Inleiding bij de jaarverslagen 2023 van de Europese Rekenkamer
Over “De EU‑controle 2023 in het kort”
“De EU‑controle 2023 in het kort” biedt een overzicht van onze jaarverslagen betreffende 2023 over de algemene EU‑begroting en over het Europees Ontwikkelingsfonds waarin we onze betrouwbaarheidsverklaring presenteren over de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Ook hebben wij de herstel‑ en veerkrachtfaciliteit behandeld en een afzonderlijk oordeel uitgebracht over de wettigheid en regelmatigheid van de desbetreffende uitgaven. In “De EU‑controle in het kort” worden ook onze belangrijkste bevindingen uiteengezet in verband met ontvangsten en de belangrijkste uitgaventerreinen in het kader van de EU‑begroting en het Europees Ontwikkelingsfonds, alsook bevindingen met betrekking tot het begrotings‑ en financieel beheer.
De volledige tekst van de verslagen is te vinden op eca.europa.eu.
De Europese Rekenkamer (ERK) is de onafhankelijke extern controleur van de EU. We waarschuwen voor risico’s, verschaffen zekerheid, wijzen op tekortkomingen en goede praktijken en geven EU‑beleidsmakers en ‑wetgevers advies over de wijze waarop ze EU‑beleid en ‑programma’s beter kunnen beheren. Met ons werk zorgen we ervoor dat de EU‑burgers weten hoe hun geld wordt uitgegeven.
Bijbehorende documenten
Voorwoord van de president

We zijn nu halverwege het meerjarig financieel kader (MFK) van de EU voor 2021‑2027 en de Unie heeft enkele jaren van transformatie doorgemaakt die werden gekenmerkt door ongekende uitdagingen die ingrijpende reacties op het gebied van financiën en beleidvereisten. Hierdoor werd duidelijk dat robuust financieel beheer en toezicht op alle niveaus van de EU van cruciaal belang is. Met haar werk draagt de ERK bij tot de verbetering van het financieel beheer en de doeltreffendheid van het EU-beleid. Ons jaarverslag is een belangrijk instrument om deze doelen te bereiken.
Wij geven een goedkeurend oordeel af over de betrouwbaarheid van de rekeningen van 2023 en concluderen dat deze een getrouw beeld geven van de financiële situatie van de EU. Volgens ons jaarverslag bevatten de ontvangsten van de EU opnieuw geen materiële fouten.
Voor het derde achtereenvolgende jaar geven wij twee afzonderlijke oordelen af over de wettigheid en de regelmatigheid van de uitgaven voor het begrotingsjaar 2023: één voor de traditionele EU-begroting en één voor de herstel- en veerkrachtfaciliteit (Recovery and Resilience Facility — RRF). Voor de traditionele EU-begroting of het MFK schatten we dat het totale foutenpercentage in de EU-begrotingsuitgaven is gestegen tot 5,6 % (2022: 4,2 %). Wij geven daarom een afkeurend oordeel af over de EU-begrotingsuitgaven.
Er blijven significante fouten voorkomen in zowel de rubriek “Cohesie, veerkracht en waarden”, met een foutenpercentage van 9,3 % (2022: 6,4 %, 2021: 3,6 %), als de rubriek “Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid”, waar het foutenpercentage 3,3 % bedraagt (2022: 2,7 %). Het foutenpercentage in de rubriek “Natuurlijke hulpbronnen” blijft 2,2 % (2022: 2,2 %). De meest voorkomende soorten fouten zijn nog steeds fouten in verband met niet-subsidiabele projecten en kosten, en overheidsopdrachten.
De aanzienlijke stijging van het geschatte foutenpercentage voor de EU-begroting, grotendeels veroorzaakt door de fouten die werden aangetroffen in de uitgaven voor cohesie (een stijging van 45 % op jaarbasis), is zorgwekkend. Dergelijke pieken doen zich vaak voor tijdens MFK‑afsluitingsperioden, wanneer de druk om uit te geven toeneemt, de administratieve middelen onder druk komen te staan en het risico op fouten toeneemt. Deze druk op administratieve middelen wordt nog verergerd door de gelijktijdige absorptie van verschillende en concurrerende EU-fondsen, waaronder de RRF.
Tegen het einde van 2023, het derde uitvoeringsjaar, was ongeveer 40 % (33 % met uitzondering van voorfinanciering) van de in het kader van de RRF toegewezen subsidiegelden uitbetaald. In 2023 bedroegen de RRF-uitgaven in totaal 53,6 miljard EUR. Onze controle had betrekking op alle 23 subsidiebetalingen aan 17 lidstaten, ter hoogte van 46,3 miljard EUR, alsmede op de verrekening van voorfinanciering, die in totaal 7,3 miljard EUR bedroeg.
Onze beoordeling van de RRF-betalingsverzoeken is gebaseerd op de betalingsvoorwaarden die zijn vastgelegd in de RRF-verordening, namelijk dat mijlpalen en streefdoelen eerst op bevredigende wijze moeten zijn verwezenlijkt en aan andere belangrijke subsidiabiliteitsvoorwaarden moeten voldoen. Op basis van onze beoordeling van de betalingsverzoeken en kwalitatieve bevindingen, zoals die inzake gevallen van een tekortschietende opzet van mijlpalen en streefdoelen, evenals tekortkomingen in de rapportage- en controlesystemen van de lidstaten, geven we een oordeel met beperking af over de RRF-uitgaven.
RRF-betalingen aan lidstaten zijn niet gebaseerd op de werkelijke kosten van maatregelen en lidstaten rapporteren niet over de werkelijke uitgaven van eindontvangers. Bovendien is naleving van EU- en nationale regels geen voorwaarde voor betaling in het kader van de RRF. Onze werkzaamheden op het gebied van cohesie hebben ernstige tekortkomingen in de zin van niet-naleving van deze regels aan het licht gebracht, met een grote stijging van het foutenpercentage in de afgelopen drie jaar. Gezien het feit dat deze projecten vergelijkbaar zijn met die welke worden gefinancierd in het kader van de RRF en vaak worden gecontroleerd door dezelfde nationale instanties, bestaat volgens ons het risico dat er soortgelijke fouten worden gemaakt bij de RRF-uitgaven. In het kader van de RRF wordt de naleving van de EU- en nationale regels echter niet systematisch gecontroleerd.
We hebben onlangs gewezen op deze zekerheidskloof in een specifiek controleverslag over het RRF‑controlekader van de Commissie. Meer recentelijk hebben we verdere bezorgdheid geuit over de opzet en de uitvoering van de RRF. Ten eerste hebben we geconstateerd dat het monitoringkader ontoereikend is voor het meten van de algehele prestaties. Daarnaast blijft er een aanzienlijk risico bestaan voor de tijdige absorptie en de voltooiing van maatregelen in de tweede helft van de uitvoering van de RRF. De Commissie is van plan in 2025 een nieuw MFK te presenteren. Dit moet zodanig worden opgezet dat de financiële belangen van de EU tot op het niveau van de eindbegunstigden adequaat worden beschermd.
Met het oog op het volgende MFK worden in ons jaarverslag verschillende risico’s en uitdagingen voor de EU-begroting belicht. Deze omvatten het risico van vrijmakingen, toenemende financiële blootstelling en financiële risico’s als gevolg van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Daarnaast zullen nieuwe prioriteiten voor de toekomst (bijv. veiligheid en defensie of uitbreiding) een aanzienlijke verhoging van de financiering vereisen. Besluitvormers zullen manieren moeten vinden om aan deze financiële behoeften te voldoen. We kijken ernaar uit om met de nieuwbenoemde Commissie en het Europees Parlement samen te werken en het beheer van en het toezicht op de EU-fondsen te verbeteren. Het blijft onze opdracht om het vertrouwen van de burgers op te bouwen door de verantwoordingsplicht en transparantie bij alle EU-activiteiten te verbeteren.
Tot slot wil ik mijn waardering uitspreken voor de toewijding en deskundigheid van de personeelsleden van de ERK. Hun inzet en professionaliteit zijn van cruciaal belang bij het opstellen van ons jaarverslag en bij het vooruithelpen van onze instelling.

Tony Murphy
President
Algemene resultaten
Belangrijkste bevindingen
Wij geven een goedkeurend oordeel af over de betrouwbaarheid van de rekeningen van de Europese Unie over 2023.
Ook geven we een goedkeurend oordeel af over de wettigheid en regelmatigheid van de ontvangsten voor 2023.
Wij geven twee afzonderlijke oordelen af over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven voor 2023:
- over de wettigheid en regelmatigheid van de begrotingsuitgaven van de EU geven wij een afkeurend oordeel af;
- over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit geven wij een oordeel met beperking af.
In “Onze betrouwbaarheidsverklaring” verstrekken wij meer informatie over de grondslag voor ons oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven voor 2023.
- Over het geheel genomen vertoonden de begrotingsuitgaven van de EU een geschat materieel foutenpercentage van 5,6 % (2022: 4,2 %).
- Bij onze risicobeoordeling stelden wij een hoog risico vast voor de EU-uitgaven, waarbij begunstigden vaak complexe regels moeten volgen wanneer zij declaraties indienen voor kosten die zij hebben gemaakt. Het aandeel van de uitgaven met een hoog risico in onze controlepopulatie bleef aanzienlijk met 64,4 % (2022: 66,0 %). Dit jaar schatten wij het foutenpercentage op 7,9 % (2022: 6,0 %) in dit deel van onze controlepopulatie. Deze fout is van materieel belang en van diepgaande invloed; wij geven een afkeurend oordeel over de EU-begrotingsuitgaven af.
- In het kader van de RRF-uitgaven verrichtte de Commissie in 2023 23 subsidiebetalingen aan lidstaten, die in totaal 542 mijlpalen en alle 135 streefdoelen bestreken. Wij hebben bij zeven betalingen gekwantificeerde bevindingen vastgesteld. Zes van deze betalingen vertoonden materiële fouten; wij geven een oordeel met beperking over de RRF‑uitgaven af.
- De schatting van het foutenpercentage (risico bij betaling) door de Commissie, zoals vermeld in het jaarlijks beheers- en prestatieverslag (Management and Performance Report — AMPR) 2023, bedraagt 1,9 %, wat aanzienlijk onder onze bandbreedte ligt. Beperkingen in de controles achteraf van de Commissie en de lidstaten in de MFK‑rubrieken 1, 2 en 6 zijn van invloed op het in het AMPR vermelde risico bij betaling en dus op de risicobeoordeling van de Commissie.
- In 2023 hebben we aan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) 20 gevallen (2022: 14 gevallen) van vermoedelijke fraude gemeld: 19 gevallen die we hadden vastgesteld tijdens onze controle van de uitgaven voor 2022, en één geval naar aanleiding van onze controle van de uitgaven voor 2021. Op basis hiervan heeft OLAF reeds vier onderzoeken ingesteld. Tegelijkertijd hebben we 17 van deze gevallen gemeld aan het Europees Openbaar Ministerie (EOM), op basis waarvan het negen onderzoeken heeft ingesteld. Tijdens onze controle van de uitgaven voor 2023 hebben we reeds twaalf gevallen van vermoedelijke fraude vastgesteld.
- Eind 2023 bereikten de niet-afgewikkelde vastleggingen uit de EU-begroting en de NGEU-subsidiefondsen, die toekomstige verplichtingen vormen als ze niet worden vrijgemaakt, een recordhoogte van 543 miljard EUR (2022: 453 miljard EUR). 90,3 % van deze niet-afgewikkelde vastleggingen werden na 2021 gedaan.
- De uitstaande leenschuld van de EU (nominale waarde) was tegen eind 2023 gestegen tot maar liefst 458,5 miljard EUR (2022: 348 miljard EUR). Het leeuwendeel van dit uitstaande bedrag heeft betrekking op NGEU-leningen, die goed zijn voor 268,4 miljard EUR. In het kader van NGEU kan de EU tot eind 2026 nog eens 443,6 miljard EUR lenen. Alle kosten die de EU maakt voor het opnemen van middelen voor NGEU‑leningen, met inbegrip van de kosten voor het beheer van rentevoeten en andere financiële risico’s, moeten door de begunstigde landen worden gedragen. Alle kosten in verband met NGEU-subsidies en aanvullingen op programma’s worden gedragen door de EU‑begroting.
- De blootstelling van de EU-begroting, bestaande uit zowel garanties voor de EU‑leningen die zijn uitbetaald aan lidstaten of derde landen als voorwaardelijke verplichtingen, steeg van 248 miljard EUR in 2022 tot 298 miljard EUR in 2023. Deze stijging was voornamelijk toe te schrijven aan leningen voor RRF-leningen die aan lidstaten zijn verstrekt en aan de MFB+‑leningen die aan Oekraïne zijn verstrekt. De blootstelling van de EU-begroting zal blijven toenemen, aangezien er overeenkomsten zijn ondertekend voor RRF-leningen ter waarde van 211,7 miljard EUR die eind 2023 nog niet waren uitbetaald.
- De blootstelling van de EU-begroting aan Oekraïne is in 2023 meer dan verdubbeld ten opzichte van 2022 (van 16 miljard EUR naar 33,7 miljard EUR). Wij hebben benadrukt dat het doorschuiven van de risico’s van mogelijk niet terugbetaalde leningen naar de toekomst de toekomstige begrotingen en betalingsbehoeften onder druk zou kunnen zetten.

De volledige tekst van onze jaarverslagen 2023 over de EU-begroting en over de activiteiten gefinancierd uit het negende, tiende en elfde Europees Ontwikkelingsfonds is te vinden op onze website (eca.europa.eu).
Wat we controleerden
De EU-begroting 2023 in cijfers
Het Europees Parlement en de Raad stellen een jaarlijkse EU-begroting vast binnen het voor een meerjarige periode overeengekomen begrotingskader voor een langere termijn (het “meerjarig financieel kader” of MFK). In 2023 bedroegen de totale betalingen uit deze begroting 162,0 miljard EUR, ofwel 98,1 % van het beschikbare bedrag.
Rekening houdend met aanvullende betalingen van 74,7 miljard EUR uit bestemmingsontvangsten (voornamelijk RRF-subsidies ter waarde van 48,0 miljard EUR en NGEU-aanvullingen op MFK-programma’s ter waarde van 19,0 miljard EUR) en 2,4 miljard EUR aan overdrachten uit 2022 bedroegen de totale betalingen van de EU 239,2 miljard EUR. Het bestedingspercentage van de totale beschikbare begroting voor betalingen (265,7 miljard EUR) bedroeg 90,0 %.
Zonder de RRF-subsidies ter waarde van 48,0 miljard EUR beliepen de EU-begrotingsuitgaven voor 2023 in totaal 191,2 miljard EUR.
Waar komt het geld vandaan?
In totaal bedroegen de ontvangsten voor 2023 248,4 miljard EUR. Het grootste deel van de EU‑begroting wordt gefinancierd met bedragen die de lidstaten bijdragen in verhouding tot hun bruto nationaal inkomen (97,7 miljard EUR). Andere bronnen omvatten een bijdrage op basis van door de lidstaten geïnde belasting over de toegevoegde waarde (22,5 miljard EUR), douanerechten (22,1 miljard EUR) en een bijdrage op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval (7,2 miljard EUR). Bedragen die zijn geleend om niet-terugbetaalbare financiële steun aan lidstaten in het kader van de NGEU te financieren, zijn goed voor 67,6 miljard EUR van de EU-ontvangsten. Er zijn ook andere ontvangsten (31,3 miljard EUR). De belangrijkste van deze bronnen betreffen bijdragen en terugbetalingen in het kader van EU‑overeenkomsten en -programma’s.
Waaraan wordt het geld besteed?
De EU-begroting wordt besteed aan uiteenlopende terreinen, zoals weergegeven in figuur 1.
Ongeveer driekwart van de begroting wordt uitgegeven onder zogenoemd “gedeeld beheer”. In het kader van deze begrotingsuitvoeringsmethode verdelen de lidstaten de middelen, selecteren zij projecten en beheren zij de EU‑uitgaven, maar de Commissie houdt de eindverantwoordelijkheid. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de MFK-rubrieken “Natuurlijke hulpbronnen en milieu” en “Cohesie, veerkracht en waarden”.
In het kader van de RRF zetten lidstaten vooraf hervormingen en investeringen in hun nationale herstel- en veerkrachtplannen uiteen en de Commissie betaalt hun voor het verwezenlijken van de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen. Lidstaten kunnen tweemaal per jaar een verzoek om uitbetaling indienen, mits zij voldoende bewijsstukken leveren waaruit blijkt dat de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen op bevredigende wijze zijn verwezenlijkt. Het controlesysteem van de Commissie moet ervoor zorgen dat RRF‑betalingen wettig en regelmatig zijn, wat voornamelijk afhankelijk is van de vraag of de mijlpalen en streefdoelen op bevredigende wijze zijn verwezenlijkt. Eind 2023 had de Commissie 37 subsidiebetalingen gedaan (één in 2021, 13 in 2022 en 23 in 2023) voor een totaalbedrag van 141,6 miljard EUR, waaronder 22,7 miljard EUR aan nog niet verrekende voorfinanciering.
Wat hebben wij gecontroleerd?
Elk jaar controleren we de betrouwbaarheid van de jaarrekeningen en de conformiteit van de onderliggende inkomsten- en uitgavenverrichtingen. In 2023 bedroeg onze controlepopulatie voor de toetsing van ontvangsten 248,4 miljard EUR. Onze controlepopulatie van uitgavenverrichtingen omvat zowel tussentijdse en saldobetalingen als vereffeningen van voorschotten. Wij onderzoeken niet de betalingen van voorschotten. Onze populatie voor de toetsing van uitgaven uit hoofde van de algemene begroting had een totale waarde van 161,2 miljard EUR en die van de RRF 53,5 miljard EUR. De RRF‑uitgaven omvatten 23 subsidiebetalingen voor een totaalbedrag van 46,3 miljard EUR en de bijbehorende verrekening van voorfinanciering betrof 7,2 miljard EUR. Deze betalingen werden gedaan aan 17 lidstaten en hadden betrekking op 542 mijlpalen en 135 streefdoelen.
Voor algemene begrotingsuitgaven onderzoeken we uitgaven op het moment dat eindontvangers van EU‑middelen activiteiten hebben ondernomen of kosten hebben gemaakt. Voor de RRF is de belangrijkste voorwaarde voor betaling aan de lidstaten door de Commissie de bevredigende verwezenlijking van vooraf vastgestelde mijlpalen of streefdoelen. We onderzoeken uitgaven in het kader van de RRF op het moment waarop de lidstaten om betaling verzoeken voor het verwezenlijken van hun vooraf bepaalde mijlpalen of streefdoelen en op het moment waarop de Commissie deze heeft aanvaard. Wij hebben ons gericht op de vraag of de mijlpalen en streefdoelen op bevredigende wijze zijn verwezenlijkt en of aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden is voldaan. Onze controle heeft echter geen betrekking op de leningcomponent van de RRF.
Wat we constateerden
Onze betrouwbaarheidsverklaring over de EU‑begroting
Krachtens artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) leggen wij aan het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie een verklaring voor over de betrouwbaarheid van de geconsolideerde rekeningen van de EU en over de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen. Dit vormt de kern van ons jaarverslag.
De EU‑rekeningen geven een getrouw beeld
De EU‑rekeningen voor 2023 geven in alle materiële opzichten de financiële resultaten van de EU en haar activa en passiva aan het einde van het jaar getrouw weer, in overeenstemming met de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector.
We kunnen dus een goedkeurend oordeel afgeven over de betrouwbaarheid van de rekeningen, zoals elk jaar sinds 2007.
De EU‑balans omvatte eind 2023 een verplichting voor pensioenen en andere personeelsbeloningen ten bedrage van 90,8 miljard EUR (2022: 80,6 miljard EUR). De stijging van de pensioenverplichting in 2023 is voornamelijk toe te schrijven aan de daling van de nominale disconteringsvoet en de actualisering van de EU Civil Servants Life Table. Het disconteringspercentage werd voornamelijk beïnvloed door de evolutie van de rentevoeten en de verwachte toekomstige inflatie.
Sinds 1 februari 2020 is het Verenigd Koninkrijk geen lidstaat van de EU meer. Daarom laten de EU‑rekeningen op de balansdatum een nettovordering op het VK van 15,5 miljard EUR zien (2022: 23,9 miljard EUR) op basis van wederzijdse verplichtingen zoals vastgesteld in het terugtrekkingsakkoord.
De impact van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne op leningen en subsidies in de EU‑rekeningen is beoordeeld en vervolgens naar behoren in aanmerking genomen en vermeld overeenkomstig de vereisten van de boekhoudregels.
We geven een goedkeurend oordeel af over de ontvangsten
Wij concluderen dat de ontvangsten geen fouten van materieel belang vertonen. De door ons onderzochte systemen voor het beheer van de ontvangsten waren over het geheel genomen doeltreffend.
Wij geven een afkeurend oordeel af over de begrotingsuitgaven van de EU
Volgens onze definitie is een fout een geldbedrag dat niet uit de EU‑begroting had mogen worden betaald. Fouten ontstaan wanneer geld niet overeenkomstig de relevante EU‑wetgeving wordt gebruikt en dus niet op de wijze die de Raad en het Europees Parlement voor ogen hadden toen zij die wetgeving vaststelden, ofwel wanneer het niet overeenkomstig specifieke nationale voorschriften wordt gebruikt.
Voor de EU‑begrotingsuitgaven schatten we dat het foutenpercentage tussen de 4,4 % en 6,8 % ligt. De mediaan van deze bandbreedte, voorheen bekend als het “meest waarschijnlijke foutenpercentage”, is ten opzichte van vorig jaar gestegen van 4,2 % tot 5,6 % (zie figuur 2).
Meer dan de helft van onze controlepopulatie vertoont opnieuw fouten van materieel belang
In 2023 waren de uitgaven met een hoog risico goed voor 64,4 % van onze controlepopulatie, tegenover 66,0 % in het voorgaande jaar. We constateerden nog altijd dat uitgaven met een laag risico geen fouten van materieel belang bevatten, maar dat uitgaven met een hoog risico nog steeds fouten van materieel belang vertoonden. De wijze waarop de middelen worden uitbetaald is dan ook van invloed op het risico op fouten. Wij schatten het foutenpercentage in uitgaven met een hoog risico op 7,9 % (2022: 6,0 %) (zie figuur 3).
Figuur 3 — Uitsplitsing van controlepopulatie 2023 in uitgaven met een hoog risico en uitgaven met een laag risico
Bron: ERK.
Het totale foutenpercentage houdt voornamelijk verband met “Cohesie, veerkracht en waarden” (3,5 procentpunt), gevolgd door “Natuurlijke hulpbronnen en milieu” (0,8 procentpunt) en “Nabuurschap en internationaal beleid” (0,8 procentpunt). In figuur 4 worden de door ons geschatte foutenpercentages voor “Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid”, “Cohesie, veerkracht en waarden” en “Natuurlijke hulpbronnen en milieu” tussen 2019 en 2023 vergeleken.
In 2023 constateerden we nog altijd dat subsidiabiliteitsfouten met 53 % het meest bijdroegen aan het geschatte foutenpercentage voor uitgaven met een hoog risico, voornamelijk in de rubrieken “Cohesie, veerkracht en waarden”, “Natuurlijke hulpbronnen en milieu”, “Nabuurschap en internationaal beleid” en “Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid”. Bovendien droegen fouten met betrekking tot inbreuken op de regels voor overheidsopdrachten en staatssteun voor 31 % bij aan het geschatte foutenpercentage voor uitgaven met een hoog risico.
Vergelijking tussen het door ons en het door de Commissie geschatte foutenpercentage
Het AMPR, waarvoor het college van commissarissen de verantwoordelijkheid draagt, bevat een samenvatting van de belangrijkste informatie uit de jaarlijkse activiteitenverslagen (JAV’s) over interne controle en financieel beheer. Het omvat het risico bij betaling, dat wil zeggen de schatting door de Commissie van het bedrag dat is uitbetaald zonder inachtneming van de toepasselijke regels. Het door de Commissie geschatte risico bij betaling voor 2023 bedraagt 1,9 %, wat onder het door ons geschatte foutenpercentage van 5,6 % (2022: 4,2 %) en onder onze bandbreedte ligt, die tussen 4,4 % en 6,8 % ligt.
Net als het door ons geschatte foutenpercentage omvat de schatting van de Commissie niet de uitgaven in het kader van de RRF, waarvoor zij de controleresultaten afzonderlijk, op basis van een kwalitatieve beoordeling, bekendmaakt. Bovendien bevat het JAV van elk directoraat‑generaal (DG) van de Commissie een verklaring waarin de directeur‑generaal zekerheid geeft dat het verslag de financiële informatie juist weergeeft en dat de verrichtingen onder zijn of haar verantwoordelijkheid wettig en regelmatig zijn. Daartoe verstrekten alle DG’s schattingen van het risico bij betaling in hun uitgaven, behalve voor de RRF, waarvoor de Commissie de controleresultaten beoordeelt op basis van een combinatie van de resultaten van de audits en controles van de lidstaten en haar eigen audit‑ en controleresultaten.
Voor elke MFK‑rubriek waarvoor we een specifieke beoordeling afgeven, hebben we het risico voor de Commissie bij betaling voor 2023 vergeleken met ons geschatte foutenpercentage. Uit de vergelijking blijkt dat de cijfers van de Commissie lager liggen dan onze schattingen voor drie beleidsterreinen. Wij constateerden het volgende: voor “Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid” lag de schatting door de Commissie van het risico bij betaling (1,4 %) in de onderste helft van onze bandbreedte, onder het door ons geschatte foutenpercentage; voor “Cohesie, veerkracht en waarden” lag de schatting door de Commissie van het risico bij betaling (2,6 %) significant onder onze bandbreedte voor het geschatte foutenpercentage, en voor “Natuurlijke hulpbronnen en milieu” lag de schatting door de Commissie van het risico bij betaling (1,9 %) in de onderste helft van onze bandbreedte, onder het door ons geschatte foutenpercentage.
In het AMPR presenteert de Commissie haar algemene risicobeoordeling van de jaarlijkse uitgaven voor 2023 om maatregelen vast te stellen en te richten op gebieden met een hoog risico. De Commissie schat het risico laag voor 67 % van de uitgaven, gemiddeld voor 9 % en hoog voor 24 %. Onze werkzaamheden brachten echter beperkingen aan het licht in de werkzaamheden achteraf van de Commissie, die samen van invloed zijn op de deugdelijkheid van de risicobeoordeling van de Commissie. Een van de meest getroffen gebieden was “Cohesie, veerkracht en waarden”, waar we het merendeel van de uitgaven als hoog risico inschatten, terwijl de Commissie slechts een minderheid ervan als zodanig aanmerkte.
Wij hebben in 2023 een oordeel met beperking afgegeven over de RRF‑uitgaven
De RRF is een tijdelijk instrument dat wordt uitgevoerd en gefinancierd op een manier die fundamenteel verschilt van de EU‑begrotingsuitgaven. Terwijl begunstigden van EU‑begrotingsuitgaven worden betaald omdat zij bepaalde activiteiten hebben ondernomen of gemaakte kosten vergoed krijgen, worden de lidstaten in het kader van de RRF betaald voor de bevredigende verwezenlijking van vooraf bepaalde mijlpalen of streefdoelen. Voor de RRF hebben we daarom onderzocht of de vooraf bepaalde mijlpalen of streefdoelen op bevredigende wijze zijn verwezenlijkt en of aan de horizontale subsidiabiliteitsvoorwaarden is voldaan.
Uit de algemene controle‑informatie uit onze werkzaamheden blijkt dat 16 van de 452 door ons onderzochte RRF‑mijlpalen en ‑streefdoelen niet aan de betalings‑ of subsidiabiliteitsvoorwaarden voldeden. Dit betreft zeven betalingen in zeven lidstaten. We constateerden ook vaag gedefinieerde mijlpalen en streefdoelen, tekortkomingen in de controlesystemen van de lidstaten en problemen met de betrouwbaarheid van de informatie die de lidstaten in hun beheersverklaring hadden opgenomen.

Wilt u meer weten? Alle informatie over de belangrijkste bevindingen is te vinden in hoofdstuk 1 en hoofdstuk 11 van ons Jaarverslag 2023. De volledige tekst van ons jaarverslag is te vinden op onze website (eca.europa.eu).
Onze resultaten nader bekeken

Begrotings‑ en financieel beheer
De EU‑begrotingsuitvoering was hoog voor vastleggingen, maar laag voor betalingen
2023 was het derde jaar van het MFK 2021‑2027. Figuur 5 toont de totale beschikbare EU‑begrotingsuitgaven, waaronder NGEU‑subsidies.
Figuur 5 — Totale beschikbare kredieten uit de EU‑begroting in 2023, waaronder NGEU‑subsidies
Bron: ERK, op basis van de geconsolideerde jaarrekening 2023 van de EU.
In 2023 werden bijna alle vastleggingskredieten van de jaarlijkse EU‑begroting gebruikt
De definitieve begroting voor vastleggingskredieten bedroeg 186,5 miljard EUR, wat boven het MFK‑maximum van 182,7 miljard EUR lag. Dit was mogelijk dankzij het gebruik van speciale MFK‑instrumenten, zoals de reserve voor de aanpassing aan de Brexit (Brexit Adjustment Reserve — BAR), het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering en de reserve voor solidariteit en noodhulp. Deze instrumenten bieden aanvullende middelen boven de MFK‑maxima die kunnen worden gebruikt voor nieuwe of onvoorziene gebeurtenissen. De totale vastleggingen in het kader van de begroting 2023 bedroegen 184,4 miljard EUR.
De betalingen waren lager dan oorspronkelijk geraamd en lagen onder het MFK‑maximum
In 2023 bedroeg de totale definitieve begroting 165,2 miljard EUR, wat onder het MFK‑maximum lag. De totale betalingen in het kader van de definitieve begroting bedroegen 162,0 miljard EUR (zie figuur 6).
Bron: ERK, op basis van de geconsolideerde jaarrekening 2023 van de EU.
Rekening houdend met aanvullende betalingen van 74,7 miljard EUR uit bestemmingsontvangsten (voornamelijk NGEU‑subsidies) en 2,4 miljard EUR aan overdrachten uit 2022, bedroegen de totale betalingen in 2023 239,2 miljard EUR. Aangezien de totale betalingskredieten 265,7 miljard EUR bedroegen, werd de begroting voor betalingen voor 90,0 % besteed.
De absorptie van de ESIF 2014‑2020 vertraagde in 2023, maar de uiterste termijn voor de indiening van betalingsaanvragen en afsluitingsdocumenten werd met een jaar verlengd
In 2023 bedroegen de betalingen in het kader van de Europese structuur‑ en investeringsfondsen (ESIF), exclusief NGEU‑middelen, 54,7 miljard EUR, wat minder was dan in de drie voorgaande jaren (64,7 miljard EUR in 2022, 75,1 miljard EUR in 2021 en 72 miljard EUR in 2020). Eind 2023 bedroegen de totale betalingen in het kader van de ESIF 2014‑2020 450,6 miljard EUR, op een totale toewijzing van 492,6 miljard EUR, wat resulteerde in een absorptiepercentage van 91,5 %. Hoewel de wijze van absorptie van ESI‑fondsen tussen de lidstaten onderling minder verschilde dan in 2022, lag het absorptiepercentage van vier lidstaten eind 2023 nog steeds onder 85 % (zie figuur 7).
Figuur 7 — Absorptiepercentages per lidstaat van de ESIF 2014‑2020 (exclusief NGEU‑middelen), per eind 2023
Bron: ERK, op basis van het opendataplatform van de Commissie per 8 januari 2024 en op basis van andere gegevens van de Commissie.
Betalingen uit de fondsen onder gedeeld beheer voor de periode 2021‑2027 in het kader van de GB‑verordening bleven laag
In 2023 bedroegen de jaarlijkse betalingen voor de fondsen onder gedeeld beheer in het kader van de GB‑verordening 6,3 miljard EUR, waarvan 4,1 miljard EUR aan voorfinanciering en 2,2 miljard EUR aan tussentijdse betalingen. In 2023 hebben elf lidstaten geen tussentijdse betalingen aangevraagd voor de fondsen die onder de GB‑verordening vallen. Eind 2023 bedroegen de betalingen in totaal 12,8 miljard EUR, ofwel slechts 3,2 % van de totale MFK‑begroting voor 2021‑2027.
In 2023 hebben de lidstaten prioriteit gegeven aan inspanningen om de cohesiebeleidsfondsen voor de periode 2014‑2020 te absorberen en de uitvoering van NGEU te versnellen. In vergelijking met de voorgaande programmeringsperiode wijzen de geaggregeerde vertragingen op een tekortschietende uitvoering van de cohesiebeleidsfondsen die neerkomt op een uitvoeringskloof van één jaar.
Elfpo‑betalingen in het kader van het nieuwe GLB kenden een trage start in 2023
Sinds 2023 valt het Elfpo onder de nieuwe verordeningen betreffende het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Eind 2023 bedroegen de Elfpo‑betalingen 0,7 miljard EUR, met een absorptiepercentage van slechts 1 %.
Betalingen uit de RRF en uit aanvullende programma’s in het kader van NGEU waren in 2023 lager dan verwacht
In februari 2023 hebben het Europees Parlement en de Raad de RRF‑verordening zodanig gewijzigd dat een REPowerEU‑hoofdstuk, gefinancierd uit het emissiehandelssysteem (ETS) en de BAR, kon worden opgenomen in de RRF‑plannen van de lidstaten. Eind 2023 had de Commissie alle uit NGEU gefinancierde RRF‑vastleggingen voor subsidies gedaan (337,9 miljard EUR). De vastleggingen voor de REPowerEU‑hoofdstukken bedroegen 18,5 miljard EUR (17,3 miljard EUR van het ETS en 1,2 miljard EUR van de BAR), terwijl de resterende 0,4 miljard EUR van de BAR op een latere datum moest worden vastgelegd. De jaarlijkse betalingen van RRF‑subsidies bedroegen in 2023 in totaal 48 miljard EUR. Daarentegen had de Commissie in juni 2022 verwacht dat de totale uit NGEU gefinancierde RRF‑betalingen in verband met mijlpalen en streefdoelen (exclusief REPowerEU) in 2023 zou oplopen tot 76,4 miljard EUR. Volgens de Commissie hebben verschillende factoren, zoals hoge inflatie, gestegen energieprijzen, problemen in de wereldwijde toeleveringsketens, tekorten aan arbeidskrachten of ontoereikende administratieve capaciteit, de uitvoering van de RRF negatief beïnvloed. Met betalingen van 141,6 miljard EUR van de 356,4 miljard EUR aan vastleggingen die zijn gedaan, blijft er in totaal maximaal 215,2 miljard EUR aan RRF‑subsidies beschikbaar om eind 2026 te worden betaald (zie figuur 8).
Bron: ERK, op basis van de geconsolideerde jaarrekening 2023 van de EU.
De absorptie van RRF‑subsidies verschilt sterk per lidstaat. Eind 2023 hadden vier lidstaten (Ierland, Hongarije, Nederland en Zweden) nog geen voorfinanciering ontvangen of betalingsverzoeken ingediend, terwijl drie andere (België, Polen en Finland) alleen voorfinanciering hadden ontvangen.
De totale vastleggingen van NGEU‑aanvullingen op MFK‑programma’s bedroegen 82,9 miljard EUR op een aanvankelijke toewijzing van 83,1 miljard EUR. De jaarlijkse betalingen van NGEU‑aanvullingen op bestaande MFK‑programma’s stegen van 16,1 miljard EUR in 2022 tot 19,0 miljard EUR in 2023. Betalingen tot 40,6 miljard EUR kunnen tot eind 2026 worden gedaan.
De niet‑afgewikkelde vastleggingen uit de EU‑begroting en NGEU‑subsidies bereikten een recordbedrag van 543 miljard EUR
Niet‑afgewikkelde vastleggingen zijn de som van de vastleggingen die zijn gedaan maar nog niet zijn betaald. Eind 2023 bereikten de totale niet‑afgewikkelde vastleggingen, die in de volgende jaren zullen moeten worden betaald tenzij ze worden vrijgemaakt, een recordhoogte van 543 miljard EUR. Dit was een stijging van 90,2 miljard EUR ten opzichte van 2022 (452,8 miljard EUR). De niet‑afgewikkelde vastleggingen hebben voornamelijk betrekking op de EU‑begroting en overdrachten (263,6 miljard EUR) en op NGEU‑subsidiefondsen (238,6 miljard EUR). In 2022 hebben we een aanbeveling gedaan om het aantal niet‑afgewikkelde vastleggingen aanzienlijk te verlagen (zie figuur 9).
Figuur 9 — Totale niet-afgewikkelde vastleggingen per jaar van oorsprong en soort financiering, per eind 2023
Bron: ERK, op basis van de geconsolideerde jaarrekening 2023 van de EU en verslagen over de uitvoering van de begroting, afkomstig uit het boekhoudsysteem van de Commissie.
Risico’s en uitdagingen
Bij de herziening van het MFK werden maatregelen ingevoerd om risico’s aan te pakken in verband met extra financieringskosten van NGEU en betalingsachterstanden
In februari 2024 heeft de Raad het MFK gewijzigd om het hoofd te bieden aan meerdere uitdagingen (zoals de voortgezette steun aan Oekraïne, hogere rentevoeten, toegenomen migratie en de noodzaak om strategische technologieën te bevorderen). In het kader van de herziening van het MFK worden de vastleggingskredieten voor de periode 2024‑2027 met 21 miljard EUR verhoogd, waarvan 17 miljard EUR voor de financiering van de nieuw opgerichte faciliteit voor Oekraïne.
De Raad heeft ook een “cascademechanisme” ingevoerd. Dit mechanisme heeft tot doel om, indien er geen middelen binnen de bestaande EU‑begroting kunnen worden gevonden, tot het einde van het huidige MFK de financieringskosten van NGEU te dekken die de jaarlijkse bedragen overschrijden die in de herziene MFK‑verordening zijn vastgesteld. Het herstelinstrument voor de Europese Unie NextGenerationEU is een speciaal instrument dat het MFK‑maximum mag overschrijden en geen vast bedrag kent. De Commissie heeft geraamd dat de extra rente‑ en couponbetalingen voor NGEU‑leningen binnen het huidige MFK 17 miljard EUR tot 27 miljard EUR kunnen belopen.
Risico van vrijmakingen in cohesiebeleidsfondsen voor het MFK 2021‑2027
De absorptie van ESIF’s en het Fonds voor een rechtvaardige transitie voor het MFK 2021‑2027 was ook in 2023 nog laag. Als gevolg daarvan heeft de begrotingsautoriteit de betalingskredieten van 2023 voor het EFRO (– 1,1 miljard EUR) en het ESF+ (– 0,7 miljard EUR) verlaagd. Het risico van vrijmakingen zou zich al eind 2025 kunnen voordoen voor vastleggingen die in 2022 zijn gedaan in het kader van de GB‑verordening voor 2021‑2027.
In 2023 raamde de Commissie de vrijmakingen voor 2024‑2027 op 8,1 miljard EUR (prognose 2022: 7,6 miljard EUR voor 2023‑2027). Voor de drie cohesiebeleidsfondsen (het CF, het EFRO en het ESF+) raamde de Commissie de totale vrijmakingen voor 2024‑2027 op 2,2 miljard EUR, ruim vijf keer zo hoog als de raming van 0,4 miljard EUR voor 2022. Voor het JTF zullen de vertragingen bij de goedkeuring van het MFK en de vaststelling van de programmaspecifieke wetgeving, samen met de lage uitvoeringsgraad in 2023, ertoe leiden dat vanaf 2025 grote bedragen dreigen te worden vrijgemaakt. Een aanzienlijk bedrag aan vrijmakingen kan de verwezenlijking van de EU‑doelstellingen in gevaar brengen.
Leenschuld van de EU is in 2023 gestegen
Opgenomen EU‑leningen in 2023 met meer dan 30 % gestegen
Eind 2023 is de nominale waarde van het uitstaande bedrag aan opgenomen EU‑leningen gestegen tot meer dan 458,5 miljard EUR, ofwel een stijging van 110,5 miljard EUR in dat jaar. De EU is nu een van de grootste schuldemittenten in Europa geworden. In figuur 10 worden de looptijden en de effectieve rentevoeten van alle EU‑leningen weergegeven.
Figuur 10 — Looptijden en effectieve rentevoeten van EU‑begrotingsleningen, per eind 2023
Opmerking: Bedragen tegen nominale waarde.
Bron: ERK, op basis van de geconsolideerde jaarrekening 2023 van de EU.
NGEU‑leningen kunnen tegen 2026 meer dan verdubbelen, terwijl de terugbetaling grotendeels wordt uitgesteld tot toekomstige MFK’s
Eind 2023 had de EU een nominaal bedrag van 268,4 miljard EUR aan EU‑obligaties uitstaan voor het financieren van NGEU‑leningen en ‑subsidies en andere door NGEU gefinancierde programma’s. In het kader van NGEU kan de EU tot eind 2026 nog eens 443,6 miljard EUR lenen (zie figuur 11).
Opmerking: Het geleende bedrag omvat geen 15,2 miljard EUR aan kortlopende EU‑schuldpapieren. Een geleend bedrag van 7,0 miljard EUR was eind 2023 nog niet uitbetaald; de middelen werden aangehouden bij de Europese Centrale Bank.
Bron: ERK, op basis van COM(2024) 93 en de geconsolideerde jaarrekening 2023 van de EU.
Indien er in het begrotingsonderdeel nog ongebruikte kredieten beschikbaar zijn om de financieringskosten van NGEU te dekken, moet de aflossing van NGEU‑leningen vóór eind 2027 van start gaan en uiterlijk in 2058 zijn afgerond. Het leeuwendeel van de terugbetalingen wordt daarom uitgesteld tot toekomstige MFK’s. Alle kosten die de EU maakt voor het opnemen van middelen voor NGEU‑leningen, met inbegrip van de kosten voor het beheer van rentevoeten en andere financiële risico’s, moeten door de begunstigde landen worden gedragen. Alle kosten in verband met NGEU‑subsidies en -aanvullingen worden gedragen door de EU‑begroting.
Om de NGEU‑schuld tot 2058 op een constante en voorspelbare manier af te bouwen, kan het nodig zijn dat de Commissie aflopende schuld doorrolt door nieuwe schuldinstrumenten uit te geven, zodat de aflopende oude schuld kan worden afbetaald. Mogelijke veranderingen in de marktomstandigheden kunnen leiden tot hogere financieringskosten die, voor de NGEU‑schuld in verband met subsidies en NGEU ‑aanvullingen, ten laste van de EU-begroting zullen moeten komen.
Externe bestemmingsontvangsten uit NGEU ‑schuld hebben een aanzienlijke invloed op het economisch resultaat
De in het kader van NGEU geleende bedragen worden omgezet in NGEU-subsidies en aanvullingen op EU‑programma’s via externe bestemmingsontvangsten, die bovenop de in de EU‑begroting goedgekeurde kredieten komen. De uitvoering van NGEU heeft formeel geen invloed op het beginsel dat de ontvangsten en uitgaven in de jaarlijkse EU‑begroting in evenwicht moeten zijn (evenwichtsbeginsel). Vanuit boekhoudkundig oogpunt wordt in de staat van financiële prestaties het bedrag dat in het kader van NGEU wordt geleend, echter niet als ontvangsten vermeld, terwijl de uitgaven in verband met de NGEU‑subsidies hier wel in zijn opgenomen. Bijgevolg heeft dit een negatieve invloed op het economisch resultaat van het jaar. Negatieve economische resultaten verhogen het tekort aan nettoactiva, zoals te zien is op de EU‑balans, en moeten daarom worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen (zie figuur 12). De terugbetaling van de opgenomen NGEU‑leningen is gegarandeerd binnen de grenzen van de eigen middelen.
Figuur 12 — Economisch resultaat (overschot/tekort) voor elk jaar tijdens de periode 2018‑2023
Opmerking: Het bedrag voor 2020 omvat 47,5 miljard EUR aan inkomsten in verband met het Terugtrekkingsakkoord voor de Brexit.
Bron: ERK, op basis van de geconsolideerde jaarrekeningen van de EU voor 2018‑2023.
De blootstelling van de EU‑begroting is in 2023 toegenomen en zal naar verwachting verder stijgen
De blootstelling van de EU‑begroting aan EU‑begrotingsgaranties voor leningen op de markt en voorwaardelijke verplichtingen die voortvloeien uit begrotingsgaranties bedroeg eind 2023 in totaal 298,0 miljard EUR, een stijging ten opzichte van de 248,3 miljard EUR eind 2022. Figuur 13 geeft een gedetailleerde uitsplitsing van de blootstelling (weergegeven in paars) naar bron. In de figuur worden de lagen van risicodekking, die verschillende dekkingsniveaus vertegenwoordigen, weergegeven als concentrische cirkels. De cirkel naast de blootstelling vertegenwoordigt de eerste laag van risicodekking die zal worden aangesproken. Verder naar binnen toe geven de volgende cirkels extra lagen van risicodekking aan.
Figuur 13 — Totale blootstelling van de EU‑begroting per eind 2023, met blootstellingsbron en risicodekking
(*) Garantie in het kader van het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO): 0,5 miljard EUR, InvestEU‑garantie: 1,4 miljard EUR, en garantie van het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling+ (EFDO+): 0,6 miljard EUR; Euratom‑leningen: 0,3 miljard EUR.
Bron: ERK, op basis van de geconsolideerde jaarrekening 2023 van de EU en de toepasselijke regelgeving.
De toename van het EU‑begrotingsrisico in 2023 had voornamelijk betrekking op leningen voor de aanvullende 34,1 miljard EUR aan RRF‑leningen die aan lidstaten zijn verstrekt (2022: 27,2 miljard EUR), waarvan 5,4 miljard EUR voor REPowerEU‑leningen, plus de MFB+‑leningen aan Oekraïne ter waarde van 18,0 miljard EUR. De blootstelling aan voorwaardelijke verplichtingen die voortvloeien uit begrotingsgaranties is eind 2023 toegenomen tot 44,0 miljard EUR, tegenover 42,9 miljard EUR eind 2022. Dit kwam voornamelijk door meer uitbetalingen voor investeringen die onder de InvestEU‑garantie vallen. In oktober 2023 raamde de Commissie dat de beschikbare headroom voor de periode 2024‑2027 toereikend zou moeten zijn om potentiële verliezen op te vangen die voortvloeien uit de verplichtingen die door deze headroom worden gedekt.
De blootstelling van de EU‑begroting aan het einde van 2023 zal naar verwachting toenemen in 2024 en 2025, voornamelijk als gevolg van nieuwe RRF‑leningen. Eind 2023 had de Commissie met de lidstaten RRF‑leningsovereenkomsten ondertekend met een waarde van 290,9 miljard EUR, waarvan 211,7 miljard EUR nog niet was uitbetaald.
Begin 2024 heeft de EU‑wetgever de faciliteit voor Oekraïne ingesteld. Leningen tot 33 miljard EUR zullen worden gefinancierd door leningen via de financiële markten en worden gedekt door de headroom van de EU‑begroting, zoals het geval is voor MFB+‑leningen. In ons advies over de faciliteit voor Oekraïne hebben wij benadrukt dat deze aanpak aanzienlijke risico’s voor de EU‑begroting meebrengt.
In figuur 14 wordt een vergelijking gemaakt van eerdere en verwachte blootstelling van de EU‑begroting vanaf 2019.
Figuur 14 — Eerdere en verwachte blootstelling van de EU‑begroting
Opmerking: Bedragen in nominale waarde.
Bron: ERK, op basis van de geconsolideerde jaarrekeningen van de EU voor 2019‑2023 en informatie van de Commissie.
Door de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne blijven de financiële risico’s voor toekomstige EU‑begrotingen toenemen
De blootstelling van de EU‑begroting aan Oekraïne steeg van 16 miljard EUR eind 2022 tot 33,7 miljard EUR eind 2023. Dit omvatte 18 miljard EUR aan MFB+‑leningen, 11,6 miljard EUR aan MFB‑leningen, 0,3 miljard EUR aan Euratom‑leningen en 3,8 miljard EUR aan begrotingsgaranties voor uitstaande leningen van de EIB en andere financiële instellingen. De Commissie heeft voor de MFB‑ en MFB+‑leningen aan Oekraïne een voorziening voor waardevermindering opgenomen van 8,8 miljard EUR (2,2 miljard EUR in 2022). Deze voorziening gaf de tijdens de looptijd van de leningen verwachte verliezen weer.
In 2023 is in het kader van het MFB+‑instrument 18 miljard EUR aan bijstand verleend aan Oekraïne in de vorm van leningen tegen zeer gunstige voorwaarden. Dit bedrag moet vanaf 2033 in maximaal 35 jaar worden terugbetaald. Voor de MFB+‑leningen hoeven geen voorzieningen te worden getroffen om het risico van wanbetaling te dekken, aangezien deze worden gegarandeerd door de headroom van de EU‑begroting. Wij hebben benadrukt dat het verschuiven van de risico’s van mogelijk niet terugbetaalde leningen naar de toekomst de toekomstige begrotingen en betalingsbehoeften onder druk zou kunnen zetten. Verder zijn we van mening dat de instelling van de faciliteit voor Oekraïne in 2024 om financiële steun te verlenen in de vorm van leningen voor een bijkomend bedrag van maximaal 33 miljard EUR in de periode 2024‑2027 aanzienlijke risico’s voor de EU‑begroting met zich meebrengt, aangezien er voor deze steun geen voorzieningen nodig zijn.
Hoge inflatie blijft in 2022 en 2023 gevolgen hebben voor de EU‑begroting
Op basis van de inflatieprognoses van de Commissie schatten wij dat de EU‑begroting tegen eind 2025 ongeveer 13 % aan koopkracht zou kunnen verliezen (zie figuur 15).
Figuur 15 — Wijzigingen in de koopkracht van de EU‑begroting (2020‑2025)
Bron: ERK, op basis van Eurostat en de Economische voorjaarsprognoses 2024 van de Commissie.
Wat wij aanbevelen
Om het risico op vrijmakingen te beperken, bevelen we de Commissie aan nauwlettend toe te zien op de voortgang bij de selectie van concrete acties en de nodige maatregelen te nemen met betrekking tot programma’s die dit risico lopen.

Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van het “Begrotings‑ en financieel beheer” is te vinden in hoofdstuk 2 van ons Jaarverslag 2023.

Resultaten behalen met de EU‑begroting
Elk jaar analyseren we een aantal aspecten in verband met de prestaties en de resultaten die zijn behaald met de EU‑begroting, die door de Commissie in samenwerking met de lidstaten wordt uitgevoerd. Dit jaar heeft onze analyse betrekking op:
- de resultaten en kernboodschappen uit onze speciale verslagen van 2023 over prestaties, evenals gerelateerde informatie van de Commissie en de begrotings‑ en wetgevingsautoriteiten (het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie);
- de wijze waarop de Commissie heeft gerapporteerd over de prestaties voor MFK‑rubriek 4, “Migratie en grensbeheer” (wij streven ernaar om de komende jaren verschillende MFK‑rubrieken afwisselend te onderzoeken);
- de uitvoering van de aanbevelingen in ons verslag van 2020 over de prestaties van de EU‑begroting;
- de uitvoering van onze aanbevelingen in onze speciale verslagen die werden gepubliceerd in 2020.
Kernboodschappen uit onze speciale verslagen over prestaties uit 2023
In onze speciale verslagen onderzoeken we in hoeverre de beginselen van goed financieel beheer zijn toegepast bij de uitvoering van de EU‑begroting. In 2023 publiceerden we 29 speciale verslagen over veel van de uitdagingen waarmee de EU wordt geconfronteerd op haar verschillende uitgaven‑ en beleidsterreinen. Onze gecontroleerden hebben het recht om te reageren op onze opmerkingen. Onze speciale verslagen van 2023 bevatten 220 aanbevelingen over een breed scala aan onderwerpen, voornamelijk gericht aan de Commissie, waarvan 85 % volledig werd aanvaard.
De verslagen hadden betrekking op vijf strategische gebieden, namelijk de EU‑respons op het herstel na de crisis; de versterking van het economische concurrentievermogen van de EU ten behoeve van alle burgers; de weerbaarheid tegen bedreigingen van de veiligheid van de EU en de eerbiediging van de Europese waarden van vrijheid, democratie en de rechtsstaat; klimaatverandering, milieu en natuurlijke hulpbronnen, en het begrotingsbeleid en de overheidsfinanciën in de EU (zie tabel 1).
Tabel 1 — Strategische gebieden van de ERK waarover in 2023 speciale verslagen zijn opgesteld
![]() |
|
![]() |
|
![]() |
|
![]() |
|
![]() |
|
Bron: ERK.
Prestaties van programma’s in het kader van MFK‑rubriek 4 — “Migratie en grensbeheer”
Om meer informatie te geven over de prestaties van de EU‑begroting hebben we dit jaar de beschikbare informatie over prestaties met betrekking tot een geselecteerde rubriek van het MFK geanalyseerd. Wij hebben ons gericht op rubriek 4, “Migratie en grensbeheer”, en de volgende twee fondsen: het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF), en het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer (Integrated Border Management Fund — IBMF), dat bestaat uit het instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid en het instrument voor financiële steun voor douanecontroleapparatuur. Na afloop van de programmeringsperiode zal uitgebreide informatie over prestaties beschikbaar zijn voor programma’s die in het kader van een MFK‑rubriek worden gefinancierd. Wij merkten op dat:
- er een verbeterd kader is voor de verslaglegging over prestaties voor de huidige MFK‑periode;
- informatie over prestaties voor het AMIF en het IBMF voor de huidige periode tot nu toe schaars is en weinig vooruitgang laat zien;
- de meeste indicatoren voor de periode 2014‑2020 laten zien dat er goede vooruitgang is geboekt in de richting van de doelstellingen. Uit de indicatoren blijkt niet noodzakelijkerwijs in hoeverre de gefinancierde acties in de behoeften hebben voorzien. Er is nog niet voldoende informatie over de algemene resultaten van de programma’s, met inbegrip van de zuinigheid en doelmatigheid ervan;
- de belangrijkste prestatie‑indicatoren die de Commissie in het AMPR 2022 voor het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa benadrukte, minder evenwichtig waren dan voor het AMIF. De verklaringen over de prestaties van de programma’s bevatten redelijke uitleg wanneer doelstellingen niet volledig waren gehaald; de Commissie nam verwachte toekomstige prestaties echter op in het gedeelte “Programma in het kort”.
Wij bevelen aan dat de Commissie in het gedeelte “Programma in het kort” van de verklaring over de prestatie van het programma de feitelijke in plaats van de potentiële toekomstige prestaties presenteert, en dat ze in haar AMPR aangeeft welke essentiële prestatie‑indicatoren waren gebaseerd op andere bronnen dan de door de lidstaten ingediende jaarlijkse uitvoeringsverslagen.
Follow‑up van de aanbevelingen in ons verslag over de prestaties van de EU‑begroting — stand van zaken eind 2020
Ons verslag over de prestaties van de EU‑begroting over het begrotingsjaar 2020 bevatte vijf aanbevelingen die allemaal aan de Commissie waren gericht en door haar werden aanvaard. Van de vijf aanbevelingen waaraan wij follow‑up hebben gegeven, hoefden er drie op het moment van onze follow‑upanalyse nog niet te worden uitgevoerd. Van de overige twee aanbevelingen heeft de Commissie er één in de meeste opzichten en de andere in enkele opzichten uitgevoerd.
Follow‑up van de aanbevelingen uit onze speciale verslagen van 2020
Elk jaar beoordelen we in hoeverre onze gecontroleerden actie hebben ondernomen naar aanleiding van de aanbevelingen die wij drie jaar daarvoor hebben gedaan. Dit jaar analyseerden we 195 aanbevelingen uit alle 26 speciale verslagen die we in 2020 hebben gepubliceerd. Hiervan waren er 185 aan de Commissie gericht, waarvan er zeven waren gericht aan de Europese investeringsadvieshub, die functioneert als een partnerschap tussen de Commissie en de Europese Investeringsbank. De overige tien aanbevelingen waren gericht aan gedecentraliseerde EU‑agentschappen en andere organen en het Europees Bureau voor personeelsselectie. We stelden het volgende vast:
- het percentage aanbevelingen dat werd aanvaard door onze gecontroleerden bleef op een hoog niveau: 80 % werd volledig, en 13 % gedeeltelijk aanvaard;
- het percentage aanbevelingen dat volledig of in de meeste opzichten werd uitgevoerd, daalde licht van 70 % naar 68 %;
- 68 % van de aanbevelingen aan de Commissie zijn volledig of in de meeste opzichten uitgevoerd;
- 78 % van de aanbevelingen aan andere gecontroleerden zijn volledig of in de meeste opzichten uitgevoerd;
- het percentage tijdig uitgevoerde aanbevelingen is gestegen van 38 % naar 52 %. Hoewel er verbetering is in die zin dat gecontroleerden tijdiger actie ondernemen om onze aanbevelingen op te volgen, is dit nog niet terug op het niveau van vóór de COVID‑19‑pandemie, en
- aanbevelingen met betrekking tot het ontwerp van beleid of programma’s vertonen het hoogste niveau van aanvaarding, uitvoering en tijdigheid.

Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van “Resultaten behalen met de EU‑begroting” is te vinden in hoofdstuk 3 van ons Jaarverslag 2023.

Ontvangsten
Wat we controleerden
Onze controle betrof de ontvangstenzijde van de EU‑begroting, waarmee de EU‑uitgaven worden gefinancierd. We onderzochten geselecteerde essentiële controlesystemen voor het beheer van eigen middelen en een steekproef van ontvangstenverrichtingen.
Uitsplitsing 2023 (*)
(*) Het totaalbedrag van 248,4 miljard EUR betreft de feitelijke begrotingsontvangsten van de EU. Het bedrag van 171,9 miljard EUR dat in de staat van de financiële resultaten wordt weergegeven, wordt op transactiebasis berekend.
Bron: ERK, op basis van gegevens uit de geconsolideerde jaarrekening 2023 van de Europese Unie.
De op het bni gebaseerde bijdragen van de lidstaten maakten 39 % uit van de ontvangsten van de EU in 2023, terwijl de eigen middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) 9 % bedroegen. Deze bijdragen worden berekend op basis van macro‑economische statistieken en schattingen die afkomstig zijn van de lidstaten. Traditionele eigen middelen (TEM), die bestaan uit douanerechten op de invoer die namens de EU door de lidstaten worden geïnd, zijn goed voor nog eens 9 % van de EU‑ontvangsten.
De eigen middelen op basis van niet‑gerecycled kunststof verpakkingsafval waren goed voor 3 % van de ontvangsten van de EU. Deze worden berekend door de toepassing van een uniform percentage op het gewicht van niet‑gerecycled kunststof verpakkingsafval dat in elke lidstaat wordt gegenereerd.
De financiering van uitgaven in het kader van NextGenerationEU, die bedragen betreffen die zijn geleend om lidstaten niet terug te betalen financiële steun te verlenen, was goed voor 27 % van de EU‑ontvangsten.
Wat we constateerden
Gecontroleerd bedrag | Komen hierin materiële fouten voor? |
---|---|
248,4 miljard EUR | Nee — geen materiële fouten in 2023 |
Over het geheel genomen wijst de controle‑informatie erop dat de ontvangstenverrichtingen geen materieel foutenpercentage vertoonden. De door ons onderzochte systemen voor het beheer van de ontvangsten waren over het geheel genomen doeltreffend. Sommige van de elementen voor het beheer van punten van voorbehoud inzake bni en btw, openstaande punten inzake TEM bij de Commissie, de voornaamste interne TEM‑controles die we in bepaalde lidstaten hebben beoordeeld, en de systemen ter waarborging van de betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid van gegevens voor de berekening van de eigen middelen op basis van kunststof verpakkingsafval waren echter gedeeltelijk doeltreffend.
De verificatiewerkzaamheden van de Commissie op het gebied van het bni hebben te lijden onder vertragingen bij de lidstaten, die weer vertragingen opleveren bij de werkzaamheden van de Commissie om de verstrekte informatie te verifiëren en de punten van voorbehoud op te heffen. Hierdoor groeit de onzekerheid voor de nationale en de EU‑begrotingen met betrekking tot de op het bni gebaseerde bijdrage. De Commissie bracht geen achterstandsrente in rekening wanneer punten van voorbehoud inzake het bni na de uiterste termijn gedeeltelijk werden aangepakt. Dit heeft de lidstaten niet aangemoedigd om alle informatie te verstrekken die nodig was om de punten van voorbehoud vóór de uiterste termijn aan te pakken.
Het aantal punten van voorbehoud inzake btw en openstaande punten van voorbehoud inzake TEM daalde, maar langdurig openstaande kwesties blijven bestaan. Er blijven tekortkomingen bestaan in de boekhouding van de lidstaten en hun beheer van TEM.

Wij stelden tekortkomingen vast in de betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid van de gegevens die worden gebruikt voor de berekening van eigen middelen op basis van kunststof verpakkingsafval. In ons speciaal verslag over deze inkomstenbron hebben we geconstateerd dat de gegevens die worden gebruikt voor de berekening van de bijdragen van de lidstaten tekortkomingen vertonen en dat er geen garantie is dat het kunststof verpakkingsafval daadwerkelijk wordt gerecycled.
Er was onvoldoende vooruitgang bij de uitvoering van enkele acties uit het douaneactieplan. De Commissie heeft een aanzienlijk aantal acties uit dit plan gekoppeld aan het voorstel voor de hervorming van de douane, dat nog niet is aangenomen. Volgens ons kunnen sommige vertraagde acties pas worden afgesloten wanneer de desbetreffende bepalingen van de voorgestelde herziening van het douanewetboek van de Unie zijn toegepast (naar verwachting vanaf 2028).
Daarnaast stelden wij vast dat de Commissie onvoldoende follow‑up had gegeven aan de toepassing van financiële risicocriteria en ‑normen door de lidstaten. Zoals we eerder hebben gemeld, vormt het gebrek aan harmonisatie in de EU van deze criteria en normen een risico voor de hele douane‑unie, aangezien marktdeelnemers zich nog steeds kunnen richten op plaatsen van binnenkomst in de EU met lagere controleniveaus.
Wat wij aanbevelen
We bevelen aan dat de Commissie:
- lidstaten achterstandsrente in rekening brengt wanneer punten van voorbehoud inzake bni niet volledig zijn aangepakt binnen de uiterste termijn, en
- de door de lidstaten gerapporteerde vooruitgang verifieert en vaststelt welke hoofdelementen van de financiële risicocriteria en ‑normen moeten worden uitgevoerd.

Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van de ontvangsten van de EU is te vinden in hoofdstuk 4 van ons Jaarverslag 2023.

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid
Wat we controleerden
De in het kader van “Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid” gefinancierde programma’s zijn divers en gericht op de financiering van projecten die onder meer bijdragen tot onderzoek en innovatie, de ontwikkeling van Europese infrastructuur in de vervoers‑, energie‑ en digitale sectoren, communicatie, digitale transformatie en de eengemaakte markt, en het ruimtevaartbeleid. De belangrijkste programma’s voor onderzoek en innovatie zijn Horizon 2020 en zijn opvolger, Horizon Europa, hoewel deze laatste nog steeds slechts een klein deel van onze controlepopulatie voor 2023 uitmaakt.
Via deze MFK‑rubriek worden ook grote infrastructuurprojecten gefinancierd zoals de Connecting Europe Facility (CEF) en de ruimtevaartprogramma’s, waaronder Galileo, het Europees overlaysysteem voor geostationaire navigatie (Egnos), en Copernicus, het Europees programma voor aardobservatie. Het omvat tevens het InvestEU‑fonds, dat samen met Horizon Europa aanvullende financiering uit NextGenerationEU (NGEU) ontvangt.
Betalingen in 2023, uitgesplitst naar fonds
Bron: ERK, op basis van gegevens uit de geconsolideerde jaarrekening 2023 van de Europese Unie.
In 2023 werd op dit terrein 15,5 miljard EUR aan een controle onderworpen. De meeste uitgaven worden rechtstreeks beheerd door de Commissie, met inbegrip van de uitvoerende agentschappen, en nemen de vorm aan van subsidies aan particuliere of publieke begunstigden die deelnemen aan projecten. De Commissie verstrekt voorfinanciering aan begunstigden na de ondertekening van een subsidieovereenkomst en vergoedt de door de EU gefinancierde kosten op een later tijdstip, waarbij de voorfinanciering wordt verrekend. De ruimtevaartprogramma’s worden over het algemeen indirect beheerd op basis van delegatie‑ en bijdrageovereenkomsten tussen de Commissie en specifieke uitvoeringsorganen (zoals het Europees Ruimteagentschap en het Agentschap van de EU voor het ruimtevaartprogramma). Financieringsinstrumenten van InvestEU worden voornamelijk uitgevoerd door de Europese Investeringsbank of het Europees Investeringsfonds, die op hun beurt gebruikmaken van financiële intermediairs.
Wat we constateerden
Het aan controle onderworpen bedrag | Komen hierin materiële fouten voor? | Geschat meest waarschijnlijk foutenpercentage |
---|---|---|
15,5 miljard EUR | Ja | 3,3 % (2022: 2,7 %) |
Over het geheel genomen schatten we dat het foutenpercentage voor “Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid” van materieel belang is. In 2023 vertoonden 39 (31 %) van de 127 door ons onderzochte verrichtingen fouten.
De uitgaven voor Horizon 2020 blijven een gebied met een hoog risico en vormen de belangrijkste bron van de door ons ontdekte fouten. We troffen kwantificeerbare fouten aan met betrekking tot niet‑subsidiabele kosten bij 30 van de 97 verrichtingen op het gebied van onderzoek en innovatie in de steekproef; een van deze fouten werd aangetroffen in Horizon Europa. Dit vertegenwoordigt 71 % van het door ons geschatte foutenpercentage voor deze rubriek in 2023.
Bij andere programma’s en activiteiten ontdekten we kwantificeerbare fouten bij twee van de dertig verrichtingen in de steekproef; beide verrichtingen hadden betrekking op CEF‑projecten. Een daarvan heeft betrekking op een ernstige schending van de EU‑regels inzake overheidsopdrachten, hetgeen leidde tot de gunning van het contract aan een consortium dat niet aan de selectiecriteria voldeed.
Na negen jaar uitvoering van het H2020‑programma blijft de berekening van personeelskosten een belangrijke bron van fouten in de kostendeclaraties. Van de 30 verrichtingen met kwantificeerbare fouten in onze steekproef van onderzoeksverrichtingen waren er 22, ofwel ongeveer 73 %, te wijten aan de onjuiste toepassing van de methode voor de berekening van personeelskosten.
Andere fouten met betrekking tot personeelskosten omvatten de onjuiste berekening van uurtarieven in H2020, de onjuiste berekening van dagtarieven voor Horizon Europa‑subsidies en inbreuken op de regel van het dubbele plafond. We troffen ook fouten aan in verband met andere niet‑subsidiabele directe kosten.
Voorbeeld van meerdere fouten in één kostendeclaratie
Een begunstigde intergouvernementele overheidsinstantie in Frankrijk declareerde kosten voor personeel en andere diensten. Voor één werknemer nam de begunstigde in de kosten een bonus op die geen enkele rechtsgrondslag had en niet onderbouwd werd door bewijsstukken. In het geval van een tweede werknemer paste de begunstigde een onjuist aantal productieve uren toe, wat leidde tot een te hoog uurtarief. Bovendien nam de begunstigde bij het declareren van kosten voor andere diensten btw‑bedragen op, hoewel deze bedragen door de Franse belastingdienst hadden kunnen worden terugbetaald.
Een van de strategieën ter bevordering van Europees onderzoek is het uitbreiden van de deelname van de particuliere sector, met name door nieuwkomers en kmo’s. Kmo’s vertegenwoordigden 11 % van de steekproef (14 van de 127 verrichtingen), maar waren goed voor 25 % van het geraamde foutenpercentage. Bovendien vonden we fouten in de kostendeclaraties van vier van de twaalf nieuwkomers die we controleerden, waarvan twee ook kmo’s waren. Deze resultaten wijzen erop dat kmo’s en nieuwkomers meer geneigd zijn fouten te maken dan andere begunstigden, wat ook kon worden opgemaakt uit zowel de controles van de Commissie als onze eerdere jaarverslagen.
Systeem van controles vooraf van het Cinea voor Connecting Europe Facility‑subsidies in de sectoren vervoer en energie
Het Europees Uitvoerend Agentschap klimaat, infrastructuur en milieu (Cinea) is verantwoordelijk voor de uitvoering van het programma Connecting Europe Facility (CEF) voor vervoer en energie. Momenteel lopen er twee programmeringsperioden, namelijk CEF1 (2014‑2020) en CEF2 (2021‑2027).
Wij hebben zowel de controlestrategieën vooraf voor CEF1 en CEF2 als de verbetering tussen CEF1 en CEF2 beoordeeld. Het ontwerp van beide strategieën is gebaseerd op een gedegen analyse van risico’s en onregelmatigheden uit het verleden. Het Cinea is echter niet van plan aanbestedingen voor CEF2‑projecten in bepaalde gevallen grondig te controleren. Wij zijn van mening dat dit afbreuk zou kunnen doen aan de mate van zekerheid die controles vooraf bieden.
De steekproefbenaderingen van de strategieën voor controles vooraf voor CEF1 en CEF2 zijn correct weergegeven in de desbetreffende richtsnoeren. De richtsnoeren voor aanbestedingen zijn echter niet voldoende gedetailleerd, aangezien in deze richtsnoeren niet wordt beschreven hoe uitgebreid de controles op de steekproeven moeten zijn.
Jaarlijkse activiteitenverslagen van de Commissie en andere governanceregelingen
In de door ons onderzochte jaarlijkse activiteitenverslagen (die van DG RTD en Hadea) werd de informatie weergegeven die beschikbaar is in het DG/het Agentschap en werd op basis daarvan een degelijke beoordeling gegeven van het financieel beheer wat betreft de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen met betrekking tot de uitgaven in verband met MFK 1.
Het in het AMPR 2023 van de Commissie geschatte risico bij betaling bedraagt 1,4 %. Dit percentage ligt aan de ondergrens van onze bandbreedte van het geschatte foutenpercentage en onder de materialiteitsdrempel. Wij zijn daarom van mening dat dit percentage, ondanks de maatregelen die de Commissie al heeft getroffen, nog steeds te laag is opgegeven.
Wat wij aanbevelen
We bevelen aan dat de Commissie:
- ervoor zorgt dat begunstigden de regels inzake dagtarieven beter naleven;
- duidelijkheid verschaft in Horizon Europa‑documenten, en
- de richtsnoeren uitwerkt voor controles vooraf van aanbestedingen voor CEF‑projecten.

Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van de EU‑uitgaven voor “Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid” is te vinden in hoofdstuk 5 van ons Jaarverslag 2023.

Cohesie, veerkracht en waarden
Wat we controleerden
De uitgaven in deze rubriek zijn gericht op het verkleinen van de verschillen in ontwikkeling tussen de verschillende lidstaten en regio’s van de EU (subrubriek 2a) en op acties ter ondersteuning en bescherming van de waarden van de EU, waardoor de EU beter berekend is op de huidige en toekomstige uitdagingen (subrubriek 2b).
Betalingen in 2023, uitgesplitst naar fonds
Bron: ERK, op basis van gegevens uit de geconsolideerde jaarrekening 2023 van de Europese Unie.
De cohesiebeleidsfondsen (EFRO, CF en ESF) zijn goed voor het grootste deel van de uitgaven, waarbij de Commissie en de lidstaten het beheer van de fondsen delen en de Commissie de eindverantwoordelijkheid draagt voor de uitvoering van de EU‑begroting. De EU cofinanciert meerjarige operationele programma’s (OP’s) of acties, waaruit projecten worden gefinancierd. Auditautoriteiten van de lidstaten spelen een sleutelrol in het controle‑ en zekerheidskader voor de uitgaven onder gedeeld beheer in de periode 2014‑2020. Bij de Commissie is het directoraat‑generaal Regionaal Beleid en Stadsontwikkeling (DG REGIO) verantwoordelijk voor de uitvoering van het EFRO en het CF, en het directoraat‑generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie (DG EMPL) voor het ESF. EU‑financiering voor programma’s die niet onder gedeeld beheer vallen, wordt ofwel direct beheerd door DG’s van de Commissie, ofwel indirect met de steun van partnerorganisaties of andere autoriteiten.
Wat we constateerden
Het aan controle onderworpen bedrag | Komen hierin materiële fouten voor? | Geschat meest waarschijnlijk foutenpercentage |
---|---|---|
60,2 miljard EUR | Ja | 9,3 % (2022: 6,4 %) |
Over het geheel genomen schatten we dat het foutenpercentage voor Cohesie, veerkracht en waarden van materieel belang is.
Dit is gebaseerd op onze controle van 238 verrichtingen, waarbij we 49 fouten hebben vastgesteld en gekwantificeerd die door de auditautoriteiten niet waren ontdekt of onvoldoende waren gecorrigeerd. Onze schatting omvat ook de bevindingen van de auditautoriteiten, die in dezelfde verrichtingen 52 fouten rapporteerden. Bij onze schatting hebben we rekening gehouden met de correcties die door de programma‑autoriteiten zijn toegepast (met een totale waarde van 337 miljoen EUR).
Dit jaar ligt onze schatting van het foutenpercentage weer aanzienlijk boven de materialiteitsdrempel van 2 %. Wij merken op dat verschillende factoren de overheden van de lidstaten extra onder druk hebben gezet en het risico hebben vergroot dat ze niet in staat waren te waarborgen dat de uitgaven regelmatig waren. Deze factoren omvatten onder meer de beschikbaarstelling van aanzienlijke aanvullende React‑EU‑middelen en de einddatum van 31 december 2023 voor de subsidiabiliteitsperiode 2014‑2020 voor cohesie, die de afgelopen jaren samenvalt met de subsidiabiliteitsperiode van de herstel‑ en veerkrachtfaciliteit (Recovery and Resilience Facility — RRF).
Niet‑subsidiabele projecten hebben het meest bijgedragen tot het door ons geschatte foutenpercentage.
Voorbeeld van een project dat ondanks niet‑subsidiabiliteit toch werd gefinancierd
Een particuliere onderneming in Tsjechië ontving EFRO‑financiering voor de aankoop van nieuwe IT‑apparatuur om de verkoop en het concurrentievermogen te vergroten. In de oproep werd vereist dat in de aanvragen de individuele projectonderdelen voldoende werden beschreven en het verband daarvan met de projectactiviteiten werd gerechtvaardigd op straffe van uitsluiting.
We stelden vast dat de onderneming de aan te schaffen IT‑apparatuur onvoldoende had beschreven en gerechtvaardigd in haar projectaanvraag. Bovendien hield het merendeel van de apparatuur niet rechtstreeks verband met de projectactiviteiten of voldeed deze niet aan het criterium “zuinigheid van het project”. De beheersautoriteit had daarom de projectaanvraag moeten uitsluiten van financiering. Wij beschouwen het project daarom als niet‑subsidiabel.
Daarnaast bleek uit ons bezoek ter plaatse dat een deel van de nieuw aangekochte apparatuur niet werd gebruikt door de begunstigde, maar door zijn dochteronderneming, die niet in aanmerking kwam voor financiering via de oproep die in het kader van het programma in kwestie werd gedaan. Daarom beschouwen we de kosten voor de door de dochteronderneming gebruikte apparatuur als niet‑subsidiabel.
Niet‑subsidiabele kosten en inbreuken op de regels inzake overheidsopdrachten hebben ook in sterke mate bijgedragen tot het door ons geschatte foutenpercentage.
Voorbeeld van een inbreuk op de regels inzake overheidsopdrachten
In Hongarije ontving een consortium van drie entiteiten (de begunstigde) een subsidie om kosteloze rechtsbijstand te verlenen aan werknemers en werkgevers met betrekking tot het arbeidsrecht en andere juridische en zakelijke kwesties.
De begunstigde schreef een eerste openbare aanbestedingsprocedure uit omdat het betrokken bedrag boven de EU‑drempel lag. De nationale controle‑instantie voor overheidsopdrachten concludeerde echter dat het gedrag van de inschrijvers de concurrentie mogelijk onrechtmatig had verstoord en bracht daarom een negatief advies uit over de procedure. Vervolgens splitste de begunstigde de oorspronkelijke opdracht op in een aantal opdrachten met een lagere waarde. Elke afzonderlijke opdracht lag onder de drempel van de EU‑richtlijn inzake overheidsopdrachten en werd vervolgens gegund via een procedure voor onderhandse gunning, in plaats van via een openbare aanbestedingsprocedure. De begunstigde gunde een van deze opdrachten aan een inschrijver die betrokken was bij de vermoedelijke collusie in de oorspronkelijke aanbestedingsprocedure.
Wij achten de uitgaven in verband met deze contracten niet‑subsidiabel wegens het ontbreken van een openbare aanbestedingsprocedure overeenkomstig de EU‑richtlijn inzake overheidsopdrachten.
Beoordeling van het werk van de auditautoriteiten
Beheersautoriteiten zijn de “eerste verdedigingslinie”. Hun doeltreffende controle is van essentieel belang om zowel de conformiteit van de concrete acties met het rechtskader als de prestaties ervan te waarborgen. Uit onze controleresultaten van de afgelopen zeven jaar blijkt dat deze controles nog niet doeltreffend genoeg zijn. Auditautoriteiten zijn de “tweede verdedigingslinie”: zij verifiëren steekproefsgewijs de regelmatigheid van de uitgaven die de beheersautoriteiten bij de Commissie hebben gedeclareerd. Ze moeten functioneel onafhankelijk zijn van de beheersautoriteiten.
Wij beoordeelden het werk van 19 van de 116 auditautoriteiten in 13 lidstaten en het Verenigd Koninkrijk. Onze steekproef omvat 29 zekerheidspakketten. Met uitzondering van vier gevallen hadden de auditautoriteiten een restfoutenpercentage van 2 % of minder aan de Commissie gemeld. Rekening houdend met de door de Commissie ontdekte fouten en met onze eigen controlebevindingen blijkt uit onze werkzaamheden met betrekking tot de steekproef van dit jaar dat het restfoutenpercentage meer dan 2 % bedroeg voor 16 van de 29 gecontroleerde zekerheidspakketten.
We troffen verschillende soorten tekortkomingen aan in de werkzaamheden van alle 19 door ons gecontroleerde auditautoriteiten. Net als in 2022 hadden deze zwakke punten betrekking op meer dan de helft van de door ons onderzochte verrichtingen. De fouten die we in deze verrichtingen vonden, hadden ontdekt kunnen en moeten worden door de auditautoriteiten toen zij hun controles uitvoerden. Dit vermindert de mate waarin de Commissie kan vertrouwen op de resultaten van hun werkzaamheden.
Aanhoudende tekortkomingen in de beheers‑ en controlesystemen
Rekening houdend met de resultaten van de eigen controles van de Commissie en onze resultaten van 49 fouten die onopgemerkt bleven en de talrijke tekortkomingen in het werk van de auditautoriteiten, concluderen wij dat aan het einde van de subsidiabiliteitsperiode (31 december 2023) niet alle lidstaten doeltreffend functionerende beheers‑ en controlesystemen hebben. Aangezien de Commissie — als derde verdedigingslinie — haar beoordelingen op slechts een beperkt aantal betrouwbare controles baseert die op nationaal niveau worden uitgevoerd, tast dit de betrouwbaarheid van de foutenpercentages van de Commissie ook aan. Hieruit blijkt dat zowel de Commissie als de lidstaten hun controles van de cohesie‑uitgaven nog kunnen verbeteren.
Afsluiting van de programma’s voor de perioden 2007‑2013 en 2014‑2020
Tegen het einde van 2023 stonden voor de afsluiting van de periode 2007‑2013 nog één programma van DG REGIO en drie programma’s van DG EMPL volledig open.
Er bestaan onzekerheden rond de afsluiting van de programmeringsperiode 2014‑2020. De subsidiabiliteitsperiode voor cohesie‑uitgaven loopt van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2023 en de uiterste datum voor de indiening van de definitieve uitgavendeclaratie door de lidstaten werd onlangs verlengd tot medio 2025. Voor de periode 2014‑2020 zal de afsluiting van de programma’s alleen gebaseerd zijn op de documenten betreffende het laatste boekjaar en het eindverslag over de uitvoering. De Commissie rapporteerde twee OP’s voor de periode 2014‑2020 als afgesloten in 2023. Wij constateerden echter dat in beide gevallen de communicatie over de afwikkeling van aanvaarde bedragen in 2024 nog steeds gaande was.

Wat wij aanbevelen
We bevelen aan dat de Commissie:
- tijdig follow‑up geeft aan alle tekortkomingen in de beheers‑ en controlesystemen van de lidstaten die wij hebben vastgesteld en waarover wij verslag hebben uitgebracht in het kader van onze betrouwbaarheidsverklaring voor de afgelopen periode 2014‑2020;
- samen met de auditautoriteiten de belangrijkste lessen vaststelt en deze toepast op de regelingen voor de periode 2021‑2027, en de nodige acties en de ondersteuning van beste praktijken meedeelt aan de programma‑autoriteiten van de lidstaten;
- een geharmoniseerde behandeling van onregelmatigheden op het gebied van overheidsopdrachten vaststelt voor projecten die zowel onder direct als onder gedeeld beheer worden gefinancierd, zoals projecten die worden gefinancierd uit zowel de CEF als het EFRO. Onregelmatigheden die het gevolg zijn van een inbreuk op dezelfde wettelijke bepalingen moeten tot hetzelfde beoordelings‑ en correctiepercentage leiden;
- ervoor zorgt dat de lidstaten een proces opzetten om systematisch na de betaling te controleren of de contractuele verplichtingen zijn nagekomen, waarbij de begunstigde zich ertoe heeft verbonden prestatie‑indicatoren te verwezenlijken in verband met acties die plaatsvinden na de uitvoering van het project, en
- gedetailleerde afsluitingsprocedures ontwikkelt om de in onze jaarverslagen vastgestelde risico’s aan te pakken, door een monitoringsysteem voor afsluiting op te zetten om de status van alle OP’s voor de periode 2014‑2020, de daadwerkelijk in de loop van het jaar afgesloten en de cumulatief afgesloten bedragen, de nog openstaande bedragen en de nog niet afgesloten acties te traceren, en door deze informatie in de JAV’s openbaar te maken. Deze informatie over de afsluitingen van de periode 2014‑2020 moet ook de vrijmaking van uitstaande middelen in de rekeningen van de Commissie omvatten.

Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van de EU‑uitgaven voor “Cohesie, veerkracht en waarden” is te vinden in hoofdstuk 6 van ons Jaarverslag 2023.

Natuurlijke hulpbronnen
Wat we controleerden
Dit uitgaventerrein heeft betrekking op het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), het gemeenschappelijk visserijbeleid en een gedeelte van de EU‑uitgaven voor het milieu en klimaatactie.
Landbouw en plattelandsontwikkeling zijn goed voor 97 % van de EU‑uitgaven voor “Natuurlijke hulpbronnen en milieu” en worden uitgevoerd via het GLB, dat drie algemene doelstellingen heeft:
- rendabele voedselproductie, met de nadruk op landbouwinkomen, productiviteit van de landbouw en prijsstabiliteit;
- duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie, met de nadruk op uitstoot van broeikasgassen, biodiversiteit, bodem en water;
- evenwichtige territoriale ontwikkeling.
Betalingen in 2023, uitgesplitst naar fonds
Bron: ERK, op basis van gegevens uit de geconsolideerde jaarrekening 2023 van de Europese Unie.
Hoewel de Commissie (DG Landbouw en Plattelandsontwikkeling (AGRI)) de eindverantwoordelijkheid draagt voor het GLB, deelt zij het beheer ervan met betaalorganen in de lidstaten. Sinds 2015 geven onafhankelijke certificerende instanties in de lidstaten een jaarlijks oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven van betaalorganen.
Deze MFK‑rubriek heeft ook betrekking op de EU‑uitgaven voor het maritiem en visserijbeleid die worden gefinancierd door het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV), onder de verantwoordelijkheid van het directoraat‑generaal Maritieme Zaken en Visserij (DG MARE), en het LIFE‑programma voor het milieu en klimaatactie onder de verantwoordelijkheid van de directoraten‑generaal Milieu (DG ENV), Klimaat (DG CLIMA) en Energie (DG ENER).
Wat we constateerden
Het aan controle onderworpen bedrag | Komen hierin materiële fouten voor? | Geschat meest waarschijnlijk foutenpercentage |
---|---|---|
58,6 miljard EUR | Ja | 2,2 % (2022: 2,2 %) |
Over het geheel genomen is volgens onze schatting het foutenpercentage voor MFK‑rubriek 3 van materieel belang.
Van de 218 door ons onderzochte verrichtingen bevatten er 56 (26 %) fouten. Op basis van de 37 door ons gekwantificeerde fouten schatten wij het foutenpercentage voor MFK‑rubriek 3 op 2,2 %.
Uit onze resultaten blijkt dat het foutenpercentage niet van materieel belang was voor rechtstreekse betalingen, goed voor 66 % van de uitgaven in het kader van deze MFK‑rubriek, maar dat het nog steeds wel van materieel belang was voor de andere uitgaventerreinen als geheel (plattelandsontwikkeling, marktmaatregelen, maritieme zaken, visserij, milieu en klimaatactie), goed voor 34 % van de uitgaven.
Verrichtingen voor plattelandsontwikkeling waren goed voor het grootste aantal kwantificeerbare fouten dat we aantroffen (16). We stelden 15 kwantificeerbare fouten vast in rechtstreekse betalingen, drie in marktmaatregelen en drie in niet‑GLB‑uitgaven. De belangrijkste bron van het geschatte foutenpercentage was de niet‑subsidiabiliteit van begunstigden, activiteiten, projecten of uitgaven.
De autoriteiten van de lidstaten en de Commissie hadden corrigerende maatregelen getroffen die rechtstreekse gevolgen hadden voor 39 van de verrichtingen uit onze steekproef. Deze maatregelen waren van belang voor onze berekeningen, omdat ons geschatte foutenpercentage voor dit hoofdstuk daardoor met 0,5 procentpunt daalde. In 30 gevallen van kwantificeerbare fouten beschikten de autoriteiten van de lidstaten en de Commissie over voldoende informatie om de fouten te kunnen voorkomen, of te kunnen opsporen en corrigeren voordat zij de uitgaven accepteerden. Indien alle beschikbare informatie naar behoren was gebruikt door de autoriteiten van de lidstaten en de Commissie, zou het geschatte foutenpercentage voor dit hoofdstuk 1,0 procentpunt lager zijn geweest.
Rechtstreekse betalingen
In de 88 getoetste verrichtingen voor rechtstreekse betalingen hebben wij 15 kwantificeerbare fouten aangetroffen, waarvan er acht toe te schrijven waren aan het feit dat landbouwers de subsidiabele oppervlakte landbouwgrond te hoog hadden opgegeven of de betalingen onjuist hadden berekend. In één geval omzeilde een begunstigde het maximumbedrag aan te ontvangen steun door meerdere bedrijven op te richten om meerdere aanvragen voor EU‑steun te kunnen doen.
Voorbeeld van een te hoge opgave van een subsidiabel areaal
In Litouwen had een begunstigde een vastgesteld subsidiabel areaal van 15,02 ha voor zijn bedrijf. Tijdens ons bezoek ter plaatse hebben wij het vastgestelde areaal bevestigd, behalve voor één perceel waarbij de begunstigde niet aan de minimumeisen voldeed, aangezien er in een deel daarvan sprake was van overwoekerde, ongewenste begroeiing. De meting resulteerde in een verkleining van het subsidiabele areaal van het perceel met 1,64 ha, wat neerkomt op een kwantificeerbare fout van meer dan 10 % voor de totale oppervlakte van het bedrijf. De luchtfoto toont het overwoekerde areaal op het perceel dat we tijdens ons bezoek ter plaatse aantroffen.
Plattelandsontwikkeling, marktmaatregelen en andere betalingen
We onderzochten:
- 59 betalingen voor plattelandsontwikkeling op basis van door landbouwers opgegeven arealen of aantallen dieren, waaronder betalingen voor het voldoen aan specifieke agromilieuklimaatverbintenissen, compensatiebetalingen voor biologische landbouw en betalingen aan landbouwers in gebieden met natuurlijke beperkingen en compensatiebetalingen voor landbouw in beschermde Natura 2000‑gebieden. Hiervan bevatten er 19 fouten, waarvan er 13 kwantificeerbare fouten waren; 8 van deze 13 fouten hadden betrekking op een te hoge opgave van subsidiabele arealen;
- 49 betalingen voor plattelandsontwikkeling ten behoeve van investeringsprojecten, zoals investeringen in materiële activa, aanloopsteun voor jonge landbouwers en risicobeheer (verzekeringen). We kwantificeerden fouten in drie betalingen, die het gevolg waren van begunstigden die uitgaven of activiteiten hadden opgegeven die niet aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden voldeden;
- 14 verrichtingen voor marktmaatregelen en we troffen 3 gevallen aan waarin betaalorganen niet‑subsidiabele kosten hadden vergoed;
- 8 verrichtingen voor de gebieden maritieme zaken, visserij en milieu en klimaatactie en we troffen 3 kwantificeerbare fouten aan in de verrichtingen onder direct beheer in het kader van het LIFE‑programma voor het milieu en klimaatactie.
Voorbeeld van steun voor de biologische olijventeelt
In Spanje vroeg een kleine olijvenproducent steun aan in het kader van plattelandsontwikkelingsmaatregel 11 voor biologische landbouw. De steun stelde de producent in staat olijfgaarden met zeer oude olijfbomen in stand te houden en zonder kunstmest of pesticiden olijven te produceren op hellende percelen, waar het niet mogelijk was de olijvenoogst te mechaniseren. Tijdens onze controle bevestigden wij dat de begunstigde aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden had voldaan. Op de foto is een van de olijfgaarden te zien.

Verzamelde informatie over nieuwe prestatieverslagleggingssystemen van het GLB
De invoering van jaarlijkse prestatieverslagen (annual performance report — APR) vormt een essentieel onderdeel van het nieuwe prestatiegerichte uitvoeringsmodel voor het GLB 2023‑2027. Om in aanmerking te komen voor EU‑steun, moeten de gedeclareerde uitgaven van betaalorganen in het kader van hun strategische GLB‑plannen worden aangevuld met een corresponderende gerapporteerde output. De Commissie controleert of de gedeclareerde uitgaven corresponderen met de outputs. We onderzochten de vooruitgang die de betaalorganen van Bulgarije, Kroatië en Griekenland hadden geboekt bij de ontwikkeling van jaarlijkse prestatieverslagen. Verder gingen we na welke aanpak deze landen hanteren om hun APR‑systemen te implementeren.
Jaarlijkse activiteitenverslagen en andere governanceregelingen
Rekening houdend met de werkzaamheden van de certificerende instanties en met zijn eigen controles berekende DG AGRI het “geschat risicobedrag bij betaling” op 1 064 miljoen EUR, d.w.z. ongeveer 1,9 % van de totale GLB‑uitgaven in 2023. DG AGRI schatte het risico bij betaling (aangepast foutenpercentage) op ongeveer 1,5 % voor rechtstreekse betalingen, op 2,8 % voor plattelandsontwikkeling en op 2,3 % voor marktmaatregelen.
We hebben ook een beperkte evaluatie uitgevoerd van de informatie over de regelmatigheid in het jaarlijks activiteitenverslag van DG ENV. We merkten op dat de methode voor de berekening van het risico bij betaling en bij afsluiting voor DG AGRI en DG ENV in overeenstemming was met de richtsnoeren van de Commissie.
De door de Commissie in haar AMPR gepresenteerde schatting van het risico bij betaling voor “Natuurlijke hulpbronnen” bedraagt 1,9 %.
Wat wij aanbevelen
Gezien de verantwoordelijkheid van de lidstaten om inkomenssteun te richten op degenen die deze het hardst nodig hebben, bevelen wij aan dat de Commissie de doeltreffendheid onderzoekt van de maatregelen van de lidstaten om de rechtstreekse betalingen voor grote landbouwbedrijven te beperken.

Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van de EU‑uitgaven voor “Natuurlijke hulpbronnen” is te vinden in hoofdstuk 7 van ons Jaarverslag 2023.

Migratie en grensbeheer, Veiligheid en defensie
Wat we controleerden
Gezien het toenemende belang van migratie en grensbeheer in de afgelopen jaren heeft de Europese Unie rubriek 4 van het MFK 2021‑2027 specifiek voor deze beleidsterreinen vastgesteld.
In 2023 betrof een belangrijk deel van de uitgaven in deze rubriek nog steeds de voltooiing van nog niet afgewikkelde projecten en regelingen van het MFK 2014‑2020.
Migratie en grensbeheer: betalingen in 2023, uitgesplitst naar fonds
Bron: ERK, op basis van gegevens uit de geconsolideerde jaarrekening 2023 van de EU.
De meeste uitgaven hebben daarom betrekking op de afwikkeling van het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF) voor de periode 2014‑2020 en de afronding van de financiering in het kader van het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa (ISF — Grenzen en visa). Deze fondsen voor de periode 2014‑2020 zijn in het MFK 2021‑2027 vervangen door respectievelijk een nieuw AMIF en het instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (Border Management and Visa Instrument — BMVI) van het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer (Integrated Border Management Fund — IBMF).
Een ander significant uitgaventerrein voor MFK‑rubriek 4 is de financiering van gedecentraliseerde agentschappen (het Europees Grens‑ en kustwachtagentschap (Frontex), het Asielagentschap van de Europese Unie (EUAA) en het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT‑systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu‑LISA)).
Veiligheid en defensie: Betalingen in 2023, uitgesplitst naar fonds
Bron: ERK, op basis van gegevens uit de geconsolideerde jaarrekening 2023 van de EU.
In het MFK 2021‑2027 is rubriek 5 gewijd aan veiligheid en defensie. De component “veiligheid” omvat financiering uit het Fonds voor interne veiligheid (ISF) voor de periode 2021‑2027 en de voltooiing van projecten en regelingen die worden gefinancierd uit het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing voor de periode 2014‑2020, dat in 2023 een aanzienlijk deel van de uitgaven op dit gebied omvatte. Deze component omvat ook financiering voor de ontmanteling van nucleaire installaties in Bulgarije, Litouwen en Slowakije, en financiering voor gedecentraliseerde EU‑agentschappen op het gebied van veiligheid (het Drugsagentschap van de Europese Unie (EUDA), het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol), en het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol)). De component “defensie” omvat het Europees Defensiefonds, dat gezamenlijke defensieprojecten in alle stadia van onderzoek en ontwikkeling ondersteunt. Deze component biedt ook ondersteuning voor militaire mobiliteit via een specifieke begroting binnen de Connecting Europe Facility die betrekking heeft op het aanpassen van delen van het trans‑Europees vervoersnetwerk voor tweeërlei (civiel‑militair) gebruik.
Het beheer van de meeste AMIF‑ en ISF‑middelen voor de periode 2014‑2020, en de meeste AMIF‑, BMVI‑ en ISF‑middelen voor de periode 2021‑2027, wordt gedeeld tussen de lidstaten (of geassocieerde Schengenlanden) en het directoraat‑generaal Migratie en Binnenlandse Zaken (DG HOME) van de Commissie. Binnen deze regeling voeren de lidstaten meerjarige nationale programma’s uit die zijn goedgekeurd door de Commissie.
Wat we constateerden
Regelmatigheid van de verrichtingen
Van de 23 door ons gecontroleerde verrichtingen vertoonden er zeven fouten. Wij kwantificeerden vier fouten die financiële impact hadden op de bedragen die ten laste van de EU‑begroting kwamen. Deze fouten hadden betrekking op niet‑subsidiabele uitgaven, het ontbreken van bewijsstukken en kwesties in verband met overheidsopdrachten.
Ook troffen we tien gevallen aan van niet‑naleving van de wettelijke en financiële bepalingen bij zeven verrichtingen (zonder dat dit echter directe financiële gevolgen had voor de EU‑begroting). Deze hadden bijvoorbeeld betrekking op tekortkomingen in de procedures voor de toekenning van subsidies, kwesties in verband met overheidsopdrachten en niet‑naleving van technische subsidiabiliteitsparameters.
Hoewel er geen sprake was van regelmatigheidsfouten, identificeerden we ook drie verrichtingen die niet voldeden aan de beginselen van goed financieel beheer. Deze hadden betrekking op kwesties in verband met de terugbetaling van belasting over de toegevoegde waarde (btw) aan overheidsorganen en het gebrek aan een objectieve basis voor de toepassing van aanvullende salaristoelagen.
Onderzoek van elementen van de internecontrolesystemen
Wij hebben beoordeeld hoe DG HOME de thematische faciliteiten voor het MFK 2021‑2027 heeft vastgesteld en de toewijzingen en wegingsfactoren voor de verdeling van de financiering voor de nationale programma’s van de lidstaten in het kader van het AMIF, het BMVI en het ISF opnieuw heeft berekend. Wij bevestigden dat de instelling van de thematische faciliteiten en de toepassing van de toewijzingsmethoden door DG HOME in overeenstemming waren met de vereisten van de desbetreffende verordeningen.
We hebben ook de ondersteuning en begeleiding beoordeeld die DG HOME de autoriteiten van de lidstaten heeft geboden bij het beheren van de overgang van de AMIF‑, BMVI‑ en ISF‑fondsen naar de nieuwe GB‑verordening in het MFK 2021‑2027. De vijf geselecteerde lidstaten (Duitsland en Frankrijk voor het AMIF, Hongarije en Polen voor het BMVI en Letland voor het ISF) hadden ten tijde van onze controle de beschrijving van hun beheers‑ en controlesystemen afgerond, en de meeste waren nog bezig met het uitwerken van hun controlestrategieën (één had dat al gedaan). De vijf door ons bezochte lidstaten waren van plan om hun eerste jaarrekeningen voor het AMIF, het BMVI en het ISF op zijn vroegst in 2024 bij de Commissie in te dienen. Over het algemeen waren de vijf auditautoriteiten van mening dat de steun van DG HOME aan de lidstaten bevredigend was. Ze hebben redelijke vooruitgang geboekt bij hun voorbereidingen voor het AMIF 2021‑2027, het BMVI 2021‑2027 en het ISF 2021‑2027.

Jaarlijkse activiteitenverslagen en andere governanceregelingen
Voor het begrotingsjaar 2023 onderzochten we het JAV van DG HOME. Onze analyse was gericht op de vraag of DG HOME de informatie over de regelmatigheid in zijn JAV had gepresenteerd in overeenstemming met de instructies van de Commissie en of deze informatie overeenstemde met de tijdens onze controles opgedane kennis. Wij troffen geen informatie aan die onze bevindingen zou kunnen tegenspreken.
We evalueerden de schattingen door DG HOME van de risico’s bij betaling en bij afsluiting. Wij stelden vast dat deze overeenkomstig de interne methodologie waren berekend en gerapporteerd in het AMPR.
Wat wij aanbevelen
We bevelen aan dat de Commissie:
- verdere richtsnoeren aan de lidstaten verstrekt over de toepasselijke regels, en
- de technische aspecten van projecten verifieert voordat subsidies worden toegekend.

Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van de EU‑uitgaven voor “Migratie en grensbeheer, Veiligheid en defensie” is te vinden in hoofdstuk 8 van ons Jaarverslag 2023.

Nabuurschap en internationaal beleid
Wat we controleerden
Het uitgaventerrein omvat verschillende financieringsinstrumenten, met name het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa in de wereld (NDICI — Europa in de wereld) en het instrument voor pretoetredingssteun. Het omvat ook de begroting voor humanitaire hulp.
Betalingen in 2023, uitgesplitst naar fonds
Bron: ERK, op basis van gegevens uit de geconsolideerde jaarrekening 2023 van de Europese Unie.
De algemene doelstelling van NDICI‑Europa in de wereld is het wereldwijd handhaven en uitdragen van de waarden, beginselen en fundamentele belangen van de EU en het bijdragen aan de bevordering van multilateralisme en sterkere partnerschappen met derde landen. Dit weerspiegelt twee belangrijke veranderingen ten opzichte van het MFK 2014‑2020 in de wijze waarop de EU extern optreden (buitenlands beleid) financiert:
- de samenwerking met partnerlanden in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, die voorheen werd gefinancierd door de Europese Ontwikkelingsfondsen, is nu opgenomen in de algemene begroting van de EU;
- deze samenwerking en het nabuurschapsbeleid van de EU worden nu gefinancierd in het kader van hetzelfde instrument NDICI — Europa in de wereld, met behoud van de specifieke kenmerken van beide soorten steun.
De algemene doelstelling van het instrument voor pretoetredingssteun is de ondersteuning van de begunstigde landen bij de goedkeuring en uitvoering van de hervormingen die met het oog op het lidmaatschap nodig zijn voor hun aanpassing aan de waarden van de EU, en aldus bij te dragen tot hun stabiliteit, veiligheid en welvaart. De EU verleent ook op behoeften gebaseerde humanitaire hulp aan personen die door een door de mens veroorzaakte ramp of een natuurramp zijn getroffen, met bijzondere aandacht voor de meest kwetsbaren.
De belangrijkste directoraten‑generaal en diensten die betrokken zijn bij de uitvoering van het extern optreden van de EU zijn het directoraat‑generaal Nabuurschapsbeleid en Uitbreidingsonderhandelingen (DG NEAR), het directoraat‑generaal Internationale Partnerschappen (DG INTPA), het directoraat‑generaal Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp (DG ECHO) en de dienst Instrumenten buitenlands beleid (FPI).
In 2023 bedroegen de betalingen voor “Nabuurschap en internationaal beleid” 15,2 miljard EUR (voorfinanciering, tussentijdse en saldobetalingen) en werden deze verricht via verschillende instrumenten en steunverleningsmethoden. Voorbeelden hiervan zijn overeenkomsten voor werkzaamheden, leveringen en diensten, alsmede subsidies, speciale leningen, leninggaranties en financiële bijstand, begrotingssteun en andere gerichte vormen van begrotingssteun in derde landen.
Wat we constateerden
Ondanks de beperkte steekproefomvang bevestigen onze controleresultaten dat het foutenrisico in deze MFK‑rubriek hoog is. Van de 72 door ons gecontroleerde verrichtingen vertoonden er 37 (51,4 %) fouten. Wij kwantificeerden 31 fouten die financiële impact hadden op de bedragen die ten laste van de EU‑begroting kwamen. Deze fouten hadden betrekking op niet‑subsidiabele begunstigden, niet‑subsidiabele kosten, niet‑gedane uitgaven en overheidsopdrachten.
Voorbeeld: De begrotingsuitvoering werd toevertrouwd aan een niet‑subsidiabele begunstigde
Wij controleerden een factuur ter waarde van 3,5 miljoen EUR in het kader van een delegatieovereenkomst met een uitvoerende partner die op basis van een pijlerbeoordeling was beoordeeld. Na ondertekening van de overeenkomst delegeerde de uitvoerende partner op zijn beurt de volledige uitvoering verder aan een particuliere onderneming die overeenkomstig het nationale recht van een EU‑lidstaat was geregistreerd. Deze onderneming kon niet aantonen dat zij een openbaredienstverleningstaak had en dus ook niet of zij in aanmerking kwam voor een pijlerbeoordeling en het namens de Commissie beheren van EU‑fondsen.
Noch de Commissie, noch de uitvoerende partner vroeg echter om opheldering over de vraag of de onderneming in de lidstaat subsidiabel was, en in het bijzonder over de vraag of zij kon worden beschouwd als een onderneming met een openbaredienstverleningstaak. De onderneming werd ook niet onderworpen aan de vereiste beoordeling vooraf voordat de subdelegatieovereenkomst werd ondertekend.
De uitvoerende partner delegeerde de uitvoering van de gecontroleerde delegatieovereenkomst op zijn beurt verder aan een niet‑subsidiabele entiteit, waardoor de desbetreffende betaling niet‑subsidiabel werd.
We troffen ook 19 gevallen aan waarin de wettelijke en financiële voorschriften niet waren nageleefd (zonder dat dit echter financiële impact had op de EU‑begroting). Deze hadden bijvoorbeeld betrekking op overheidsopdrachten, onduidelijke toewijzing van kosten, niet‑naleving van de zichtbaarheidsregels, en ontoereikend bewijs.
Voor verrichtingen in verband met contracten onder indirect beheer met organisaties die op basis van een pijlerbeoordeling waren beoordeeld (internationale organisaties, internationale financiële instellingen en overheidsinstanties) heeft de Commissie uitgaven aanvaard op basis van een financieel verslag en een beheersverklaring. Wij troffen echter fouten aan in verrichtingen die werden uitgevoerd door organisaties die waren beoordeeld op basis van een pijlerbeoordeling die erop wijst dat hun financiële verslagen niet vrij van fouten zijn en dat deze fouten niet worden gemeld in hun beheersverklaringen.
Onderzoek van elementen van de internecontrolesystemen
Wij bezochten vijf EU‑delegaties (in Albanië, Armenië, Cambodja, Georgië en India) en stelden enkele tekortkomingen vast in elementen van hun internecontrolesystemen. Deze tekortkomingen hadden bijvoorbeeld betrekking op ontoereikende financiële middelen voor controlebezoeken en vertragingen bij de uitvoering van blendingcontracten.
Jaarlijkse activiteitenverslagen en andere governanceregelingen
Wij hebben het JAV van de FPI voor het begrotingsjaar 2023 geëvalueerd. We hebben ons daarbij gericht op de vraag of de FPI in zijn JAV de informatie over de regelmatigheid had gepresenteerd overeenkomstig de instructies van de Commissie en de methodologie voor het ramen van toekomstige correcties en terugvorderingen consequent had toegepast.
De FPI raamde het totale risicobedrag op het moment van betaling voor de totale in 2023 aanvaarde uitgaven (865 miljoen EUR) op 7,2 miljoen EUR (0,83 %). De dienst raamde de waarde van correcties naar aanleiding van zijn controles in de daaropvolgende jaren op 0,9 miljoen EUR (0,1 % van de totale relevante uitgaven). Dit was voor het diensthoofd van de FPI aanleiding om te verklaren dat de financiële blootstelling van de dienst onder de materialiteitsdrempel van 2 % lag.
Onze analyse van het jaarlijks activiteitenverslag 2023 van de FPI en onze controles in 2023 van betalingen die onder de bevoegdheid van de FPI vallen, brachten geen fouten of tekortkomingen aan het licht.
Wat wij aanbevelen
We bevelen aan dat de Commissie:
- maatregelen neemt voor de verbetering van de controlesystemen voor de verrekening van voorfinanciering;
- begunstigden richtsnoeren verstrekt voor de toewijzing van gedeelde kosten;
- ervoor zorgt dat de zichtbaarheidsregels worden nageleefd;
- ervoor zorgt dat de EU delegaties voldoende controlebezoeken ter plaatse afleggen, en
- de monitoring‑ en stuurmechanismen voor blendingverrichtingen versterkt.


Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van de EU‑uitgaven voor “Nabuurschap en internationaal beleid” is te vinden in hoofdstuk 9 van ons Jaarverslag 2023.

Europees openbaar bestuur
Wat we controleerden
Onze controle had betrekking op de administratieve uitgaven van de EU‑instellingen en ‑organen.
Uitsplitsing betalingen 2023
Bron: ERK, op basis van gegevens uit de geconsolideerde jaarrekening 2023 van de Europese Unie.
In 2023 gaven de instellingen en organen in totaal 12,3 miljard EUR uit aan administratie. Dit bedrag bestond uit uitgaven aan salarissen en pensioenen (ongeveer 70 % van het totaal), gebouwen, uitrusting, energieverbruik, communicatie en informatietechnologie.
Een externe auditor onderzoekt onze eigen uitgaven en financiële staten. Elk jaar publiceren we het daaruit voortvloeiende controleoordeel en verslag in het Publicatieblad van de Europese Unie en op onze website.
Wat we constateerden
Het aan controle onderworpen bedrag | Komen hierin materiële fouten voor? |
---|---|
12,3 miljard EUR | Nee — geen materiële fouten in 2022 en 2023 |
We onderzochten zeventig verrichtingen van alle EU‑instellingen en ‑organen. Evenals in voorgaande jaren schatten wij dat het foutenpercentage onder de materialiteitsdrempel ligt.
Wij hebben geen belangrijke kwesties vastgesteld met betrekking tot het Hof van Justitie van de Europese Unie, het Europees Economisch en Sociaal Comité of de Europese Ombudsman. Onze extern auditor heeft geen specifieke kwesties gerapporteerd.
Europees Parlement
In 2023 onderzochten we 16 verrichtingen van het Parlement, waaronder uitgaven van een politieke fractie van het Parlement. Zoals wij in 2022 hebben gemeld, waren de interne regels voor het beheer van de kredieten van de fracties van het Parlement niet in overeenstemming met het Financieel Reglement. De reden hiervoor is dat deze regels niet het gebruik van openbare of niet‑openbare aanbestedingsprocedures voor opdrachten met een hoge waarde vereisen, maar in plaats daarvan het gebruik van procedures van gunning via onderhandelingen, waardoor de mededinging wordt beperkt. Wij constateerden twee gevallen waarin politieke fracties dergelijke contracten met een hoge waarde hadden gegund. Daarnaast stelden we twee andere gevallen vast waarin de fracties zich niet volledig aan de interne regels van het Parlement hadden gehouden, omdat zij niet altijd om voldoende inschrijvingen hadden verzocht. We troffen nog andere gevallen aan van niet‑naleving van aanbestedingsprocedures.
Raad van de Europese Unie
Wij stelden geen kwantificeerbare fouten vast in de vier betalingen die we onderzochten. In één geval zijn we van mening dat de Raad geen duidelijke uitleg gaf inzake de tienjarige looptijd van een onderhoudscontract voor een gebouw.
Europese Commissie
Wij hebben twee kwantificeerbare fouten vastgesteld in de 26 door ons onderzochte betalingen van de Commissie; de ene fout had betrekking op een salarisberekening en de andere op een onroerendgoedovereenkomst.
Europese Dienst voor extern optreden
We troffen een kwantificeerbare fout aan in de 13 betalingen die we onderzochten, met betrekking tot het ontbreken van een geldige aanbestedingsprocedure voordat een huurcontract voor een EU‑delegatie werd ondertekend.
Comité van de Regio’s
In een van de twee verrichtingen die wij onderzochten, stelden we vast dat het Comité de tienjarige looptijd van een onderhoudscontract voor een gebouw niet duidelijk toelichtte.
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming
Tijdens ons onderzoek naar de salarisbetalingen stelden we vertragingen vast in de ontvangst en verificatie van verklaringen over het recht op gezins‑en kindertoelagen.
In 2023 onderzochten wij de toezicht‑ en controlesystemen van het Europees Parlement, waarbij we ons concentreerden op de vier directoraten‑generaal met de hoogste uitgaven, die verschillende strategieën volgen voor de controles vooraf en achteraf van de uitgaven. Het Europees Parlement heeft initiatieven genomen om fraude te voorkomen en op te sporen, maar beschikte niet over een instellingsbrede fraudebestrijdingsstrategie om maatregelen in de hele organisatie te coördineren.
Wat wij aanbevelen
Wij bevelen aan dat het Europees Parlement voortbouwt op zijn bestaande maatregelen ter bestrijding van fraude door een instellingsbrede fraudebestrijdingsstrategie te ontwikkelen.


Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van de EU‑uitgaven voor “Europees openbaar bestuur” is te vinden in hoofdstuk 10 van ons Jaarverslag 2023.

Herstel‑ en veerkrachtfaciliteit
Wat we controleerden
De herstel‑ en veerkrachtfaciliteit (RRF) ondersteunt hervormings‑ en investeringsprojecten in de lidstaten sinds februari 2020 (sinds 1 februari 2022 in het geval van REPowerEU) en loopt tot 2026. De faciliteit werd oorspronkelijk gefinancierd met 723 miljard EUR aan niet‑terugvorderbare subsidies (338 miljard EUR) en leningen (385 miljard EUR). Tegen het einde van 2023 was 648 miljard EUR vastgelegd, bestaande uit 356,8 miljard EUR aan subsidies en 290,9 miljard EUR aan leningen. Aangezien leningen slechts tot augustus 2023 konden worden aangevraagd, is 94,5 miljard EUR niet langer beschikbaar voor leningen. Het hoofddoel van de RRF is om de economische en sociale gevolgen van de COVID‑19‑pandemie te helpen beperken en tegelijkertijd de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken en beter voor te bereiden op toekomstige uitdagingen, onder andere door de groene en de digitale transitie te versnellen.
De Commissie voert de RRF uit onder direct beheer, wat betekent dat de Commissie rechtstreeks verantwoordelijk is voor de uitvoering ervan. Betalingen in het kader van de RRF zijn afhankelijk van de bevredigende verwezenlijking door de lidstaten van de mijlpalen en streefdoelen die zijn vastgesteld in de bijlagen bij de uitvoeringsbesluiten van de Raad tot goedkeuring van hun herstel‑ en veerkrachtplannen (Recovery and Resilience Plans — RRP’s). Verdere vereisten zijn dat streefdoelen en mijlpalen die eerder op bevredigende wijze zijn verwezenlijkt, niet mogen zijn teruggedraaid, en dat het beginsel van dubbele financiering niet wordt geschonden. De subsidiabiliteitsvoorwaarden die in de verordening zijn vastgelegd, omvatten de inachtneming van de subsidiabiliteitsperiode, het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” en de niet‑vervanging van terugkerende nationale begrotingsuitgaven.
Lidstaten kunnen tweemaal per jaar een verzoek om uitbetaling indienen, mits zij voldoende bewijsstukken overleggen waaruit blijkt dat de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen op bevredigende wijze zijn verwezenlijkt. Ze moeten bij hun betalingsverzoeken ook een samenvatting voegen van de controles alsmede een beheersverklaring met betrekking tot de verstrekte informatie. De controlesystemen van de Commissie voorzien in voorlopige beoordelingen (verificaties vooraf) van betalingsverzoeken van de lidstaten en controles achteraf die in de lidstaten worden uitgevoerd nadat de betaling is verricht.
Eind 2023 had de Commissie 37 subsidiebetalingen gedaan (één in 2021, 13 in 2022 en 23 in 2023) voor een totaalbedrag van 141,6 miljard EUR. Er is geen informatie beschikbaar over het totale bedrag dat door de lidstaten aan de eindontvangers is betaald.
In 2023 bedroeg onze controlepopulatie in totaal 53,5 miljard EUR en bestond deze uit alle 23 subsidiebetalingen ten bedrage van 46,3 miljard EUR en de verrekening van de desbetreffende voorfinanciering ter hoogte van 7,2 miljard EUR. Onze controle had geen betrekking op het leningenonderdeel van de RRF. We onderzochten 325 mijlpalen en 127 streefdoelen, waaronder de voorlopige beoordelingen van de Commissie, om te beoordelen of deze voldoen aan de betalings‑ en subsidiabiliteitsvoorwaarden. Wij hebben dertig van de streefdoelen ter plaatse in zes lidstaten gecontroleerd. We bestudeerden ook de controles achteraf van de Commissie.
Wat we constateerden
Het aan controle onderworpen bedrag | Komen hierin materiële fouten voor? |
---|---|
53,5 miljard EUR | 2023: de algemene effecten van onze bevindingen zijn van materieel belang, maar niet van diepgaande invloed |
Uit de algemene controle‑informatie uit onze werkzaamheden blijkt dat 16 van de 452 door ons onderzochte mijlpalen en streefdoelen niet aan de betalings‑ of subsidiabiliteitsvoorwaarden voldeden. Dit betreft zeven betalingen in zeven lidstaten. Gezien de aard van het RRF‑uitgavenmodel en gezien het feit dat de methode van de Commissie voor opschorting van betalingen berust op vele oordelen die mogelijk leiden tot verschillende interpretaties, verstrekken wij geen foutenpercentage dat vergelijkbaar is met dat van andere uitgaventerreinen van de EU.
Rekening houdend met deze beperkingen schatten wij dat de minimale financiële impact van deze bevindingen boven onze materialiteitsdrempel ligt. Deze bevindingen hadden betrekking op de niet‑bevredigende verwezenlijking van mijlpalen en streefdoelen, maatregelen die vóór de subsidiabiliteitsperiode van start gingen en de vervanging van terugkerende nationale begrotingsuitgaven.
Voorbeeld van een streefdoel dat niet op bevredigende wijze is verwezenlijkt
Italiaans streefdoel M1C1‑9 — “Steun voor de modernisering van beveiligingsstructuren T1”
Beschrijving van het streefdoel in het uitvoeringsbesluit van de Raad betreffende Italië:
“Ten minste vijf versterkende interventies ter verbetering van beveiligingsstructuren voltooid in de sectoren National Security Perimeter for Cyber (PSNC) en netwerk‑ en informatiesystemen (NIS) […].”
De lidstaat verstrekte zeven verslagen waarin de maatregelen ter versterking van de beveiligingsstructuren werden bevestigd. Deze verslagen bevatten een analyse van de cyberstrategie en een risico‑ en effectbeoordeling, terwijl deze acties in de NIS 2‑richtlijn slechts als een van de benodigde tien elementen voor het beheer van het risico voor de beveiliging van netwerk‑ en informatiesystemen worden beschouwd.
De Commissie was van mening dat deze zeven verslagen versterkende maatregelen aantoonden.
Wij waren van mening dat zes verslagen geen verbetering inhielden van de internemonitoring‑ en controlecapaciteiten, maar slechts een analyse van die capaciteiten waren. De maatregelen vormden de basis voor plannen om de cyberdefensie te versterken, maar waren geen maatregelen ter versterking van de beveiligingsstructuren, zoals vereist in het uitvoeringsbesluit van de Raad.
We stelden vast dat ook mijlpalen/streefdoelen in het kader van betalingen aan Oostenrijk, Tsjechië, Frankrijk, Griekenland en Portugal niet op bevredigende wijze waren verwezenlijkt.
Daarnaast vonden wij 15 gevallen van vaag gedefinieerde mijlpalen en streefdoelen die bijdroegen tot een meer discretionaire beoordeling van de bevredigende verwezenlijking ervan en/of de resultaten ondermijnden die met de RRF kunnen worden bereikt.
Voorbeeld van een onvoldoende specifieke mijlpaal
Spaanse mijlpaal 2 — Wijzigingen van de technische bouwcode (TBC) en de laagspanningselektrotechnische verordening (Low Voltage Electrotechnical Regulation — LVER), en goedkeuring van een koninklijk besluit tot regulering van openbare oplaaddiensten.
Beschrijving van de mijlpaal in het uitvoeringsbesluit van de Raad betreffende Spanje:
“Inwerkingtreding van: […] ii) gewijzigde laagspanningselektrotechnische verordening, waarin verplichtingen zijn opgenomen voor het opladen van infrastructuur in parkeerterreinen die geen verband houden met een gebouw, en […].”
De mijlpaal vereist onder andere wijzigingen in de LVER‑wetgeving om de verplichting op te nemen om oplaadpunten te installeren in parkeergarages die niet met een gebouw verbonden zijn. De reikwijdte van de verplichting — in het bijzonder het aantal of percentage oplaadpunten dat moet worden geïnstalleerd — wordt echter niet gespecificeerd. Bijgevolg zou zelfs de minst ambitieuze wijziging voldoende zijn voor een bevredigende verwezenlijking van de mijlpaal.
De Commissie had haar strategie inzake controles achteraf geactualiseerd om er controles op terugdraaiingen in op te nemen, maar zij had hierin geen controles op de vervanging van terugkerende nationale begrotingsuitgaven opgenomen. Controles achteraf omvatten nu enkele controles op de naleving van de subsidiabiliteitsperiode, maar hierbij wordt als startdatum van een maatregel de datum genomen waarop de kosten werden gemaakt, in plaats van de datum van de relevante juridische verbintenis.
Bij de herziening van de nationale RRP’s voor 2023 heeft de Commissie voor zeven lidstaten nog eens tien controlemijlpalen toegevoegd om nieuw vastgestelde tekortkomingen in hun controlesystemen te verhelpen. Voor de lidstaten waarvan de tweede of derde betaling afhing van het bereiken van controlemijlpalen vormen de tekortkomingen in hun controlesystemen een risico voor de bescherming van de financiële belangen van de EU, met mogelijke gevolgen voor de regelmatigheid van de uitgaven.
Er was sprake van hardnekkige tekortkomingen in de rapportage‑ en controlesystemen van de lidstaten. Dit vormt een risico voor de bescherming van de financiële belangen van de EU, met mogelijke gevolgen voor de regelmatigheid van de uitgaven.
Hardnekkige tekortkomingen in controlesystemen van lidstaten zoals door ons vastgesteld in 2022
Spanje: Het rapportagesysteem heeft geen volledige informatie over de voortgang van nog niet verwezenlijkte mijlpalen/streefdoelen en over uiteindelijke begunstigden, EU‑financieringsbronnen en betaalde bedragen.
Frankrijk: Het beheers‑ en rapportagesysteem is niet gekoppeld aan andere IT‑systemen voor het beheer van RRF‑maatregelen. Door het ontbreken van een specifiek geïntegreerd informatiesysteem voor het nationale RRP is de informatiestroom niet geautomatiseerd, wat een risico voor de kwaliteit van de gegevens met zich meebrengt.
Kroatië: Het registratiesysteem beschikt nog steeds niet over een functie om gegevens te verstrekken over oproepen tot het indienen van voorstellen die werden gegund voordat het systeem werd ingevoerd.
De informatie die de lidstaten in hun beheersverklaringen opnamen, was niet altijd betrouwbaar.
We hebben eveneens de verslaglegging door het DG Economische en Financiële Zaken (ECFIN) beoordeeld over de regelmatigheid van de RRF‑uitgaven voor 2023 in zijn jaarlijks activiteitenverslag (JAV) en de manier waarop deze informatie wordt gepresenteerd in het AMPR. Onze bevindingen en conclusies zijn niet in overeenstemming met de verklaring van de ordonnateur van DG ECFIN. Het RRF‑controlesysteem biedt slechts beperkte informatie op EU‑niveau over de vraag of door de RRF gefinancierde investeringsprojecten voldeden aan de EU‑ en nationale regels, hetgeen gevolgen had voor de zekerheid die de Commissie kon verschaffen, wat leidde tot een zekerheidskloof. Uit het jaarlijks activiteitenverslag 2023 blijkt dat de Commissie de controle‑ en auditstrategieën voor de RRF heeft geactualiseerd en bovendien versterkte controles van de controlesystemen van de lidstaten heeft ingevoerd. In de betrouwbaarheidsverklaring die DG ECFIN voor het begrotingsjaar 2023 heeft ingediend, staat echter alleen dat de lidstaten regelmatige controles uitvoeren en wordt nog steeds geen aandacht besteed aan de doeltreffendheid van de door de lidstaten verrichte controles. Dit is met name zorgwekkend omdat niet‑naleving van EU‑ en nationale regels, zoals regels inzake aanbesteding, staatssteun en subsidiabiliteit, veel voorkomt bij andere EU‑uitgavenprogramma’s en de controlesystemen van de lidstaten gebreken vertonen.
Wat wij aanbevelen
We bevelen aan dat de Commissie:
- de naleving van de subsidiabiliteitsvoorwaarden beoordeelt door de datum van de eerste (juridische) verbintenis te hanteren als startdatum van de maatregel;
- specifieke criteria vaststelt voor wat terugkerende nationale begrotingsuitgaven zijn;
- ervoor zorgt dat de lidstaten onmiddellijk corrigerende maatregelen nemen om de resterende tekortkomingen in de controlesystemen aan te pakken, en
- de resultaten van de door de Commissie uitgevoerde controles van de controlesystemen van de lidstaten gebruikt om een duidelijke conclusie te trekken over de doeltreffendheid ervan.

Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van de herstel‑ en veerkrachtfaciliteit is te vinden in hoofdstuk 11 van ons Jaarverslag 2023.

Europese Ontwikkelingsfondsen
Wat we controleerden
De Europese Ontwikkelingsfondsen (EOF’s), die in 1959 van start gingen, vormden het voornaamste instrument buiten de algemene EU‑begroting waarmee de EU tot eind 2020 ontwikkelingshulp financierde in de landen in Afrika (ten zuiden van de Sahara), het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), en in de landen en gebieden overzee (LGO). De belangrijkste doelstelling van de EOF’s is armoede terug te dringen en uiteindelijk uit te bannen, in overeenstemming met de belangrijkste doelstelling van ontwikkelingssamenwerking zoals vastgelegd in artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
Bron: ERK, op basis van de jaarrekening 2023 van het negende, tiende en elfde EOF.
Het elfde EOF heeft betrekking op het MFK 2014‑2020. Voor het MFK 2021‑2027 is de ontwikkelingssamenwerking met de ACS‑landen opgenomen in het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa in de wereld, als onderdeel van de algemene EU‑begroting, en is de samenwerking met de LGO geïntegreerd in het Besluit betreffende de LGO‑associatie, met inbegrip van Groenland.
De uitgaven in dit verslag hebben betrekking op steun die wordt verleend in 76 landen aan de hand van een breed scala aan methoden, zoals contracten voor werkzaamheden, leveringen en diensten; subsidies; begrotingssteun, programmaramingen en bijdrage‑ en delegatieovereenkomsten die zijn gesloten met entiteiten die op basis van een pijlerbeoordeling zijn beoordeeld (bijv. internationale organisaties).
De EOF’s worden vrijwel volledig beheerd door het directoraat‑generaal Internationale Partnerschappen van de Commissie (DG INTPA). Een klein deel (7 %) van de EOF‑betalingen voor 2023 werd beheerd door het directoraat‑generaal Nabuurschapsbeleid en Uitbreidingsonderhandelingen (DG NEAR).
Wat we constateerden
Wij constateerden dat de rekeningen geen afwijkingen van materieel belang vertoonden.
De ontvangstenverrichtingen vertoonden geen materieel foutenpercentage.
De uitgaven voor het begrotingsjaar 2023 vertonen materiële fouten; wij geven een afkeurend oordeel af.
Het aan controle onderworpen bedrag | Komen hierin materiële fouten voor? | Geschat meest waarschijnlijk foutenpercentage |
---|---|---|
2,8 miljard EUR | Ja | 8,9 % (2022: 7,1 %) |
Om de regelmatigheid van de verrichtingen te controleren, onderzochten we een steekproef van 140 verrichtingen die representatief waren voor alle soorten uitgaven binnen de EOF’s. Deze omvatte 31 verrichtingen met betrekking tot het EU‑noodtrustfonds voor Afrika, 3 verrichtingen met betrekking tot het Bêkou‑trustfonds, 87 verrichtingen die waren goedgekeurd door 14 EU‑delegaties (Angola, Benin, Ivoorkust, Fiji, Ghana, Guinee‑Bissau, Kenia, Madagaskar, Malawi, Mauritius, Mozambique, Gambia, Togo en Uganda) en 19 verrichtingen die waren goedgekeurd door het hoofdkantoor van de Commissie. In gevallen waarin we fouten ontdekten in de verrichtingen, analyseerden we de onderliggende oorzaken om mogelijke tekortkomingen op te sporen.
Van de 140 door ons onderzochte verrichtingen bevatten er 62 (44,3 %) fouten. Op basis van de 52 door ons gekwantificeerde fouten schatten wij het foutenpercentage op 8,9 %. De drie meestvoorkomende soorten fouten waren niet‑gedane uitgaven (45 %), het ontbreken van essentiële bewijsstukken (31 %) en niet‑subsidiabele uitgaven (23 %). In 2023 hadden alle kwantificeerbare fouten die we ontdekten betrekking op verrichtingen in verband met programmaramingen en subsidies, alsook met begunstigde landen, internationale organisaties en agentschappen van de lidstaten gesloten bijdrage‑ en delegatieovereenkomsten. Van de 112 door ons onderzochte verrichtingen in deze categorie vertoonden er 52 kwantificeerbare fouten, die 100 % van het geschatte foutenpercentage uitmaakten.
Niet‑gedane uitgaven: overmatige verrekening van voorfinanciering
Wij controleerden een factuur ter waarde van 2,3 miljoen EUR in het kader van een bijdrageovereenkomst die met een internationale organisatie was gesloten, onder indirect beheer werd uitgevoerd en volledig door de EU werd gefinancierd. De factuur had betrekking op de verrekening van de kosten op basis van het financieel verslag dat de internationale organisatie had ingediend voor de periode tot en met 15 april 2023.
Tijdens onze controle stelden we vast dat dit financieel verslag 1,8 miljoen EUR aan voorschotbetalingen bevatte, die niet als gemaakte kosten worden beschouwd en daarom niet subsidiabel zijn. Verder merkten we op dat de Commissie onvoldoende controles had uitgevoerd om het risico van de verrekening van niet‑subsidiabele uitgaven te beperken. Wij troffen 14 verrichtingen aan met soortgelijke fouten.
Evenals in voorgaande jaren hadden we te maken met vertragingen bij de ontvangst van de gevraagde documentatie van sommige internationale organisaties en, als gevolg daarvan, bij het uitvoeren van onze werkzaamheden. Deze organisaties boden slechts beperkte toegang tot documenten (bijv. in read‑onlyformaat), waardoor wij op belemmeringen stuitten bij de planning, uitvoering en kwaliteitscontrole van onze werkzaamheden. Deze moeilijkheden bleven bestaan ondanks de pogingen van de Commissie om ze op te lossen door middel van voortdurende communicatie met de betrokken internationale organisaties.
Jaarlijkse activiteitenverslagen en andere governanceregelingen
Net als in de voorgaande jaren heeft DG INTPA een actieplan uitgebracht om de tekortkomingen in de uitvoering van zijn controlesysteem aan te pakken. In 2021 en 2022 hebben wij verslag uitgebracht over de bevredigende vooruitgang bij de actieplannen van 2020 en 2021.
In april 2024 was de stand van uitvoering van het actieplan van 2021 verbeterd ten opzichte van vorig jaar. De Commissie had nog een laatste actie voltooid, waardoor het totale aantal voltooide acties op vijf kwam. Drie acties werden nog uitgevoerd. In zijn actieplan van 2022 verhoogde DG INTPA opnieuw het aantal acties, in dit geval tot tien. Vier acties waren voltooid en zes werden nog uitgevoerda. Het actieplan van 2023 bestaat uit dertien acties, waaronder vier nieuwe. In april 2024 waren vijf acties voltooid en werden er nog acht uitgevoerd.
RFP‑studie van DG INTPA
In 2023 heeft DG INTPA zijn twaalfde RFP‑studie door een externe contractant laten verrichten. Het doel van de studie is een schatting te maken van het percentage fouten die zijn ontsnapt aan alle beheerscontroles van DG INTPA die dienen ter voorkoming, opsporing en correctie van dergelijke fouten op zijn gehele bevoegdheidsterrein teneinde conclusies te trekken over de doeltreffendheid van die controles.
Net als in voorgaande jaren gebruikte DG INTPA voor de RFP‑studie van 2023 een steekproefomvang van 480 verrichtingen (van sommige verrichtingen in de steekproef was de waarde hoger dan het steekproefinterval; daarom was de uiteindelijke steekproefomvang 413). In de studie werd het RFP geraamd op 0,97 %; dit percentage ligt voor het achtste achtereenvolgende jaar onder de door de Commissie vastgestelde materialiteitsdrempel van 2 %.
De RFP‑studie vormt geen assuranceopdracht of controle; ze is gebaseerd op de RFP‑methodologie en ‑handleiding van DG INTPA. In onze eerdere jaarverslagen over de EOF´s werden al beperkingen in de studies beschreven die mogelijk hebben bijgedragen tot de onderschatting van het RFP.
Evaluatie van het JAV 2023
De betrouwbaarheidsverklaring van de directeur‑generaal in het JAV 2023 bevat geen punten van voorbehoud. Vanaf 2018 heeft DG INTPA de reikwijdte van de punten van voorbehoud (d.w.z. het aandeel van de uitgaven waarop zij betrekking hebben) aanzienlijk beperkt, aanvankelijk van 16 % tot 1 % en vervolgens tot nul.
Wat wij aanbevelen
We bevelen aan dat de Commissie:
- bij het berekenen van geschatte afsluitingen rekening houdt met wijzigingen die na de verslagperiode in overeenkomsten zijn aangebracht;
- de controles verstrekt vóór verrichting van betalingen, en
- maatregelen neemt voor de verbetering van de controlesystemen voor de verrekening van voorfinanciering die wordt betaald aan op basis van een pijlerbeoordeling beoordeelde organisaties.

Wilt u meer weten? Alle informatie over onze controle van de EOF’s is te vinden in het Jaarverslag 2023 over de activiteiten gefinancierd uit het negende, tiende en elfde Europees Ontwikkelingsfonds.
Achtergrond
De Europese Rekenkamer en haar werk
De ERK is de onafhankelijke externe auditor van de EU. Wij zijn gevestigd te Luxemburg en hebben ongeveer 900 medewerkers van alle EU‑nationaliteiten in dienst. Het is onze opdracht om bij te dragen tot de verbetering van de administratie en het financieel beheer van de EU, om verantwoording en transparantie te bevorderen en op te treden als onafhankelijk hoedster van de financiële belangen van de burgers van de EU. Onze controleverslagen en adviezen vormen een essentieel onderdeel van de verantwoordingsketen van de EU. Deze worden gebruikt om degenen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van EU‑beleid en ‑programma’s (de Commissie, andere EU‑instellingen en ‑organen, en overheden van de lidstaten) ter verantwoording te roepen. Wij waarschuwen voor risico’s, verschaffen zekerheid, wijzen op tekortkomingen en goede praktijken en geven EU‑beleidsmakers en ‑wetgevers advies over de wijze waarop ze EU‑beleid en ‑programma’s beter kunnen beheren. Met ons werk zorgen we ervoor dat de Europese burgers weten hoe hun geld wordt uitgegeven.
Opmerking: Per juli 2024.
Onze output
Wij produceren:
- jaarverslagen, die voornamelijk de resultaten bevatten van de werkzaamheden in het kader van de financiële en nalevingsgerichte controle van de begroting van de EU en de Europese Ontwikkelingsfondsen, maar ook aspecten met betrekking tot begrotingsbeheer en prestaties;
- speciale verslagen, die de resultaten weergeven van geselecteerde controles van specifieke beleids‑ of uitgaventerreinen, of begrotings‑ of beheerskwesties;
- specifieke jaarverslagen over de agentschappen, gedecentraliseerde organen en gemeenschappelijke ondernemingen van de EU;
- adviezen over nieuwe of geactualiseerde wetgeving met een significante impact op het financieel beheer — op verzoek van een andere instelling of op ons eigen initiatief;
- analyses, die een beschrijving geven van of informatie geven over beleid, systemen, instrumenten of specifiekere onderwerpen.
De controleaanpak voor onze betrouwbaarheidsverklaring in het kort
De oordelen in onze betrouwbaarheidsverklaring zijn gebaseerd op objectieve controle‑informatie die wordt verkregen door middel van controletests die worden uitgevoerd overeenkomstig internationale controlestandaarden.
Zoals aangegeven in onze strategie 2021‑2025 zullen wij voor het MFK 2021‑2027 onze controleaanpak blijven ontwikkelen en gebruik blijven maken van beschikbare gegevens en informatie, zodat wij sterke zekerheid kunnen blijven bieden op basis van ons in het Verdrag vastgelegde mandaat en in volledige overeenstemming met de internationale controlestandaarden voor de publieke sector.
Betrouwbaarheid van de rekeningen
Verschaft de jaarrekening van de EU volledige en juiste informatie?
Ieder jaar genereren de directoraten‑generaal van de Commissie honderdduizenden boekingen op basis van informatie die afkomstig is uit vele verschillende bronnen (waaronder de lidstaten). We controleren of de boekhoudkundige processen naar behoren werken en of de daaruit voortvloeiende boekhoudkundige gegevens volledig zijn, correct worden vastgelegd en naar behoren worden gepresenteerd in de financiële staten van de EU. Voor de controle van de betrouwbaarheid van de rekeningen passen we de op een attestopdracht gebaseerde aanpak al toe sinds ons eerste oordeel in 1994.
- We beoordelen het boekhoudsysteem om te waarborgen dat het systeem een goede basis biedt voor het opstellen van betrouwbare gegevens.
- Wij beoordelen essentiële boekhoudprocedures om te waarborgen dat zij goed werken.
- We verrichten analytische controles van boekhoudgegevens om te waarborgen dat deze op consistente wijze worden gepresenteerd en redelijk lijken.
- We controleren een steekproef van boekingen rechtstreeks om te waarborgen dat de onderliggende verrichtingen inderdaad bestaan en nauwkeurig zijn vastgelegd.
- Wij controleren de financiële overzichten om te waarborgen dat deze de financiële situatie getrouw weergeven.
Regelmatigheid van de verrichtingen
Voldoen de aan de EU‑rekeningen ten grondslag liggende verrichtingen inzake ontvangsten en verrichte betalingen aan de regels?
Uit de EU‑begroting worden miljoenen betalingen gedaan aan begunstigden in de EU en elders in de wereld. Het merendeel van deze uitgaven wordt beheerd door de lidstaten. Om de bewijzen te verzamelen die we nodig hebben, beoordelen we de systemen waarmee ontvangsten en verrichte betalingen (d.w.z. saldobetalingen en verrekening van voorschotten) worden beheerd en gecontroleerd en onderzoeken we een steekproef van verrichtingen.
Als aan de voorwaarden van de relevante internationale controlestandaarden is voldaan, evalueren we de toetsingen en controles die zijn verricht door degenen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de EU‑begroting en voeren we deze opnieuw uit. Zodoende houden we volledig rekening met corrigerende maatregelen die eventueel zijn genomen op basis van deze controles.
- We beoordelen de systemen voor ontvangsten en uitgaven om te bepalen hoe doeltreffend ze zijn in het waarborgen van de regelmatigheid van de verrichtingen.
- Wij trekken statistische steekproeven van verrichtingen die de basis vormen voor een gedetailleerde toetsing door onze auditors. We onderzoeken de verrichtingen uit de steekproef nauwkeurig, ook ter plaatse bij de eindbegunstigden (bijv. landbouwers, onderzoeksinstituten of bedrijven die openbaar aanbestede werken uitvoeren of diensten leveren), om bewijs te verkrijgen dat elke onderliggende gebeurtenis ook heeft plaatsgevonden, naar behoren is vastgelegd en voldoet aan de regelgeving die geldt voor het verrichten van betalingen.
- We analyseren fouten en merken deze aan als al dan niet kwantificeerbaar. Verrichtingen vertonen kwantificeerbare fouten indien de betaling volgens de regels niet had mogen worden goedgekeurd. Wij extrapoleren de kwantificeerbare fouten om een geschat foutenpercentage te verkrijgen voor elk terrein waarvoor we een specifieke beoordeling verrichten. Vervolgens zetten we het geschatte foutenpercentage af tegen een materialiteitsdrempel van 2 % en beoordelen we of de fouten van diepgaande invloed zijn.
- In onze oordelen houden we rekening met deze beoordelingen en andere relevante informatie, zoals de jaarlijkse activiteitenverslagen en verslagen van andere externe auditors.
- Al onze bevindingen bespreken we met zowel de autoriteiten in de lidstaten als de Commissie om te bevestigen dat onze feiten kloppen.
Welke controleaanpak en ‑methodologie hanteren wij voor de betrouwbaarheidsverklaring met betrekking tot de regelmatigheid van de RRF‑uitgaven?
- Wij brengen een afzonderlijk oordeel uit over de regelmatigheid van de RRF‑uitgaven als onderdeel van onze betrouwbaarheidsverklaring over de EU‑begroting. De reden hiervoor is dat we het RRF‑uitvoeringsmodel als een bijzonder en tijdelijk instrument beschouwen. Met dit oordeel streven wij ernaar redelijke zekerheid te bieden over de betalingen en in de betrouwbaarheidsverklaring gedetailleerde informatie te verstrekken op basis van dit oordeel (zie figuur 16).
- Wij ontlenen het grootste deel van onze zekerheid aan gegevensgerichte toetsing en de beoordeling van de monitoring‑ en controlesystemen. Onze zekerheid wordt aangevuld door de JAV’s, het AMPR en de verslagen van de dienst Interne Audit.
- Onze werkzaamheden zijn in overeenstemming met de internationale controlestandaarden en waarborgen dat onze controleoordelen worden gestaafd door voldoende en passende controle‑informatie.


Al onze publicaties zijn te vinden op onze website: www.eca.europa.eu. Meer informatie over het controleproces of de betrouwbaarheidsverklaring is te vinden in bijlage 1.1 bij ons Jaarverslag 2023.
Contact
EUROPESE REKENKAMER
12, rue Alcide De Gasperi
L-1615 Luxemburg
LUXEMBURG
Tel. +352 4398-1
Inlichtingen: eca.europa.eu/nl/Pages/ContactForm.aspx
Website: eca.europa.eu
Twitter: @EUAuditors
NB: Door afronding is het mogelijk dat sommige totaalcijfers in dit document niet gelijk zijn aan de som van de afzonderlijke posten.
Meer gegevens over de Europese Unie vindt u op internet via de Europaserver (https://europa.eu).
Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2024
ISBN 978-92-849-2734-0 | ISSN 2812-1686 | doi:10.2865/249535 | QJ-AS-24-001-NL-C | |
ISBN 978-92-849-2703-6 | ISSN 2812-1678 | doi:10.2865/381267 | QJ-AS-24-001-NL-N | |
HTML | ISBN 978-92-849-2686-2 | ISSN 2812-1678 | doi:10.2865/68982 | QJ-AS-24-001-NL-Q |
AUTEURSRECHT
© Europese Unie, 2024
Het beleid van de Europese Rekenkamer (ERK) inzake hergebruik is uiteengezet in Besluit nr. 6‑2019 van de ERK over het opendatabeleid en het hergebruik van documenten.
Tenzij anders aangegeven (bijv. in afzonderlijke auteursrechtelijke mededelingen), wordt voor inhoud van de ERK die eigendom is van de EU een licentie verleend in het kader van de Creative Commons Attribution 4.0 International (CC BY 4.0)‑licentie. Als algemene regel geldt derhalve dat hergebruik is toegestaan mits de bron correct wordt vermeld en eventuele wijzigingen worden aangegeven. De hergebruiker van ERK‑inhoud mag de oorspronkelijke betekenis of boodschap niet wijzigen. De ERK is niet aansprakelijk voor mogelijke gevolgen van hergebruik.
Aanvullende toestemming moet worden verkregen indien specifieke inhoud personen herkenbaar in beeld brengt, bijvoorbeeld op foto’s van personeelsleden van de ERK, of werken van derden bevat.
Indien dergelijke toestemming wordt verkregen, wordt de bovengenoemde algemene toestemming opgeheven en zullen beperkingen van het gebruik daarin duidelijk worden aangegeven.
Voor de volgende afbeeldingen is hergebruik toegestaan mits de auteursrechthebbende, de bron en, voor zover genoemd, de naam van de fotografen worden vermeld:
*: © Europese Unie, bron: Europese Rekenkamer/Sophie Margue.
*: © Europese Unie, bron: Europese Rekenkamer.
*: © Europese Unie, bron: Europese Rekenkamer. Architecten van de gebouwen: Paul Noël (1988) en Jim Clemes (2004 & 2013).
Wilt u inhoud gebruiken of reproduceren die geen eigendom van de EU is, dan dient u de auteursrechthebbende mogelijk rechtstreeks om toestemming te vragen:
*: figuur 1 is ontworpen met behulp van iconen van Flaticon.com. © Freepik Company S.L. Alle rechten voorbehouden.
*: tabel 1 is ontworpen met behulp van iconen van Flaticon.com. © Freepik Company S.L. Alle rechten voorbehouden.
*: © Getty Images, 2017/vgajic.
*: © stock.adobe.com/Bits and Splits.
*: © depositphotos.com.
*: © stock.adobe.com/bluedesign.
*: © stock.adobe.com/Max Zolotukhin.
*: figuur 16 is ontworpen met behulp van iconen van Flaticon.com. © Freepik Company S.L. Alle rechten voorbehouden, inclusief het door de ERK aangepaste pictogram van een tandwiel, © stock.adobe.com/Ramziia.
Software of documenten waarop industriële‑eigendomsrechten rusten, zoals octrooien, handelsmerken, geregistreerde ontwerpen, logo’s en namen, zijn uitgesloten van het beleid van de ERK inzake hergebruik.
De groep institutionele websites van de Europese Unie met de domeinnaam “europa.eu” bevat links naar sites van derden. Aangezien de ERK geen controle heeft over deze sites, wordt u aangeraden kennis te nemen van hun privacy‑ en auteursrechtbeleid.
Gebruik van het ERK‑logo
Het logo van de ERK mag niet worden gebruikt zonder voorafgaande toestemming van de ERK.
HOE NEEMT U CONTACT OP MET DE EU?
Kom langs
Er zijn honderden Europe Direct-centra overal in de Europese Unie. U vindt het adres van het dichtstbijzijnde centrum online (european-union.europa.eu/contact-eu/meet-us_nl).
Bel of schrijf
Europe Direct is een dienst die uw vragen over de Europese Unie beantwoordt. U kunt met deze dienst contact opnemen door:
- te bellen naar het gratis nummer: 00 800 6 7 8 9 10 11 (bepaalde telecomaanbieders kunnen wel kosten in rekening brengen);
- te bellen naar het gewone nummer: +32 22999696, of
- het onlineformulier in te vullen: european-union.europa.eu/contact-eu/write-us_nl
WAAR VINDT U INFORMATIE OVER DE EU?
Online
Informatie over de Europese Unie in alle officiële talen van de EU is beschikbaar op de Europa-website (european-union.europa.eu).
EU-publicaties
U kunt publicaties van de EU bekijken of bestellen op op.europa.eu/nl/publications. Als u meerdere exemplaren van gratis publicaties wenst, neem dan contact op met Europe Direct of uw plaatselijke documentatiecentrum (european-union.europa.eu/contact-eu/meet-us_nl).
EU-wetgeving en aanverwante documenten
Toegang tot juridische informatie van de EU, waaronder alle EU-wetgeving sinds 1951 in alle officiële talen, krijgt u op EUR‑Lex (eur-lex.europa.eu).
Open data van de EU
Het portaal data.europa.eu biedt toegang tot opendatabestanden van de instellingen, organen en agentschappen van de EU. Deze kunnen gratis worden gedownload en hergebruikt, zowel voor commerciële als voor niet-commerciële doeleinden. Het portaal biedt ook toegang tot een grote hoeveelheid databestanden van de Europese landen.