Landenverslag

België

Monitor Toolbox België

1. Leren voor duurzame ontwikkeling

Leren voor duurzame ontwikkeling maakt deel uit van de milieuverbintenissen voor de lange termijn van de verschillende niveaus van de Belgische overheid. In Vlaanderen worden de onderwijsdoelstellingen van verschillende regionale strategieën inzake klimaat- en duurzaamheidsonderwijs uitgevoerd door het programma Natuur- en Milieueducatie 1 . In de Franse Gemeenschap zijn de duurzaamheidsbeginselen opgenomen in het volledige takenpakket met het Plan transversal de Transition écologique 2 . Dit plan omvat specifieke maatregelen ter bevordering van milieueducatie, opleiding op de werkplek voor leerkrachten en de ontwikkeling van pedagogische instrumenten voor onderwijs over klimaat- en energievraagstukken. Sinds 2011 heeft een overeenkomst 3 tussen de Franse Gemeenschap, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en Wallonië tot doel het leren voor duurzame ontwikkeling te bevorderen en te ontwikkelen en middelen ter beschikking te stellen voor scholen en leerkrachten. In het kader van deze samenwerking heeft het actieprogramma voor 2021-2024 4 tot doel het buitenonderwijs te versterken om leerlingen weer in contact te brengen met de natuur, en duurzaamheid en milieueducatie systematisch te integreren in schoolbeheerplannen en in de pedagogische programma’s voor de uitvoering van het nieuwe gemeenschappelijke basiscurriculum. Leren voor duurzame ontwikkeling maakt deel uit van de onderwijsprogramma’s in de drie Gemeenschappen van België en wordt gedefinieerd als een sleutelcompetentie 5 (BEnl) of als een belangrijk onderdeel van andere horizontale competenties 6 (BEfr en BEde). Op primair en secundair niveau hebben de relevante actieprogramma’sin alle drie de stelsels betrekking op de competentiegebieden (zoals gedefinieerd in het GreenComp-kader) het waarderen van duurzaamheid, het bevorderen van de natuur, systeemdenken en individuele en collectieve actie, terwijl toekomstgeletterdheid en politieke handelingsvaardigheid uitdrukkelijk worden genoemd in de Duitstalige Gemeenschap (Europese Commissie/Eurydice 2024a).

Speciale netwerken en kenniscentra ondersteunen scholen en leerkrachten bij de ontwikkeling van duurzaamheidscompetenties. Ongeveer de helft van alle scholen in de Vlaamse Gemeenschap neemt deel aan het in 2001 opgerichte MOS-netwerk (duurzame scholen, slimme scholen), waarin alle kleuterscholen, lagere scholen en secundaire scholen die werken aan het creëren van een duurzame leeromgeving 7 welkom zijn. MOS biedt de deelnemende scholen begeleiding op maat om te kiezen voor een “Whole School Approach” van duurzaamheidsonderwijs. Scholen kunnen een aanvraag indienen om eco-school te worden en extra overheidssubsidies te ontvangen, bijvoorbeeld voor het vergroenen van hun speeltuinen. Daarnaast biedt het Vlaamse Duurzaam Educatiepunt 8 , dat wordt beheerd door het Departement Omgeving, leermiddelen en praktische instrumenten aan om het leren voor duurzame ontwikkeling te verbeteren — zoals de KLIMAX-inspiratietool 9 voor het onderwijzen over het klimaat voor leerkrachten in het basis- en secundair onderwijs. Het beheert ook twee centra voor duurzaam onderwijs met programma’s voor leerkrachten, studenten en het grote publiek. In Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kunnen scholen deelnemen aan het internationale programma Eco-Schools, dat wordt beheerd door de vereniging Coren 10 . Bovendien heeft een netwerk van 145 organisaties die actief zijn op het gebied van milieueducatie (réseau IDée 11 ), een verscheidenheid aan pedagogische instrumenten en hulpmiddelen geproduceerd.

Duurzaamheid is niet formeel opgenomen in de initiële lerarenopleiding voor onderwijzend personeel in de Gemeenschappen. In de Franse Gemeenschap heeft de commissie Duurzaamheid van de Académie de recherche et d’enseignement supérieur (ARES) richtsnoeren gepubliceerd voor de opname van leren voor duurzame ontwikkeling in de initiële lerarenopleiding 12 . Het actieprogramma 2021-2024 voorziet ook in een systematischere integratie van het onderwerp in de initiële lerarenopleiding voor onderwijzend personeel en de uitwisseling van goede praktijken. Duurzaamheid is opgenomen in de programma’s voor permanente professionele ontwikkeling die door verschillende schoolnetwerken worden aangeboden. In Vlaanderen stellen het MOS-programma en het Duurzaam Educatiepunt activiteiten voor permanente professionele ontwikkeling op het gebied van duurzaamheid voor leerkrachten en schoolhoofden voor.

De huidige praktijken op het gebied van leren voor duurzame ontwikkeling hebben een positief effect op de kennis van studenten, maar de effecten op het gedrag zijn zwakker. Uit studies over Vlaamse eco-scholen is gebleken dat deze programma’s een educatieve impact hebben, maar dat de effecten op de houding ten opzichte van het milieu en de motivatie van leerlingen beperkt zijn: ze zorgen ervoor dat minder natuurlijke hulpbronnen worden gebruikt, maar geven geen aanleiding tot individuele acties op het gebied van behoud (Boeve-de Pauw & Van Petegem, 2013a, 2017). Uit een evaluatie van het MOS-programma bleek dat het een sterk positief effect had op zowel de theoretische als de toegepaste kennis van zowel leerlingen in het basis- als het secundair onderwijs, maar er werd kleinere impact op het milieugedrag geconstateerd, en alleen in het basisonderwijs (Boeve-de Pauw & Van Petegem, 2013b). Uit de beoordeling is ook gebleken dat de intrinsieke motivatie van leerkrachten kan worden vergroot door gezamenlijk leiderschap, gezamenlijke doelstellingen en ondersteunende relaties te ontwikkelen. Met beleidsontwikkelingen in zowel de Franse 13 als de Vlaamse Gemeenschap wordt een sterkere nadruk gelegd op buitenonderwijs en rechtstreeks contact met de natuurlijke omgeving vanaf jonge leeftijd (OESO, 2023a). In dit verband bleek uit een studie in de provincie Luik dat leerkrachten in het kleuteronderwijs weliswaar veel belangstelling hebben voor het aanbieden van buitenonderwijs, maar dat materiële en culturele belemmeringen verhinderen dat dit deel van het reguliere onderwijs gaat uitmaken (Jidovtseff e.a., 2021). Vlaamse leerkrachten meldden dat een duidelijke beleidsvisie op de betrokkenheid bij de natuur in het secundair onderwijs op gemeenschaps- en schoolniveau hen zou helpen mondiger te worden (Departement Omgeving, 2023).

2. Voor- en vroegschoolse educatie en kinderopvang

België heeft de EU-streefdoelen voor deelname aan voor- en vroegschoolse educatie en opvang overtroffen. In 2022 volgde 98,4 % van de kinderen tussen de drie en vijf jaar (begin van het verplichte onderwijs) voorschools onderwijs, wat ruim boven het EU-gemiddelde van 93,1 % is. In 2023 heeft België zijn nationale Barcelona-doelstelling 14 (53,9 %) bereikt, met een participatiegraad van 56,3 % voor formele kinderopvang onder kinderen jonger dan drie jaar, waarmee een gestage groei wordt voortgezet. Van de kinderen tussen de nul en twee jaar die met armoede of sociale uitsluiting worden bedreigd (Arope), bezocht 42,5 % in 2023 formele kinderopvang, tegenover 58,6 % van de niet-Arope-kinderen. Dit is meer dan het EU-gemiddelde (25,2 % Arope tegenover 41 % niet-Arope), maar het verschil blijft aanzienlijk.

België boekt vooruitgang bij de uitvoering van het nationale actieplan voor de Europese Kindergarantie om de toegankelijkheid van voor- en vroegschoolse educatie en opvang te verbeteren. Vlaanderen heeft onlangs 270 miljoen EUR vrijgemaakt om de kwaliteit van de kinderopvang te verbeteren en 5 000 extra plaatsen te creëren (Europese Kindergarantie, tussentijds verslag, 2024). In 2023 ontving 80,1 % van de kinderopvangplaatsen een subsidie met middelentoets, wat inhoudt dat ouders een vergoeding betalen die gebaseerd is op hun gezinsinkomen (Opgroeien, 2024). In 2024 kondigde de Vlaamse Regering aanvullende financiering aan om meer plaatsen die basissubsidies ontvingen, om te zetten in plaatsen met een subsidie met middelentoets. Om dergelijke subsidies te ontvangen, moeten aanbieders een streefdoel bereiken van 20 % kinderen uit kwetsbare gezinnen van alle kinderen die jaarlijks worden toegelaten 15 . Sinds 2023 heeft de Franse Gemeenschap de prioritering van kwetsbare gezinnen versterkt door de financiële bijstand te verhogen: vanaf 2023 zijn gezinnen die recht hebben op verhoogde ziekteverzekeringsuitkeringen, volledig vrijgesteld van kinderopvangkosten. Vanaf 2024 geldt bovendien voor alleenstaande ouders een extra verlaging van de kosten met 70 %. Vanaf 2025 zal de op het inkomen van de ouders gebaseerde bijdrageregeling volledig worden herzien. In maart 2024 hebben de Franse Gemeenschap, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie een samenwerkingsovereenkomst gesloten om de specifieke onderwijsuitdagingen in Brussel aan te pakken. Hierbij gaat het onder meer om het aanbieden van een toereikend aantal hoogwaardige plaatsen voor voor- en vroegschoolse educatie en opvang en het bevorderen van banen in de sector, om personeelstekorten aan te pakken.

3. Schoolonderwijs

De prestaties van leerlingen op het gebied van basisvaardigheden blijven afnemen, met name onder de best presterende leerlingen. Volgens de PISA-studie van 2022 haalt een op de vier 15-jarige leerlingen geen minimumvaardigheidsniveau op het gebied van wiskunde (BE 16 : 25 % ten opzichte van de EU: 29,55 %), lezen (BE 17 : 25,3 % ten opzichte van de EU: 26,2 %) en natuurwetenschappen (BE 18 : 22,4 % ten opzichte van EU: 24,2 %). Op het gebied van wiskunde is het aandeel slecht presterende leerlingen sinds 2018 gestegen (+ 5,3 procentpunten ten opzichte van EU: 6,6 procentpunten), terwijl dit aandeel op het gebied van lezen en natuurwetenschappen sinds 2012 geleidelijk is verslechterd. Hoewel de gemiddelde prestaties in Vlaanderen nog steeds boven het EU-gemiddelde liggen, zijn zij op alle drie de gebieden sterk verslechterd, terwijl in de Franse Gemeenschap de daling op het gebied van lezen en natuurwetenschappen minder sterk was dan in 2018. Het aandeel toppresteerders is in België nog steeds groter dan het EU-gemiddelde (11,5 % tegenover 7,9 %), maar het is sneller gedaald dan in andere landen (een daling van 8 procentpunten sinds 2012).

De socio-economische status en de migratieachtergrond zijn sterke voorspellende factoren voor de prestaties. De socio-economische kloof op het gebied van ondermaatse prestaties is sinds 2018 zowel in de Vlaamse als in de Franse Gemeenschap toegenomen. Het percentage ondermaatse prestaties is onder kansarme leerlingen sinds 2018 met 9,2 procentpunten gestegen (EU: 9,9 procentpunten), tot 45,8 % 19 voor wiskunde (EU: 48 %), terwijl het percentage onder bevoorrechte leerlingen nog steeds tot de laagste in de EU behoort (BE 20 : 6,2 %). De socio-economische status verklaart 21,8 % van de verschillen in prestaties op het gebied van wiskunde onder leerlingen in België, en de kloof in procentpunten tussen kansarme en bevoorrechte jongeren die op alle drie de gebieden ondermaats presteren, is sinds 2018 met 6 procentpunten toegenomen (zie figuur 1). Bovendien is het aandeel veerkrachtige leerlingen — degenen die ondanks hun omstandigheden goed presteren — relatief laag (8,2 % tegenover 9,4 % in de EU). Een migratieachtergrond levert ook een hoger risico op ondermaatse prestaties op. Bijna de helft van alle in het buitenland geboren leerlingen (BE 21 : 45,1 %) presteert ondermaats op het gebied van wiskunde, ten opzichte van één op de vijf leerlingen (BE 22 : 19,4 %) zonder migratieachtergrond, wat neerkomt op een kloof van 25,7 procentpunten. In België geboren leerlingen met in het buitenland geboren ouders doen het beter, maar lopen nog steeds achter op hun leeftijdsgenoten zonder migratieachtergrond: 36,9 % presteert ondermaats. Het puntenverschil tussen leerlingen met en zonder migratieachtergrond is, na rekening te hebben gehouden met de socio-economische status en de taal die thuis wordt gesproken, sinds 2012 afgenomen, maar de migratieachtergrond blijft een voorspellende factor voor onderwijsachterstand.

Figuur 1: Ongelijkheid in leerresultaten — ondermaatse prestaties op alle drie de gebieden naar de socio-economische status van leerlingen — PISA 2018, 2022 (%)

Structurele ongelijkheden dragen bij tot de verslechtering van de resultaten. De oorzaken van de trends zijn veelzijdig: hoewel schoolsluitingen en verstoringen in verband met de pandemie gevolgen hadden voor de prestaties (zie Europese Commissie 2022, 2023a), wijzen de gegevens ook op systemische problemen die ertoe bijdragen dat leerlingen op langere termijn achterblijven. In België is het percentage leerlingen dat aangeeft tijdens hun onderwijs (basis- en secundair onderwijs) ten minste één jaar school te hebben herhaald, het hoogste van de EU-landen (BE 23 : 26,5 %). Dit versterkt, in combinatie met de vroege indeling in trajecten, de invloed van de socio-economische status op de prestaties van leerlingen (OESO, 2023c). Onderwijstrajecten hangen ook sterk samen met leerresultaten, maar in internationale vergelijking wordt de schoolkeuze van ouders minder gestuurd door prestaties dan door sociale en familiale achtergrond of voorkeur (OESO, 2023c). Een andere factor die de langetermijntrends kan verklaren, is de heersende, relatief rigide visie op wiskundige vaardigheden op scholen, die negatieve gevolgen heeft voor de angst van leerlingen voor wiskunde: 78 % van de leerlingen in de Franse Gemeenschap is het erover eens dat wiskundige intelligentie aangeboren is, en in beroepsonderwijs en -opleiding zijn leerlingen hiervan nog sterker overtuigd (Baye e.a., 2023).

De Gemeenschappen pakken de ontwikkeling van basisvaardigheden en ongelijkheden aan door middel van verschillende initiatieven. In het kader van het Belgische herstel- en veerkrachtplan heeft de Franse Gemeenschap een decreet aangenomen inzake een alomvattend plan ter bestrijding van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten, waarbij een geïndividualiseerde aanpak wordt gevolgd en de procedure voor zittenblijven en uitsluiting wordt hervormd, teneinde meer leerlingen op school te houden en hun leren op schema te houden 24 . Naar aanleiding van een decreet over de verbetering van het schoolklimaat in 2023 werd een waarnemingscentrum voor het schoolklimaat 25 opgericht om wetenschappelijke activiteiten uit te voeren en middelen ter beschikking te stellen voor scholen tegen pesten en cyberpesten en om het welzijn van leerlingen te verbeteren. In zijn eerste werkingsjaar (augustus 2023) sloten 118 scholen zich aan bij het programma van het waarnemingscentrum en in augustus 2024 volgden nog eens 121 scholen. In het voorjaar van 2024 is de Vlaamse Gemeenschap begonnen met de invoering van de eerste gestandaardiseerde Vlaamse toetsen in het vierde leerjaar van het lager onderwijs en het tweede leerjaar van het secundair onderwijs. Deze toetsen zullen naar verwachting de interne kwaliteitsborging binnen scholen en de monitoring van leerresultaten versterken (zie Europese Commissie, 2023a). In het kader van het in 2019 gelanceerde Actieplan Talen heeft de Vlaamse Gemeenschap 2023/2024 aangewezen als het Schooljaar van het Nederlands en extra middelen toegewezen aan scholen met een aanzienlijk aantal leerlingen die thuis een andere taal spreken, hetgeen ten goede komt aan ongeveer 80 000 kinderen en jongeren 26. In 2023, an . In 2023 presenteerde een Commissie van Wijzen haar aanbevelingen en prioriteiten voor het versterken van het beroep van leraar op de lange termijn, waaronder het versterken van het leiderschap, het bestuur en de beleidsvormingscapaciteit van scholen en het versterken van de professionalisering van leerkrachten, onder meer door hun vaardigheden voortdurend te evalueren 27 . In 2023 nam de Duitstalige Gemeenschap een nieuwe visie op onderwijs tot 2040 28 aan, waarin de nadruk wordt gelegd op basisvaardigheden, meertaligheid en toekomstgerichte competenties.

4. Beroepsonderwijs en -opleiding

Het blijft belangrijk dat verdere inspanningen worden geleverd op het gebied van de ontwikkeling van basisvaardigheden in beroepsonderwijs en -opleiding. Meer dan de helft van de leerlingen op middelhoog niveau 29 volgt beroepsgerichte programma’s (56,5 % in 2022), wat hoger is dan het EU-gemiddelde (54,2 %). Leerlingen uit socio-economisch achtergestelde milieus volgen bijna drie keer vaker een beroepsopleiding dan bevoorrechte studenten, wat leidt tot een meer sociale segregatie in het systeem dan in andere EU-landen met een vergelijkbaar niveau van inschrijvingen voor beroepsonderwijs en -opleiding (OESO, 2023c). Uit de PISA-resultaten uit Vlaanderen blijkt dat deze leerlingen zich ook minder goed voorbereid voelen om zelf te leren, wat negatieve gevolgen heeft voor hun wiskundige prestaties (Universiteit Gent, 2023). De arbeidsparticipatie van recent afgestudeerden van beroepsonderwijs en -opleiding ligt dicht bij het EU-gemiddelde (80,9 % tegenover 81,0 % in 2023), hoewel minder vaak wordt deelgenomen aan werkplekleren dan gemiddeld in de EU (44,8 % in 2023 tegenover 64,5 %).

De Gemeenschappen richten hun hervormingen op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding op het versterken van digitale vaardigheden en vaardigheden op het gebied van STE(A)M en ondernemerschap, waarbij zij rekening houden met de specifieke behoeften van de gewesten. In Vlaanderen wordt de arbeidsmarkt in virtuele vorm in de klas gebracht door gebruik te maken van “augmented reality”-technieken 30 , die intensievere mogelijkheden voor duaal leren bieden. Daarnaast wordt werkplekleren bevorderd met subsidies voor zowel studenten als bedrijven die betrokken zijn bij secundair onderwijs 31, , volwassenenonderwijs en opleidingen verpleegkunde, met specifieke subsidies voor langdurig werkzoekenden die een opleiding volgen voor een beroep waarvoor sprake is van een tekort. Tot dusver is echter weinig vooruitgang geboekt bij het vergroten van de deelname aan STEM-vakken in beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (Vlaams Departement Onderwijs en Vorming, 2024). Het Waalse Gewest creëert ook mogelijkheden voor duaal leren door middel van wettelijke aanpassingen van opleidingen in het kader van een stageovereenkomst en door aan subsidies gerelateerde bonussen in het leven te roepen. Er is een specifiek programma opgezet met het Institut wallon de Formation en Alternance et des indépendants et Petites et Moyennes Entreprises (IFAPME) en Wallonie Entreprendre, met de nadruk op bewustmaking en opleiding bij de oprichting en overdracht van bedrijven. Tot slot is er specifieke financiering beschikbaar ter ondersteuning van projecten in snelgroeiende beroepen en het bewustzijn van STEAM-vaardigheden en digitale technologieën, met als doel STEAM-beroepen, -sectoren en -vaardigheden te bevorderen, met name onder meisjes.

Kader 1: Gepersonaliseerde leerworkshops in Brussel en Wallonië (ESF+)

Deze gepersonaliseerde leerworkshops worden aangeboden aan ondergekwalificeerde jongeren die zeer ver van opleiding af staan, en aan voortijdige schoolverlaters; in samenwerking met de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW). In Brussel en Wallonië moeten met het project eind 2025 1 478 jongeren zijn bereikt.

De leerkracht voorziet in een gedifferentieerde aanpak, die op elke persoon is toegesneden en die individueel of in kleine groepen wordt aangeboden. Naast het verwerven van basisvaardigheden begeleidt de leerkracht de deelnemer om te werken op basis van zijn motivatie en vertrouwen in zijn werkmethode.

Over dit opleidingstraject wordt met de deelnemer “onderhandeld” om rekening te houden met hun doelen (opleiding, loopbaantrajecten enz.). Het uiteindelijke doel is dat de deelnemer aan het einde van deze workshops een opleiding gaat volgen, bij voorkeur leidend tot een kwalificatie, een essentiële stap voor duurzame integratie op de arbeidsmarkt.

Totale begroting: 4,38 miljoen EUR (waarvan 50 % gecofinancierd door het ESF+).

http://www.fse.eps.cfwb.be/app_.html

5. Hoger onderwijs

De hervormingen van het hoger onderwijs dragen nog steeds bij tot succesvol afstuderen. Net als in voorgaande jaren behaalde de helft (50 %) van de jongeren (25-34 jaar) in 2023 een diploma tertiair onderwijs, waarmee België consequent boven het EU-gemiddelde (43,1 %) scoort. Hoewel het aantal afgestudeerden hoog is, ligt het percentage voltooide studies lager dan in andere EU-landen, aangezien slechts 21 % van de studenten in de Franse Gemeenschap en 32 % in de Vlaamse Gemeenschap hun bachelor binnen de theoretische duur van hun studie voltooien (zie vergelijkend verslag, figuur 24). In de Franse Gemeenschap werd het landschapsdecreet (Décret paysage) in 2024 gewijzigd om instellingen te helpen studenten te begeleiden bij het succesvol voltooien van hun studie (zie Europese Commissie, 2023a). Nieuwe studenten moeten de eerste 60 studiepunten 32 van hun diploma (van de 180) binnen 2 jaar behalen en moeten hun studie in maximaal 5 jaar afronden. Dit systeem zal de komende jaren opnieuw worden beoordeeld. Critici waarschuwen dat het risico bestaat dat een groot aantal studenten hun studie niet voortzet 33 , terwijl rectoren en personeel in het hoger onderwijs hebben bevestigd zich voor de hervorming te zullen inzetten 34. Based on the . Op basis van de lessen die zijn getrokken uit de uitvoering van het Voorsprongfonds, publiceerde de Vlaamse Regering een visie voor toekomstbestendig hoger onderwijs (Vlaamse Regering, 2024), als onderdeel van het Belgische herstel- en veerkrachtplan. Hierin wordt de nadruk gelegd op de samenwerking tussen hogeronderwijsinstellingen om het aanbod van hoger onderwijs beter te coördineren, de mogelijkheden voor een leven lang leren in hogeronderwijsinstellingen te vergroten en hybride leren in stand te houden.

België voert Europese aanbevelingen inzake leermobiliteit uit, maar het aantal uitgaande studenten ligt onder het EU-gemiddelde. Volgens het Europees mobiliteitsscorebord voor hoger onderwijs presteren de Duitstalige en de Vlaamse Gemeenschap goed voor de zes indicatoren van systemische maatregelen die leermobiliteit vergemakkelijken, en heeft de Franse Gemeenschap haar positie ook verbeterd (Europese Commissie/Eurydice 2023b, Europese Commissie 2024b). In 2022 had 10,1 % van de afgestudeerden een leermobiliteitservaring in het buitenland opgedaan 35 : de ene helft van hen om studiepunten te behalen en de andere helft voor een volledig diploma. België is een netto-ontvangend land: het aantal afgestudeerden uit andere EU-landen dat aan hogeronderwijsinstellingen in België heeft gestudeerd (7 200), is twee keer zo hoog als het aantal afgestudeerden uit België dat elders in de EU aan een studie begint (3 500). Als verdere stap ter ondersteuning van de mobiliteit van studenten tussen hun landen garanderen de Benelux-landen (België, Nederland, Luxemburg) en de Baltische staten (Estland, Letland, Litouwen) vanaf mei 2024 de automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties van hun hogeronderwijsinstellingen.

België investeert in initiatieven ter ondersteuning van duurzaam hoger onderwijs en de ontwikkeling van groene vaardigheden. In een verslag van de onafhankelijke denktank Education4Climate 36 werd geconcludeerd dat in België in 63 % van de universitaire studieprogramma’s geen vakken over klimaat- en milieukwesties zijn opgenomen, en dat voor 12,5 % van de academische programma’s en 5,7 % van de toegepaste opleidingsprogramma’s geldt dat in ten minste 10 % van de vakken aandacht wordt besteed aan deze onderwerpen (The Shifters, 2022). De afgelopen jaren hebben de Gemeenschappen hun inspanningen opgevoerd om de groene transitie in hun hogeronderwijssectoren te ondersteunen. De Waalse regering heeft hiervoor 4 miljoen EUR uitgetrokken, waarmee onder andere het onderzoek naar onderwijs voor duurzame ontwikkeling wordt ondersteund, door de oprichting van een interinstitutionele leerstoel 37 . Daarnaast stimuleert het platform voor duurzame ontwikkeling (“Commission développement durable”) van ARES (federatie van instellingen voor hoger onderwijs) de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken tussen hogeronderwijsinstellingen 38. . In Vlaanderen brengt de Commissie Duurzaam Hoger Onderwijs 39 brings together experts, stakeholders and deskundigen, belanghebbenden en bestuurders van universiteiten samen in een samenwerkingsplatform om de transitie van de sector te ondersteunen. Het Duurzaam Educatiepunt heeft ook een tool voor zelfevaluatie ontwikkeld om medewerkers te ondersteunen bij de ontwikkeling van de duurzaamheidscompetenties van hun studenten 40 . In de STEM-agenda 2030 heeft Vlaanderen zich ertoe verbonden de STEM-competenties onder de algemene bevolking, met inbegrip van jongeren in kwetsbare situaties, te vergroten. Bij een evaluatie van de STEM-academies werd een positief effect waargenomen op het inzicht van jongeren in het belang van STEM voor de samenleving, hun zelfvertrouwen en hun competentiegevoel. De academies hebben ervoor gezorgd dat meer meisjes verder willen studeren en een loopbaan in STEM willen nastreven (Blondeel en Coussement, 2022; OESO, 2023a). Dit is veelbelovend in het licht van het constant lage aandeel STEM-afgestudeerden (en met name vrouwelijke afgestudeerden) in België in vergelijking met de rest van de EU (zie figuur 2).

Kader 2: Onderwijs voor en over duurzaamheid

Met de steun van het Ecocampus-programma van het Duurzaam Educatiepunt hebben vijf universiteiten in Vlaanderen samengewerkt om een onlineleermodule te creëren op basis van onderzoeksgegevens, die gericht is op leerkrachten van hogeronderwijsinstellingen die leren voor duurzame ontwikkeling in hun cursussen willen integreren.

De module bestaat uit drie sessies en een rijke verzameling van middelen, waaronder conceptuele fundamenten, onderwijs en evaluatie, en versterking van het onderwijs voor duurzaamheid op institutioneel niveau, op een coöperatieve manier.

https://duurzaamheidseducatie.paddlecms.net
Figuur 2: Aandeel STEM-afgestudeerden in het totale aantal afgestudeerden, naar geslacht, 2022 (%)

6. Volwasseneneducatie

Er nemen steeds minder volwassenen deel aan een leven lang leren. Uit de gegevens voor 2022 blijkt een daling van 4,5 procentpunten ten opzichte van 2016 (34,9 % tegenover 39,4 %), in tegenstelling tot de EU-trend (het EU-gemiddelde steeg van 37,4 % tot 39,5 %) 41 . Dit is ook lager dan het nationale streefcijfer voor 2030 van 60,9 % van de volwassenen die elk jaar een opleiding volgen. De participatiegraad in volwassenenonderwijs en -opleiding hangt samen met het behaalde opleidingsniveau (53,6 % voor mensen die tertiair onderwijs hebben genoten tegenover 12,5 % voor mensen die uitsluitend lager onderwijs of lager secundair onderwijs hebben genoten). Belgische mannen nemen minder vaak deel dan vrouwen (31 % tegenover 38,8 %), maar beide percentages liggen onder het EU-gemiddelde van 38 % voor mannen en 41 % voor vrouwen. Jongere volwassenen nemen vaker deel aan volwasseneneducatie (41,6 % van de 25- tot 34-jarigen neemt deel aan onderwijs, tegenover 25 % van de 55- tot 64-jarigen). In de index van de digitale economie en samenleving (DESI) van 2024 scoorde België boven het EU-gemiddelde voor het percentage volwassenen met ten minste digitale basisvaardigheden (59,4 %, EU: 55,6 %). Dit is een stijging met 4,6 procentpunten ten opzichte van het voorgaande jaar. Er blijven echter belangrijke uitdagingen bestaan op het gebied van digitale basisvaardigheden en geavanceerde digitale vaardigheden, en er moet meer worden gedaan om het aanhoudende tekort aan arbeidskrachten in ICT-functies in het land aan te pakken (Europese Commissie, 2024c).

Met regionale strategieën worden vaardigheden voor de groene transitie ondersteund. In 2021 werd een kwart van alle banen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als groen geclassificeerd, en zowel in Vlaanderen als in Wallonië viel tot een vijfde van alle banen onder deze classificatie (OESO, 2023d). Naast het geactualiseerde Belgische herstel- en veerkrachtplan, dat sterk gericht is op de groene transitie, hebben de gewesten hun eigen plannen ontwikkeld op basis van de daarmee samenhangende noodzaak om de beroepsbevolking bij en om te scholen. Met de Vlaamse strategie voor groene vaardigheden 42 wordt de basis gelegd voor het Vlaamse Gewest om een voortrekkersrol te spelen in de Europese groene transitie. Met het instrument voor technische ondersteuning van de Commissie werd de ontwikkeling van deze strategie ondersteund, samen met een routekaart voor de uitvoering en het governancekader. Om de doelstellingen van de strategie te verwezenlijken, zijn er meerdere initiatieven op het gebied van groene vaardigheden opgezet, waarbij kmo’s, via Edusprong ondersteunde onderwijscentra 43, sectorale organisaties en particuliere initiatieven betrokken zijn. In Wallonië beantwoordt het plan “Wallonie compétences d’avenir” aan de vraag op de arbeidsmarkt naar een goed opgeleide beroepsbevolking, met inbegrip van vaardigheden in verband met de groene transitie, en wordt hierbij het duurzaamheidsconcept in het opleidingsaanbod geïntegreerd via een aanpak met meerdere partners.

Verwijzingen

Toelichting

Publication details

  • Catalogue numberNC-AN-24-001-NL-Q
  • ISBN978-92-68-19027-2
  • ISSN2466-9997
  • DOI10.2766/795597

EN

FR

NL

Eventuele opmerkingen of vragen kunnen worden gestuurd naar:

EAC-UNITE-A2@ec.europa.eu