, en het meest recente verslag over de periode 2014‑2020 bevat inderdaad een gedetailleerde analyse van het hefboomeffect.
- Het verslag bevat gedetailleerde informatie over de teruggestorte middelen van investeringen en het hergebruik daarvan (revolverend effect binnen de periode).
De Commissie merkt echter in haar verslag met een samenvatting van de gegevens per 31 december 2018 op dat er nog enkele lacunes en inconsistenties in de gegevens bestaan en dat er nog ruimte is om de kwaliteit van de gegevens te verbeteren. Dit komt deels doordat het verslag is uitgebreid en er meer informatie van de programma-autoriteiten wordt gevraagd. Wij merken op dat deze problemen relatief klein zijn en worden aangepakt.
82Een aspect van het verslag met een samenvatting van de gegevens dat niet kan worden verbeterd, is het feit dat in het verslag geen bevestiging wordt gegeven van de subsidiabele uitgaven. Aangezien dit verslag binnen een jaar na afloop van de desbetreffende periode wordt gepubliceerd, is er geen tijd voor een audit van de gegevens door de auditautoriteiten, laat staan voor het opnemen van aanpassingen en correcties die voortvloeien uit het definitieve afsluitingsproces voor de periode. Door de opzet ervan blijft het verslag dus een voorlopig karakter houden.
Conclusies en aanbevelingen
83Onze algemene conclusie is dat de lidstaten en de Commissie grotendeels de noodzakelijke stappen hadden ondernomen om de subsidiabiliteit van uitgaven in het kader van FISM’s bij afsluiting te verifiëren. De Commissie en de nationale auditautoriteiten hadden controles verricht en deze hadden resultaten opgeleverd. Sommige fouten bleven echter onopgemerkt en de Commissie had de belangrijkste fout niet aangepakt, wat gevolgen van materieel belang had voor de afsluiting van het desbetreffende OP.
De richtsnoeren van de Commissie voor de periode 2007–2013 waren grotendeels passend; de afsluitingsbepalingen in het wetgevingskader 2014–2020 moeten worden verduidelijkt
84Een belangrijk element voor een succesvolle afsluitingsexercitie is de sterkte van de regelgevingsbepalingen en de beschikbare richtsnoeren. Gezien de zeer beperkte bepalingen inzake FISM’s voor de periode 2007‑2013 in de wetgeving was de kwaliteit van de richtsnoeren nog belangrijker (zie paragraaf 15).
85Onze conclusie is dat de Commissie de vereiste richtsnoeren inzake de afsluiting van FISM’s op tijd heeft verstrekt en dat deze voldoende gedetailleerd waren. De kwaliteit van de richtsnoeren was van essentieel belang voor de werkzaamheden van de programma-autoriteiten. Deze hadden betrekking op de meeste gebieden waar we tekortkomingen tijdens de uitvoeringsfase aantroffen (zie de paragrafen 16-20). De beoordeling van de kmo-status van de eindontvangers werd echter niet als een bijzonder risico behandeld, hoewel dit voor de meeste instrumenten een subsidiabiliteitscriterium was. Bij onze controles stelden we fouten vast met betrekking tot dit punt (zie paragraaf 21).
86Voor de periode 2014‑2020 werden de meeste richtsnoeren voor financieringsinstrumenten opgenomen in de wetgeving en werd aanvullende steun verleend via een groot aantal nota’s per onderwerp. Sommige problemen blijven echter bestaan, zoals de aanpak die sommige auditautoriteiten volgen van het uitvoeren van audits van voorschotten aan financieringsinstrumenten in plaats van de werkelijke uitgaven (zie de paragrafen 65-67).
87Ondanks de verbetering van de algemene richtsnoeren voor financieringsinstrumenten zijn wij van mening dat de wettelijke bepalingen voor de afsluiting van de periode 2014‑2020 in één opzicht zwakker zijn dan die voor de periode 2007‑2013. De rol van de programma-autoriteiten bij het afsluitingsproces is niet voldoende duidelijk in de verordening gemeenschappelijke bepalingen. Ook wordt hierin niet gespecificeerd welke werkzaamheden moeten worden verricht om de impact van mogelijke niet-subsidiabele kosten op de restpercentages voor de desbetreffende jaren opnieuw te beoordelen en, indien nodig, aan te passen. Er bestaat geen expliciete verplichting voor de auditautoriteiten om, net als voor de periode 2007‑2013, zekerheid te verschaffen over de totale uitgaven voor de periode. Dit is met name relevant voor financieringsinstrumenten, waarbij de subsidiabiliteit van een wezenlijk deel van de uitgaven pas bij afsluiting kan worden beoordeeld (zie de paragrafen 75-78).
88Wij hebben in ons Jaarverslag 2018 aanbevolen deze kwestie te verduidelijken en de Commissie heeft vooruitgang geboekt bij de aanpak ervan. In 2019 heeft zij de auditautoriteiten instructies gegeven voor het verkrijgen van zekerheid over de subsidiabiliteit van uitgaven in het kader van financieringsinstrumenten bij afsluiting. De Commissie werkt momenteel aan de actualisering van deze instructies en legt ook de laatste hand aan richtsnoeren, zodat de lidstaten weten wat er bij afsluiting van hen wordt verwacht (zie paragraaf 79).
Aanbeveling 1 — Verstrek richtsnoeren die zijn toegespitst op de risicogebieden die bij controles van de Commissie en de ERK zijn vastgesteldOm optimaal voorbereid te zijn op de aanstaande afsluiting van de periode 2014‑2020, moet de Commissie de huidige richtsnoeren voor financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer aanvullen met specifiek advies aan de lidstaten op basis van de meest voorkomende fouten die bij controles van de Commissie en de Rekenkamer aan het licht zijn gekomen.
Tijdpad: uiterlijk eind 2021.
Aanbeveling 2 — Voltooi de noodzakelijke richtsnoeren over de rol en verantwoordelijkheden van auditautoriteiten bij de beoordeling van de subsidiabiliteit van uitgaven in het kader van financieringsinstrumenten bij afsluitingDe Commissie moet de auditautoriteiten in haar geactualiseerde auditmethode en op stapel staande afsluitingsrichtsnoeren de noodzakelijke instructies verstrekken voor het verschaffen van zekerheid over de subsidiabiliteit van uitgaven in het kader van financieringsinstrumenten bij afsluiting. De Commissie moet de auditautoriteiten ook actief aanmoedigen om deze richtsnoeren in aanvulling op de wetgeving in acht te nemen, zodat de afsluiting zorgvuldiger verloopt.
Tijdpad: uiterlijk eind 2022.
De auditautoriteiten voerden de meeste noodzakelijke verificaties uit, maar sommige fouten bleven onopgemerkt, wat soms tot de opname van niet-subsidiabele uitgaven leidde
89Doordat de subsidiabiliteitsperiode voor uitbetalingen met 15 maanden werd verlengd, bereikte naar schatting 2,6 miljard EUR de eindontvangers, wat neerkomt op een stijging van het uitbetalingspercentage van 75 % tot 93 % voor de programmeringsperiode 2007‑2013 (zie de paragrafen 26 en 27). Dit leidde echter ook tot problemen voor de auditautoriteiten, die vaak niet in staat waren om alle uitgaven in het kader van FISM’s vóór de afsluiting in hun audits op te nemen. Dit resulteerde in beperkingen van de reikwijdte en aanvullende werkzaamheden na 31 maart 2017 om de resterende verificaties te voltooien (zie de paragrafen 28-31).
90De werkzaamheden van de auditautoriteiten werden ook beïnvloed door een beperking van hun mandaat inzake de audit van de holdingfondsen van door de EIB-groep beheerde instrumenten. In deze gevallen verrichtten de meeste auditautoriteiten hun werkzaamheden op geen enkel niveau en vertrouwden zij uitsluitend op de werkzaamheden van de externe onafhankelijke accountant van de EIB-groep; de reikwijdte hiervan was beperkt en hiermee kon geen zekerheid wordt verschaft over de subsidiabiliteit van de in het kader van het financieringsinstrument gedane uitgaven (zie de paragrafen 22-25).
91Dezelfde beperking bestond aan het begin van de programmeringsperiode 2014‑2020. De fouten die we bij onze controles vaststelden en onze daaruit voortvloeiende aanbeveling leidden tot wetswijzigingen. De situatie is grotendeels rechtgezet. Om zekerheid te verschaffen is de reikwijdte van de werkzaamheden van de externe accountant verruimd en de EIB-groep heeft zich er vrijwillig toe verbonden de nieuwe regels toe te passen in de gevallen die niet onder de wetgeving vallen (zie de paragrafen 68-70).
92In het algemeen hebben de auditautoriteiten de noodzakelijke werkzaamheden verricht om de subsidiabiliteit van uitgaven in het kader van FISM’s bij afsluiting te verifiëren, waarbij zij de hele populatie bestreken en de relevante problemen aanpakten. De voornaamste door ons geconstateerde tekortkomingen waren (zie de paragrafen 32-40):
- onjuiste documentatie van de auditwerkzaamheden;
- de mate waarin bepaalde subsidiabiliteitscontroles werden afgerond op gebieden met een hoog risico, zoals kmo-status en overheidsopdrachten;
- een uiteenlopende mate van gedetailleerdheid wat betreft de verrichte werkzaamheden, waardoor de Commissie hieraan een uitgebreide follow-up moest geven voor verduidelijkingen;
- thematische audits werden niet systematisch uitgevoerd of niet vlak voor/bij de afsluiting uitgevoerd;
- sommige fouten werden niet opgemerkt, zoals bijkt uit het feit dat fouten bij controles door de Commissie en de Rekenkamer aan het licht zijn gekomen.
Voor de periode 2014‑2020 werden sommige van deze tekortkomingen aangepakt door de uitgebreide bepalingen in de wetgeving en de richtsnoeren van de Commissie. Een document dat eind 2019 door vertegenwoordigers van de Commissie en de auditautoriteiten werd opgesteld om de resterende tekortkomingen aan te pakken, bevat richtsnoeren voor kwesties inzake auditdocumentatie en het auditspoor, die ook van toepassing zijn op audits van financieringsinstrumenten (zie de paragrafen 71-73).
De Commissie heeft relevante kwesties aangepakt en passende correcties toegepast, behalve bij de grootste fout
94De Commissie heeft alle afsluitingspakketten grondig onderzocht en systematisch aanvullende controles uitgevoerd om de subsidiabiliteit van uitgaven in het kader van FISM’s te verifiëren (zie de paragrafen 41-44). Deze werkzaamheden hebben geleid tot formele opmerkingen aan de programma-autoriteiten waarbij om zekerheid, verduidelijking of aanvullende werkzaamheden werd verzocht. Op gebieden met een hoog risico, zoals de toepassing van de juiste vermenigvuldigingsfactor op de uitgaven van het garantiefonds, werd nauwlettend toegezien en werden passende correcties toegepast (zie de paragrafen 45-50).
95In het algemeen heeft de Commissie door middel van haar afsluitingswerkzaamheden niet-subsidiabele uitgaven ontdekt en bevindingen aangepakt. Zij verwierp echter de bevinding van het grootste materieel belang van een van onze controles. De Commissie aanvaardde de subsidiabiliteit van een FISM dat bijna 80 % van de goedgekeurde totale waarde van leningen investeerde in ondernemingen die geen kmo’s waren, hoewel in de wetgeving was bepaald dat financieringsinstrumenten voornamelijk kmo’s moeten financieren om subsidiabel te zijn (zie paragraaf 51). Deze situatie zal zich in de periode 2014‑2020 waarschijnlijk minder vaak voordoen, aangezien in de wetgeving financieringsinstrumenten zijn ingevoerd die uitsluitend voor de financiering van kmo’s zijn bestemd. Het thematische toepassingsgebied van financieringsinstrumenten werd ook uitgebreid met steun aan niet-kmo’s (zie paragraaf 74).
De betrouwbaarheid van de verslaglegging is in de loop der jaren verbeterd, maar de gegevens in het eindverslag over de uitvoering waren niet definitief en het gebrek aan informatie over twee belangrijke indicatoren leidde tot een onvolledige beoordeling
96Het eindverslag van de Commissie voor de periode 2007‑2013 bevat de gegevens die de beheersautoriteiten, zoals vereist in de wetgeving, uiterlijk op 31 maart 2017 in het verslagleggingssysteem hebben ingevoerd. Dit waren voorlopige gegevens waarbij de aanpassingen en correcties op basis van latere afsluitingswerkzaamheden, die resulteerden in een verlaging van de subsidiabele uitgaven in het kader van FISM’s met 730 miljoen EUR (5 %), niet waren doorgevoerd. Omdat het verslag is bedoeld om tijdig te worden gebruikt door de verschillende belanghebbenden die het succes van FISM’s beoordelen, kan deze aanpak redelijk lijken; de Commissie heeft het verslag echter niet geactualiseerd met definitieve gegevens aangezien dit niet wettelijke verplicht is (zie de paragrafen 52-56).
97Vergeleken met eerdere versies was het eindverslag een verbetering wat betreft de betrouwbaarheid van de gegevens. Dit was het gevolg van de inspanningen van de Commissie op het gebied van haar richtsnoeren voor verslaglegging en haar eigen werkzaamheden op het gebied van gegevenskwaliteit (zie de paragrafen 57 en 58). Niettemin bleven er enkele problemen met de betrouwbaarheid bestaan, zoals de Commissie in het verslag erkent (zie de paragrafen 59 en 60).
98De Commissie gaf een positieve beoordeling van de uitvoering van FISM’s, waarbij zij wees op verschillende factoren, zoals het definitieve uitbetalingspercentage van 93 %, de gemiddelde beheerskosten die onder het in de regelgeving vastgestelde maximum lagen en de 8,5 miljard EUR aan resterende middelen (zie de paragrafen 61 en 62). Op basis van de beperkte en niet-representatieve informatie die is verkregen over het vermogen van FISM’s om extra investeringen aan te trekken en over het hergebruik van middelen binnen de periode, zijn wij van mening dat er een lacune is in de beoordeling, aangezien dit twee van de belangrijkste voordelen zijn van het gebruik van financieringsinstrumenten in plaats van subsidies. Daarom is er onvoldoende bewijs om de conclusie van de Commissie te onderbouwen dat de verkregen resultaten erop wijzen dat FISM’s middelen kunnen mobiliseren die ten minste twee keer zo hoog zijn als de in de programma’s beschikbare middelen van de structuurfondsen (zie de paragrafen 63 en 64).
99Voor de periode 2014‑2020 is de opzet van de verslaglegging aanzienlijk verbeterd; zo zijn hierin uitgebreidere verslaglegging over beheerskosten en -vergoedingen en analyses over het hefboomeffect en het hergebruik van middelen binnen de periode opgenomen. De resterende problemen inzake de betrouwbaarheid van gegevens zijn relatief gering en worden aangepakt. Aangezien het verslag binnen een jaar na afloop van de desbetreffende periode werd gepubliceerd, bleef het door de opzet ervan echter een voorlopige karakter houden (zie de paragrafen 80-82).
Dit verslag werd door kamer II onder leiding van mevrouw Iliana Ivanova, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op 17 maart 2021.
Voor de Rekenkamer
Klaus-Heiner Lehne
President
Bijlagen
Bijlage I — Verslagen van de ERK waarin het belang van de verificatiewerkzaamheden met betrekking tot FISM’s bij de afsluiting wordt benadrukt
- Jaarverslag 2015 — Wij hebben aanbevolen (hoofdstuk 6, aanbeveling 5) dat de Commissie ervoor zorgt dat alle uitgaven met betrekking tot de FISM’s voor de periode 2007‑2013 vroeg genoeg in de verklaringen van afsluiting worden opgenomen om de auditautoriteiten in staat te stellen hun controles uit te voeren.
- Jaarverslag 2016 — Wij stelden dat de fouten die in het verslag over de uitvoering van de Commissie waren geconstateerd tot gevolg hadden dat de prestaties werden overgewaardeerd, en dat indien deze niet zouden worden gecorrigeerd, het gedeclareerde bedrag aan subsidiabele uitgaven bij de afsluiting kunstmatig kon worden opgedreven, met name in het geval van garantiefondsen. Daarom hebben wij de Commissie aanbevolen hier bij de afsluiting bijzondere aandacht aan te besteden (de paragrafen 6.25 en 6.41 — aanbeveling 1 onder a)).
- Jaarverslag 2017 — We merkten op dat de Commissie heeft aanbevolen dat de auditautoriteiten “thematische” audits uitvoeren voor financieringsinstrumenten om bij afsluiting zekerheid te verschaffen dat de aan de eindontvangers betaalde bedragen werden gebruikt zoals beoogd. We constateerden dat niet alle auditautoriteiten deze audits systematisch uitvoerden. Wanneer ze dat wel hadden gedaan, gebeurde dat niet altijd in toereikende mate om materiële onregelmatigheden vast te stellen (de paragrafen 6.34 en 6.35).
- Jaarverslag 2018 — Wij stelden dat, ondanks aanzienlijke inspanningen van de Commissie om de kwaliteit van de gegevens bij afsluiting te verbeteren, wij nog steeds onjuistheden aantroffen in het verslag over de uitvoering dat bij afsluiting was opgesteld bij een van onze controles in dat jaar (paragraaf 6.35).
- SV nr. 2/201254 — In dit speciaal verslag merkten we op dat de Commissie de te hoge fondstoewijzingen pas bij de afsluiting zou kunnen regulariseren (paragraaf 56).
- SV nr. 19/201655 — In dit speciaal verslag herhaalden wij dat de Commissie de totale subsidiabele uitgaven pas bij de afsluiting kon bepalen (tekstvak 1, blz. 30).
- SV nr. 36/201656 — In dit speciaal verslag stelden we vast dat met name voor FISM’s het risico bestaat dat bij de afsluiting niet-subsidiabele uitgaven worden gedeclareerd en merkten we op dat de Commissie dit ook als risicogebied heeft aangemerkt en auditautoriteiten richtsnoeren heeft verstrekt (de paragrafen 107, 113 en 141). We hebben de Commissie aanbevolen ervoor te zorgen dat de lidstaten specifieke procedures toepassen om de subsidiabiliteit van uitgaven met betrekking tot financieringsinstrumenten te controleren (aanbeveling 7).
- SV nr. 17/201857 — In dit speciaal verslag constateerden we een aantal inconsistenties en onjuistheden in het eindverslag over de uitvoering van FISM’s voor de periode 2007‑2013. We merkten op dat, aangezien het afsluitingsproces nog liep, de Commissie de betrouwbaarheid kon nagaan van de cijfers die waren gebruikt voor de afsluiting van de OP’s (paragraaf 72).
Acroniemen en afkortingen
DG EMPL: directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie
DG REGIO: directoraat-generaal Regionaal Beleid en Stadsontwikkeling
EFRO: Europees Fonds voor regionale ontwikkeling
ESF: Europees Sociaal Fonds
FISM: financieringsinstrument onder gedeeld beheer (financial instrument under shared management)
Kmo: kleine en middelgrote onderneming
OP: operationeel programma
Verklarende woordenlijst
Afsluiting: de financiële afwikkeling van een EU-programma of -fonds door middel van de betaling van het verschuldigde saldo aan, of de terugvordering van middelen van een lidstaat of een ander begunstigd land
Auditautoriteit: een onafhankelijke entiteit in de lidstaat die verantwoordelijk is voor het controleren van de systemen en concrete acties binnen een EU-uitgavenprogramma
Beheersautoriteit: de nationale, regionale of plaatselijke (overheids- of particuliere) autoriteit die door een lidstaat is aangewezen voor het beheer van een door de EU gefinancierd programma
Betrouwbaarheidsverklaring: een in het jaarverslag van de ERK gepubliceerde verklaring met haar controleoordeel over de betrouwbaarheid van de EU-rekeningen en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen
Certificerende autoriteit: een orgaan dat door een lidstaat is aangewezen om de juistheid en conformiteit van uitgavenstaten en betalingsverzoeken te certificeren
Cohesiebeleid: het EU-beleid waarmee wordt beoogd de economische en sociale verschillen tussen regio's en lidstaten te verkleinen door de bevordering van de werkgelegenheid, het concurrentievermogen van het bedrijfsleven, economische groei, duurzame ontwikkeling en grensoverschrijdende en interregionale samenwerking
EIB-groep: de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds
Eindverslag over de uitvoering: onderdeel van het afsluitingspakket dat de beheersautoriteiten bij de afsluiting hebben ingediend
Europees Fonds voor regionale ontwikkeling: een EU-fonds dat de economische en sociale cohesie in de EU versterkt door de financiering van investeringen die ongelijkheden tussen regio’s verkleinen
Europees Sociaal Fonds: een EU-fonds voor het creëren van onderwijs- en arbeidskansen en het verbeteren van de situatie van personen die het risico lopen in armoede te vervallen
Financieringsinstrument: financiële steun uit de EU-begroting in de vorm van investeringen in eigen vermogen of quasi-eigenvermogen, leningen, garanties of andere risicodelende instrumenten
Gedeeld beheer: een methode om de EU-begroting te besteden waarbij de Commissie, in tegenstelling tot rechtstreeks beheer, delegeert aan de lidstaat maar toch de eindverantwoordelijkheid houdt
Laatste controleverslag: onderdeel van het afsluitingspakket dat de auditautoriteiten bij de afsluiting hebben ingediend
Verordening algemene bepalingen: de regels voor het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds voor de programmeringsperiode 2007‑2013; deze zijn voor de volgende periode vervangen door de verordening gemeenschappelijke bepalingen
Verordening gemeenschappelijke bepalingen: de verordening tot vaststelling van de regels die van toepassing zijn op alle vijf Europese structuur- en investeringsfondsen
Controleteam
In de speciale verslagen van de Rekenkamer worden de resultaten van haar controles van EU-beleid en -programma’s of beheerthema’s met betrekking tot specifieke begrotingsterreinen uiteengezet. Bij haar selectie en opzet van deze controletaken zorgt de Rekenkamer ervoor dat deze een maximale impact hebben door rekening te houden met de risico’s voor de prestaties of de naleving, de omvang van de betrokken inkomsten of uitgaven, de verwachte ontwikkelingen en de politieke en publieke belangstelling.
Deze doelmatigheidscontrole werd verricht door controlekamer II “Investeringen ten behoeve van cohesie, groei en inclusie”, die onder leiding staat van ERK-lid Iliana Ivanova. Deze controle werd geleid door ERK-lid Ladislav Balko, met ondersteuning van Branislav Urbanič, kabinetschef; Juan Ignacio Gonzalez Bastero, hoofdmanager; Viorel Cirje, taakleider, en Adrian Rosca en Borja Martin Simon, auditors.
Voetnoten
1 In dit verslag heeft de term, tenzij anders vermeld, uitsluitend betrekking op EFRO- en ESF-financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer voor de programmeringsperiode 2007‑2013.
2 Alle lidstaten, behalve Ierland, Kroatië en Luxemburg.
3 Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25).
4 Artikel 78 bis van Verordening (EG) nr. 1083/2006.
5 In dit verslag heeft de term, tenzij anders vermeld, uitsluitend betrekking op de afsluiting van operationele programma’s voor de programmeringsperiode 2007‑2013.
6 Artikel 78, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1083/2006.
7 Zie paragraaf 4.36 van het Jaarverslag 2010 van de ERK.
8 (1) de aanvraag om betaling van het eindsaldo en een uitgavenstaat overeenkomstig de artikelen 61, 78 en 89 van Verordening (EG) nr. 1083/2006; (2) het eindverslag over de uitvoering van het programma overeenkomstig artikel 67 van Verordening (EG) nr. 1083/2006, en (3) de verklaring van afsluiting, vergezeld van het laatste controleverslag, overeenkomstig artikel 62 van Verordening (EG) nr. 1083/2006.
9 Speciaal verslag nr. 19/2016 van de ERK.
10 Speciaal verslag nr. 36/2016 van de ERK.
11 Artikelen 44 en 45 van Verordening (EG) nr. 1083/2006 en artikelen 43-46 van Verordening (EG) nr. 1828/2006 van de Commissie van 8 december 2006 (PB L 371 van 27.12.2006, blz. 1).
12 In dit verslag moeten verwijzingen naar de programma-autoriteiten worden gelezen als de drie in paragraaf 06 hierboven genoemde autoriteiten van de lidstaten. Het kan om nationale, regionale of lokale autoriteiten gaan.
13 Besluit C(2015) 2771 final van de Commissie van 30 april 2015.
14 Twee belangrijke onderdelen van het afsluitingspakket. Besluit C(2015) 2771 final van de Commissie van 30 april 2015, punten 5.2 en 5.3 en bijlage VI.
15 Besluit C(2015) 2771 final van de Commissie van 30 april 2015, bijlage VI.
16 Document van de Commissie met vragen en antwoorden over de afsluiting van de programma’s voor de periode 2007‑2013.
17 Voorbeelden hiervan zijn de technische vergaderingen met de auditautoriteiten: (1) vergadering van de groep van nationale en EU-ordonnateurs (“Homologues Group”) in september 2015, waarin de nadruk op de afsluiting van FISM’s lag, en (2) vergadering van de groep van nationale en EU-ordonnateurs in september 2016.
18 Artikel 62 van Verordening (EG) nr. 1083/2006.
19 Analyse door de ERK van het eindverslag van de Commissie met een samenvatting van de gegevens per 31 maart 2017 (afsluiting).
20 Jaarverslag 2014 van de ERK, paragraaf 6.67; Jaarverslag 2015 van de ERK, paragraaf 6.63.
21 Een AUP is een procedure die is overeengekomen tussen een entiteit en een derde om feitelijke bevindingen over financiële informatie of operationele processen (ISRS 4400) op te stellen. Zie ook de bijlage bij het JAV 2017 van DG REGIO, blz. 75.
22 Besluit C(2015) 2771 final van de Commissie van 30 april 2015, punt 3.6. Wij hebben dit gemeld in paragraaf 6.52 van ons Jaarverslag 2014 en in paragraaf 6.45 van ons Jaarverslag 2015.
23 Speciaal verslag nr. 19/2016 van de ERK, de paragrafen 42-44. Het bedrag vloeit voort uit onze berekening op basis van de verslagen van de Commissie met een samenvatting van de gegevens per 31 december 2015 en 31 maart 2017.
24 De verslagen van de Commissie met een samenvatting van de gegevens per 31 december 2015 en 31 maart 2017.
25 Besluit C(2015) 2771 final van de Commissie van 30 april 2015, bijlage 1, punt 4.2, en bijlage VI, punt 11. Zie ook de reacties van de Commissie op de zorgen van de lidstaten over deze kwestie in het document van de Commissie met vragen en antwoorden over de afsluiting van de programma’s voor de periode 2007‑2013, vragen 88, 93, 98 en 99.
26 Jaarverslag 2017 van de ERK, de paragrafen 6.44-6.50 en Jaarverslag 2018 van de ERK, de paragrafen 6.41-6.50.
27 Zie ook Jaarverslag 2018 van de ERK, de paragrafen 6.46-6.48.
28 Een thematische audit is een audit van een specifiek essentieel vereiste of uitgaventerrein waarvan het risico systemisch wordt geacht. Thematische audits vormen een aanvulling op reguliere systeemaudits.
29 Jaarverslag 2017 van de ERK, paragraaf 6.35.
30 Jaarlijks activiteitenverslag 2017 van DG REGIO, paragraaf A.2.3 en jaarlijks activiteitenverslag 2017 van DG EMPL, paragraaf A.2.
32 Jaarverslag 2016 van de ERK, hoofdstuk 6, aanbeveling 1.
33 Verordening (EU) nr. 1310/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 337 van 20.12.2011).
34 Summary of data on the progress made in financing and implementing financial engineering instruments, Programming period 2007‑2013, Situation as at 31 March 2017 (at closure), (EGESIF 17-0014-00, 20.9.2017).
35 Artikel 67 van Verordening (EG) nr. 1083/2006.
36 1) “Financial Instruments for enterprise support, Ex post evaluation of Cohesion Policy programmes 2007‑2013”, DG REGIO, februari 2016 en 2) Speciaal verslag nr. 19/2016 van de ERK “Uitvoering van de EU-begroting via financieringsinstrumenten”.
37 Jaarverslagen 2014‑2016 van de ERK, de respectievelijke paragrafen 6.51, 6.43 en 6.25: bij respectievelijk vijf van de zeven, vier van de zeven en vier van de twaalf gecontroleerde FISM’s waren er problemen op het gebied van de verslaglegging.
38 Jaarlijkse activiteitenverslagen 2018 en 2019 van DG REGIO, respectievelijk de bijlagen 10F en 10H.
39 Jaarverslag 2016 van de ERK, hoofdstuk 6, aanbeveling 2, onder a).
40 Jaarverslag 2017 van de ERK, hoofdstuk 6, aanbeveling 1.
41 Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).
42 Overeenkomstig de internationale standaard inzake assurance-opdrachten (International Standard on Assurance Engagements (ISAE) 3000), van de IFAC.
43 Artikel 40 van Verordening (EU) nr. 1303/2013, zoals gewijzigd bij de omnibusverordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1) en Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1140 van de Commissie van 3 juli 2019 (PB L 180 van 4.7.2019, blz. 15).
44 Jaarverslag 2018 van de ERK, paragraaf 6.38.
45 Richtsnoeren voor de lidstaten (EGESIF 15-0002-04, 19.12.2018) en richtsnoeren voor de lidstaten inzake de controle van de rekeningen (EGESIF 15-0016-02, 5.2.2016).
46 Jaarverslag 2018 van de ERK, de paragrafen 6.68-6.70.
47 Artikel 138 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en artikel 63, lid 7, van het Financieel Reglement.
48 Artikelen 50 en 141 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.
49 Artikelen 139, lid 5, en 145, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1303/2013.
50 Artikel 41, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1303/2013.
51 Artikel 62 van Verordening (EG) nr. 1083/2006.
52 Jaarverslag 2018 van de ERK, hoofdstuk 6, aanbeveling 6.3.
53 Artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 821/2014 van de Commissie van 28 juli 2014 (PB L 223 van 29.7.2014, blz. 7).
54 Speciaal verslag nr. 2/2012, “Door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling gecofinancierde financiële instrumenten voor het midden- en kleinbedrijf”.
55 Speciaal verslag nr. 19/2016 “Uitvoering van de EU-begroting via financieringsinstrumenten — lessen die uit de programmeringsperiode 2007‑2013 moeten worden getrokken”.
56 Speciaal verslag nr. 36/2016 “Een beoordeling van de regelingen voor de afsluiting van de programma's 2007‑2013 voor cohesie en plattelandsontwikkeling”.
57 Speciaal verslag nr. 17/2018: “Met de maatregelen die de Commissie en de lidstaten tijdens de laatste jaren van de programma’s voor de periode 2007–2013 namen, werd lage absorptie aangepakt, maar ze waren te weinig resultaatgericht”.
Tijdlijn
| Gebeurtenis | Datum |
|---|---|
| Vaststelling van het controleplan (APM) / aanvang van de controle | 1.7.2020 |
| Ontwerpverslag officieel verzonden aan de Commissie (of andere gecontroleerde) | 29.1.2021 |
| Vaststelling van het definitieve verslag na de contradictoire procedure | 17.3.2021 |
| Officiële antwoorden in alle talen ontvangen van de Commissie (of andere gecontroleerde) | 26.3.2021 |
Contact
EUROPESE REKENKAMER
12, rue Alcide De Gasperi
L-1615 Luxemburg
LUXEMBURG
Tel. +352 4398-1
Inlichtingen: eca.europa.eu/nl/Pages/ContactForm.aspx
Website: eca.europa.eu
Twitter: @EUAuditors
Meer gegevens over de Europese Unie vindt u op internet via de Europaserver (http://europa.eu).
Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2021
| ISBN 978-92-847-5845-6 | ISSN 1977-575X | doi:10.2865/26 | QJ-AB-21-006-NL-N | |
| HTML | ISBN 978-92-847-5876-0 | ISSN 1977-575X | doi:10.2865/564357 | QJ-AB-21-006-NL-Q |
AUTEURSRECHT
© Europese Unie, 2021.
Het beleid van de Europese Rekenkamer (ERK) inzake hergebruik is geregeld bij Besluit nr. 6-2019 van de Europese Rekenkamer over het opendatabeleid en het hergebruik van documenten.
Tenzij anders aangegeven (bijv. in afzonderlijke auteursrechtelijke mededelingen), wordt voor inhoud van de ERK die eigendom is van de EU een licentie verleend in het kader van de Creative Commons Attribution 4.0 International (CC BY 4.0)-licentie. Dit betekent dat hergebruik is toegestaan mits de bron correct wordt vermeld en wijzigingen worden aangegeven. De hergebruiker mag de oorspronkelijke betekenis of boodschap van de documenten niet wijzigen. De ERK is niet aansprakelijk voor mogelijke gevolgen van hergebruik.
U dient aanvullende rechten te verwerven indien specifieke inhoud personen herkenbaar in beeld brengt, bijvoorbeeld op foto’s van personeelsleden van de ERK, of werken van derden bevat. Indien toestemming wordt verkregen, wordt hiermee de bovengenoemde algemene toestemming opgeheven en zullen beperkingen van het gebruik daarin duidelijk worden aangegeven.
Wilt u inhoud gebruiken of reproduceren die geen eigendom van de EU is, dan dient u de houders van het auteursrecht mogelijk rechtstreeks om toestemming te vragen.
Software of documenten waarop industriële-eigendomsrechten rusten, zoals octrooien, handelsmerken, geregistreerde ontwerpen, logo’s en namen, zijn uitgesloten van het beleid van de ERK inzake hergebruik; hiervoor wordt u geen licentie verleend.
De groep institutionele websites van de Europese Unie met de domeinnaam “europa.eu” bevat links naar sites van derden. Aangezien de ERK geen controle heeft over deze sites, wordt u aangeraden kennis te nemen van hun privacy- en auteursrechtbeleid.
Gebruik van het logo van de Europese Rekenkamer
Het logo van de Europese Rekenkamer mag niet worden gebruikt zonder voorafgaande toestemming van de Europese Rekenkamer.
Hoe neemt u contact op met de EU?
Kom langs
Er zijn honderden Europe Direct-informatiecentra overal in de Europese Unie. U vindt het adres van het dichtstbijzijnde informatiecentrum op: https://europa.eu/european-union/contact_nl
Bel of mail
Europe Direct is een dienst die uw vragen over de Europese Unie beantwoordt. U kunt met deze dienst contact opnemen door:
- te bellen naar het gratis nummer: 00 800 6 7 8 9 10 11 (bepaalde telecomaanbieders kunnen wel kosten in rekening brengen),
- te bellen naar het gewone nummer: +32 22999696, of
- een e-mail te sturen via: https://europa.eu/european-union/contact_nl
Waar vindt u informatie over de EU?
Online
Informatie over de Europese Unie in alle officiële talen van de EU is beschikbaar op de Europa-website op: https://europa.eu/european-union/index_nl
EU-publicaties
U kunt publicaties van de EU downloaden of bestellen op: https://op.europa.eu/nl/publications (sommige zijn gratis, andere niet). Als u meerdere exemplaren van gratis publicaties wenst, neem dan contact op met Europe Direct of uw plaatselijke informatiecentrum (zie https://europa.eu/european-union/contact_nl).
EU-wetgeving en aanverwante documenten
Toegang tot juridische informatie van de EU, waaronder alle EU-wetgeving sinds 1952 in alle officiële talen, krijgt u op EUR-Lex op: http://eur-lex.europa.eu
Open data van de EU
Het opendataportaal van de EU (http://data.europa.eu/euodp/nl) biedt toegang tot datasets uit de EU. Deze gegevens kunnen gratis worden gedownload en hergebruikt, zowel voor commerciële als voor niet-commerciële doeleinden.
