Onderwijs- en opleidingsmonitor 2021

Onderwijs- en opleidingsmonitor 2021

Overzicht van de doelstellingen van de EU op het gebied van onderwijs en opleiding

De Resolutie van de Raad betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese Onderwijsruimte en verder (2021 2030) heeft een reeks referentieniveaus gedefinieerd voor wat betreft de gemiddelde onderwijs- en opleidingsprestaties in Europa (“EU-doelstellingen”) die de strategische prioriteiten van de Resolutie moeten ondersteunen.

Periodieke monitoring van de vooruitgang met het oog op de vastgestelde doelstellingen vindt plaats aan de hand van het systematisch verzamelen en analyseren van internationaal vergelijkbare gegevens en levert een wezenlijke bijdrage aan op feiten gebaseerde beleidsvorming.

De Lidstaten komen de volgende zeven EU-doelstellingen overeen: hieronder vindt u een omschrijving van alle zeven doelstellingen, de bijbehorende statistieken voor de EU en elk land en een korte analyse (de gegevens voor de zeven doelstellingen zijn ook beschikbaar in een meertalig Excel-bestand en op de desbetreffende pagina van Eurostat met actuele en aanpasbare datasets, grafieken en kaarten)

EU-streefcijfer: Het percentage 15‑jarigen dat slecht presteert op het gebied van lezen, wiskunde en wetenschappen moet uiterlijk in 2030 minder dan 15 % bedragen.

BEST PRESTERENDE EU-LANDEN:
Lezen: Estland, Ierland, Finland
Wiskunde: Estland, Polen, Denemarken
Wetenschappen: Estland, Finland, Polen

2018 Trend 2018 Trend 2018 Trend
Lezen   Wiskunde   Wetenschappen  
EU 22,5 2,8 22,9 0,2 22,3 4,5
België 21,3 3,6 19,7 0,6 20,0 2,0
Bulgarije 47,1 6,1 44,4 -2,7 46,5 7,7
Tsjechië 20,7 -2,4 20,4 -2,0 18,8 1,5
Denemarken 16,0 0,8 14,6 -2,5 18,7 2,1
Duitsland 20,7 2,2 21,1 2,4 19,6 4,8
Estland 11,1 -2,2 10,2 -2,5 8,8 0,5
Ierland 11,8 -5,4 15,7 -5,2 17,0 1,8
Griekenland 30,5 9,2 35,8 5,4 31,7 6,4
Spanje 23,2 3,6 24,7 0,9 21,3 3,1
Frankrijk 20,9 1,1 21,3 -1,2 20,5 1,2
Kroatië 21,6 -0,8 31,2 -2,0 25,4 6,9
Italië 23,3 2,3 23,8 -1,2 25,9 5,3
Cyprus 43,7 : 36,9 : 39,0 :
Letland 22,4 4,8 17,3 -5,3 18,5 3,8
Litouwen 24,4 0,0 25,6 -0,8 22,2 5,2
Luxemburg 29,3 3,3 27,2 3,3 26,8 3,1
Hongarije 25,3 7,7 25,6 3,3 24,1 10,0
Malta 35,9 -0,4 30,2 -3,5 33,5 1,0
Nederland 24,1 9,8 15,8 2,4 20,0 6,8
Oostenrijk 23,6 : 21,1 : 21,9 :
Polen 14,7 -0,3 14,7 -5,8 13,8 0,7
Portugal 20,2 2,6 23,3 -0,5 19,6 3,1
Roemenië 40,8 0,4 46,6 -0,4 43,9 2,5
Slovenië 17,9 -3,3 16,4 -4,0 14,6 -0,2
Slowakije 31,4 9,2 25,1 4,1 29,3 10,0
Finland 13,5 5,4 15,0 7,1 12,9 6,9
Zweden 18,4 1,0 18,8 -2,3 19,0 -0,1
IJsland 26,4 9,6 20,7 3,7 25,0 7,1
Noorwegen 19,3 4,3 18,9 0,7 20,8 5,0
Zwitserland 23,6 6,8 16,8 3,3 20,2 6,2
Montenegro 44,4 -5,1 46,2 -12,3 48,2 -5,4
Noord-Macedonië 55,1 : 61,0 : 49,5 :
Servië 37,7 4,9 39,7 -0,9 38,3 3,9
Turkije 26,1 1,6 36,7 -5,5 25,2 -4,8
VAN DICHTERBIJ BEKEKEN: Het blijft moeilijk om het aantal leerlingen dat basistaken voor wiskunde, wetenschappen en lezen niet kan maken terug te dringen. Tussen 2012 en 2015 is de EU eigenlijk verder afgeweken van haar streefcijfer voor basisvaardigheden. In de meeste landen presteren leerlingen met een migratieachtergrond slechter dan leerlingen zonder. Daaruit blijkt dat investeren in gelijke kansen voor alle leerlingen een topprioriteit in de EU blijft.

Bron: OESO (PISA 2009, 2018).
Opmerkingen: ondermaatse prestatie betekent niveau 2 op de PISA-schaal voor lezen, wiskunde of wetenschappen niet halen. De aangegeven trend verwijst naar de verandering in de procentpunten in 2009-2018. De vergelijkbaarheid van de gegevens over lezen van PISA 2018 voor Spanje met de gegevens van eerdere PISA-beoordelingen kan niet volledig worden gewaarborgd. Zie deel 2.2.1 van de Onderwijs- en opleidingsmonitor 2021 voor meer informatie (ec.europa.eu/education/monitor).

EU-streefcijfer: Het percentage leerlingen van de achtste graad dat slecht presteert op het gebied van computer- en informatiegeletterdheid moet uiterlijk in 2030 minder dan 15 % bedragen.

BEST PRESTERENDE EU-LANDEN: Tsjechië, Denemarken, Polen

Jaar Beperkt vaardigheidsniveau Jongens Meisjes
Tsjechië 2013 15,0 17,3 12,8
Denemarken 2018 16,2 21,6 10,7
2013 21,4 24,1 18,6
Duitsland 2018 33,2 36,5 29,6
2013 29,2 32,9 25,3
Frankrijk 2018 43,5 49,2 37,8
Kroatië 2013 35,9 40,0 31,6
Litouwen 2013 45,1 49,1 40,9
Luxemburg 2018 50,6 55,4 45,0
Nederland 2013 26,4 29,9 22,5
Polen 2013 25,3 27,6 23,0
Portugal 2018 33,5 36,0 30,8
Slovenië 2013 35,8 44,1 27,2
Slowakije 2013 32,8 36,3 29,3
Finland 2018 27,3 33,7 20,7
Noorwegen 2013 24,0 : :
VAN DICHTERBIJ BEKEKEN: De laatste twee jaar heeft de COVID-19-crisis duidelijk gemaakt hoe belangrijk fundamentele en geavanceerde digitale vaardigheden zijn voor de instandhouding van onze economieën en samenlevingen. Digitale vaardigheden zijn met name een voorwaarde geworden voor deelname aan leren, werken en sociale contacten tijdens de vele lockdowns. Deze vaardigheden moeten vanaf jonge leeftijd worden ontwikkeld ter ondersteuning van de digitale transformatie. Uit ICILS-gegevens van 2013 en 2018 blijkt dat er nog een hele weg moet worden afgelegd om het EU-streefcijfer voor 2030 te bereiken en dat er tekorten zijn waaraan iets moet worden gedaan.

Bron: IEA (ICILS 2013, 2018).
Opmerkingen: ondermaatse prestatie is gedefinieerd als prestatie onder de drempel van niveau 2 (492 punten) op de schaal voor digitale en informatiegeletterdheid van het ICILS. Italië nam in 2018 deel aan ICILS, maar de tests werden afgenomen in het begin van het schooljaar. De resultaten zijn niet vergelijkbaar met die van de andere landen en worden niet vermeld. Voor opmerkingen per land, zie tabel 3.4 in de respectievelijke internationale verslagen van ICILS 2013 en ICILS 2018.

EU-streefcijfer: Ten minste 96 % van de kinderen tussen 3 jaar en de leerplichtige leeftijd in het basisonderwijs moet uiterlijk in 2030 deelnemen aan voor- en vroegschoolse educatie en kinderopvang.

BEST PRESTERENDE EU-LANDEN: Frankrijk, Ierland, België
GROOTSTE VOORUITGANG 2013-2019: Cyprus, Ierland, Polen

2019 Trend 2019
Totaal   3 jaar 4+ jaar
EU 92,8 1,0 87,8 95,1
België 98,3 0,0 97,9 98,5
Bulgarije 79,9 -3,9 71,6 82,7
Tsjechië 86,3 9,5 77,6 90,7
Denemarken 97,7 0,1 96,5 98,3
Duitsland 94,0 -1,8 90,4 95,8
Estland 91,5 1,9 87,3 92,9
Ierland 100,0e 17,6 99,2e 100,0e
Griekenland 68,8 -16,5 34,9 85,6
Spanje 97,3 0,7 96,1 97,8
Frankrijk 100,0p 0,0 100,0p 100,0p
Kroatië 79,4 11,8 71,5 81,8
Italië 93,6 -3,7 91,1 94,8
Cyprus 90,1 20,7 76,0 97,0
Letland 94,1 2,8 89,1 95,9
Litouwen 89,6 6,2 84,5 91,3
Luxemburg 88,4 -1,5 69,0 97,9
Hongarije 92,9 4,6 87,2 95,8
Malta 91,9 -7,5 89,0 94,9
Nederland 90,5 -3,6 76,9 97,2
Oostenrijk 89,9 3,4 77,8 96,0
Polen 90,3e 13,9 77,6e 94,5e
Portugal 92,2d 3,5 83,7d 96,6
Roemenië 78,6 -5,5 71,0 82,3
Slovenië 92,1 4,2 89,1 93,6
Slowakije 77,8 5,5 69,3 82,6
Finland 88,8 8,8 80,4 91,4
Zweden 95,6 0,6 93,4 96,3
IJsland 96,8 0,7 96,3 97,0
Noorwegen 97,1 0,4 96,4 97,4
Noorwegen 49,4 2,7 2,4 73,3
Montenegro : : : :
Noord-Macedonië 42,3 12,6 34,8 45,9
Servië 67,3 4,2 57,3 :
Turkije 43,2 : 10,7 59,6
VAN DICHTERBIJ BEKEKEN: In 2019 nam 92,8 % van de kinderen tussen 3 jaar en de leerplichtige leeftijd in het basisonderwijs deel aan voor- en vroegschoolse educatie en opvang. In de voorafgaande vijf jaar zijn in de meeste landen stijgingen vastgesteld. Het streefcijfer moet worden gezien in samenhang met beleidsadvies over de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie en opvang. De lidstaten werken zowel aan een grotere toegankelijkheid van voor- en vroegschoolse educatie en opvang als aan de verbetering van de kwaliteit van het personeel en de programma’s.

Bron: Eurostat (UOE), onlinegegevenscode [educ_uoe_enra21]; educ_uoe_enra20 (age 3); educ_uoe_enra10 (age 4+).
Opmerkingen: de leerplichtige leeftijd in het basisonderwijs verschilt van land tot land. Zie deel 2.3 van de Onderwijs- en opleidingsmonitor 2021 voor meer informatie (ec.europa.eu/education/monitor). De aangegeven trend verwijst naar de verandering in de procentpunten in 2013-2019.

EU-streefcijfer: Uiterlijk in 2030 moet het aandeel voortijdige verlaters van onderwijs en opleiding minder dan 9 % bedragen.

BEST PRESTERENDE EU-LANDEN: Kroatië, Griekenland, Slovenië
GROOTSTE VOORUITGANG 2010-2020: Portugal, Spanje, Griekenland

2020 Trend 2020
Totaal   Mannen Vrouwen
EU 9,9 -3,9 11,8 8,0
België 8,1 -3,8 10,2 5,9
Bulgarije 12,8 0,2 13,4 12,1
Tsjechië 7,6 2,7 7,5 7,6
Denemarken 9,3 -2,2 11,7 6,8
Duitsland 10,1bp -1,7 11,8bp 8,3bp
Estland 7,5 -3,5 9,2 5,8
Ierland 5,0 -6,9 5,4 4,7
Griekenland 3.8 -9.7 4,4 3,1
Spanje 16,0 -12,2 20,2 11,6
Frankrijk 8,0 -4,7 9,7 6,3
Kroatië 2,2u -3,0 2,4u 2,0u
Italië 13,1 -5,5 15,6 10,4
Cyprus 11,5 -1,2 15,0 8,4
Letland 7,2 -5,7 9,5 4,7
Litouwen 5,6 -2,3 7,7 3,4u
Luxemburg 8,2 1,1 10,7 5,7
Hongarije 12,1 1,3 12,9 11,3
Malta 12,6 -8,8 14,7 10,2
Nederland 7,0 -3,1 8,7 5,3
Oostenrijk 8,1 -0,2 10,0 6,3
Polen 5,4 0,0 7,0 3,7
Portugal 8,9 -19,4 12,6 5,1
Roemenië 15,6 -3,7 14,7 16,6
Slovenië 4,1 -0,9 4,6u 3,4u
Slowakije 7,6 2,9 7,7 7,4
Finland 8,2 -2,1 9,4 7,0
Zweden 7,7 1,2 9,0 6,3
IJsland 14,8b -7,8 17,8b 11,6b
Noorwegen 9,9 -7,5 11,6 8,0
Zwitserland 4,0 -2,7 4,7 3,3
Montenegro 3,6 : : :
Noord-Macedonië 5,7 -9,8 5,7 5,8
Servië 5,6 -2,7 5,4 5,8
Turkije 26,7 -16,4 27,5 25,8
VAN DICHTERBIJ BEKEKEN: Het is nog steeds een prioriteit van de EU om het aantal jongeren dat hun onderwijs of opleiding verlaat voor ze het hoger secundair onderwijs hebben afgemaakt, terug te dringen. Jonge mannen lopen meer kans dan jonge vrouwen om voortijdig onderwijs of opleiding te verlaten en jongeren die in het buitenland geboren zijn hebben opvallende nadelen. In vele lidstaten bestaan regionale verschillen.

Bron: Eurostat, (arbeidskrachtenenquête EU), onlinegegevenscode [edat_lfse_14].
Opmerkingen: de indicator heeft betrekking op personen in de leeftijdscategorie van 18 tot en met 24 jaar met ten hoogste ISCED 2-niveau die niet langer formeel of informeel onderwijs of een formele of informele opleiding volgen. De aangegeven trend verwijst naar de verandering in de procentpunten in 2010-2020.

EU-streefcijfer: Het percentage 25- tot 34-jarigen met een diploma tertiair onderwijs moet uiterlijk in 2030 ten minste 45 % bedragen.

BEST PRESTERENDE EU-LANDEN: Luxemburg, Ierland, Cyprus
GROOTSTE VOORUITGANG 2010-2020: Oostenrijk, Luxemburg, Portugal

2020 Trend 2020
Totaal   Mannen Vrouwen
EU 40,5 8,3 35,2 46,0
België 48,5 4,7 40,8 56,2
Bulgarije 33,0 5,5 27,2 39,1
Tsjechië 33,0 10,4 26,1 40,4
Denemarken 47,1 9,5 39,0 55,5
Duitsland 35,1bp 9,1 33,9bp 36,4bp
Estland 43,1 4,9 32,7 54,7
Ierland 58,4 8,8 54,5 62,2
Griekenland 43,7 13,1 36,7 51,0
Spanje 47,4 7,1 41,3 53,5
Frankrijk 49,4 6,7 45,9 52,8
Kroatië 36,6 10,8 27,5 45,8
Italië 28,9 8,1 22,9 35,0
Cyprus 57,8 9,7 47,3 67,8
Letland 44,2 9,5 33,8 55,3
Litouwen 56,2 9,9 45,6 68,1
Luxemburg 60,6 16,4 55,0 66,3
Hongarije 30,7 4,6 25,3 36,4
Malta 40,1 15,8 36,3 44,7
Nederland 52,3 12,0 47,5 57,1
Oostenrijk 41,4 20,7 37,3 45,7
Polen 42,4 5,3 32,7 52,6
Portugal 41,9 16,4 34,6 49,0
Roemenië 24,9 4,2 21,7 28,3
Slovenië 45,4 14,1 35,8 56,6
Slowakije 39,0 15,0 29,3 49,2
Finland 43,8 4,6 35,9 52,2
Zweden 49,2 6,9 40,6 58,3
IJsland 41,7b 5,5 34,0b 50,4b
Noorwegen 50,9 5,9 41,7 60,6
Zwitserland 53,0 15,6 50,8 55,3
Montenegro 40,4 : 35,9 45,0
Noord-Macedonië 37,7 15,9 31,6 44,1
Servië 32,6 13,7 26,1 39,3
Turkije 36,2 19,4 35,5 36,8
VAN DICHTERBIJ BEKEKEN: Het percentage personen met een diploma tertiair onderwijs in de EU is hoog, maar vertoont grote verschillen tussen en binnen de landen. Algemeen genomen is er in de EU een groot verschil tussen dat percentage bij vrouwen en mannen, waarbij vrouwen vaker een diploma tertiair onderwijs hebben. De sociale dimensie van het hoger onderwijs moet dringend aandacht krijgen, met name om de deelname van kansarme groepen te ondersteunen.

Bron: Eurostat, (arbeidskrachtenenquête EU), onlinegegevenscode [edat_lfse_03].
Opmerkingen: de indicator heeft betrekking op personen in de leeftijdscategorie van 25 tot en met 34 jaar die ISCED 5 tot 8 hebben afgemaakt. De aangegeven trend verwijst naar de verandering in de procentpunten in 2010-2020.

EU-streefcijfer: Het percentage pas afgestudeerden van beroepsonderwijs en -opleiding dat tijdens die studies of opleiding werkplekleren heeft gevolgd, moet uiterlijk in 2025 ten minste 60 % bedragen.
Werkplekleren helpt jongeren en volwassenen een vlottere overgang maken van school of werkloosheid naar de arbeidsmarkt. De gegevens die ten grondslag liggen van het EU-streefcijfer voor 2030 zullen echter pas vanaf 2022 beschikbaar zijn. Op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding zijn andere belangrijke indicatoren de inzetbaarheid van pas afgestudeerden en de leermobiliteit tijdens het formele onderwijs. In 2020 was 76,1 % van de pas afgestudeerden uit beroepsonderwijs en -opleiding aan het werk. Ze deden het beter dan hun collega’s uit het algemeen middelbaar onderwijs. 
EU-streefcijfer: Uiterlijk in 2025 moet ten minste 47 % van de volwassenen in de leeftijdscategorie 25-64 jaar in de laatste 12 maanden aan leeractiviteiten hebben deelgenomen.

De COVID-19-pandemie heeft de reeds trage vooruitgang van volwasseneneducatie in de EU onderbroken. De pandemie heeft echter een impuls gegeven aan volwasseneneducatie als beleidsdoelstelling. De lidstaten hebben overeenstemming bereikt over een EER-streefcijfer voor 2025 van ten minste 47 %. Bij de goedkeuring van het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten op de top van Porto in 2021 werd daaraan een streefcijfer van 60 % voor 2030 toegevoegd. Beide streefcijfers zijn gebaseerd op een nieuwe manier van meten, die in 2022 voor het eerst op volwasseneneducatie zal worden toegepast.

Deelname aan volwasseneneducatie was een streefcijfer in de vorige strategische kaders voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding, maar was altijd geconcentreerd op de korte periode van vier weken vóór de enquête. Het huidige EU-streefcijfer verwijst naar de twaalf maanden voorafgaand aan de enquête.

De periode van twaalf maanden maakt het mogelijk alle leerervaringen in aanmerking te nemen en een overzicht van de participatie te geven dat dichter bij de realiteit van vandaag ligt. Volwassenen volgen vaker (zeer) korte cursussen, seminars en andere leerervaringen die in het bedrijf, door private bedrijven of autoriteiten worden georganiseerd op verschillende niveaus en door verschillende aanbieders, van gespecialiseerde centra tot sociale partners en maatschappelijke organisaties. Een dergelijke deelname wordt waarschijnlijk niet meegerekend wanneer alleen rekening wordt gehouden met de periode van vier weken, maar komt waarschijnlijk wel in het vizier als de periode van twaalf maanden wordt toegepast.

Algemene opmerkingen
De trends en vooruitgang in procentpunten in deze folder zijn berekend tot op één cijfer na de komma en sluiten geen tussentijdse breuken in tijdreeksen uit.
:=gegevens niet beschikbaar of niet betrouwbaar wegens zeer geringe omvang van de steekproef
b=breuk in tijdreeks
d=verschillende definitie
e=raming
p=voorlopig
u=geringe betrouwbaarheid

EU-streefcijfers
Referentieniveaus van Europese gemiddelde prestaties in onderwijs en opleiding, zoals gedefinieerd in de Resolutie van de Raad betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese Onderwijsruimte en verder (2021-2030) die in februari 2021 is aangenomen.

ISCED: Internationale standaardclassificatie van het onderwijs (2011)
0 Voorschoolse educatie
1 Basisonderwijs
2 Lager secundair onderwijs
3 Hoger secundair onderwijs
4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs
5 Tertiair onderwijs korte cyclus
6 Bachelorniveau of gelijkwaardig
7 Masterniveau of gelijkwaardig
8 Doctoraatsniveau of gelijkwaardig

Lidstaten die het EU-streefcijfer hebben bereikt voor het gegeven jaar

Voor verdere beschrijvingen, een analyse en opmerkingen zie de Onderwijs- en opleidingsmonitor 2021 (http://ec.europa.eu/education/policy/strategic-framework/et-monitor_nl)